Samenstelling
Jemperli XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kadcyla XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 100 mg, 160 mg
Bevat na reconstitutie 20 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Dostarlimab kan worden ingezet als behandeling in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij patiënten met mismatch-repair-deficiënt (dMMR)/microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H), gevorderd of gerecidiveerd endometriumcarcinoom. Toevoeging van dostarlimab aan platinabevattende chemotherapie resulteert waarschijnlijk in een langere overleving.
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker (mammacarcinoom) de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Mismatch-repair-deficiënt (dMMR)/microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H), primair gevorderd of gerecidiveerd endometriumcarcinoom (EC), bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling. Geef in combinatie met carboplatine en paclitaxel.
- dMMR/MSI-H, gevorderd of gerecidiveerd EC, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere platinabevattende therapie.
Indicaties
HER2-positief mammacarcinoom
- Vroeg HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie (adjuvante behandeling) bij volwassenen met invasieve restziekte in de borst en/of de lymfeklieren na een op taxaan gebaseerde en HER2-gerichte neoadjuvante behandeling.
- Niet reseceerbaar, lokaal gevorderd of gemetastaseerd HER2-positief mammacarcinoom, als monotherapie bij volwassenen die eerder trastuzumab en een taxaan (afzonderlijk of in combinatie) hebben ontvangen:
- bij falen hiervan óf
- bij een recidief binnen 6 maanden na het voltooien van adjuvante therapie.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de dMMR/MSI-H tumorstatus bevestigen op basis van een gevalideerde testmethode, zoals immunohistochemie, PCR of next-generation sequencing.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
Combinatietherapie: 500 mg elke 3 weken gedurende 6 cycli, in combinatie met carboplatine en paclitaxel, vervolgens 3 weken na cyclus 6 1000 mg als monotherapie elke 6 weken, tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit, of gedurende maximaal 3 jaar.
Monotherapie: 500 mg elke 3 weken voor 4 cycli, na 3 weken gevolgd door 1000 mg elke 6 weken tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er zijn weinig gegevens beschikbaar over een ernstig verminderde nierfunctie of eindstadium nierfalen met dialyse.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over een matig verminderde leverfunctie en geen gegevens over een ernstig verminderde leverfunctie.
Ernstige bijwerkingen: een dosisverlaging wordt niet aanbevolen. Zie voor aanbevelingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals colitis, hepatitis, diabetes mellitus type 1, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie, hypothyroïdie, hyperthyroïdie, pneumonitis, nefritis, ernstige huidreacties, myocarditis, ernstige neurologische toxiciteit, andere immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde reacties) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- Dien toe als i.v.-infusie via een infuuspomp gedurende 30 minuten.
- Niet als push- of bolusinjectie toedienen;
- De uiteindelijke concentratie van de verdunde oplossing moet tussen 2 mg/ml en 10 mg/ml liggen. Het totale volume van de oplossing voor infusie mag niet meer zijn dan 250 ml.
- Dien dostarlimab toe voorafgaand aan carboplatine en paclitaxel, op dezelfde dag.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de HER2-positieve tumorstatus bevestigen, gedefinieerd als een immunohistochemie (IHC)-score van 3+ of een in-situhybridisatie (ISH) of fluorescente in-situhybridisatie (FISH)-ratio van ≥ 2,0.
HER2-positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
3,6 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie, iedere 3 weken (cyclus van 21 dagen).
De eerste infusie gedurende 90 min toedienen en de patiënt tot ten minste 90 min na de infusie controleren op infusiegerelateerde reacties. Bij goed verdragen van de eerste infusie, volgende infusies gedurende 30 min toedienen; de patiënt tot ten minste 30 min na de infusie observeren. Bij optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid verminderen, de infusie onderbreken of de behandeling staken, afhankelijk van de ernst van de reactie.
Bij vroeg mammacarcinoom toedienen gedurende 14 cycli, tenzij er een recidief of onacceptabele toxiciteit optreedt. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen en afwijkende testresultaten (o.a. linkerventrikeldisfunctie, hartfalen, interstitiële longziekte/pneumonitis, bestralingsgerelateerde pneumonitis, perifere neuropathie, trombocytopenie, verhoogde transaminasen, hyperbilirubinemie, geneesmiddelgeïnduceerde leverschade (DILI), nodulaire regeneratieve hyperplasie (NRH)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. De dosis niet meer verhogen nadat een dosisverlaging is doorgevoerd.
Bij gestoorde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis is de noodzaak tot dosisaanpassing niet vastgesteld; controleer daarom zorgvuldig.
Bij gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9): een aanpassing van de startdosis is niet nodig. Wees echter voorzichtig vanwege de hepatotoxiciteit van trastuzumab emtansine. Gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is niet onderzocht.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk toedienen, en toedieningsschema aanpassen zodat et 3-wekelijks interval gehandhaafd blijft.
Toediening: na reconstitutie en verdunning toedienen als i.v.-infusie; niet toedienen als i.v. push- of bolusinjectie. Controleer de infusieplaats nauwlettend op subcutane infiltratie tijdens de toediening.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen bij dostarlimab hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): (hemolytische) anemie. Hypothyroïdie. Misselijkheid, braken, diarree. (Erythemateuze, (maculo)papuleuze, exfoliatieve) huiduitslag, jeuk, erythema multiforme, toxische huideruptie, geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd. Gewrichtspijn. Koorts. Stijging transaminasen.
Vaak (1-10%): hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie. Pneumonitis, interstitiële longziekte, immuungemedieerde longziekte. (Entero)colitis, (acute) pancreatitis, gastritis. Hepatitis, hepatische cytolyse. Koude rillingen. Infusiegerelateerde reactie.
Soms (0,1-1%): thyroïditis, (lymfocytaire) hypofysitis. Diabetes mellitus type 1, diabetische ketoacidose. Encefalitis, myasthenia gravis. Uveïtis, iridocyclitis. Oesofagitis. Immuungemedieerde artritis, polymyalgia rheumatica, immuungemedieerde myositis. Nefritis.
Bijwerkingen
Zeer vaak ≥ 10%): urineweginfectie. Perifere neuropathie, hoofdpijn, slapeloosheid. Neusbloeding en andere bloedingen. Hoesten, dyspneu. Stomatitis, droge mond, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree, obstipatie. Gewrichtspijn, spierpijn, skeletpijn. Vermoeidheid, koorts, asthenie. Trombocytopenie, anemie. Stijging van transaminasenwaarden.
Vaak (1–10%): linkerventrikeldisfunctie, hypertensie. Perifeer oedeem, rillingen. Overgevoeligheidsreactie (incl. anafylactische shock). Dysgeusie, duizeligheid, geheugenstoornis. Droge ogen, conjunctivitis, wazig zien, toegenomen traanproductie. Dyspepsie, tandvleesbloeding. Huiduitslag, jeuk, alopecia, nagelaandoening, hand-voetsyndroom, urticaria. Infusiegerelateerde reacties (o.a. blozen, hypotensie, bronchospasme en tachycardie). Neutropenie, leukopenie. Hypokaliëmie, stijging van alkalische fosfatase en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1–1%): interstitiële longziekte waaronder (bestralingsgerelateerde) pneumonitis. Levertoxiciteit, leverfalen, nodulaire regeneratieve hyperplasie, portale hypertensie.
Verder zijn gemeld: ernstige hemorragische voorvallen, waaronder bloeding in het centrale zenuwstelsel. Acuut respiratoir stresssyndroom.
Interacties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante interacties bekend.
Interacties
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers (o.a. claritromycine, erytromycine, grapefruit-/pompelmoessap, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir en voriconazol) is de blootstelling aan het cytotoxische DM1 mogelijk verhoogd; vermijd deze combinatie. Indien het gebruik van een sterke CYP3A4-remmer toch noodzakelijk is, overweeg de behandeling uit te stellen (ca. 3 keer de halfwaardetijd van de CYP3A4-remmer). Anders de patiënt zorgvuldig controleren op bijwerkingen.
Wees voorzichtig met de combinatie met stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine, vanwege een toegenomen kans op bloedingen.
Zwangerschap
Humaan IgG4 passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens en dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Van trastuzumabis het bekend dat het oligohydramnion of anhydramnion kan veroorzaken, soms met fatale pulmonale hypoplasie van de foetus. DM1-cytotoxische metaboliet: bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden. Indien noodzakelijk om in het 2e of 3e trimester (kortdurend) te gebruiken, dan dient de hoeveelheid vruchtwater, nierfunctie en foetale groei gemonitord te worden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en tot ten minste 7 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van trastuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Tijdens en gedurende 7 maanden na de laatste toediening geen borstvoeding geven.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen, mogelijk ernstig of fataal, kunnen optreden bij patiënten die behandeld worden met antilichamen die de programmed cell death protein-1/programmed death-ligand 1 (PD-1/PD-L1)-route blokkeren, waaronder dostarlimab. Hoewel immuungerelateerde bijwerkingen doorgaans optreden tijdens de behandeling met PD-1/PD-L1-blokkerende antilichamen, kunnen symptomen ook optreden na stopzetting van de behandeling. Immuungerelateerde bijwerkingen zijn mogelijk in alle organen of weefsels, en kunnen tegelijkertijd meer dan één lichaamssysteem aantasten. Vroege opsporing en behandeling van immuungerelateerde bijwerkingen is essentieel voor een veilig gebruik van PD-1/PD-L1-blokkerende antilichamen.
Geef uitleg over immuungerelateerde bijwerkingen en geef elke patiënt een patiëntenkaart met uitleg over wat te doen als deze bijwerkingen optreden. Controleer voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling op symptomen, en beoordeel hematologische parameters en klinische chemie (zoals nier-, lever-, en schildklierfunctietesten). Consulteer bij het vermoeden van een immuungerelateerde bijwerking een gespecialiseerde arts. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling onderbreken of definitief staken, en corticosteroïden of een andere passende therapie toedienen. Na verbetering tot graad ≤ 1 de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg het toevoegen van andere immunosuppressiva als geen verbetering optreedt. Hormoonsubstitutietherapie voor een endocrinopathie op indicatie starten. De behandeling definitief staken als immuungerelateerde bijwerkingen van graad 3 terugkeren of bij toxiciteit door immuungerelateerde bijwerkingen van graad 4, met uitzondering van endocrinopathieën die onder controle zijn met hormoonsubstitutie en tenzij anders aangegeven in rubriek Doseringen.
Controleer op de volgende immuungerelateerde bijwerkingen en pas de behandeling aan (zie rubriek Doseringen) bij het optreden hiervan:
- Symptomen van pneumonitis. Bevestig een vermoede pneumonitis met beeldvormend onderzoek en sluit andere oorzaken uit. Geef ook corticosteroïden.
- Symptomen van colitis. Geef ook diarreeremmers en corticosteroïden.
- Hepatitis middels leverfunctietesten (voorafgaand en periodiek). Geef ook corticosteroïden.
- Hypo- en hyperthyroïdie (incl. thyroïditis), middels schildklierfunctietesten (voorafgaand en periodiek).
- Symptomen van bijnierinsufficiëntie.
- Symptomen van andere endocrinopathieën, zoals hypofysitis, diabetes mellitus type 1 en diabetische ketoacidose.
- Nefritis middels nierfunctietesten (voorafgaand en periodiek). Geef ook corticosteroïden.
- Symptomen van ernstige huidreactie (zoals pemfigoïd). Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van ernstige huidreacties bij een voorafgaande behandeling met andere immuunstimulerende oncolytica. De mediane tijd tot het eerste begin van een huidreactie was 57 dagen (spreiding: 2 tot 1485 dagen).
- Symptomen van artralgie. Bevestig een vermoede immuungerelateerde artralgie en sluit andere oorzaken uit. Geef ook corticosteroïden. De mediane tijd tot het eerste begin van artralgie was 94 dagen (spreiding: 1 tot 840 dagen).
Andere gemelde immuungerelateerde bijwerkingen zijn: myositis (gemeld in combinatie met chemotherapie), myocarditis (gemeld in combinatie met chemotherapie), encefalitis, hemolytische anemie, pancreatitis, iridocyclitis en uveïtis.
Transplantaten: Ontvangers van solide orgaantransplantaten kunnen een hoger risico op afstoting hebben. Bij patiënten die een allogene hematopoëtische-stamceltransplantatie (HSCT) hebben ondergaan vóór of ná de behandeling met dostarlimab kunnen fatale en ernstige complicaties optreden, zoals (hyper)acute en chronische graft-versus-host-ziekte, hepatische veno-occlusieve ziekte na 'reduced intensity conditioning' en febriel syndroom waarvoor steroïden nodig zijn (zonder een aantoonbare infectieuze oorzaak). Weeg de voordelen van de behandeling af tegen de risico's, controleer deze patiënten bij behandeling nauwgezet en grijp direct in.
Staak de behandeling definitief bij infusiegerelateerde reacties ≥ graad 3.
Uitgesloten van klinisch onderzoek zijn:
- Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG)-prestatiescore (PS) op baseline van ≥ 2
- CZS-metastasen die niet onder controle zijn;
- carcinomateuze meningitis;
- andere maligniteiten in de afgelopen 2 jaar;
- immunodeficiëntie of het krijgen van immunosuppressieve therapie binnen 7 dagen;
- actieve hiv-, hepatitis B- of -C-infectie;
- actieve auto-immuunziekte, waarvoor in de afgelopen 2 jaar systemische behandeling nodig was, met uitzondering van substitutietherapie;
- voorgeschiedenis van interstitiële longziekte;
- het krijgen van een levend vaccin binnen 14 dagen.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld voor kinderen < 18 jaar. Er zijn beperkte gegevens over het gebruik bij patiënten ≥ 75 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Levertoxiciteit: de leverfunctie vóór aanvang van de behandeling en vóór elke toediening controleren. Bij klinische symptomen van portale hypertensie en/of een cirrose-achtig patroon op een CT-scan van de lever, maar met normale transaminasespiegels en zonder andere manifestaties van cirrose, de diagnose nodulaire regeneratieve hyperplasie overwegen. De behandeling permanent staken in de volgende gevallen: bij het ontstaan van nodulaire regeneratieve hyperplasie, bij serumtransaminasewaarden > 3× ULN en gelijktijdig totaal bilirubine > 2× ULN.
Trombocytopenie: voorafgaand aan elke toediening het trombocytenaantal controleren. Wees voorzichtig bij vooraf bestaande trombocytopenie (< 100 × 109/l) en bij gebruik van stollingsremmers zoals vitamine K-antagonisten en (laagmoleculairgewicht en ongefractioneerde) heparine. Dien geen trastuzumab-emtansine toe als het aantal trombocyten is afgenomen tot < 50 × 109/l. Hervat de behandeling als het aantal trombocyten zich heeft hersteld naar ≥ 75 × 109/l.
Cardiotoxiciteit: een standaardtest voor de cardiale functie (middels echocardiografie of MUGA-scan) voor aanvang van de behandeling uitvoeren en met regelmaat (bv. elke 3 maanden) gedurende de behandeling herhalen. Bij behandeling met trastuzumab-emtansine kan een linkerventrikeldisfunctie optreden. Risicofactoren voor cardiotoxiciteit zijn: leeftijd > 50 jaar, lage LVEF-waarden bij aanvang (< 55%), eerder of gelijktijdig gebruik van antihypertensiva, eerdere behandeling met een antracycline en een hoge BMI (> 25 kg/m²). In klinische onderzoeken met trastuzumab-emtansine waren patiënten met een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, ernstige cardiale aritmie waar behandeling voor nodig was, instabiele angina pectoris of myocardinfarct binnen 6 maanden voor randomisatie, en bij het bestaan van dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit uitgesloten van deelname. Wees daarom bij toepassing in dergelijke gevallen zeer voorzichtig.
Neurotoxiciteit: controleer patiënten voortdurend op verschijnselen van perifere neuropathie, die doorgaans overwegend sensorisch is. Onderbreek de behandeling bij perifere neuropathie CT-CAE graad 3 of 4, totdat de symptomen verdwenen zijn of verbeterd tot graad ≤ 2.
Pulmonale toxiciteit: controleer nauwlettend op symptomen van interstitiële longziekte of pneumonitis, zoals dyspneu, hoesten, vermoeidheid en pulmonale infiltraten. Wees extra voorzichtig bij patiënten met risicofactoren voor pulmonale toxiciteit, zoals bij dyspneu in rust als gevolg van een gevorderde maligniteit, of comorbiditeiten of bij gelijktijdige pulmonale bestralingstherapie. Staak de behandeling definitief bij interstitiële longziekte of pneumonitis; bij bestralingsgerelateerde pneumonitis in de adjuvante setting de behandeling staken wanneer sprake is van CT-CAE graad 2 indien met standaardbehandeling geen verbetering optreedt, óf bij graad ≥ 3.
Verlaag bij het optreden van infusiegerelateerde reacties de infusiesnelheid of onderbreek de toediening; bij levensbedreigende infusiegerelateerde reacties de behandeling definitief staken.
Controleer nauwlettend op overgevoeligheidsreacties, vanwege de kans op mogelijk ernstige anafylactische reacties. Overgevoeligheidsreacties nemen in ernst toe bij volgende infusies, waarmee ze kunnen worden onderscheiden van infusiegerelateerde reacties. Staak de behandeling definitief bij optreden van overgevoeligheidsreacties. Behandeling met trastuzumab-emtansine wordt niet aanbevolen bij patiënten bij wie eerdere behandeling met trastuzumab definitief gestaakt werd als gevolg van overgevoeligheid.
Indien extravasatie optreedt de infusie onmiddellijk staken en de patiënt regelmatig controleren, omdat necrose kan optreden binnen enkele dagen tot weken na de infusie.
Onderzoeksgegevens: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar en bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) of leverfunctie (Child-Pughscore 10-15).
Overdosering
Neem voor een intoxicatie met dostarlimab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met trastuzumab emtansine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Dostarlimab is een checkpointremmer, die zich bindt aan de 'programmed cell death protein'-1(PD-1)-receptor en daardoor de interactie verhindert tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Blokkering hiervan maakt T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
V d | 0,08 l/kg. |
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 23 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, bestaande uit trastuzumab – een gehumaniseerd monoklonaal IgG1-antilichaam gericht tegen de humane epidermale groeifactor-receptor-2 (HER2) – en het covalent gebonden mertansine (DM1), wat een zeer krachtige microtubulineremmer is. Na binding aan HER2 ondergaat trastuzumab-emtansine receptorgemedieerde internalisatie en daarop volgt lysosomale afbraak. Hierbij komen DM1-bevattende cytotoxische katabolieten vrij, die celdood induceren door remming van de tubulinepolymerisatie.
Kinetische gegevens
Metabolisering | via proteolyse in cellulaire lysosomen tot de katabolieten MCC-DM1, Lys-MCC-DM1 en DM1. DM1 wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5. |
Eliminatie | vnl. met de feces (katabolieten). |
T 1/2el | ca. 4 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
dostarlimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk
Groepsinformatie
trastuzumab-emtansine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk