Samenstelling
Drovelis
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Strip met 24 roze tabletten en 4 witte placebo-tabletten. Bevat per roze tablet: estetrol (als monohydraat) 14,2 mg en drospirenon 3 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Trigynon
Bijlage 2
Bayer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Verpakkingsvorm
- combinatieverpakking
Strip met 6 bruine tabletten, 5 witte tabletten en 10 gele tabletten. Bevat per bruine tablet: ethinylestradiol 30 microg, levonorgestrel 50 microg. Bevat per witte tablet: ethinylestradiol 40 microg, levonorgestrel 75 microg. Bevat per gele tablet: ethinylestradiol 30 microg, levonorgestrel 125 microg. Sub-50 pil.
Trinordiol
Bijlage 2
Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Verpakkingsvorm
- combinatieverpakking
Strip met 6 bruine tabletten, 5 witte tabletten en 10 okerkleurige tabletten. Bevat per bruine tablet: ethinylestradiol 30 microg, levonorgestrel 50 microg. Bevat per witte tablet: ethinylestradiol 40 microg, levonorgestrel 75 microg. Bevat per okerkleurige tablet: ethinylestradiol 30 microg, levonorgestrel 125 microg. Sub-50 pil.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methoden zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.
Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE. Het is onbekend wat het risico op VTE is van estetrol/drospirenon; er is nog weinig ervaring met dit middel.
Aan de vergoeding van estetrol/drospirenon zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bespreek bij een anticonceptiewens de voorkeur, verwachte therapietrouw en persoonlijke situatie van de vrouw. Begeleid haar bij het kiezen voor een passende methode op basis van kenmerken van de verschillende methodes zoals betrouwbaarheid, toepassing, invloed op het bloedingspatroon, (ernstige) bijwerkingen en contra-indicaties; zie tabel 1 en 3 van de NHG-Standaard Anticonceptie. De meest betrouwbare anticonceptiemethoden zijn (in willekeurige volgorde): combinatiepreparaten (pil, pleister, vaginale ring), de pil met alleen progestageen (desogestrel), het implantatiestaafje (etonogestrel), de prikpil (medroxyprogesteron) en de hormoonspiraal (levonorgestrel IUD) of koperspiraal. Bij combinatiepreparaten en bij de pil met alleen progestageen is de betrouwbaarheid afhankelijk van de therapietrouw.
Bij de keuze voor een combinatiepreparaat gaat de voorkeur uit naar een pil met ethinylestradiol (EE) 30 microg en levonorgestrel 150 microg. Tweede keus zijn EE/gestodeen (20/75 microg), EE/levonorgestrel (20/100 microg) en EE/norgestimaat (35/250 microg). Andere orale combinatiepreparaten en waarschijnlijk ook de ring en de pleister geven een grotere risicotoename op VTE.
Aan de vergoeding van ethinylestradiol/levonorgestrel zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Hormonale anticonceptie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hormonale anticonceptie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hormonale anticonceptie
Volwassenen en adolescenten ≥ 16 jaar
1 roze tablet per dag gedurende 24 dagen, gevolgd door 1 witte placebotablet per dag gedurende 4 dagen (cyclus van 28 dagen). Volgende strip starten direct na de voorgaande strip. Een onttrekkingsbloeding begint meestal op de tweede tot derde dag na inname van de laatste actieve tablet, en is mogelijk niet voorbij voordat wordt begonnen met de volgende strip.
Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: De eerste tablet op de eerste dag van de natuurlijke cyclus innemen (d.i. op de eerste dag van de menstruatie). Eventueel op de tweede tot vijfde cyclusdag beginnen; in dat geval tijdens de eerste zeven dagen aanvullend een condoom gebruiken.
Van een ander oraal combinatiepreparaat overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag na inname van de laatste actieve tablet, uiterlijk op de dag na de gebruikelijke stopweek of na de laatste placebotablet van het voorafgaande combinatiepreparaat.
Van een combinatiepreparaat in de vorm van een vaginale ring of transdermale pleister overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag van verwijdering, maar uiterlijk op de dag dat de nieuwe ring of pleister geplaatst had moeten worden.
Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat of intra-uterien systeem op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag waarop de volgende injectie zou worden gegeven. Tijdens de eerste zeven dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.
Na een abortus in het 1 e trimester: de vrouw kan direct beginnen, aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig.
Na een bevalling of na een abortus in het 2 e trimester: beginnen tussen de 21 e–28 e dag na de partus of abortus, indien later wordt begonnen de eerste zeven dagen aanvullend een condoom gebruiken. Indien inmiddels onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, zwangerschap uitsluiten of de eerste menstruatie afwachten alvorens te starten met het gebruik. Voor gebruik tijdens lactatie, zie de rubriek Lactatie.
Adviezen bij afwijkend gebruik
Vergeten van inname van tabletten
Indien een actieve (roze) tablet < 24 uur te laat wordt ingenomen, blijft de betrouwbaarheid gehandhaafd. De tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en de daaropvolgende tabletten op het gebruikelijke tijdstip. Indien een actieve tablet ≥ 24 uur te laat wordt ingenomen, kan de anticonceptieve werking verminderd zijn.
Dag 1–7: De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen (zelfs als dit betekent dat twee tabletten tegelijkertijd worden ingenomen) en de reguliere inname hervatten. Bovendien een condoom gebruiken totdat 7 dagen aaneengesloten een actieve tablet is ingenomen. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 7 dagen onbeschermde gemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).
Dag 8–17: De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen (zelfs als dit betekent dat twee tabletten tegelijkertijd worden ingenomen) en de reguliere inname hervatten. Als in de 7 dagen voorafgaand aan het vergeten de tabletten niet correct zijn ingenomen, of bij vergeten van meerdere tabletten, aanvullend een condoom gebruiken gedurende de eerstvolgende 7 dagen.
Dag 18–24: kies één van beide opties: Optie 1. De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen (zelfs als dit betekent dat twee tabletten tegelijkertijd worden ingenomen). Vervolgens doorgaan met de resterende actieve tabletten op het gebruikelijke tijdstip, de placebotabletten wegdoen en direct doorgaan met een nieuwe strip. Doorbraakbloeding of 'spotting' kan optreden. Optie 2. Direct beginnen met de placebotabletten (waarbij het totale aantal placebotabletten plus vergeten actieve tabletten maximaal 4 mag zijn), gevolgd door een nieuwe strip. Bij incorrect gebruik in de 7 dagen voorafgaand aan de eerste vergeten tablet, de eerste optie kiezen én aanvullend een condoom gebruiken gedurende de volgende 7 dagen.
Hevig braken of waterdunne diarree, binnen 3–4 uur na inname van een actieve tablet: neem enkele uren later een nieuwe tablet in en zo mogelijk binnen 24 uur na het gebruikelijke tijdstip. Als deze periode voorbij is, gelden de adviezen zoals bij het Vergeten van inname van tabletten.
Uitstellen maandelijkse bloeding: de vrouw kan zonder inname van de witte placebotabletten doorgaan met een nieuwe pilstrip zoveel dagen als gewenst. Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of 'spotting' optreden. Na de placebotabletten van de tweede strip de reguliere inname hervatten.
Veranderen begindag van de maandelijkse bloeding: de placebofase (witte tabletten) mag met max. 4 dagen worden ingekort. Hoe korter de placebofase, des te meer kans op het uitblijven van een onttrekkingsbloeding en het optreden van doorbraakbloeding of 'spotting' tijdens het gebruik van de volgende strip.
Bij een licht of matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing vereist.
Toediening: de tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen, in de volgorde die op de strip staat aangegeven.
Doseringen
Hormonale anticonceptie
Volwassenen
1 tablet per dag gedurende 21 dagen, in de volgorde die op de strip staat aangegeven. Elke volgende strip starten na een tabletvrij interval van 7 dagen ('stopweek'). In deze stopweek treedt doorgaans een onttrekkingsbloeding op, die meestal op de tweede of derde dag na de laatste tablet begint en mogelijk niet voorbij is voordat wordt begonnen met de volgende strip.
Geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: de eerste tablet op de eerste dag van de natuurlijke cyclus innemen (d.i. op de eerste dag van de menstruatie). Eventueel op de tweede tot vijfde cyclusdag beginnen; in dat geval tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus aanvullend een condoom gebruiken.
Van een ander oraal combinatiepreparaat overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag na inname van de laatste actieve tablet, uiterlijk op de dag na de gebruikelijke stopweek of na de laatste placebotablet van het voorafgaande orale anticonceptivum.
Van een combinatiepreparaat in de vorm van een vaginale ring of transdermale pleister overschakelen: bij voorkeur beginnen op de dag van verwijdering, maar uiterlijk op de dag dat de nieuwe ring of pleister geplaatst had moeten worden.
Van een progestageenmethode overschakelen: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat of intra-uterien systeem op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag waarop de volgende injectie zou worden gegeven. Tijdens de eerste 7 dagen na de overschakeling aanvullend een condoom gebruiken.
Na een abortus in het 1 e trimester: de vrouw kan direct beginnen, aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig.
Na een bevalling of na een abortus in het 2 e trimester: beginnen tussen de 21 e–28 e dag na de partus of abortus, indien later wordt begonnen, de eerste 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken. Indien inmiddels onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, zwangerschap uitsluiten of de eerste menstruatie afwachten alvorens te starten met het gebruik. Voor gebruik tijdens lactatie, zie de rubriek Lactatie.
Adviezen bij afwijkend gebruik
Vergeten van inname van tabletten
Van een vergeten tablet is sprake als deze > 12 uur te laat (> 36 uur na de laatste tablet) is ingenomen. Als één of meerdere tabletten zijn vergeten, kan de anticonceptieve werking verminderd zijn. Het beleid is afhankelijk van in welke week van de cyclus de tabletten zijn vergeten.
Week 1: De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen (zelfs als dit betekent dat twee tabletten tegelijkertijd worden ingenomen) en de reguliere inname hervatten. Bovendien gedurende de eerstvolgende 7 dagen aanvullend een condoom gebruiken. Houd rekening met een zwangerschap als tijdens de voorgaande 7 dagen onbeschermde geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden; overweeg een noodanticonceptivum (zie Noodanticonceptie).
Week 2: De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen (zelfs als dit betekent dat twee tabletten tegelijkertijd worden ingenomen) en de reguliere inname hervatten. Als in de 7 dagen voorafgaand aan het vergeten de tabletten niet correct zijn ingenomen, of bij vergeten van meerdere tabletten, aanvullend een condoom gebruiken gedurende de eerstvolgende 7 dagen.
Week 3: kies één van beide opties: Optie 1. De laatst vergeten tablet alsnog zo snel mogelijk innemen en doorgaan met de resterende tabletten van de strip. Vervolgens direct (zonder onderbreking) doorgaan met de gele tabletten (laatste fase) van een volgende strip, of direct een volgende strip starten. Doorbraakbloeding of 'spotting' kan optreden. Optie 2. Direct een stopweek inlassen van maximaal 7 dagen inclusief de dagen van de vergeten tabletten en daarna weer met een volgende strip beginnen. Bij incorrect gebruik in de 7 dagen voorafgaand aan de eerste vergeten tablet, de eerste optie kiezen én aanvullend een condoom gebruiken gedurende de eerstvolgende 7 dagen.
Hevig braken of waterdunne diarree: indien binnen 3–4 uur na inname van een tablet hevig braken of waterdunne diarree optreedt, kan enkele uren later een nieuwe tablet worden ingenomen. Doe dit zo mogelijk binnen 36 uur na inname van de laatste tablet die nog goed in het lichaam is opgenomen. Als deze periode voorbij is, gelden de adviezen zoals bij het Vergeten van inname van tabletten.
Uitstellen maandelijkse bloeding: aan het einde van een strip: zonder stopweek doorgaan met de gele tabletten van een nieuwe strip (laatste fase) of met een pil met hetzelfde of een hoger progestageengehalte als de tabletten van de laatste fase óf zonder stopweek direct doorgaan met een nieuwe strip zo veel dagen als gewenst. Tijdens de verlenging kan doorbraakbloeding of 'spotting' optreden; bij de laatstgenoemde methode is hierop de meeste kans. Na de gebruikelijke stopweek de reguliere inname hervatten.
Veranderen begindag van de maandelijkse bloeding: De stopweek inkorten. Hoe korter deze tabletvrije periode, des te meer kans op het uitblijven van een onttrekkingsbloeding en het optreden van doorbraakbloeding of 'spotting' tijdens het gebruik van de volgende strip. De tabletvrije periode mag niet worden verlengd.
De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen, in de volgorde die op de strip staat aangegeven.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): doorbraakbloedingen of 'spotting' (vooral tijdens de eerste maanden van het gebruik).
Vaak (1-10%): stemmingsstoornis (incl. affectielabiliteit, woede, euforische stemming, prikkelbaarheid, stemmingswisselingen), libidostoornis. Hoofdpijn. Misselijkheid, buikpijn. Acne. Pijnlijke borsten, dysmenorroe, menorragie. Gewichtsschommeling.
Soms (0,1-1%): schimmelinfectie, vaginale infectie, urineweginfectie. Eetluststoornis. Depressie, agitatie, angststoornis, paniekaanval, slapeloosheid, emotionele stoornis, stress. Migraine, duizeligheid, paresthesie, slaperigheid. Opvlieger. Buikongemak, braken, diarree. Alopecia, nachtelijk zweten, hyperhidrose, droge huid, huiduitslag, zwelling van de huid. Rugpijn. Gezwollen borsten, gezwel of fibrocyste in de borsten, baarmoederspasme, abnormale onttrekkingsbloeding (incl. amenorroe), menometrorragie, premenstrueel syndroom, vulvovaginale aandoening (waaronder afscheiding, droogheid, pijn, jeuk en branderig gevoel), dyspareunie. Vermoeidheid, oedeem, borstkaspijn, stijging van leverenzymwaarde, abnormale lipidenconcentratie.
Zelden (0,01-0,1%): mastitis. Borstfibroadenoom. Overgevoeligheid. Vochtretentie. Zenuwachtigheid. Amnesie. Verminderd gezichtsvermogen, wazig zien, droge ogen. Vertigo. Hypertensie, hypotensie, veneuze trombose, tromboflebitis, varices. Droge mond, lipzwelling, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, gastro-intestinale motiliteitsstoornis, colitis, obstipatie, flatulentie. Dermatitis, chloasma, huidhyperpigmentatie, hirsutisme, seborroe, jeuk, urticaria, huidverkleuring, zwelling van het gezicht. Pijn in de ledematen, spierspasmen, gewrichtszwelling. Blaasspasme, abnormale urinegeur. Extra-uteriene zwangerschap. Borstverkleuring, tepelaandoening, lactatiestoornis, ovariële cyste, bekkenpijn, coïtale bloeding. Malaise, hyperthermie. Hyperkaliëmie, hyperglykemie, abnormale nierfunctietest, hematurie, daling van het Hb-gehalte, daling van de serumferritineconcentratie.
Verder is gemeld tijdens het gebruik van gecombineerde hormonale anticonceptiva: verergering van endogene depressie, epilepsie, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): doorbraakbloedingen of 'spotting' (vooral tijdens de eerste maanden van het gebruik).
Vaak (1-10%): vaginitis, incl. candidiase. Depressieve stemming, stemmingsveranderingen. Hoofdpijn, nervositeit, duizeligheid. Misselijkheid, buikpijn. Acne. Gevoelige of pijnlijke borsten, dysmenorroe, amenorroe, verandering in de vaginale en/of cervicale secretie. Gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): verandering in eetlust, vochtretentie. Afname libido. Migraine. Braken, opgeblazen gevoel, buikkrampen, diarree. Huiduitslag, urticaria, chloasma, hirsutisme, alopecia. Vergroting van de borsten. Verhoogde bloeddruk, hypertriglyceridemie.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische of anafylactoïde reactie. Glucose-intolerantie. Toename libido. Intolerantie voor contactlenzen. Veneuze en arteriële trombo-embolie. Cholestatische geelzucht. Erythema nodosum, erythema multiforme. Afscheiding uit de tepels. Gewichtsafname.
Zeer zelden (< 0,01%): neuritis optica, retinale vasculaire trombose.
Interacties
Tijdens en tot vier weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepil minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepil vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepil; deze gebruiken tot ten minste vier weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is tijdens het einde van de werkzame tabletten in de strip, dan direct beginnen met een volgende strip zonder de gebruikelijke placebofase.
Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van het oestrogeen of progestageen uit de anticonceptiepil verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.
Ketoconazol (sterke CYP3A4-remmer) kan de blootstelling aan drospirenon met een factor 2,7 verhogen.
Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.
Bij gelijktijdig gebruik van een aldosteronantagonist of kaliumsparend diureticum het serumkalium tijdens de eerste behandelcyclus controleren.
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir/voxilaprevir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden) tot 2 weken na afloop van de behandeling met deze geneesmiddelen.
Tijdens en tot 4 weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (anti-epileptica zoals carbamazepine, felbamaat, fenobarbital, fenytoïne, oxcarbazepine, primidon, rufinamide, topiramaat; overige enzyminductoren zoals bosentan, griseofulvine, modafinil, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) is de anticonceptiepil minder betrouwbaar door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepil vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepil; deze gebruiken tot ten minste 4 weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is na het einde van de strip, dan direct beginnen met een volgende strip zonder de gebruikelijke stopweek.
Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van het oestrogeen of progestageen uit de anticonceptiepil verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen.
Bij gelijktijdig innemen met colesevelam of colestyramine neemt de absorptie af; de anticonceptiepil ten minste 4 uur vóór colesevelam of colestyramine innemen.
Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met ca. 50% verhogen.
Oestrogenen uit de anticonceptiepil en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen.
Door gebruik van hormonale anticonceptiva kan de plasmaspiegel van lamotrigine dalen en die van ciclosporine stijgen.
Ethinylestradiol kan mogelijk de klaring van CYP1A2-substraten remmen; dit kan leiden tot een stijging van de plasmaconcentratie van theofylline of tizanidine.
Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Bij dieren is embryo- en foetotoxiciteit aangetoond.
Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van de anticonceptiepil tijdens de vroege zwangerschap zijn er geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.
Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.
Farmacologisch effect: In de eerste zes weken na de bevalling, kan een combinatiepil de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan een combinatiepil de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen. Het risico van een combinatiepil met estetrol is onbekend.
Advies: Volgens de fabrikant gebruik ontraden gedurende periode van borstvoeding.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten op de zuigeling gezien. In de eerste zes weken na de bevalling, kan de combinatiepil de borstvoeding mogelijk nadelig beïnvloeden (gering effect op de productie en samenstelling van de moedermelk). Daarbij kan de combinatiepil de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.
Advies: Gebruik ontraden tijdens de eerste 6 weken na de bevalling; daarna kan dit middel waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- (Risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
- voorgeschiedenis van diepveneuze trombose of longembolie;
- trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
- zware operatie met langdurige immobilisatie;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (Risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
- voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
- aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
- voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
- drager BRCA-genmutatie of belaste familieanamnese bij leeftijd > 35 jaar;
- (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd;
- (voorgeschiedenis van) levertumor;
- ernstige nierinsufficiëntie of acuut nierfalen;
- bariatrische chirurgie, gericht op bereiken verminderde absorptie van voedingsstoffen;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak.
Contra-indicaties
- (Risico op) veneuze trombo-embolie (VTE):
- voorgeschiedenis van diepe veneuze trombose of longembolie;
- trombofilie (APC-resistentie door factor-V-Leiden-mutatie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
- zware operatie met langdurige immobilisatie;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (Risico op) arteriële trombo-embolie (ATE):
- voorgeschiedenis van myocardinfarct, cerebrovasculaire ziekte (beroerte of TIA), angina pectoris, perifeer arterieel vaatlijden;
- aandoening met verhoogd risico op ATE: diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie, ernstige dyslipoproteïnemie, hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
- voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
- aanwezigheid van meerdere risicofactoren voor ATE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
- (voorgeschiedenis van) geslachtshormoon-afhankelijke maligniteit, zoals mammacarcinoom;
- drager BRCA-genmutatie of belaste familieanamnese bij leeftijd > 35 jaar;
- (voorgeschiedenis van) ernstige leveraandoening, zolang de leverfunctie niet is genormaliseerd, waaronder levertumor;
- (voorgeschiedenis van) pancreatitis, indien samenhangend met ernstige hypertriglyceridemie;
- bariatrische chirurgie, gericht op bereiken verminderde absorptie van voedingsstoffen;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Het is nog niet bekend hoe het risico met estetrol/drospirenon zich verhoudt tot de anticonceptiepillen met het laagste risico (producten met < 50 microg ethinylestradiol (EE) i.c.m. levonorgestrel of norgestimaat). De meeste kans op VTE bestaat in het eerste jaar van het gebruik of bij opnieuw gebruiken van de pil na een onderbreking van ten minste een maand. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familielid < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het tweede trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.
Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE; myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.
Een lichte toename van de kans op mammacarcinoom is gerapporteerd in epidemiologisch onderzoek met gecombineerde anticonceptiva die EE bevatten. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van de inname. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.
Staak gebruik bij:
- de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie;
- een toename in frequentie of ernst van migraine;
- stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert;
- achteruitgang van de leverfunctie (tot normalisatie optreedt).
Wees voorzichtig bij:
- hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor (meer kans op pancreatitis);
- erfelijk of verworven angio-oedeem (exogene oestrogenen kunnen aanvallen van angio-oedeem induceren);
- diabetes mellitus (controleer met name in het begin van het gebruik zorgvuldig, omdat de glucosetolerantie kan veranderen);
- predispositie voor melasma (vermijd blootstelling aan zonlicht of UV-straling).
Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.
Beoordeling van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Sluit eerst een zwangerschap uit, als het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is ingenomen voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of als er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt.
Controleer gedurende de eerste behandelcyclus het serumkalium bij lichte of matige nierinsufficiëntie en een kaliumwaarde aan de bovenkant van het referentiebereik vóór begin van de behandeling, met name bij gebruik van kaliumsparende geneesmiddelen (zie ook Interacties). Drospirenon heeft kaliumsparende eigenschappen, maar in de meeste gevallen wordt geen toename van het kaliumniveau verwacht.
Gebruik is niet onderzocht bij personen met een nierfunctiestoornis. De veiligheid en werkzaamheid bij adolescenten < 16 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) neemt toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. De meeste kans op VTE bestaat in het eerste jaar van het gebruik of bij opnieuw gebruiken van de pil na een onderbreking van ten minste een maand. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie (eerstegraads familielid < 50 jaar met VTE), de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), groot trauma, een recente bevalling of miskraam in het tweede trimester en obesitas. Ook de volgende aandoeningen zijn een risicofactor: kanker, sikkelcelziekte, SLE, HUS en IBD en mogelijk oppervlakkige tromboflebitis en varicosis.
Het risico op arteriële trombo-embolie (ATE; myocardinfarct of ischemisch CVA) neemt iets toe bij gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor ATE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen naar een gespecialiseerde arts. Risicofactoren zijn een leeftijd > 35 j., roken, obesitas, hypertensie en migraine. Ook andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zijn een risicofactor: diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie en SLE.
Een lichte toename van de kans op mammacarcinoom is gerapporteerd in epidemiologisch onderzoek. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Het is onduidelijk of er een negatieve invloed is op de kans op cervixcarcinoom. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.
Staak gebruik bij:
- de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie;
- een toename in frequentie of ernst van migraine;
- stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert;
- achteruitgang van de leverfunctie (tot normalisatie optreedt).
Wees voorzichtig bij:
- hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor (meer kans op pancreatitis);
- erfelijk of verworven angio-oedeem (exogene oestrogenen kunnen aanvallen van angio-oedeem induceren);
- diabetes mellitus (controleer met name in het begin van het gebruik zorgvuldig, omdat de glucosetolerantie kan veranderen);
- predispositie voor melasma (vermijd blootstelling aan zonlicht of UV-straling).
Depressie is gemeld; adviseer de vrouw contact op te nemen met de arts bij symptomen hiervan, ook kort na aanvang van de behandeling.
Beoordeling van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik 'spotting' of doorbraakbloeding optreedt. Indien het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is ingenomen voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of indien er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt, zwangerschap uitsluiten alvorens het gebruik voort te zetten.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie orale anticonceptiva op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
De werkzame tabletten bevatten een combinatie van een vaste hoeveelheid oestrogeen (estetrol) en progestageen (drospirenon). De werking van een gecombineerd anticonceptivum berust vooral op remming van de ovulatie, door onderdrukking van de secretie van FSH en LH. Estetrol is een oestrogeen dat van nature uitsluitend tijdens de zwangerschap voorkomt. Drospirenon is een progestageen met anti-androgene eigenschappen en een licht antimineralocorticoïde effect.
Eigenschappen
Combinatie van een progestageen en oestrogeen, waarbij de verhouding tussen deze stoffen afhankelijk is van de cyclusfase. Gedurende de eerste (6 dagen), tweede (5 dagen) en derde fase (10 dagen) van de cyclus bedraagt het progestageengehalte resp. 50, 75 en 125 microg levonorgestrel en het oestrogeengehalte resp. 30, 40 en 30 microg ethinylestradiol. De anticonceptieve werking berust vooral op remming van de ovulatie, door onderdrukking van de secretie van FSH en LH.
Groepsinformatie
estetrol/drospirenon hoort bij de groep anticonceptiva, combinatiepreparaten.
- estradiol/dienogest (G03AB08) Vergelijk
- estradiol/nomegestrol (G03AA14) Vergelijk
- ethinylestradiol/desogestrel (éénfase) (G03AA09) Vergelijk
- ethinylestradiol/drospirenon (G03AA12) Vergelijk
- ethinylestradiol/etonogestrel (G02BB01) Vergelijk
- ethinylestradiol/gestodeen (éénfase) (G03AA10) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (driefasen) (G03AB03) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (gefaseerd continu) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (éénfase) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/norelgestromine (G03AA13) Vergelijk
- ethinylestradiol/norgestimaat (G03AA11) Vergelijk
Groepsinformatie
ethinylestradiol/levonorgestrel (driefasen) hoort bij de groep anticonceptiva, combinatiepreparaten.
- estetrol/drospirenon (G03AA18) Vergelijk
- estradiol/dienogest (G03AB08) Vergelijk
- estradiol/nomegestrol (G03AA14) Vergelijk
- ethinylestradiol/desogestrel (éénfase) (G03AA09) Vergelijk
- ethinylestradiol/drospirenon (G03AA12) Vergelijk
- ethinylestradiol/etonogestrel (G02BB01) Vergelijk
- ethinylestradiol/gestodeen (éénfase) (G03AA10) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (gefaseerd continu) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/levonorgestrel (éénfase) (G03AA07) Vergelijk
- ethinylestradiol/norelgestromine (G03AA13) Vergelijk
- ethinylestradiol/norgestimaat (G03AA11) Vergelijk