Samenstelling
Rekovelle XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 33,3 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 0,36 ml = 12 microg, 1,08 ml = 36 microg, 2,16 ml = 72 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Menopur XGVS Ferring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml met toebehoren
Bevat per flacon: 75 IE FSH en 75 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 150 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml met toebehoren
Bevat per flacon: 150 IE FSH en 150 IE LH.
Meriofert XGVS Goodlife Pharma Nederland
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 75 IE FSH en 75 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 150 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 150 IE FSH en 150 IE LH.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 900 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml in wegwerpspuit
Bevat per flacon: 900 IE FSH en 900 IE LH.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
- Gecontroleerde ovariumhyperstimulatie voor de ontwikkeling van meerdere follikels bij vrouwen die geassisteerde voortplantingstechnieken (ART) ondergaan, zoals in vitro fertilisatie (IVF) of intracytoplasmatische sperma-injectiecyclus (ICSI).
Gerelateerde informatie
Indicaties
Bij vrouwen
- Infertiliteit door anovulatie, (incl. polycysteus ovarium syndroom), indien behandeling met clomifeen heeft gefaald;
- Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie, teneinde meervoudige follikelrijping te bewerkstelligen bij kunstmatige voortplantingstechnieken zoals in-vitro-fertilisatie (IVF).
Bij mannen
- Geselecteerde gevallen van gestoorde spermatogenese.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Individueel doseren op geleide van de follikelgrootte en de estradiolconcentratie.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassenen
Het tijdstip waarop de behandeling wordt gestart is afhankelijk van het type protocol: in een protocol met een GnRH-antagonist (kort schema), de behandeling 2 of 3 dagen na het begin van de menstruatie starten; in een protocol met een GnRH-agonist (lang schema), de behandeling ca. 2 weken na aanvang van de agonistbehandeling starten.
Voor de eerste behandelcyclus de individuele dagelijkse dosis bepalen op basis van de serumspiegels van het anti-Müller-hormoon (AMH) en het lichaamsgewicht van de vrouw. Deze dagelijkse dosis de hele stimulatieperiode handhaven. Bij een AMH-concentratie < 15 pmol/l: s.c. 12 microg/dag (ongeacht het lichaamsgewicht). Bij een AMH-concentratie ≥ 15 pmol/l: zie tabel 1. De max. dosering bij de eerste behandelcyclus is 12 microg/dag. De behandeling voortzetten tot een adequate follikelontwikkeling (≥ 3 follikels ≥ 17 mm) is bereikt, wat gemiddeld op de negende of tiende behandeldag het geval is (spreiding 5–20 dagen). Bij downregulatie van de hypofyse door een GnRH-agonist kan een langere stimulatieduur en dus een hogere totale dosis follitropine delta nodig zijn om adequate follikelrespons te verkrijgen. Vervolgens een enkelvoudige injectie van 250 microg r-hCG of 5.000 IE hCG toedienen om volledige follikelrijping te bewerkstelligen. Bij volgende behandelcycli de dagelijkse dosis zo nodig aanpassen op grond van de ovariële respons in de vorige cyclus: bij een ovariële hyporespons de dosering verhogen met 25–50%; bij een ovariële hyperrespons de dosering verlagen met 20–33%. De max. dosering bij volgende behandelcycli is 24 microg/dag.
AMH (pmol/l) |
Dagelijkse dosis |
---|---|
< 15 |
12 microg |
15–16 |
0,19 microg/kg |
17 |
0,18 microg/kg |
18 |
0,17 microg/kg |
19–20 |
0,16 microg/kg |
21–22 |
0,15 microg/kg |
23–24 |
0,14 microg/kg |
25–27 |
0,13 microg/kg |
28–32 |
0,12 microg/kg |
33–39 |
0,11 microg/kg |
≥ 40 |
0,10 microg/kg |
Toediening
- Subcutaan toedienen, bij voorkeur in de buikwand.
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven; na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
- De injectieplaats dagelijks afwisselen om lipo-atrofie te voorkomen.
Doseringen
Bij de vrouw individueel doseren op geleide van de follikelgrootte door middel van ultrasonografie en evt. ook bepaling van oestrogeenspiegels.
Anovulatie
Volwassenen
Bij menstruerende vrouwen starten binnen de eerste 7 dagen van de menstruele cyclus. Gebruikelijke begindosis: s.c. of i.m. 75–150 IE 1×/dag. De dosering zo nodig verhogen met tussenpozen van 7 of bij voorkeur 14 dagen, met 37,5 IE of max. 75 IE, in principe tot max. 225 IE per dag. De dagdosis aanhouden totdat pre-ovulatoire omstandigheden worden bereikt (meestal na 7-14 dagen). Indien de reactie na 4 weken onvoldoende is de behandeling afbreken en de volgende behandelcyclus met een hogere begindosis starten. Bij een optimale reactie de toediening van menopauzegonadotrofine staken en 24–48 uur daarna de ovulatie induceren met een injectie van humaan choriongonadotrofine, waarbij wordt aangeraden om gemeenschap te hebben op zowel de dag van hCG-toediening als de dag erna. Intra-uteriene inseminatie vormt hierbij een alternatief.
Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie geen hCG toedienen en de patiënte adviseren geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken tot de eerstvolgende menstruatiebloeding. De volgende behandelcyclus met een lagere begindosis starten.
Gecontroleerde ovariële hyperstimulatie bij een kunstmatige voortplantingstechniek
Volwassenen
Verschillende protocollen worden toegepast. Hypofyse downregulatie om de endogene LH-piek te onderdrukken wordt gewoonlijk bereikt door toedienen van een GnRH-agonist of een GnRH-antagonist.
Gebruikelijke begindosis: s.c. of i.m. 150–225 IE/dag gedurende ten minste 5 dagen, te beginnen ca. 2 weken na starten van een GnRH-agonist of op dag 2 of 3 van de menstruatiecyclus. Vervolgens de dosering aanpassen op geleide van de ovariële reactie met stappen van max. 150 IE per keer, in principe tot max. 450 IE per dag. De behandeling voortzetten totdat adequate follikelgroei is bereikt (gemiddeld op de tiende behandeldag; spreiding 5-20 dagen). Bij een optimale reactie de toediening van menopauzegonadotrofine staken en 24–48 uur daarna de ovulatie induceren met een injectie van humaan choriongonadotrofine. Oöcyt uitname vindt 34-35 uur later plaats.
Bij een te hevige reactie de behandeling met menopauzegonadotrofine staken en geen hCG toedienen; de patiënte adviseren geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken tot de eerstvolgende menstruatiebloeding.
Stoornissen in de spermatogenese
Volwassenen
Voorafgaande aan de behandeling humaan choriongonadotrofine (hCG) geven totdat normale testosteronspiegels zijn bereikt. Vervolgens combineren met Menopur: i.m. of s.c. 75–150 IE 3×/week gedurende enkele maanden.
Toediening
- De oplossing direct na reconstitutie toedienen, via subcutane of intramusculaire injectie;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven;
- De injectieplaats afwisselen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), bekkenpijn of -klachten. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): stemmingswisselingen. Slaperigheid, duizeligheid. Braken, buikklachten, diarree, obstipatie. Pijnlijke of gevoelige borsten, vaginale bloedingen.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, diarree en cysteus vergrote ovaria.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Opgezette buik.
Vaak (1-10%): ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), gekenmerkt door buikpijn, misselijkheid, braken, diarree, vergrote ovaria en ovariumcysten. Duizeligheid. Rugpijn. Bekkenpijn, gevoelige of pijnlijke borsten. Opvliegers. Pijn en reacties op de injectieplaats, vermoeidheid, malaise, dorst.
Zelden (0,01–0,1%): trombo-embolische voorvallen, acne, huiduitslag.
Verder zijn gemeld: wazig zien, koorts, gewrichtspijn, jeuk, urticaria, erytheem en overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reacties. Ernstig OHSS met ascites, gewichtstoename, vochtopstapeling in bekken, pleurale effusie, dyspneu, oligurie, hypovolemie, shock, trombo-embolische voorvallen en ovariumtorsie. Ruptuur van ovariumcysten met intraperitoneale bloeding.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van een GnRH-agonist om de hypofyse te desensitiveren kan een hogere dosis menopauzegonadotrofine nodig zijn om een adequate respons te bereiken.
Gelijktijdig gebruik met clomifeen kan de follikelreactie versterken.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet bekend, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen remmen mogelijk de borstvoeding.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- primaire gonadale insufficiëntie;
- misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- onverklaarde vaginale bloedingen.
Contra-indicaties
Bij vrouwen
- vaginale bloedingen met onbekende oorzaak;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom;
- aandoeningen die een effectieve behandeling onmogelijk maken zoals primair ovariumfalen en misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan.
Bij mannen
- prostaatcarcinoom, testistumor;
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- primaire gonadale insufficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) is een complicatie van een fertiliteitsbehandeling. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de serum-oestradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. In geval van ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling geen humaan choriongonadotrofine (hCG) toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of een condoom te gebruiken. OHSS kan optreden binnen 9 dagen nadat de laatste fase van follikelrijping is geïnduceerd, middels toediening van hCG. Laat OHSS kan optreden 10 of meer dagen hierna, als gevolg van hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap. Volg de patiënt ten minste gedurende 2 weken na hCG-toediening in verband met dit risico.
De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Er is geen onderzoek gedaan naar anovulatoire patiënten met polycysteus-ovariumsyndroom.
Potentiële hoog-responders (patiënten met AMH > 35 pmol/l) zijn niet onderzocht in een protocol waarin downregulatie met een GnRH-agonist toegepast wordt.
Waarschuwingen en voorzorgen
Algemeen: Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Beoordeel vóór en regelmatig tijdens de behandeling de follikelontwikkeling door middel van ultrasonografie en bepaling van de estradiolspiegel. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen hCG toedienen en de patiënte adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of een barrière-anticonceptiemethode te gebruiken. OHSS kan snel verergeren en treedt meestal op na het stoppen van de behandeling, met als hoogtepunt ca. 7 tot 10 dagen na de behandeling; daarom de patiënt ten minste gedurende 2 weken na de hCG-toediening volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee het risico op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose, zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Eigenschappen
Recombinant humaan follikelstimulerend hormoon (r-hFSH) geproduceerd door middel van DNA-recombinanttechniek in een menselijke cellijn (PER.C6). FSH is noodzakelijk voor normale follikelgroei en -rijping en voor de gonadale steroïdproductie.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
F | ca. 64%. |
V d | ca. 0,36 l/kg. |
Eliminatie | hoofzakelijk met de urine (ca. 9% onveranderd). |
T 1/2el | ca. 28 uur (na meerdere toedieningen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan menopauzaal gonadotrofine (hMG) wordt verkregen uit de urine van vrouwen in de postmenopauze en bevat zowel FSH (follikelstimulerend hormoon)- als LH (luteïniserend hormoon)-activiteit. In Meriofert is humaan choriongonadotrofine (hCG) toegevoegd, verkregen uit de urine van zwangere vrouwen, om aan de LH-activiteit bij te dragen.
Bij de vrouw induceert de FSH-component in de eierstokken een toename van het aantal groeiende follikels en stimuleert de follikelontwikkeling. FSH verhoogt de productie van estradiol in granulosacellen door de aromatisering van androgenen die - onder invloed van LH - in theca-cellen geproduceerd worden. Bij de man stimuleert de FSH-component de rijping van de tubuli seminiferi en de ontwikkeling van spermatozoa. Een hoge concentratie androgeen in de testes is hiervoor echter noodzakelijk. Dit kan bereikt worden door voorafgaande behandeling met hCG.
Kinetische gegevens
T max | 6–24 uur (FSH). |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | i.m. ca. 27 uur, s.c. ca. 30 uur (FSH). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
follitropine delta hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
menopauzegonadotrofine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk