Samenstelling
Navazil (hydrochloride) Navamedic
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Exelon capsule (als waterstoftartraat) Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Exelon pleister Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Pleister voor transdermaal gebruik
- Sterkte
- 4,6 mg/etmaal, 9,5 mg/etmaal, 13,3 mg/etmaal
De pleister van 4,6 mg/etmaal heeft een oppervlakte van 5 cm² en bevat 9 mg rivastigmine; de pleister van 9,5 mg/etmaal heeft een oppervlakte van 10 cm² en bevat 18 mg rivastigmine; de pleister van 13,3 mg heeft een oppervlakte van 15 cm² en bevat 27 mg rivastigmine.
Prometax (als waterstoftartraat) Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 6 mg
Rivastigmine capsule (als waterstoftartraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Rivastigmine pleister Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Pleister voor transdermaal gebruik
- Sterkte
- 4,6 mg/etmaal, 9,5 mg/etmaal, 13,3 mg/etmaal
De pleister van 4,6 mg/etmaal heeft een oppervlakte van 5 cm² en bevat 9 mg rivastigmine; de pleister van 9,5 mg/etmaal heeft een oppervlakte van 10 cm² en bevat 18 mg rivastigmine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden.
Advies
Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden.
Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van licht tot matig-ernstige dementie van het Alzheimertype.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Symptomatische behandeling van lichte tot matig-ernstige dementie van het Alzheimer-type.
- Alleen capsule: Symptomatische behandeling van lichte tot matig-ernstige dementie bij de ziekte van Parkinson.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De tablet kan in gelijke helften verdeeld worden.
Lichte tot matig-ernstige dementie van het Alzheimertype
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 5 mg 1×/dag gedurende ten minste een maand; na klinische evaluatie de dosis eventueel verhogen tot max. 10 mg 1×/dag. Het klinisch voordeel en het kunnen verdragen door de patiënt, regelmatig evalueren volgens de huidige klinische richtlijnen. De onderhoudsbehandeling voortzetten zolang de patiënt er therapeutisch voordeel van heeft.
Bij nierinsufficiëntie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Bij leverinsufficiëntie: bij lichte tot matige leverinsufficiëntie een dosisescalatie uitvoeren op geleide van individuele tolerantie, vanwege een mogelijk verhoogde blootstelling. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie is niet onderzocht.
Toediening: de tablet ’s avonds innemen, onmiddellijk voor het naar bed gaan. Overweeg als slaapafwijkingen (abnormale dromen, nachtmerries of slapeloosheid) optreden om 's ochtends in te nemen,
Doseringen
Licht tot matig ernstige dementie bij de ziekte van Alzheimer
Volwassenen
Capsule: Begindosering: 1,5 mg 2×/dag tijdens de maaltijd; bij goed verdragen na minimaal twee weken verhogen met 1,5 mg per keer; onderhoudsdosering: 3–6 mg 2×/dag; maximaal 6 mg 2×/dag. Pleister: Begindosering: 4,6 mg/etmaal; bij goed verdragen na minimaal vier weken verhogen tot aanbevolen werkzame onderhoudsdosering van 9,5 mg/etmaal; bij een lichaamsgewicht < 50 kg of bij een gestoorde leverfunctie extra voorzichtig zijn bij titreren vanwege meer kans op bijwerkingen. Dosisescalatie naar de pleister van 13,3 mg/etmaal mag alleen overwogen worden, als de pleister van 9,5 mg/etmaal na minimale behandeling van 6 maanden goed wordt verdragen en er sprake is van een betekenisvolle cognitieve en/of functionele achteruitgang. Bij optreden van bijwerkingen (m.n. bij ernstig braken) de behandeling tijdelijk staken totdat deze bijwerkingen zijn verdwenen. Wanneer de behandeling voor minder dan 3 dagen is onderbroken, de behandeling met dezelfde dosering vervolgen. Anders opnieuw starten met capsule à 1,5 mg 2×/dag of een pleister à 4,6 mg/etmaal. De behandeling beëindigen indien na 3 maanden de mate van achteruitgang in dementiesymptomen niet positief veranderd is.
Omschakeling van capsule naar pleister: orale dosis van 3–6 mg/dag omzetten naar transdermaal 4,6 mg/etmaal; orale dosis van 9–12 mg/dag omzetten naar transdermaal 9,5 mg/etmaal; de eerste pleister aanbrengen op de dag nadat de laatste capsule is genomen.
De pleister niet in stukken knippen. De pleister op een schoon, droog, haarloos, onbeschadigd deel van de huid op onder- of bovenrug, bovenarm of borst plakken, op een plaats waarlangs geen nauwsluitende kleding wrijft. Niet op dij of buik aanbrengen vanwege een verminderde biologische beschikbaarheid vanuit deze plaatsen. Niet aanbrengen op rode, geïrriteerde of verwonde huid. Niet binnen 14 dagen op dezelfde plaats op de huid aanbrengen om huidirritatie te voorkomen. De pleister na 24 uur vervangen door een nieuwe; men mag slechts één pleister tegelijkertijd dragen. Als de pleister loslaat, een nieuwe aanbrengen voor de rest van de dag. De pleister kan ook tijdens baden en warm weer gebruikt worden. De pleister niet lange tijd blootstellen aan externe warmtebronnen (sauna, zonnebank, overmatig zonlicht).
Licht tot matig ernstige dementie bij de ziekte van Parkinson
Volwassenen
Capsule: Begindosering: 1,5 mg 2×/dag tijdens de maaltijd; bij goed verdragen na minimaal twee weken verhogen met 1,5 mg per keer; onderhoudsdosering: 3–6 mg 2×/dag; maximaal 6 mg 2×/dag. Bij optreden van bijwerkingen (vooral bij ernstig braken) de behandeling tijdelijk staken totdat deze bijwerkingen zijn verdwenen. Wanneer de behandeling voor minder dan 3 dagen is onderbroken, de behandeling met dezelfde dosering vervolgen. Anders opnieuw starten met capsule à 1,5 mg 2×/dag. De behandeling beëindigen indien na 3 maanden de mate van achteruitgang in dementiesymptomen niet positief veranderd is.
De capsules heel doorslikken bij het ontbijt en de avondmaaltijd.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid. Hoofdpijn.
Vaak (1-10%): verkoudheid. Anorexia. Hallucinaties, agitatie, agressief gedrag. Syncope, duizeligheid, slapeloosheid. Braken, buikklachten. Huiduitslag, jeuk. Spierkrampen. Urine-incontinentie. Vermoeidheid, pijn. Valincidenten.
Soms (0,1-1%): epileptische aanval. Bradycardie. Maag-darmbloeding, maag- en duodenumzweren. Lichte toename in serumconcentratie van creatinekinase in spier.
Zelden (0,01-0,1%): extrapiramidale symptomen. Sinoatriaal blok, atrioventriculair blok. Leverfunctiestoornis (o.a. hepatitis).
Zeer zelden (< 0,01%): neuroleptisch maligne syndroom, rabdomyolyse.
Verder: pisa-syndroom, polymorfe ventriculaire tachycardie (incl. 'torsade de pointes'), verlengd QT-interval op ECG.
Bijwerkingen
Capsule: Zeer vaak (> 10%): maag-darmklachten (misselijkheid (29–38%), braken (16–23%), diarree) vaker bij vrouwen, duizeligheid, anorexie, dehydratie; met name bij parkinsondementie: vallen.
Vaak (1-10%): verminderde eetlust, nachtmerries, slapeloosheid, angst, tremor, slaperigheid, hoofdpijn, buikpijn, dyspepsie, asthenie, vermoeidheid, toegenomen transpiratie, speekselhypersecretie; met name bij parkinsondementie: verergering van de ziekte van Parkinson, bradykinesie, dyskinesie, hypokinesie, tandradfenomeen, loopstoornis, Parkinsonsloop, visuele hallucinatie, hypertensie; met name bij Alzheimerdementie: centrale bijwerkingen (agitatie, verwarring), gewichtsverlies, malaise.
Soms (0,1-1%): met name bij parkinsondementie: dystonie, hypotensie, atriumfibrilleren, AV-blok; bij Alzheimerdementie: depressie, syncope, verhoogde leverfunctiewaarden.
Zelden (0,01-0,1%): maag-darmulceraties, angina pectoris, epileptische aanvallen, huiduitslag.
Zeer zelden (< 0,01%): bij Alzheimerdementie: urineweginfectie, maag-darmbloedingen, pancreatitis, hallucinaties, extrapiramidale verschijnselen, hartaritmieën, hypertensie.
Verder is gemeld: agressie, rusteloosheid, sick sinus syndroom, hepatitis, jeuk, allergische dermatitis. Dosisvermindering of herstart met een tragere titratiefase kan bijwerkingen als hypertensie en hallucinatie bij Alzheimerdementie en verergering van extrapiramidale symptomen bij parkinsondementie bij sommige patiënten verminderen. Enkele gevallen van ernstig braken zijn in verband gebracht met oesofagusruptuur.
Pleister: Vaak (1-10%): urineweginfectie, anorexie, verminderde eetlust, angst, depressie, delirium, agitatie, hoofdpijn, syncope, duizeligheid, maag-darmklachten, huiduitslag, urine-incontinentie, huidreacties op de plaats van toediening (met name erytheem, jeuk), asthenie, koorts, gewichtsverlies.
Soms (0,1-1%): dehydratie, agressie, psychomotorische hyperactiviteit, bradycardie, maagzweer.
Zelden (0,01-0,1%): vallen.
Zeer zelden(< 0,01%): extrapiramidale verschijnselen.
Verder zijn gemeld: hallucinatie, rusteloosheid, nachtmerries, verergering van de ziekte van Parkinson, epilepsie, tremor, slaperigheid, atriumfibrilleren, AV-blok, tachycardie, sick sinus syndroom, pancreatitis, hepatitis, verhoogde waarden leverfunctietest, blaren, allergische dermatitis.
Interacties
CYP3A4- en CYP2D6-remmers (als resp. ketoconazol en kinidine) kunnen het metabolisme van donepezil remmen. Enzyminductoren, zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine en alcohol kunnen de concentratie verlagen.
Versterkt het effect van suxamethonium en andere cholinomimetica, zoals neostigmine, pyridostigmine, systemisch pilocarpine. Antagoneert het effect van anticholinerge middelen. Vermijd gelijktijdige toediening met andere remmers van acetylcholinesterase, agonisten of antagonisten van het cholinerge systeem.
Wees vanwege een additief effect voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van β-blokkers en andere middelen die bradycardie veroorzaken (klasse III anti-aritmica, calciumantagonisten, digoxine, pilocarpine).
Vanwege de kans op QTc-verlenging en/of 'torsade de pointes' is toezicht (waaronder ECG-monitoring) geboden bij gelijktijdig gebruik van middelen die QT-verlenging induceren, zoals klasse 1A- en III-antiaritmica (bv. amiodaron, kinidine of sotalol), bepaalde antipsychotica, bepaalde antidepressiva en bepaalde antibiotica (bv claritromycine, erytromycine, levofloxacine, moxifloxacine).
Interacties
Versterkt het effect van suxamethonium en andere cholinomimetica, zoals neostigmine, pyridostigmine, systemisch pilocarpine. Antagoneert het effect van anticholinerge middelen.
Wees vanwege een additief effect voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van β-blokkers en andere middelen die bradycardie (klasse III anti-aritmica, calciumantagonisten, digoxine, pilocarpine) veroorzaken. Vanwege de kans op bradycardie is toezicht (waaronder ECG-monitoring) geboden bij gelijktijdig gebruik van middelen die QT-verlenging en/of 'torsade de pointes' induceren, zoals bepaalde antipsychotica en erytromycine.
Gebruik van nicotine kan de klaring met ca. 23% verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Dierstudies wijzen niet op een teratogeen effect, maar wel op peri- en postnatale toxiciteit (na toediening van zeer hoge doses). Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: Niet gebruiken tijdens de zwangerschap.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren passage van de placenta en een verlengde drachttijd.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja (bij ratten), bij de mens onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (mensen); ja (dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor piperidinederivaten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor carbamaatderivaten;
- eerdere reactie op toedieningsplaats die wijst op allergische contacteczeem bij de pleisters.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cholinesteraseremmers kunnen vagotone effecten uitoefenen op het hartritme en het QTc-interval verlengen. Wees daarom voorzichtig bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen zoals het ‘sicksinussyndroom’ of andere supraventriculaire hartgeleidingsstoornissen zoals sinoatriaal of atrioventriculair blok; en bij (familiaire voorgeschiedenis van) verlengd QTc-interval, comedicatie met middelen met invloed op het QTc-interval, bestaande hartziekte (niet-gecompenseerd hartfalen, recent myocardinfarct, bradyaritmie) of elektrolytstoornissen (hypokaliëmie, hypomagnesiëmie). Bij het optreden van syncope en epileptische aanvallen moet de mogelijkheid van hartblok of lange sinuspauzes worden overwogen.
Cholinomimetica kunnen in enige mate gegeneraliseerde convulsies veroorzaken en extrapiramidale symptomen verergeren of induceren.
Controleer op maag-darmaandoeningen bij patiënten met meer kans op het ontwikkelen van ulcera.
Wees bij een voorgeschiedenis van astma of obstructieve longziekte voorzichtig.
Bij symptomen die wijzen op het neuroleptisch maligne syndroom (als hyperthermie, stijfheid van spieren, autonome instabiliteit, veranderd bewustzijn, verhoogd creatinekinase, myoglobinurie, acuut nierfalen) of onverklaarbare hoge koorts de behandeling staken.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op gewichtsverlies tijdens behandeling, het lichaamsgewicht controleren.
Bij ernstig braken overwegen de dosering te verlagen.
Extra alert zijn: wees in verband met de mogelijke bijwerkingen voorzichtig bij mensen met een gestoorde leverfunctie, gestoorde nierfunctie, geleidingsstoornissen of sick-sinus-syndroom; bij (een familiaire voorgeschiedenis van) QT-verlenging; bij meer kans op 'torsade de pointes' (zoals bij niet-gecompenseerd hartfalen, recent myocardinfarct, bradyaritmie, predispositie voor hypokaliëmie of -magnesiëmie); en bij convulsies of een predispositie hiervoor, maag-darmulcera, astma of obstructieve longziekten, urinewegobstructies; en bij een lichaamsgewicht < 50 kg, vanwege meer kans op bijwerkingen. Patiënten met een ernstig gestoorde leverfunctie zijn niet onderzocht. Bij QT-verlenging of kans op 'torsade de pointes' kan klinische monitoring (ECG) nodig zijn.
Huidreacties: bij allergische dermatitis, overgevoeligheidsreacties van de huid (zeldzaam) de toediening staken. Bij reacties op de aanbrengplek van de pleister die wijzen op allergische contacteczeem, stoppen met de pleister; omzetting op orale toediening kan pas na negatieve uitkomst van allergietesten en onder medisch toezicht, omdat sommige patiënten gesensibiliseerd kunnen zijn geraakt voor rivastigmine. Aanwijzingen voor allergische contacteczeem zijn er als de reacties op de aanbrengplaats zich verspreiden buiten het pleisteroppervlak of bij meer intense lokale reacties of als de symptomen binnen 48 uur na verwijdering van de pleister niet significant verbeteren. Na aanraking van de pleister contact met de ogen vermijden.
Kinderen: er is geen relevante toepassing van rivastigmine bij kinderen < 18 jaar.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
cholinerge crisis, spierzwakte.
Therapie
atropine, begindosering 0,5–2 mg i.v.
Neem voor informatie over een vergiftiging met donepezil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Specifieke en reversibele acetylcholinesteraseremmer.
Kinetische gegevens
Overig | bij lichte tot matige leverfunctiestoornis was de AUC verhoogd met gemiddeld 48% en de Cmax met gem. 39%. |
T max | 3–4 uur. |
Eiwitbinding | 95%. |
Metabolisering | deels door CYP3A4 en in mindere mate door CYP2D6 o.a. tot de actieve 6-O-desmethylmetaboliet; verder ook glucuronidering. |
Eliminatie | 57% met de urine, waarvan 17% onveranderd; 15% met de feces. |
T 1/2el | 70 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Acetyl- en butyrylcholinesteraseremmer van het carbamaattype. Rivastigmine reageert met acetylcholinesterase door vorming van een complex, waardoor het enzym tijdelijk wordt geïnactiveerd. De remming van acetylcholinesterase (en butyrylcholinesterase) door rivastigmine in de liquor cerebrospinalis is bij de ziekte van Alzheimer dosis-afhankelijk (hoogst geteste dosis: 6 mg 2×/dag).
Werking capsule: na 1½ uur. Werkingsduur capsule: 9 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | capsule: voedsel vertraagt de absorptie met ca. 90 min. |
F | bij capsule 3 mg: 36% ± 13%. De verwachte toename in F is 1,5× hoger dan verwacht wordt op basis van de toename in dosering door interactie met het doel-enzym. |
T max | capsule: 1 uur; pleister: 10–16 uur. |
V d | 1,8–2,7 l/kg. |
Metabolisering | snel en uitgebreid door cholinesterase. |
Eliminatie | > 90% binnen 24 uur met de urine als metabolieten. |
T 1/2el | 1,4–1,7 uur (capsule); 3,4 uur (pleister). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
donepezil hoort bij de groep cholinesteraseremmers, centraal werkend.
Groepsinformatie
rivastigmine hoort bij de groep cholinesteraseremmers, centraal werkend.