Samenstelling
Bemfola XGVS Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 600 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,125 ml = 75 IE, 0,25 ml = 150 IE, 0,375 ml = 225 IE, 0,5 ml = 300 IE
Gonal-F XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 600 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,25 ml = 150 IE, pen 0,5 ml = 300 IE, pen 0,75 ml = 450 IE, pen 1,5 ml = 900 IE
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 625 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 0,24 ml = 150 IE, pen 0,48 ml = 300 IE, pen 0,72 ml = 450 IE, pen 1,44 ml = 900 IE
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1050 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1,75 ml
Ovaleap XGVS Theramex Ireland Limited
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 600 IE/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 0,5 ml = 300 IE, 0,75 ml = 450 IE, 1,5 ml = 900 IE
Voor gebruik in combinatie met een pen-injector (Ovaleap Pen).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Pergoveris XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per flacon: follitropine α 150 IE en lutropine α 75 IE.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 0,48 ml
Bevat per pen: follitropine α 300 IE en lutropine α 150 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 0,72 ml
Bevat per pen: follitropine α 450 IE en lutropine α 225 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen 1,44 ml
Bevat per pen: follitropine α 900 IE en lutropine α 450 IE (per ml: 625 IE resp. 312,5 IE).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
Bij vrouwen
- gecontroleerde ovariumhyperstimulatie voor de ontwikkeling van meerdere follikels bij vrouwen die worden behandeld in het kader van een kunstmatige voortplantingstechniek (ART);
- anovulatie (ook ten gevolge van het polycysteus ovariumsyndroom, PCOS), indien behandeling met clomifeen faalt;
- in combinatie met een LH-preparaat (lutropine) voor stimulatie van de follikelontwikkeling bij vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH.
Bij mannen
- deficiënte spermatogenese door congenitaal of verworven hypogonadotroop hypogonadisme, in combinatie met humaan choriongonadotrofine (hCG).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Stimulatie van de follikelontwikkeling bij volwassen vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
Stem de startdosering af op basis van de klinische kenmerken van de vrouw, zoals markers voor ovariële reserve, leeftijd, BMI en, indien van toepassing, eerdere ovariële respons op ovariële stimulatie. Gebruikelijke begindosis: s.c. 150–225 IE per dag op dag 2 en 3 van de cyclus. Indien een lage ovariële respons wordt verwacht, pas de startdosering stapsgewijs aan tot maximaal 450 IE/dag. Indien een excessieve respons wordt verwacht, verlaag de startdosering tot < 150 IE/dag. Controleer de respons nauwlettend door de grootte en het aantal van de follikels te bepalen door middel van echografie en/of oestrogeensecretie totdat een adequate follikelontwikkeling is bereikt. Bij een optimale ovariële respons 24–48 uur na de laatste toediening van follitropine α een enkelvoudige injectie van 250 microg r-hCG of 5.000–10.000 IE hCG toedienen om volledige follikelrijping te bewerkstelligen.
Ter voorkoming van premature luteïnisatie, zo nodig geven in combinatie met een GnRH-agonist of -antagonist.
Anovulatie
Volwassenen
Bij menstruerende vrouwen starten binnen de eerste 7 dagen van de menstruele cyclus. Stem de startdosering af op basis van de klinische kenmerken van de vrouw, zoals markers voor ovariële reserve, leeftijd, BMI en, indien van toepassing, eerdere ovariële respons op ovariële stimulatie. Gebruikelijke begindosis: s.c. 75–150 IE per dag. Daarna afhankelijk van de respons zo nodig de dosering verhogen met tussenpozen van 7, bij voorkeur 14 dagen met 37,5 of 75 IE per dag. Indien een excessieve ovariële respons wordt verwacht, pas de startdosering stapsgewijs aan naar een dosis lager dan 75 IE/dag. Indien een lage ovariële respons wordt verwacht, pas de startdosering stapsgewijs aan naar een dosis van 75 tot maximaal 150 IE/dag. Controleer de respons nauwlettend door de grootte en het aantal van de follikels te bepalen door middel van echografie en/of oestrogeensecretie. Bij een lage respons is de dagelijkse dosis maximaal 225 IE/dag. Bij een optimale ovariële respons de toediening van follitropine α staken en binnen 24–48 uur de ovulatie opwekken met een enkele injectie van 250 microg r-hCG of 5.000–10.000 IE hCG, waarbij wordt aangeraden om gemeenschap te hebben op zowel de dag van hCG toediening als de dag erna. Intra-uteriene inseminatie vormt hierbij een alternatief.
Ernstig tekort aan LH en FSH
Volwassenen
Als de vrouw niet menstrueert en een lage endogene oestrogeenspiegel heeft, kan de behandeling op elk gewenst moment beginnen. Begindosis s.c. 75–150 IE per dag, in combinatie met lutropine α 75 IE per dag. Pas de behandeling aan op basis van metingen van de follikelgrootte door middel van echografie en oestrogeenrespons. Zo nodig de dosering verhogen met intervallen van 7–14 dagen en met stappen van 37,5–75 IE follitropine α per dag. Een behandelduur tot 5 weken is aanvaardbaar. Bij een optimale reactie de toediening van follitropine α en lutropine α staken en binnen 24–48 uur de ovulatie opwekken met een enkele injectie van 250 microg r-hCG of 5.000–10.000 IE hCG. De vrouw adviseren gemeenschap te hebben op de dag van de hCG-toediening en de dag erna. Als alternatief intra-uteriene inseminatie of een andere medische kunstmatige voortplantingsprocedure toepassen. Overweeg eventueel ondersteuning van de luteale fase, omdat een tekort aan luteotrope activiteit (LH/hCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve respons de behandeling staken en geen hCG geven; in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis FSH.
Deficiënte spermatogenese
Volwassenen
S.c. 150 IE 3×/week, gelijktijdig met hCG, gedurende minimaal 4 maanden. Semenanalyse wordt 4–6 maanden na het begin van de behandeling aanbevolen. Behandelduur: na ten minste 3–4 maanden kan pas enige verbetering worden verwacht; een behandeling van ≥ 18 maanden kan nodig zijn om spermatogenese te bewerkstelligen.
Toediening
- Subcutaan toedienen elke dag op hetzelfde tijdstip;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de vrouw zelf;
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om lipo-atrofie te voorkomen.
Doseringen
Gezien de indicatie kan de behandeling op elk moment worden begonnen. Individueel doseren, afhankelijk van de reactie van het ovarium. Dit vereist echoscopie en controle van estradiolplasmaspiegels.
Stimulatie follikelontwikkeling bij ernstig tekort aan LH en FSH
Volwassenen
Aanbevolen begindosis: s.c. 150 IE follitropine α in combinatie met 75 IE lutropine α per dag. Daarna afhankelijk van de respons zo nodig FSH verhogen met 37,5–75 IE follitropine-α/dag, met een interval van 7–14 dagen. Een behandelduur tot 5 weken is aanvaardbaar. Bij een optimale reactie de toediening staken en binnen 24–48 uur de ovulatie opwekken met 5.000–10.000 IE hCG of 250 microg r-hCG, waarbij wordt aangeraden om gemeenschap te hebben op zowel de dag van hCG-toediening als de dag erna. Als alternatief kan intra-uteriene inseminatie of een andere medische kunstmatige voortplantingsprocedure worden toegepast. Eventueel ondersteuning van de luteale fase overwegen, omdat een tekort aan luteotrope activiteit (LH/hCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve reactie op de gebruikelijke dosering follitropine-α/lutropine-α, hCG niet toedienen en de behandeling in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis FSH.
Toediening
- Subcutaan toedienen elke dag op hetzelfde tijdstip;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf;
- Het poeder voor injectievloeistof direct vóór gebruik reconstitueren met de meegeleverde oplossing;
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om huidirritatie te voorkomen.
Bijwerkingen
Bij vrouwen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Ovariumcysten. Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, zwelling, irritatie).
Vaak (1-10%): buikpijn, opgezette buik, misselijkheid, braken, diarree. Milde tot matige vorm van ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS).
Soms (0,1-1%): ernstig OHSS.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylactische reactie en shock. Astma-longaanval. Trombo-embolie.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Bij mannen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, zwelling, irritatie).
Vaak (1-10%): acne. Gynaecomastie, varicocele. Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties, waaronder anafylactische reactie en shock. Astma-longaanval.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ovariumcysten. Hoofdpijn. Lokale reacties op de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, hematoom, zwelling en irritatie).
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, buikpijn, opgezette buik, diarree. Mild tot matig ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), gekenmerkt door maag-darmstoornissen en cysteus vergrote ovaria. Pijnlijke borsten, bekkenpijn.
Soms (0,1-1%): ernstig OHSS, gekenmerkt door ernstige ovariële vergroting, acute buikpijn, ascites, pleurale effusie, hydrothorax, dyspneu, oligurie, hematologische afwijkingen en gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): ovariumtorsie en trombo-embolische aandoeningen (longembolie, ischemisch CVA, myocardinfarct) als gevolg van ernstig OHSS. Astma-longaanval. Milde tot ernstige overgevoeligheidsreacties, inclusief anafylactische reacties en shock.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van een GnRH-agonist of -antagonist om de hypofyse te desensitiveren kan een hogere dosis follitropine nodig zijn om een adequate respons te bereiken.
Gelijktijdig gebruik met clomifeen kan de follikelreactie versterken.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet bekend, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Bij vrouwen
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan;
- vergroting van de ovaria of cysten, die niet door polycysteus ovariumsyndroom worden veroorzaakt en met onbekende oorzaak;
- onverklaarde vaginale bloedingen.
Bij mannen
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- testiscarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie.
Contra-indicaties
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen;
- indien geen effect kan worden verwacht, bv. bij primaire ovariuminsufficiëntie, misvormingen van de geslachtsorganen die zwangerschap onmogelijk maken en myomen die zwangerschap in de weg staan.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Controleer vrouwen met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Bij vrouwen
Bij stimulering van follikelgroei kan het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) optreden. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, eerdere episoden van OHSS, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en een groot aantal oöcyten gewonnen in cycli van ART. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de vrouw adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-contraceptiemethoden te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de vrouw ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstige OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Bij mannen
Een verhoogde concentratie endogeen FSH wijst op primaire testiculaire deficiëntie; in dat geval heeft behandeling met follitropine/hCG geen zin.
Het effect van de behandeling vier tot zes maanden na het begin van de behandeling met behulp van semenanalyse beoordelen.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in sommige injectievloeistoffen, in grote hoeveelheden, kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen: Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-contraceptiemethoden te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Eigenschappen
Recombinant humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) geproduceerd door middel van DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van de Chinese hamster (CHO cellen). Bij vrouwen stimuleert FSH de ontwikkeling van ovariële follikels. Bij dagelijkse toediening van r-hFSH begint het totale follikelvolume toe te nemen na ca. 4-5 dagen en het max. effect wordt bereikt na ca. 10 dagen, afhankelijk van de individuele respons. Bij mannen met een tekort aan FSH, induceert r-hFSH de spermatogenese, indien toegediend in combinatie met hCG gedurende ten minste 4 maanden.
Bemfola en Ovaleap zijn de biosimilars van GONAL-f, en zijn hiermee in hoge mate vergelijkbaar. Voor meer informatie over biosimilars, zie Biosimilars in de EU - Informatie voor zorgverleners (europa.eu).
Kinetische gegevens
F | ca. 66%. |
V d | ca. 0,13–0,16 l/kg. |
Eliminatie | ca. 12% met de urine. |
T 1/2el | 24–59 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Combinatie van via DNA-recombinanttechniek vervaardigd humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) en humaan luteïniserend hormoon (r-hLH). In de thecacellen stimuleert LH de uitscheiding van androgenen, die worden overgebracht naar granulosacellen, waar zij door aromatase worden omgezet in estradiol. In granulosacellen stimuleert FSH de ontwikkeling van ovariële follikels. Het doel van de behandeling is de follikelontwikkeling gevolgd door volle rijping te bevorderen na toediening van humaan choriongonadotrofine (hCG).
De estradiolspiegel begint vanaf de vierde dag van behandeling te stijgen. Het totale follikelvolume begint toe te nemen na ca. 4-5 dagen en het max. effect wordt bereikt na ca. 10 dagen, afhankelijk van de individuele respons.
Kinetische gegevens
follitropine αF | s.c. ca. 66%. |
V d | ca. 0,14 l/kg. |
Eliminatie | ca. 12% met de urine. |
T 1/2el | 24-59 uur. |
F | s.c. ca. 56%. |
V d | ca. 0,07–0,2 l/kg. |
Eliminatie | < 5% met de urine. |
T 1/2el | 8-21 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
follitropine alfa hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
follitropine/lutropine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk