Samenstelling
Locacorten (pivalaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Crème (0,02%)
- Sterkte
- 0,2 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Elocon (furoaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Mometason (furoaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Crème (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
- Toedieningsvorm
- Lotion (0,1%)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 60 ml, 100 ml
- Toedieningsvorm
- Vet, wateremulgerende zalf (0,1%) 'zalf'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g
- Toedieningsvorm
- Wateremulgerende zalf (0,1%) 'crème'
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g, 30 g
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,1 %)
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Bij seborroïsch eczeem kunnen niet-medicamenteuze maatregelen, zoals regelmatig wassen met een pH-neutrale zeepvrije wasgel of shampoo zonder parfum, klachten verminderen. Bij seborroïsch eczeem in het gezicht en op de romp is ketoconazol crème eerste keus. Overweeg bij hoofdroos een behandeling met ketoconazol shampoo (voorkeur) of seleensulfide, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij een duidelijke ontstekingscomponent zoals roodheid en/of hardnekkige jeuk een klasse 2–corticosteroïd toe. In geval van ‘berg’ bij kinderen kan meestal volstaan worden met dagelijks wassen met een milde babyshampoo. Bij dikke plaques kan de schilferlaag worden afgeweekt met olie. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg in hardnekkige gevallen kortdurend een klasse 1-corticosteroïd toe.
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Naast de standaardtoepassing kan in de tweedelijnszorg bij actieve huidlaesies bij kinderen (1–15 jaar) met matig tot ernstig constitutioneel eczeem die niet reageren op conventionele behandeling, de verdunde zalf (tot max. 15%) volgens de 'wet wrap'-methode worden toegepast gedurende max. 2 weken.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Volgens de NHG-Standaard Lichen sclerosus (2022) op richtlijnen.nhg.org en de NVDV-Richtlijn Lichen sclerosus (2021) op richtlijnendatabase.nl is naast gebruik van een indifferente zalf/vette crème, lokale behandeling met een klasse 4 of eventueel klasse 3 dermatocorticosteroïd eerste keus in de behandeling. Bij anogenitale lichen sclerosus hebben zalven de sterke voorkeur boven crèmes.
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen zoals:
- psoriasis vulgaris;
- eczeem;
- pustulosus palmaris et plantaris;
- lichen planus;
- lichen sclerosus et atrophicus;
- granuloma annulare.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen, zoals:
- Eczeem zoals gelichenificeerd eczeem, constitutioneel eczeem en contacteczeem;
- Psoriasis;
- Pustulosus palmaris et plantaris (ziekte van Andrews-Barber);
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Lupus erythematodes discoides;
- Mycosis fungoides.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Steroïdgevoelige dermatosen
Volwassenen
2×/dag aanbrengen op de aangedane huid en voorzichtig inwrijven; max. 100 g/week gebruiken. Het tijdelijk aanbrengen van een occlusief verband kan noodzakelijk zijn om een beter therapeutisch resultaat te bereiken; dit dan doen gedurende een korte periode en beperken tot kleine gedeelten van de aangedane huid.
Toediening
- Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Doseringen
De lotion kan worden toegepast op gebieden die voor de 'zalf' en 'crème' moeilijk toegankelijk zijn, met inbegrip van de behaarde huid. De wateremulgerende zalf ('crème') is waterafwasbaar en heeft een minder vette basis dan de vette, wateremulgerende zalf ('zalf').
Steroïdgevoelige dermatosen
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar
1×/dag aanbrengen op de aangedane huid en zacht inmasseren; bij verbetering de dosering afbouwen tot enkele malen per week. Kinderen > 2 jaar max. 50 g per week, volwassenen max. 100 g per week gebruiken. Niet op grote huidoppervlakken toepassen: volwassenen max. 20% van het lichaamsoppervlak, kinderen ≥ 2 jaar max. 10% van het lichaamsoppervlak. Bij kinderen niet onder occlusie toepassen. Maximaal 3 weken gebruiken.
Lichen sclerosus
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Lichen sclerosus (2022): zalf: 1×/dag dun aanbrengen voor de nacht gedurende 1 maand. Daarna in max. 2 maanden afbouwen door over te gaan op intermitterend gebruik (bv. 1 maand iedere week 4 dagen achtereen en 3 dagen niet, en vervolgens 1 maand iedere week 3 dagen achtereen en 4 dagen niet); bij milde gevallen van lichen sclerosus – weinig klachten en zonder progressief beloop – kan na het afbouwen de behandeling worden gestaakt.
Toediening
- Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
- Niet toepassen op de oogleden en wees voorzichtig met het gebruik op andere plekken in het gelaat en op de genitaliën. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid (zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Bijwerkingen
Huidatrofie (dikwijls irreversibel) met dunner worden van de huid, striae atrophicae, teleangiëctasieën, periorale dermatitis, purpura, depigmentatie, contactallergie, rosacea-achtige eczeem, hypertrichose, vertraagde wondgenezing.
Verder zijn gemeld: toename van de intra-oculaire druk en cataract.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): huidklachten (droogheid, irritatie), dermatitis, periorale dermatitis, huidmaceratie, miliaria.
Zeer zelden (< 0,01%): andere huidklachten (jeuk, branderigheid), folliculitis, teleangiectasieën.
Verder zijn gemeld: pijn op de plaats van aanbrengen, contacteczeem, acneïforme dermatitis, rosacea. Huidatrofie (vaak irreversibel) met dunner worden van de huid, purpura en striae. Depigmentatie en hypopigmentatie, vertraagde wondgenezing, furunkel, infectie, hypertrichose, paresthesie. Wazig zien, centrale chorioretinopathie (het is niet bekend of dit een lokaal of systemisch effect betreft).
Bij kinderen is intracraniële hypertensie (uitstulpende fontanellen, hoofdpijn en bilateraal papiloedeem) gemeld.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).
Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij gebruik van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden zullen naar verwachting geen relevante bloedspiegels optreden die leiden tot systemische effecten bij de moeder of bij de foetus.
Advies: Kan worden gebruikt.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).
Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.
Advies: Gebruik op strikte indicatie, vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken. Controleer indien uitgebreid gebruik onvermijdelijk is tijdens de zwangerschap de groei van het ongeboren kind en na de geboorte de bijnierschorsfunctie van de baby.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij toepassing van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden bij de moeder, zijn ongewenste effecten bij de zuigeling via de moedermelk onwaarschijnlijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling bij de moeder toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden zijn effecten op de zuigeling via de moedermelk niet uit te sluiten.
Advies: Kan bij beperkt en kortdurend gebruik waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken.
Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen, wonden;
- bijwerkingen door dermatocorticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten, ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen en wonden;
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, dermatitis perioralis, striae, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- perianale en -genitale jeuk, luieruitslag;
- tuberculose, syfilis of reacties op vaccins;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij glaucoom; vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Niet op de oogleden gebruiken bij glaucoom.
Dermatocorticosteroïden langzaam afbouwen na langdurig gebruik. Steroïd-afhankelijkheid kan optreden, zich uitend in rebound-verschijnselen na (acuut) staken van een langdurige behandeling. Bijnierschorsinsufficiëntie kan optreden bij het acuut staken of te snel afbouwen van een behandeling met (m.n. sterk werkzame) dermatocorticosteroïden na langdurig uitgebreid gebruik.
Huidinfecties: Corticosteroïden kunnen bacteriële-, virus-, parasitaire- en schimmelinfecties maskeren, activeren of verergeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie moet de behandeling met corticosteroïden worden gestaakt.
Wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreacties indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het veroorzakende corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt.
Kinderen (2-17 jaar): Volgens de fabrikant zijn er geen studies uitgevoerd bij kinderen. Wees voorzichtig met dermatocorticosteroïden bij kinderen omdat zij een relatief groot huidoppervlak (t.o.v. het lichaamsgewicht) en dunne huid hebben. Langdurig gebruik van dermatocorticosteroïden op grote oppervlakken kan bij hen mogelijk leiden tot bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig intensief gebruik wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (m.n. sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toediening: Niet toepassen op de oogleden, vanwege risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Vermijd contact met de ogen. Wees voorzichtig bij gebruik in huidplooien, op het gelaat en op de genitaliën vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwak tot matig sterk werkende corticosteroïden te gebruiken. Indien gebruik op de gezichtshuid noodzakelijk is dan maximaal 5 dagen toepassen; niet gebruiken onder occlusie op de gezichtshuid. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet onder luiers gebruiken) op andere lichaamsdelen, in huidplooien en op grote en beschadigde huidoppervlakken vanwege de toegenomen kans op systemische bijwerkingen.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op de symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. De behandeling staken als ernstige irritatie of overgevoeligheid optreedt.
Om reboundeffecten te voorkómen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: Het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (door verminderde huidbarrière).
Bijnieronderdrukking: Wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met glucocorticosteroïde-insufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van met name (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts. Die kan dan de mogelijke oorzaken beoordelen waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Langdurig gebruik op grote oppervlakken kan bij hen sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik op grote oppervlakken wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen. Niet gebruiken onder occlusie (luiers) bij kinderen. De veiligheid en werkzaamheid van mometason bij kinderen < 2 jaar zijn niet vastgesteld; gebruik bij hen wordt ontraden.
Eigenschappen
Flumetasonpivalaat is een matig-sterk werkend corticosteroïd, klasse 2. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antiproliferatieve werking. Ze onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt, als gevolg van een verhoogde penetratie van het stratum corneum (met ca. factor 10).
Eigenschappen
Mometasonfuroaat is bij cutane toepassing een sterk werkend corticosteroïd; klasse 3. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Ze onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Verder remmen zij de celdelingen van de epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten.
Kinetische gegevens
Resorptie | mometasonfuroaat kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid; ca. 0,4–0,7%. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. |
Eliminatie | vnl. via de feces, als metabolieten. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
flumetason hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (cutaan) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (cutaan) (D07AD01) Vergelijk
- clobetasol (oromucosaal) (A01AC) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- fluticason (cutaan) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (cutaan) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (cutaan) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (cutaan) (D07AB09) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (oromucosaal) (A01AC01) Vergelijk
Groepsinformatie
mometason (cutaan) hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (cutaan) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (cutaan) (D07AD01) Vergelijk
- clobetasol (oromucosaal) (A01AC) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (cutaan) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (cutaan) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (cutaan) (D07AB09) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (oromucosaal) (A01AC01) Vergelijk