Samenstelling
Flixotide (propionaat) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'Inhalator'
- Sterkte
- 50 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 120 doses
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'Inhalator'
- Sterkte
- 125 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 120 doses
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'Inhalator'
- Sterkte
- 250 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 120 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Diskus'
- Sterkte
- 100 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 60 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Diskus'
- Sterkte
- 250 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 60 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Diskus'
- Sterkte
- 500 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 60 doses
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof 'Nebules'
- Sterkte
- 0,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof 'Nebules'
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Fluticason (propionaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'Inhalator'
- Sterkte
- 125 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 120 doses
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'Inhalator'
- Sterkte
- 250 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 120 doses
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Budesonide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Dosisaerosol 'CFK-vrij'
- Sterkte
- 200 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
Ook beschikbaar met jet-inhaler.
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Easyhaler'
- Sterkte
- 200 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Easyhaler'
- Sterkte
- 400 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 100 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Novolizer'
- Sterkte
- 200 microg
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
Ook beschikbaar met inhalator.
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Novolizer'
- Sterkte
- 400 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 100 doses
Ook beschikbaar met inhalator.
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder in patroon 'Cyclocaps'
- Sterkte
- 200 microg, 400 microg
Geleverd met inhalator ('Cyclohaler').
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Steri-neb vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,125 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Steri-neb vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Steri-neb vernevelvloeistof (suspensie)
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Pulmicort AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Turbuhaler'
- Sterkte
- 100 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Turbuhaler'
- Sterkte
- 200 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder 'Turbuhaler'
- Sterkte
- 400 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- 200 doses
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De belangrijkste niet-medicamenteuze adviezen bij astma zijn stoppen met roken en zorgen voor een rookvrije omgeving. Verder is het vermijden van expositie aan allergenen en andere prikkels van groot belang, met name bij allergisch astma. Bij volwassenen is de basis van de medicamenteuze behandeling een inhalatiecorticosteroïde (ICS), al dan niet in combinatie met een langwerkend β2-sympathicomimeticum (LABA). Het indicatiegebied voor gebruik van een kortwerkend β2-sympathicomimeticum (SABA) is beperkt; alleen bij zeer weinig frequente astmaklachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten is 'zo nodig'-gebruik (max. 2x/week) van een SABA geïndiceerd. Bij kinderen bestaat de behandeling bij weinig frequente klachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten uit ‘zo nodig’-gebruik een SABA; bij frequentere klachten deze behandeling combineren met een onderhoudsbehandeling ICS.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur. Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticoteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Bij COPD is verreweg de belangrijkste interventie stoppen met roken, naast andere leefstijladviezen zoals meer bewegen. De medicamenteuze behandeling is symptomatisch en een aanvulling op niet-medicamenteuze adviezen; bij weinig klachten of beperkingen kan medicatie achterwege blijven. Behandel infrequente dyspneuklachten bij iemand die geen longaanval heeft gehad, met ‘zo nodig’-gebruik van een kortwerkende luchtwegverwijder, dit is een kortwerkende β2-receptoragonist (SABA) of muscarine-antagonist (SAMA). Behandel regelmatige dyspneuklachten met een onderhoudsbehandeling van één of meer langwerkende luchtwegverwijders, zoals een langwerkende β2-receptoragonist (LABA) en/of muscarine-antagonist (LAMA). Overweeg een inhalatiecorticosteroïde (ICS) alléén bij frequente longaanvallen (≥ 2 per jaar), ondanks behandeling met één of meer langwerkende luchtwegverwijders.
Voor een optimaal effect van geneesmiddelen bij astma en/of COPD is een juiste inhalatietechniek onontbeerlijk. Houd rekening met: patiëntgebonden factoren zoals coördinatie en inspiratiekracht, en milieuaspecten (aerosolen bevatten in verschillende mate een sterk milieubelastend broeikasgas).
Advies
De belangrijkste niet-medicamenteuze adviezen bij astma zijn stoppen met roken en zorgen voor een rookvrije omgeving. Verder is het vermijden van expositie aan allergenen en andere prikkels van groot belang, met name bij allergisch astma. Bij volwassenen is de basis van de medicamenteuze behandeling een inhalatiecorticosteroïde (ICS), al dan niet in combinatie met een langwerkend β2-sympathicomimeticum (LABA). Het indicatiegebied voor gebruik van een kortwerkend β2-sympathicomimeticum (SABA) is beperkt; alleen bij zeer weinig frequente astmaklachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten is 'zo nodig'-gebruik (max. 2x/week) van een SABA geïndiceerd. Bij kinderen bestaat de behandeling bij weinig frequente klachten (≤ 2×/week overdag) of bij inspanningsklachten uit ‘zo nodig’-gebruik een SABA; bij frequentere klachten deze behandeling combineren met een onderhoudsbehandeling ICS.
Offlabel: Bij COPD is verreweg de belangrijkste interventie stoppen met roken, naast andere leefstijladviezen zoals meer bewegen. De medicamenteuze behandeling is symptomatisch en een aanvulling op niet-medicamenteuze adviezen; bij weinig klachten of beperkingen kan medicatie achterwege blijven. Behandel niet-frequente dyspneuklachten bij iemand die geen longaanval heeft gehad, met ‘zo nodig’-gebruik van een kortwerkende luchtwegverwijder, dit is een kortwerkende β2-receptoragonist (SABA) of muscarine-antagonist (SAMA). Behandel regelmatige dyspneuklachten met een onderhoudsbehandeling van één of meer langwerkende luchtwegverwijders, zoals een langwerkende β2-receptoragonist (LABA) en/of muscarine-antagonist (LAMA). Overweeg een inhalatiecorticosteroïde (ICS) alléén bij frequente longaanvallen (≥ 2 per jaar), ondanks behandeling met één of meer langwerkende luchtwegverwijders.
Voor een optimaal effect van geneesmiddelen bij astma en/of COPD is een juiste inhalatietechniek onontbeerlijk. Houd rekening met: patiëntgebonden factoren zoals coördinatie en inspiratiekracht, en milieuaspecten (aerosolen bevatten in verschillende mate een sterk milieubelastend broeikasgas).
Pseudokroep: Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van pseudokroep.
Indicaties
Dosisaerosol/inhalatiepoeder
- Onderhoudsbehandeling van astma;
- Bij astmatische kinderen van 1–4 jaar met recidiverende klachten van hoesten en piepen;
- Onderhoudsbehandeling van COPD met een FEV1 < 60% van de voorspelde normale waarde (prebronchodilatoir), bij een voorgeschiedenis van herhaalde exacerbaties met significante symptomen.
Vernevelvloeistof
- Behandeling van ernstig astma bij volwassenen en kinderen > 16 jaar die met hoge doses inhalatiecorticosteroïden of orale corticosteroïden moeten worden behandeld (om de hoeveelheid orale corticosteroïden te verminderen en eventueel te stoppen);
- Behandeling van acute astma-longaanval bij volwassenen en kinderen > 16 jaar;
- Behandeling van acute milde tot matige exacerbaties (PEFR > 50% voorspeld) bij kinderen van 4–16 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling van astma bij volwassenen en kinderen ≥ 4 jaar die met corticosteroïden behandeld moeten worden. De vernevelvloeistof gebruiken indien andere toedieningsvormen ontoereikend zijn.
Vernevelvloeistof tevens:
- Bij astmatische kinderen van 6 maanden tot 4 jaar met recidiverende of persisterende klachten van hoesten en piepen en met verdenking op astma.
- Exacerbaties van COPD als alternatief voor systemische corticosteroïden.
- Behandeling van zeer ernstige pseudokroep bij zuigelingen en kinderen, waarbij ziekenhuisopname is geïndiceerd.
Offlabel: onderhoudsbehandeling van COPD.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij overschakeling van een ander inhalatiecorticosteroïd naar fluticason bij de startdosering uitgaan van een equivalente dagdosering (voor beclometason is dit de helft van de totale dagdosering) en vervolgens de dosering aanpassen op geleide van de reactie van de patiënt.
Onderhoudsbehandeling van astma
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 16 jaar
Dosisaerosol/inhalatiepoeder: begindosering 100 microg 2×/dag; onderhoudsdosering 100–500 microg 2×/dag; bij ernstig astma of oraal corticosteroïdgebruik max. 2000 microg per dag. Op geleide van het effect de dosering verlagen.
Kinderen 4–16 jaar
Dosisaerosol/inhalatiepoeder: begindosering 50 microg 2×/dag; onderhoudsdosering 50–200 microg 2×/dag. Op geleide van het effect de dosering verlagen.
Kinderen 1–4 jaar
Dosisaerosol: 100 microg 2×/dag; toegediend met een speciaal voor jonge kinderen bestemde voorzetkamer (zoals Babyhaler), aanvankelijk als proefbehandeling van 6–12 weken. Op geleide van het effect de dosering verlagen.
Ernstig astma
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 16 jaar
Vernevelvloeistof: 500–2000 microg 2×/dag. Op geleide van het effect de dosering verlagen. Indien de astma onder controle is, de profylaxe vervolgen met een dosisaerosol of inhalatiepoeder.
Kinderen 4–16 jaar
Vernevelvloeistof: 500–1000 microg 2×/dag. Op geleide van het effect de dosering verlagen. Indien de astma onder controle is, de profylaxe vervolgen met een dosisaerosol of inhalatiepoeder.
Acute astma-longaanval
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen >16 jaar
Vernevelvloeistof: 2000 microg 2×/dag tot maximaal 7 dagen na de exacerbatie. Op geleide van het effect de dosering verlagen. Indien de astma onder controle is, de profylaxe vervolgen met een dosisaerosol of inhalatiepoeder.
Kinderen 4–16 jaar
Vernevelvloeistof: 1000 microg 2×/dag tot max. 7 dagen na de exacerbatie. Op geleide van het effect de dosering verlagen. Indien de astma onder controle is, de profylaxe vervolgen met een dosisaerosol of inhalatiepoeder.
Onderhoudsbehandeling COPD
Volwassenen (incl. ouderen)
Dosisaerosol/inhalatiepoeder: 500 microg 2×/dag. Bij onvoldoende effect na 3–6 maanden de behandeling evalueren.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig.
Afbouwen: Bij staken van de behandeling de dosering geleidelijk afbouwen.
Toediening
- Bij gebruik van de dosisaerosol bij voorkeur iedere dosis met ten minste twee inhalaties toedienen.
- De dosisaerosol kan worden voorzien van een voorzetkamer.
- De Nebules vernevelen met een jetvernevelaar met gebruik van een mondstuk; gebruik van een ultrasone vernevelaar en/of gezichtsmasker wordt in het algemeen niet aangeraden. Indien een gezichtsmasker toch gewenst is, is het verstandig de bedekte huid met een beschermende crème in te smeren of goed te wassen na verneveling.
- Door na inhalatie de mond goed met water te spoelen (niet doorslikken), neemt de kans op orofaryngeale candidiase of heesheid af.
Doseringen
Bij nog niet met corticosteroïden behandelde patiënten treedt in de regel binnen 10 dagen een therapeutisch effect op. Bij onvoldoende effect is het raadzaam eerst de dosis van het inhalatiecorticosteroïd te verhogen, voordat over wordt gegaan op orale corticosteroïden. Soms is er een dusdanige hoeveelheid slijm in de bronchi, dat de werkzame stof niet in de slijmvliezen van de bronchi kan penetreren. Geef in dat geval eerst een korte kuur orale corticosteroïden (ca. 2 weken), naast de dosisaerosol.
Toenemend gebruik van kortwerkende bronchusverwijdende middelen duidt op een verergering van het astma; het behandelschema kan aangepast moeten worden.
Onderhoudsbehandeling van astma
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Dosisaerosol: bij ernstig astma of bij overschakeling van orale corticosteroïden 200 microg 2–4×/dag, maximaal 1600 microg/dag. Onderhoudsdosering zo laag mogelijk, veelal 200 microg/dag. Inhalatiepoeder: begindosering 200–400 microg 1–4×/dag; bij ernstig astma of bij overschakeling van orale corticosteroïden is de begindosering maximaal 1600 microg per dag in 2–4 doses. Onderhoudsdosering zo laag mogelijk, veelal als 1 of 2× daagse toediening.
Vernevelvloeistof: 500–1000 microg in 2 doses, max. 1500–2000 microg per dag. In zeer ernstige gevallen kan de dosering worden verhoogd. Bij mild tot matig stabiel astma kan 1×/dag doseren worden overwogen (250–500 microg/dag).
Kinderen 0,5–12 jaar
Vernevelvloeistof: 250–1000 microg/dag; (bij kinderen tot 4 jaar als proefbehandeling van 6–12 weken). Bij patiënten met een onderhoudsdosering van orale corticosteroïden kan een hogere dosering tot 2000 microg/dag worden overwogen. De onderhoudsdosering aanpassen op geleide van het klinisch beeld in stappen van 2–4 weken.
Kinderen 6–12 jaar
Dosisaerosol: 200–400 microg/dag. Inhalatiepoeder: 'Easyhaler'/'Novolizer': 200 microg 2×/dag of 200–400 microg 1×/dag; max. 400 microg 2×/dag. 'Turbuhaler'/'Cyclocaps': begindosering 100–200 microg 2–4×/dag, max. 400 microg per dag. Bij ernstig persisterend astma en bij overschakeling van orale corticosteroïden is de begindosering 400 microg in 2–4 doses. Onderhoudsdosering zo laag mogelijk, veelal als 1 of 2× daagse toediening.
Exacerbatie COPD
Volwassenen
Vernevelvloeistof: 4000–8000 microg in 2-4 doses, tot klinische verbetering optreedt. Max. 10 dagen achtereen.
Pseudokroep
Kinderen ≥ 3 maanden
2 mg als eenmalige verneveling of 2 doses van 1 mg met een interval van 30 min. Deze dosis kan iedere 12 uur worden herhaald tot max. 36 uur of totdat klinische verbetering optreedt.
Offlabel: COPD
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard COPD (2022): Dosisaerosol of inhalatiepoeder: 400 microg 2×/dag. Behandeling met inhalatiecorticosteroïden gedurende 1 jaar is te overwegen bij patiënten met frequente longaanvallen, ondanks onderhoudsbehandeling met (een) langwerkende luchtwegverwijder(s) (≥ 2 prednis(ol)on of antibioticakuren of 1 ziekenhuisopname per jaar in verband met COPD). Als het aantal longaanvallen niet is afgenomen na 1 jaar of als er gedurende een langere periode (twee jaar) geen longaanvallen meer zijn, de behandeling staken.
De dosering geleidelijk afbouwen bij staken van de behandeling.
Bij overschakeling van de aerosol op een inhalatiepoeder verdient het aanbeveling de patiënt opnieuw in te stellen op een (lagere) onderhoudsdosering in verband met verschil in effectiviteit per toegediende dosis. Bij inhalatie van de aerosol via de metalen 'Nebuhaler' is de beschikbare hoeveelheid geneesmiddel constanter en hoger dan zonder of met kunststof inhalatiekamer; in sommige gevallen kan de dosering worden verlaagd.
Toediening
- De dosisaerosol kan worden voorzien van een inhalatiekamer ('Nebuhaler' of jet-inhaler).
- De vernevelvloeistof is een suspensie en moet voor gebruik worden geschud. De afgegeven dosis en de vernevelingstijd zijn afhankelijk van de stroomsnelheid, het volume van de vernevelkamer en het vulvolume. De vloeistof vernevelen met een geschikte vernevelaar (jetvernevelaar met mondstuk en eventueel gezichtsmasker). Bij gebruik van een gezichtsmasker na toediening het gezicht wassen om lokale irritatie te voorkomen. Ultrasone vernevelaars zijn niet geschikt voor de verneveling van de vernevelvloeistof, omdat de aflevering van budesonide bij dit type vernevelaar te laag is.
- Door na inhalatie de mond goed met water te spoelen (niet doorslikken), neemt de kans op orofaryngeale candidiase of heesheid af.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): orofaryngeale candidiase.
Vaak (1-10%): heesheid. Kneuzingen. Pneumonie, bronchitis (bij COPD-patiënten).
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties van de huid.
Zelden (0,01-0,1%): slokdarmcandidiasis.
Zeer zelden (< 0,01%): paradoxale bronchoconstrictie. Dyspneu, angio-oedeem, anafylactische reacties. Gewrichtspijn. Hyperglykemie. Dyspepsie. Systemische effecten als groeivertraging bij kinderen, Cushing-achtig beeld, bijnierschorssuppressie, afname botdichtheid, met name bij langdurig gebruik van hoge doses. Cataract, verhoogde intraoculaire druk, glaucoom. Voornamelijk bij kinderen: angst, slaapstoornis, gedragsverandering (incl. hyperactiviteit en snel geïrriteerd zijn).
Verder zijn gemeld: wazig zicht, bloedneus. Voornamelijk bij kinderen: depressie, agressie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): geïrriteerde keel, heesheid, orofaryngeale candidiasis, pneumonie (bij COPD-patiënten), hoest. Slikproblemen.
Soms (0,1–1%): psychomotorische hyperactiviteit, slaapstoornissen, angst, agressie, depressie. Tremor. Cataract (NB: in de placebogroep werd cataract met dezelfde frequentie gerapporteerd), wazig zien. Spierkramp.
Zelden (0,01-0,1%): rusteloosheid, nervositeit, gedragsveranderingen (voornamelijk bij kinderen). Lokale huidirritatie na toediening van de vernevelvloeistof met behulp van een gezichtsmasker. Overgevoeligheidsreacties (zoals huiduitslag, contacteczeem, urticaria, angio-oedeem en anafylactische reactie), jeuk, erytheem. Toegenomen neiging tot blauwe plekken. Bijniersuppressie, groeivertraging (bij kinderen). Paradoxale bronchospasmen, dysfonie.
Zeer zelden (< 0,01%): vermindering botdichtheid.
Verder zijn gemeld: glaucoom. Psychose, geïrriteerdheid.
Interacties
Fluticason wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Wees voorzichtig bij gebruik met sterke remmers van CYP3A4 zoals ritonavir, cobicistat, itraconazol, ketoconazol. Deze combinatie wordt afgeraden vanwege kans op een sterk verhoogde fluticasonspiegel en bijnierschorssuppressie.
Bij gelijktijdig gebruik van systemische corticosteroïden is er meer kans op hyperglykemie.
Interacties
Budesonide wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4; gelijktijdig gebruik van CYP3A4-remmers zoals cobicistat, itraconazol, ketoconazol, HIV-proteaseremmers, erytromycine en claritromycine kan de plasmaspiegel van budesonide verhogen. Indien mogelijk combinatie met sterke CYP3A4-remmers vermijden (vooral bij gebruik van budesonide > 2 weken) en anders een zo lang mogelijk tijdsinterval aanhouden tussen de toedieningen.
Bij gelijktijdig gebruik van systemische corticosteroïden is er meer kans op hyperglykemie.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring laat geen schadelijke effecten zien.
Farmacologisch effect: Bij inhalatie is de te verwachten systemische blootstelling minimaal.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring laat geen schadelijke effecten zien.
Farmacologisch effect: Bij inhalatie is de te verwachten systemische blootstelling minimaal.
Advies: Kan veilig worden gebruikt.
Overig: Astma tijdens de zwangerschap geeft voor moeder en kind risico op complicaties, een optimale behandeling is daarom belangrijk.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de minimale systemische absorptie bij de moeder bij inhalatie zijn nadelige effecten bij de zuigeling onwaarschijnlijk.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Gezien de minimale systemische absorptie bij de moeder bij inhalatie zijn nadelige effecten bij de zuigeling onwaarschijnlijk.
Advies: Kan veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
In levensbedreigende situaties kan toepassing van de vernevelvloeistof niet de toediening van systemisch werkende corticosteroïden vervangen.
Toenemend gebruik van kortwerkende bronchusverwijdende middelen duidt op een verergering van de astma; het behandelschema moet mogelijk aangepast worden.
Slijm in bronchi: Soms is er een dusdanige hoeveelheid slijm in de bronchi, dat de werkzame stof niet in de slijmvliezen van de bronchi kan penetreren. In dat geval eerst een korte kuur orale corticosteroïden (ca. 2 weken), naast de dosisaerosol, geven.
Paradoxale bronchospasmen: Bij optreden van paradoxale bronchospasmen met een onmiddellijke toename van dyspneu na inhalatie de therapie staken en op een andere behandeling overgaan.
Pneumonie: De kans op pneumonie bij COPD neemt toe door het gebruik van inhalatiecorticosteroïden, houd bij het voorschrijven daarom rekening met risicofactoren voor pneumonie (roken, hogere leeftijd, voorgeschiedenis van pneumonie, lage BMI en ernstig COPD).
Longtuberculose kan geactiveerd worden door behandeling met inhalatiecorticosteroïden. Ook kunnen inhalatiecorticosteroïden bepaalde symptomen van longtuberculose en van bacteriële, virale of door schimmels veroorzaakte luchtweginfecties maskeren.
Systemische effecten: Langdurig gebruik van hoge doses inhalatiecorticosteroïden kan leiden tot systemische effecten, zoals het syndroom van Cushing door remming van de bijnierschorsfunctie, vermindering van de botdichtheid, groeivertraging bij kinderen en adolescenten, cataract, glaucoom en psychische- en gedragsstoornissen. Aanbevolen wordt bij kinderen bij langdurige behandeling de groei regelmatig te volgen, met name bij kinderen < 16 jaar die hoge doses gebruiken (≥ 1000 microg/dag). Bij groeivertraging de behandeling opnieuw beoordelen en zo mogelijk de dosering verlagen. Bij overschakelen van patiënten die met systemische corticosteroïden zijn behandeld rekening houden met een verminderde bijnierschorsfunctie. Bij fysiek belastende situaties zoals stress of operatieve ingrepen kan een aanvullende dosis systemisch werkend corticosteroïd noodzakelijk zijn.
Oculaire effecten: Overweeg verwijzing naar een oogarts bij ontwikkeling van visusstoornissen. Glaucoom, cataract en zeldzame ziekten als centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na systemisch en lokaal gebruik van corticosteroïden.
Onderzoeksgegevens: Gebruik bij kinderen < 1 jaar wordt ontraden vanwege onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toenemend gebruik van kortwerkende bronchusverwijdende middelen duidt op een verergering van het astma; het behandelschema moet mogelijk worden aangepast.
Bij optreden van paradoxale bronchospasmen met een onmiddellijke toename van dyspneu na inhalatie de therapie staken en op een andere behandeling overgaan.
De incidentie van pneumonie bij COPD neemt toe door het gebruik van inhalatiecorticosteroïden, houd bij het voorschrijven daarom rekening met risicofactoren voor pneumonie (roken, hogere leeftijd, voorgeschiedenis van pneumonie, lage BMI en ernstig COPD). Een toegenomen risico op pneumonie bij een toenemende steroïddosis is niet overtuigend aangetoond.
Infecties: Longtuberculose kan geactiveerd worden door behandeling met inhalatiecorticosteroïden. Ook kunnen inhalatiecorticosteroïden bepaalde symptomen van longtuberculose en van bacteriële, virale of door schimmels veroorzaakte luchtweginfecties maskeren. Wees voorzichtig bij longaandoeningen zoals bronchiëctasie en pneumoconiose vanwege het risico van een schimmelinfectie.
Langdurig gebruik van hoge doses inhalatiecorticosteroïden kan leiden tot systemische effecten, zoals het syndroom van Cushing door remming van de bijnierschorsfunctie, vermindering van de botdichtheid, groeivertraging bij kinderen en adolescenten, cataract, glaucoom en psychische- en gedragsstoornissen. Controleer de bijnierschorsfunctie regelmatig. Bij overschakelen op inhalatiecorticosteroïd bij patiënten die met systemische corticosteroïden zijn behandeld, rekening houden met een verminderde bijnierschorsfunctie. Het herstel van de bijnierfunctie kan 12 maanden duren, afhankelijk van de behandelduur en gebruikte dosering. Budesonide kan voor circa 7–10 dagen eerst in hoge doses aan de orale corticosteroïden worden toegevoegd, voordat de orale corticosteroïden worden afgebouwd. Bij fysiek belastende situaties zoals stress of operatieve ingrepen kan een aanvullende dosis systemisch werkend corticosteroïd noodzakelijk zijn. Na vervanging van de orale glucocorticosteroïden door inhalatiecorticosteroïden kunnen zich symptomen manifesteren die eerder werden onderdrukt, zoals allergische rinitis en allergisch eczeem. Behandel deze allergieën adequaat.
Volg de groei bij kinderen bij langdurige behandeling. Bij groeivertraging de behandeling opnieuw beoordelen en zo mogelijk de dosering verlagen; overweeg een verwijzing naar de kinderlongarts.
Overweeg verwijzing naar een oogarts bij ontwikkeling van visusstoornissen. Glaucoom, cataract en zeldzame ziekten als centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na systemisch en lokaal gebruik van corticosteroïden.
Wees bedacht op mogelijke systemische bijwerkingen bij een ernstig gestoorde leverfunctie.
Onderzoeksgegevens: Het gebruik bij COPD patiënten met longontsteking of die invasieve mechanische beademing nodig hebben, is niet onderzocht.
Overdosering
Symptomen
Chronisch overdoseren van een inhalatiecorticosteroïd kan bijnierschorssuppressie geven. Regelmatige controle van de bijnierschorsfunctie is dan aan te bevelen, waarbij de behandeling kan worden voortgezet op geleide van de reactie van de patiënt.
Therapie
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met fluticason contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Chronisch overdoseren van een inhalatiecorticosteroïd kan bijnierschorssuppressie geven. Regelmatige controle van de bijnierschorsfunctie is dan aan te bevelen, waarbij de behandeling kan worden voortgezet op geleide van de reactie van de patiënt.
Zie voor meer informatie over de symptomen en behandeling de stofmonografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Glucocorticoïd, dat bij tracheale toepassing lokaal een ontstekingsremmende werking heeft. Werking: bij astma verbetering longfunctie na 4–7 dagen, maximaal na enige weken. Bij nog niet met inhalatiecorticosteroïden behandelde patiënten treedt in de regel na 7 dagen een therapeutisch effect op, bij gebruik van de vernevelvloeistof binnen 24 uur. Bij COPD binnen 3–6 maanden optimaal effect op longfunctie en exacerbaties.
Kinetische gegevens
Resorptie | systemische absorptie vindt grotendeels in de longen plaats. |
F | na gebruik van het inhalatiepoeder ca. 8% en de dosisaerosol 11% (bij gezonde vrijwilligers, bij patiënten waarschijnlijk lager). Van de ingeslikte fractie < 1% vanwege onvolledige absorptie en een uitgebreid 'first pass'-effect. |
V d | 4,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 91%. |
Metabolisering | in sterke mate in de lever door CYP3A4 tot een inactieve metaboliet. |
T 1/2el | ca. 8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Budesonide is een glucocorticoïd, dat bij tracheale toepassing lokaal een ontstekingsremmende werking heeft. De longdepositie kan variëren van 10–30%, afhankelijk van de toedieningsvorm.
Werking: begint 24 uur na aanvang behandeling, maximaal na 1–2 weken. Bij nog niet met corticosteroïden behandelde patiënten treedt in de regel binnen 10 dagen een therapeutisch effect op.
Kinetische gegevens
F | (ingeslikte fractie) gering vanwege uitgebreid 'first pass'-effect. |
T max | 10–30 min. |
V d | 3 l/kg. |
Metabolisering | snel en uitgebreid in de lever door CYP3A4 tot weinig actieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. als metabolieten via feces en urine. |
T 1/2el | ca. 2–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fluticason (bij astma) hoort bij de groep corticosteroïden, inhalatie.
Groepsinformatie
budesonide (bij astma) hoort bij de groep corticosteroïden, inhalatie.