Samenstelling
Fomicyt (als di-Na-zout) XGVS Nordic Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 4 g
- Verpakkingsvorm
- fles
Bevat per fles: dinatriumfosfomycine 5,28 g overeenkomend met fosfomycine 4 g en natrium 1,28 g (56 mmol).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Clindamycine capsule (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 600 mg
Clindamycine infusievloeistof (als fosfaat) XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 12 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 50 ml
Clindamycine injectievloeistof Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, 4 ml
Dalacin C capsule (als hydrochloride) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 300 mg
Dalacin C orale suspensie (als palmitaathydrochloride) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor orale suspensie
- Sterkte
- 15 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 80 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor fosfomycine (i.v.) is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van de infecties waar het voor geregistreerd is (behoudens voor urineweginfecties; zie hieronder).
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweedegeneratie-cefalosporine mét een aminoglycoside óf i.v. een derdegeneratie-cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Fosfomycine (intraveneus) is een ‘last line’ i.v.-reserve-antibioticum bij de behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Het wordt momenteel niet aangeraden als empirische therapie. In een RCT waarin het vergeleken werd met piperacilline/tazobactam was er een vergelijkbaar goed resultaat op klinisch herstel. Het middel wordt goed verdragen en bijwerkingen als hypokaliëmie en verhoogde serumtransaminasewaarden waren mild en voorbijgaand.
Advies
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Oraal of i.v. clindamycine is tweede keus bij een CAP veroorzaakt door anaerobe bacteriën zoals bij een aspiratiepneumonie.
Bij acute faryngotonsillitis is bestrijding van de pijn met paracetamol, eerste keus. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd. Bij ernstige faryngotonsillitis, bij immuundeficiëntie of op advies van de GGD kan gekozen worden voor een smalspectrum penicilline zoals feneticilline of fenoxymethylpenicilline. Bij een penicilline-overgevoeligheid is azitromycine gedurende 3 dagen eerste keus. Bij een peritonsillair infiltraat of bij onvoldoende effect van een behandeling met smalspectrum penicillinen wordt gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Clindamycine en de macroliden zijn alternatieven wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij (recidiverende) cellulitis en erysipelas, wondinfecties en bij een niet genezend furunkel is clindamycine (ook) een alternatief bij penicilline-allergie.
Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur; bij kinderen < 13 jaar is clindamycine een alternatief bij penicilline-allergie.
De behandeling van malaria wordt bepaald aan de hand van de aangetoonde verwekker, en de ernst van de ziekte, en gebeurt in overleg met een gespecialiseerd centrum.
Offlabel: Clindamycine heeft een beperkte plaats in de behandeling van malaria; het kan in combinatie met kinine als vierde keus in aanmerking komen bij niet-ernstige malaria tropica (bij niet-zwangeren).
Offlabel: Profylaxe van Endocarditis is geïndiceerd bij een hoogrisicopatiënt die een hoogrisico-ingreep ondergaat. Geef eenmalig flucloxacilline 30–60 min voorafgaand aan een ingreep bij geïnfecteerd (huid)weefsel, óf amoxicilline bij een tandheelkundige ingreep of bij een ingreep in de tractus digestivus of urogenitalis. Clindamycine of vancomycine is een alternatief bij een penicilline-allergie, afhankelijk van de soort ingreep. Dat geldt ook als de patiënt ≤ 7 dagen voor de ingreep met een penicilline is behandeld. De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v. antibiotica. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Clindamycine kan (oraal of vaginaal) offlabel worden toegepast bij trichomoniasis, als alternatief voor oraal metronidazol in het eerste trimester van de zwangerschap. De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Indicaties
Behandeling bij volwassenen en kinderen van de volgende infecties, wanneer de gebruikelijke antibiotica onvoldoende werkzaam zijn of niet kunnen worden toegepast:
- Gecompliceerde urineweginfecties;
- Osteomyelitis;
- Nosocomiale infecties van de onderste luchtwegen;
- Bacteriële meningitis;
- Bacteriëmie die (vermoedelijk) geassocieerd is met één van bovengenoemde infecties.
Gerelateerde informatie
Indicaties
(Ernstige) infecties (uitgezonderd cerebrospinale) veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor clindamycine; bij aerobe infecties alleen als andere minder toxische middelen ongeschikt zijn.
- Infecties van de onderste luchtwegen (zoals pneumonie, longabces, aspiratiepneumonie, necrotiserende pneumonie en empyeem en bij polybacteriële infecties in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen mogelijk aanwezige Gram-negatieve bacteriën);
- Infecties van de huid en weke delen (zoals bij een dierenbeet, of als zelfbehandeling bij recidiverende cellulitis);
- Infecties in het kleine bekken en van de vrouwelijke geslachtsorganen (zoals PID, endometritis, perivaginale infecties, abcessen in de eileiders of eierstokken, salpingitis, cellulitis van het bekken) in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën;
- Bot- en gewrichtsinfecties, zoals osteomyelitis en septische artritis;
- Intra-abdominale infecties, inclusief buikabces en peritonitis, in combinatie met een antibioticum met een goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën;
- Chronische sinusitis veroorzaakt door anaerobe bacteriën;
- Tonsillitis;
- Offlabel: behandeling van niet-ernstige malaria tropica;
- Offlabel: als peri-operatieve profylaxe in geval van β-lactamallergie;
- Offlabel: als endocarditisprofylaxe bij:
- penicilline-allergie;
- na een behandeling met een penicilline in de voorgaande 7 dagen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Individuele doses mogen niet hoger zijn dan 8 g.
Gecompliceerde urineweginfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.: 12–16 g verdeeld over 2–3 doses.
Er zijn relatief weinig gegevens over de veiligheid, met name bij doses > 16 g/dag.
Osteomyelitis en nosocomiale infecties van de onderste luchtwegen
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.: 12–24 g verdeeld over 2–3 doses.
Bij ernstige infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën, het regime met hoge dosering verdeeld over 3 doses gebruiken.
Bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar (> 40 kg)
I.v.:16–24 g verdeeld over 3–4 doses.
Bij ernstige infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën, het regime met hoge dosering verdeeld over 3 doses gebruiken.
Kinderen < 12 jaar bij de geregistreerde infectieziekten
Kinderen van 1–12 jaar (10–40 kg)
200–400 mg/kg lichaamsgewicht; dit verdeeld over 3–4 doses.
Baby's van 1–12 maanden (tot 10 kg)
200–300 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 3 doses.
Het regime met hoge doses overwegen bij ernstige infecties (zoals meningitis), m.n infecties waarvan verwacht wordt of bekend is dat ze veroorzaakt zijn door minder gevoelige bacteriën.
Let op: De leeftijd in weken hierna genoemd is de som van de zwangerschapsduur plus de postnatale leeftijd. Zuigelingen leeftijd 40–44 weken:
200 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 3 doses.
Premature zuigelingen leeftijd < 40 weken
100 mg/kg lichaamsgewicht; verdeeld over 2 doses.
Verminderde nierfunctie: er kunnen geen dosisaanbevelingen worden gedaan voor kinderen met een verminderde nierfunctie.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd alleen.
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen: Het is nog onduidelijk of dosisbeperking nodig is bij een creatinineklaring tussen 40–80 ml/min; wees voorzichtig, vooral wanneer de hogere doses binnen het aanbevolen bereik worden overwogen. De dosis bij een verder verminderde nierfunctie wordt uitgedrukt als deel van de dosis die geschikt wordt geacht als de nierfunctie normaal was geweest; bij een creatinineklaring 31–40 ml/min: 70% (in 2–3 verdeelde doses); 21–30 ml/min: 60% (in 2–3 verdeelde doses); 11–20 ml/min: 40% (in 2–3 verdeelde doses); 0–10 ml/min: 20% (in 1–2 verdeelde doses). De eerste dosis moet worden verdubbeld (oplaaddosis), maar mag niet hoger zijn dan 8 g. De dosisaanbevelingen voor patiënten met een verminderde nierfunctie zijn gebaseerd op farmacokinetische modellen en beperkte klinische gegevens.
- Kinderen: Er kunnen geen dosisaanbevelingen worden gedaan voor kinderen met een verminderde nierfunctie.
Hemodialysepatiënten: (uitgaande van intermitterende dialyse om de 48 uur, bij volwassenen en kinderen van ≥ 12 jaar): dien 2 g fosfomycine toe aan het einde van elke dialysesessie.
Tijdens continue veno-veneuze hemofiltratie (CVVH na verdunning, c.q. post-dilutie): fosfomycine wordt doeltreffend geëlimineerd; er is geen dosisaanpassing vereist. Er zijn geen gegevens over patiënten die CVVH vóór verdunning (c.q. pre-dilutie) ondergaan of andere vormen van nierfunctievervangende therapie ondergaan (incl. CAPD).
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig bij leverinsufficiëntie, de farmacokinetiek van fosfomycine is ongewijzigd in deze patiëntengroep.
Behandelduur: Stem deze af op het infectietype, de ernst van de infectie en de klinische respons. Volg de relevante therapeutische richtlijnen voor de bepaling van de behandelduur.
Toediening
- Vóór toediening, 4 g verdunnen met 100 ml water voor injecties, of glucose 5 of 10%; de eindconcentratie is dan 40 mg/ml.
- De inlooptijd van de infusie is ten minste 15 minuten bij 2 g, ten minste 30 minuten bij 4 g, en 60 minuten bij 8 g.
- Een individuele dosis mag niet hoger zijn dan 8 g.
Doseringen
De dosering en wijze van toediening worden bepaald door de ernst van de infectie, de toestand van de patiënt en de gevoeligheid van het betreffende micro-organisme.
Let op! Behandel β-hemolytische streptokokkeninfecties ten minste 10 dagen om de incidentie van complicaties als acuut reuma of glomerulonefritis te beperken.
Als algemene richtlijn voor (ernstige) infecties
Volwassenen
Oraal: Volgens fabrikant Dalacin C: 150–450 mg iedere 6 uur. Volgens de SWAB-pagina clindamycine (2015): 150 mg iedere 6 uur tot max. 600 mg iedere 8 uur.
I.m. of i.v.: Volgens fabrikant Dalacin C: 2400–2700 mg per dag verdeeld over 2–4 gelijke doses. De generieke fabrikanten vermelden een ondergrens van 1800 mg (–2700 mg; in 2–4 doses). Alle fabrikanten: bij minder gecompliceerde infecties door meer gevoelige micro-organismen kan 1200–1800 mg per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses voldoende zijn. Bij zeer ernstige intra-abdominale of levensbedreigende infecties mag de i.v.-dosering tot 4,8 g per dag worden verhoogd. NB: i.m.-toediening van meer dan 600 mg/keer is af te raden. Volgens de SWAB-pagina clindamycine (2015): i.v. 150 mg iedere 6 uur tot max. 900 mg iedere 8 uur.
Kinderen > 1 maand (–18 jaar)
Oraal: Volgens fabrikant Dalacin C: 8–25 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses. Doseer op basis van het totale lichaamsgewicht, ook bij obesitas. Bij gebruik van de orale suspensie is dit: tot 10 kg lichaamsgewicht 1½–3 maatlepels (= 7,5–15 ml) per dag, 10–20 kg: 3–6 maatlepels (= 15–30 ml) per dag, en 20–30 kg: 4–8 maatlepels (= 20–40 ml) per dag. Eén maatlepel (5 ml) bevat 75 mg clindamycine. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: overeenkomstig de dosering van Dalacin C, met een max. dosering van 1,8 g/dag. Bij een ernstige infectie 30–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 doses, max. 2,4 g/dag.
I.v. of i.m.: Volgens fabrikant Dalacin C: 20–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 gelijke doses. Volgens de generieke fabrikanten tot 12 jaar: bij ernstige infecties i.v. of i.m.: 15–40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 gelijke doses, bij ernstige infecties wordt daarnaast aanbevolen dat kinderen, ongeacht het lichaamsgewicht, niet minder dan 300 mg/dag toegediend krijgen. Bij kinderen vanaf 12 tot 18 jaar: i.v. of i.m.: 1800–2700 mg per dag verdeeld over 2–4 gelijke doses. Bij minder gecompliceerde infecties door meer gevoelige micro-organismen kan 1200–1800 mg per dag verdeeld over 3–4 gelijke doses voldoende zijn. Bij levensbedreigende infecties mag de i.v.-dosering tot 4,8 g per dag worden verhoogd. NB. i.m.-toediening van meer dan 600 mg/keer is af te raden. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 40 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 3–4 doses, max. 4,8 g/dag.
Ernstige infecties bij neonaten (NKFK)
Pasgeborenen van 1 tot 4 weken en geboortegewicht ≥ 2000 g
I.v.: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 20 mg/kg/dag verdeeld over 4 doses.
Pasgeborenen van 1 tot 4 weken en geboortegewicht < 2000 g
I.v.: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses.
Pasgeborenen < 1 week en geboortegewicht ≥ 2000 g
I.v: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 15 mg/kg/dag verdeeld over 3 doses.
Pasgeborenen < 1 week en geboortegewicht < 2000 g
I.v: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 10 mg/kg/dag verdeeld over 2 doses.
Pasgeborenen (vanaf de geboorte tot 1 maand)
Oraal: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses.
Aspiratiepneumonie
Volwassenen
Oraal: Volgens de NHG-Standaard Acuut hoesten (feb 2024): 600 mg 3×/dag. Behandelduur: 7 dagen.
Traumatische wond(infectie)
Algemeen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden (juni 2024): Profylaxe: Geef bij risicogroepen (zie kader 2 in de rubriek 'Richtlijnen beleid' van de richtlijn) antibioticumprofylaxe. Kort samengevat zijn risicogroepen patiënten met een toegenomen kans op: een gecompliceerd beloop door een verminderde afweer óf op infectie van een gewrichtsprothese, óf op endocarditis (voorgeschiedenis van endocarditis, hartklepprothese of aangeboren hartklepafwijkingen). Raadpleeg in dit laatste geval de NHG-behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016). Behandeling: Geef alleen een antibioticum bij wondinfecties die gepaard gaan met algemene ziekteverschijnselen of cellulitis; bij de eerder genoemde risicogroepen echter ook zonder algemene ziekteverschijnselen.
Volwassenen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 600 mg 3×/dag. Behandelduur: Bij een traumatische wond (profylactisch): 7 dagen, bij een infectie van een traumatische wond (behandeling): 10 dagen.
Kinderen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag (max. 1800 mg/dag) verdeeld over 3 doses. Behandelduur: Bij een traumatische wond (profylactisch): 7 dagen, bij een infectie van een traumatische wond (behandeling): 10 dagen.
Bijtwond(infectie)
Algemeen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Traumatische wonden en bijtwonden (juni 2024): In geval van bijtwonden is antibioticumprofylaxe geïndiceerd bij: 1) een mensen- of kattenbeet, 2) bijtwonden aan hand/pols, been/voet, genitaliën of het gelaat, 3) diepe prikbeten en kneusbijtwonden, 4) patiënten uit risicogroepen. Kort samengevat zijn risicogroepen patiënten met een toegenomen kans op: een gecompliceerd beloop door een verminderde afweer óf op infectie van een gewrichtsprothese, óf op endocarditis (voorgeschiedenis van endocarditis, hartklepprothese of aangeboren hartklepafwijkingen). Raadpleeg in dit laatste geval de NHG-Behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016).
Volwassenen, kinderen > 8 jaar
Bij deze patiëntencategorie zijn andere antibiotica aangewezen.
Kinderen < 8 jaar
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine 20 mg/kg lichaamsgewicht/dag (max. 1800 mg/dag) verdeeld over 3 doses. Behandelduur: Bij een bijtwond (profylactisch): 5 dagen, bij infectie van een bijtwond (behandeling): 7 dagen.
Infectie van het kleine bekken (o.a. salpingitis)
Volwassen vrouwen (≥ 18 jaar)
I.v. of i.m.: Volgens fabrikant Dalacin C: i.v. 900 mg iedere 8 uur gecombineerd met een antibioticum met een geschikt Gram-negatief spectrum; bijvoorbeeld gentamicine ( i.v. 2 mg/kg, gevolgd door 1,5 mg/kg iedere 8 uur, bij normale nierfunctie) gedurende ten minste 4 dagen. Als klinische verbetering optreedt deze therapie nog 2 dagen voortzetten, gevolgd door oraal 1800 mg clindamycine per dag, verdeeld over meerdere giften, tot een totale behandelduur van 10–14 dagen. Volgens de generieke fabrikanten: i.v. of i.m.: 1800–2700 mg/dag verdeeld over 2–4 gelijke doses, doorgaans in combinatie met een antibioticum met goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën. NB. Bij levensbedreigende infecties zijn i.v. clindamycine doses tot 4,8 g/dag gegeven.
Oraal: Volgens het SWAB-advies adnexitis/salpingitis/PID (sept 2024): bij overgevoeligheid en/of contra-indicatie voor metronidazol, als alternatief: clindamycine 600 mg 3×/dag in combinatie met oraal levofloxacine (500 mg 2×/dag, bij klinische behandeling zo nodig de eerste 24 uur i.v.) gedurende 14 dagen. Geef bij hoog risico op, of bewezen, gonorroe ook éénmalig i.m. ceftriaxon 500 mg.
Vrouwen 12–17 jaar
I.v. of i.m: Volgens de generieke fabrikanten: 1800–2700 mg/dag verdeeld over 2–4 gelijke doses, in combinatie met een antibioticum met goede werking tegen Gram-negatieve aerobe bacteriën.
Offlabel: Behandeling van niet-ernstige malaria tropica
Niet-zwangere volwassenen
Volgens het SWAB-advies malaria tropica (feb 2024): is er sprake van een niet-ernstige malaria tropica bij asexuele P. falciparum-parasieten in het bloed met een parasitemie-index (aantal geïnfecteerde rode cellen) < 2% en geen delingsvormen in het bloed. Daarnaast zijn er geen complicaties en is er sprake van een niet-brakende patiënt. Dosering clindamycine: 10 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag, in combinatie met kinine. Behandelduur: 7 dagen. Bij een ernstige malaria tropica is behandeling met artesunaat aangewezen. Zie voor meer informatie stap 1b van het stappenplan Behandeling in malaria#behandelplan.
Kinderen vanaf 1 maand tot 8 jaar
Oraal: Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: in combinatie met kinine: 16 mg clindamycine/kg lichaamsgewicht/dag in 3–4 doses. De behandelduur (niet genoemd op NKFK) is in het algemeen 7 dagen.
Offlabel: Als peri-operatieve profylaxe (SWAB/NKFK)
Volwassenen < 180 kg lichaamsgewicht
I.v.: De dosering is eenmalig 600 mg. Clindamycine komt als peri-operatieve profylaxe alléén in aanmerking in geval van een β-lactamallergie.
Clindamycine komt in de genoemde dosering volgens SWAB in aanmerking bij (links naar SWAB (jaartal laatste aanpassing)): gastro-intestinale chirurgie (2023, bij maag-/duodenumchirurgie met openen van het lumen), in combinatie met een eenmalige gift van een i.v. aminoglycoside; bij kaakchirurgie (2023) of KNO-ingrepen (2023, bij hoofd-halschirurgie met openen van mondholte/farynx of oesofagus, als het oncologische chirurgie in dit gebied betreft: dan in combinatie met een eenmalige gift van een i.v. aminoglycoside); bij neurochirurgische ingrepen (2023, CNS-shunts, intrathecale pompen, transsfenoïdale hypofysechirurgie); bij plastische chirurgie (2023, bij schoon-besmette procedures, mammacarcinoom-procedures, schone ingrepen met implantatie van prothesen); bij vaatchirurgie (2023, aortaprothesen, perifere bypass).
Thoraxchirurgie (link naar SWAB, 2023): bij hartoperaties, implantatie ICD of pacemaker. Bij hartoperaties de profylaxe peroperatief herhalen bij: ≥ 1500 ml bloedverlies óf als de ingreep > 4 uur duurt (cq. langer dan 2× de halfwaardetijd van clindamycine). Geef i.v. clindamycine tot maximaal 24 uur postoperatief. De behandeling zo nodig uitbreiden met Gram-negatieve dekking, bv. bij een hoge incidentie van wondinfecties met Gram-negatieve bacteriën.
Volwassenen > 180 kg lichaamsgewicht
I.v.: Volgens de SWAB-richtlijn Peri-operatieve profylaxe (2019) op p. 9: het advies is om bij een lichaamsgewicht > 180 kg de dosering clindamycine te verhogen van (eenmalig) 600 mg naar (eenmalig) 900 mg.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
I.v.: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij een lichaamsgewicht < 60 kg: eenmalig 10 mg/kg lichaamsgewicht, bij ≥ 60 kg: eenmalig 600 mg; bij kinderen met obesitas mag een maximum van 900 mg/dosis worden aangehouden. Geef een tweede dosis als de ingreep langer dan 8 uur duurt.
Offlabel: Endocarditisprofylaxe bij penicilline-overgevoeligheid, óf na behandeling met penicilline in de 7 dagen vóór de ingreep
Volwassenen
Oraal: Volgens de SWAB-pagina endocarditis profylaxe (2018) bij ingrepen in geïnfecteerd weefsel (bv. incisie van huidabces, ontlasten van een furunkel): 600 mg, 30–60 min voor de ingreep. Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016) dosis en timing overeenkomstig die van SWAB.
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Oraal en i.v.: Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal of i.v.: 30–60 min voor de ingreep: 20 mg/kg éénmalig, max. 600 mg/dosis. Volgens de SWAB-pagina endocarditis profylaxe (2018) bij ingrepen in geïnfecteerd weefsel (bv. incisie van huidabces, ontlasten van een furunkel): dosis conform NKFK, de genoemde dosering oraal toedienen, 30–60 min. voor de ingreep. Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Endocarditis profylaxe (2016) kunnen de volgende doseringen gebruikt worden: oraal: kinderen < 10 kg lichaamsgewicht: 150 mg; 10–30 kg: 300 mg; 30–70 kg: 450 mg; ≥ 70 kg: 600 mg.
Ouderen: Geen dosisaanpassing vereist op basis van de leeftijd alleen.
Verminderde nierfunctie
- Volgens de SWAB-pagina clindamycine (2015) is de dosering onafhankelijk van de nierfunctie;
- Volgens de werkgroep 'Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van de KNMP: Bij een creatinineklaring > 10 ml/min is geen dosisaanpassing nodig, bij een creatinineklaring < 10 ml/min is geen algemeen advies mogelijk. De uitscheiding van clindamycine verschilt niet in significante mate tussen gezonde personen en patiënten met een verminderde nierfunctie;
- Clindamycine wordt niet effectief uit het serum verwijderd door hemodialyse of peritoneale dialyse. Daarom is het niet nodig om voor of na dialyse een aanvullende dosis toe te dienen;
- Het Kinderformularium van het NKFK heeft bij een creatinineklaring < 10 ml/min/1.73 m² geen algemeen advies, bij een creatinineklaring ≥ 10 ml/min/1.73 m² is geen dosisaanpassing nodig.
Bij matig tot ernstig verminderde leverfunctie is de halfwaardetijd verlengd. Bij toediening iedere 8 uur treedt slechts zelden accumulatie op; houd daarom dit doseerinterval aan.
Toediening
- Oraal: om irritatie van de slokdarm te voorkómen de capsules in staande of zittende houding in hun geheel innemen met een glas water. Na inname een half uur niet gaan liggen;
- Intraveneus: verdun de injectievloeistof vóór i.v.-toediening tot een infusievloeistof; de uiteindelijke concentratie mag max. 12 mg/ml bedragen. Afhankelijk van de toe te dienen dosis de infusie gedurende ten minste 10–60 min toedienen, geef max. 30 mg/min. I.v.-infusie van meer dan 1200 mg in 1 uur is af te raden; als alternatief kan een snellopend infuus van de eerste dosis, gevolgd door een continu i.v.-infuus worden toegediend;
- Intramusculair: voor i.m.-toediening de injectievloeistof onverdund gebruiken. Vanwege de lokale bijwerkingen is een i.m.-toediening van > 600 mg in één dosis af te raden.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): dyspepsie, maagpijn. Flebitis op de toedieningsplaats. Erythemateuze eruptie. Hypernatriëmie en/of hypokaliëmie.
Soms (0,1-1%): dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, anorexie. Hoofdpijn, draaiduizeligheid, smaakstoornis. Huiduitslag, oedeem. Vermoeidheid. (Voorbijgaande) stijging AF, ASAT en ALAT-waarden.
Zelden (0,01-0,1%): aplastische anemie, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische shock. Hepatische steatose (volledig reversibel). Visusstoornissen.
Verder zijn gemeld: tachycardie. Astmatische aanval. Angio-oedeem, gelaatsoedeem, jeuk, urticaria. (Cholestatische) hepatitis, geelzucht, verhoogd γ-GT. Pseudomembraneuze colitis. Verwardheid. Agranulocytose, leukopenie, trombocytopenie, neutropenie; pancytopenie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, buikpijn, diarree.
Vaak (1-10%): ontsteking van het mondslijmvlies, oesofagitis, maagpijn, antibiotica-geassocieerde pseudomembraneuze colitis. Maculopapuleuze huiduitslag. Leukopenie, neutropenie, agranulocytose, trombocytopenie, eosinofilie. Abnormale leverfunctiewaarden. Reacties op de injectieplaats: na i.v.-toediening trombo-flebitis en pijn, na i.m.-toediening o.a. irritatie, pijn, verhardingen en steriele abcessen.
Soms (0,1-1%): neuromusculair blokkerend effect. ademhalingsstilstand en/of hypotensie (na een te snelle i.v.-toediening). Smaakstoornis. Morbilliform exantheem, jeuk, urticaria, erythema multiforme.
Zelden (0,01-0,1%): na snelle i.v.-toediening cardiopulmonale stilstand. Angio-oedeem, zwelling van de gewrichten. Exfoliatieve en/of bulleuze dermatitis, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Geneesmiddelenkoorts. Overgevoeligheidsreactie voor benzylalcohol (injectievloeistof); 'gasping syndrome'. Vaginitis.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie (incl. shock), andere overgevoeligheid (o.a. met uitslag en vorming van blaren). Icterus, cholestatische hepatitis. Polyartritis.
Verder zijn gemeld: acuut nierletsel, waaronder acuut nierfalen. Reukstoornis, hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid. Oesofagusulcus, oesofagitis. Clostridioides difficile-colitis.
Interacties
In vitro testen hebben aangetoond dat een combinatie met penicilline, cefazoline, linezolid, moxifloxacine, of de groep van de carbapenems, gewoonlijk een additief tot synergistisch effect vertoont.
Bij patiënten met hartfalen die ook digoxine gebruiken de kaliumspiegel monitoren vanwege de kans op hypokaliëmie, met name bij langdurige behandeling en hoge doses van fosfomycine.
Interacties
Tussen erytromycine en clindamycine is in vitro antagonisme waargenomen; gebruik deze combinatie niet.
De werkzaamheid van spierrelaxantia kan worden versterkt doordat clindamycine een neuromusculair blokkerende werking heeft; hierdoor kunnen onverwachte, levensbedreigende situaties optreden tijdens een operatieve ingreep.
Remmers van het iso-enzym CYP3A4 (o.a. HIV-proteaseremmers) kunnen de klaring van clindamycine verminderen en CYP3A4-inductoren kunnen de klaring ervan verhogen, omdat clindamycine voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Controleer op effectiviteit bij gelijktijdig gebruik van sterke inductoren zoals rifampicine.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan een verhoogde bloedingsneiging ontstaan; controleer regelmatig de stollingsparameters (PT/INR).
De concentratie van ciclosporine kan afnemen door clindamycine (mechanisme onbekend).
Vermijd gelijktijdig gebruik met middelen die de darmperistaltiek remmen (zoals parasympathicolytica en opiaten) bij patiënten met gastro-intestinale aandoeningen, met name colitis, in de voorgeschiedenis, vanwege de toegenomen kans op pseudomembraneuze colitis.
Bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische middelen overwegen de nierfunctie te controleren.
Zwangerschap
Fosfomycine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Er zijn vooral effectiviteitsonderzoeken gedaan gedurende het 2e en 3e trimester. Een risico-inschatting van het gebruik gedurende het 1e trimester is moeilijk te maken. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester ontraden. Tijdens het 2e en 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Clindamycine passeert de placenta. In foetaal bloed wordt 40% van de maternale serumspiegel bereikt, in vruchtwater ca. 30%.
Teratogenese: Bij de mens, ruime ervaring. Een onderzoek met zwangeren, waarbij ca. 650 neonaten in het 1e trimester zijn blootgesteld aan clindamycine, wees niet op een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: De relatief grote kans op pseudomembraneuze colitis bij de moeder wordt als een groot nadeel gezien.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden bij het falen van de voorkeursmiddelen (penicillinen, cefalosporinen en macroliden).
Overig: Injectievloeistof: omdat de hulpstof benzylalcohol de placenta kan passeren rekening houden met de mogelijke toxiciteit ervan voor neonaten, met name prematuren, na toediening vlak vóór of tijdens een bevalling of sectio caesarea. Bij een pasgeborene met een geboortegewicht < 2,5 kg, kan door benzylalcohol het 'gasping syndrome' optreden met o.a. metabole acidose, 'respiratory distress syndrome' en nierinsufficiëntie. Gebruik daarom bij voorkeur een preparaat zonder benzylalcohol.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (ca. 8% van de serumconcentratie). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden (concentraties variërend van < 0,5 tot 3,8 microg/ml na systemisch gebruik).
Farmacologisch effect: Het is niet waarschijnlijk dat de kleine hoeveelheid nadelige effecten op de zuigeling heeft. Sensibilisatie, diarree, bloed in de ontlasting en schimmelkolonisatie van de slijmvliezen bij de zuigeling zijn echter (theoretisch) mogelijk. Er is één casus van een hemorragische enteritis beschreven bij een zuigeling na gelijktijdig gebruik van clindamycine en gentamicine door de moeder, na het staken van lactatie trad er snel herstel op.
Advies: Kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig gebruikt worden. Volgens een fabrikant kan overwogen worden om de borstvoeding, tijdelijk, voor de duur van de orale of intraveneuze behandeling van de moeder, te onderbreken.
Contra-indicaties
- Ernstige overgevoeligheidsreactie (zoals anafylactische reacties) bij eerder gebruik van fosfomycine.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor lincomycinen.
Zie ook de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij hartfalen, hypertensie, longoedeem, hyperaldosteronisme en hypernatriëmie.
Tijdens de behandeling elektrolyten (vooral natrium en kalium) en de vochtbalans controleren.
Bij optreden van ernstige, aanhoudende diarree de diagnosen antibioticageassocieerde colitis of pseudomembraneuze colitis overwegen; deze diarree kan ook pas enkele weken na behandeling optreden; overweeg specifieke behandeling tegen Clostridioides difficile.
Indien door de behandeling ernstige overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reacties optreden, mag de patiënt nooit meer fosfomycine gebruiken.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in het poeder voor infusievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij de behandeling van meningitis vanwege de geringe diffusie in de cerebrospinale vloeistof.
Er bestaat een gedeeltelijke kruisresistentie tussen clindamycine en macroliden.
Voorzichtig zijn bij de volgende comorbiditeit:
- gastro-intestinale aandoeningen in de voorgeschiedenis, met name colitis;
- verminderde nier- en/of leverfunctie, in het bijzonder als dit gepaard gaat met ernstige metabole afwijkingen; bepaal wanneer hoge doses vereist zijn de serumspiegel. Overweeg de nierfunctie te controleren bij een pre-existent verminderde nierfunctie of wanneer de patiënt gelijktijdig nefrotoxische geneesmiddelen gebruikt;
- een verstoorde neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis, M. Parkinson);
- allergische aandoeningen zoals een atopische ziekte.
Controle van de lever- en nierfunctie en het bloedbeeld regelmatig uitvoeren tijdens de therapie bij gebruik > 10 dagen en bij kinderen < 1 jaar.
Bij diarree die ernstig is of aanhoudt, de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Deze colitis kan tot 2 maanden na de therapie ontstaan door overgroei van Clostridioides difficile. Het kan bij verzwakte patiënten of bij een leeftijd > 60 jaar vaker voorkomen en ernstiger verlopen. Als deze diagnose wordt bevestigd, de behandeling met antibacteriële middelen zoals clindamycine staken en passende maatregelen nemen. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen zijn in deze situatie gecontra-indiceerd.
Overgevoeligheid: in individuele gevallen is anafylaxie waargenomen bij personen met een reeds bestaande (of bekende) allergie voor penicillinen. Ernstige overgevoeligheidsreacties, waaronder ernstige huidreacties met systemische symptomen zijn gemeld (o.a. DRESS, SJS, TEN, AGEP, zie rubriek Bijwerkingen). Ernstige allergische reacties kunnen zelfs na de eerste toediening optreden. Als een overgevoeligheidsreactie of ernstige huidreactie optreedt, de behandeling meteen staken en start met de gebruikelijke spoedeisende maatregelen. De hulpstof benzylalcohol, in de injectie-/infusievloeistof, kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen tot 3 jaar; prematuren en zuigelingen met een laag geboortegewicht hebben mogelijk meer kans op het ontwikkelen van toxiciteit. Om deze reden mag het niet worden toegediend aan pasgeborenen van < 4 weken oud of gedurende langer dan 1 week worden toegepast bij kinderen < 3 jaar, tenzij op strikte indicatie.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige injectievloeistoffen, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken oud vanwege ernstige bijwerkingen, zoals het ‘gasping’-syndroom. Dit veroorzaakt symptomen van metabole acidose, gevolgd door epileptische aanvallen, agonale ademhaling, hypotensie, bradycardie en uiteindelijk cardiovasculaire collaps en overlijden. Ook niet langer dan 1 week gebruiken bij kinderen < 3 jaar, vanwege stapeling. Benzylalcohol in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Let op de saccharose, in de suspensie, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Overdosering
Symptomen
Hypotonie, slaperigheid, elektrolytstoornissen, trombocytopenie, hypoprotrombinemie.
Therapie
Renale eliminatie bevorderen door water te laten drinken. Hemodialyse en continue veno-veneuze hemofiltratie (CVVH) zijn beide effectief.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met fosfomycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Gastro-intestinale verschijnselen. Er zijn geen specifieke toxische effecten gemeld.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met clindamycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bactericide antimicrobieel middel. Door het blokkeren van de peptidoglycaansynthese remt fosfomycine het enzym fosfo-enol-pyruvyltransferase, dat betrokken is bij de eerste stap van de intracellulaire enzymatische synthese van de bacteriecelwand. Fosfomycine wordt actief tot in de bacteriële cel getransporteerd via twee verschillende transportsystemen (het sn-glycerol-3-fosfaat- en hexose-6-transportsysteem). Het belangrijkste resistentiemechanisme is een chromosomale mutatie die deze transportsystemen wijzigt. Andere resistentiemechanismen, met plasmiden of transposonen, veroorzaken enzymatische deactivering van fosfomycine door respectievelijk het molecuul te binden aan glutathion of door de koolstof-fosforverbinding in het molecuul te splitsen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus.
- Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freundii, Citrobacter koseri, Edwardsiella spp., Enterobacter cancerogenus, Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Neisseria meningitidis, Proteus penneri, Providencia rettgeri en Salmonella enterica.
- Anaeroob: Fusobacterium spp., Peptococcus spp. en Peptostreptococcus spp.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Enterococcus spp., Staphylococcus epidermidis en Streptococcus pneumoniae.
- Gram-negatief: Enterobacter cloacae, Klebsiella aerogenes, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumonia, Proteus inconstans, Proteus mirabilis, Pseudomonas aeruginosa, Raoultella spp. en Serratia marcescens.
- Anaeroob: Clostridium spp.
Inherent resistent zijn:
- Gram-positief: Staphylococcus saprophyticus en Streptococcus pyogenes.
- Gram-negatief: Legionella pneumophila, Morganella morganii en Stenotrophomonas maltophilia.
- Anaeroob: Bacteroides spp. en de fysiologisch belangrijke niet-pathogenen Lactobacillus en Bifidobacterium.
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp. en Mycoplasma spp.
Kruisresistentie tussen fosfomycine en andere antibioticaklassen is weinig waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,3 l/kg. |
Overig | Na i.v.-toediening wordt fosfomycine goed gedistribueerd naar de weefsels. Er worden hoge concentraties bereikt in de ogen, botten, spieren, huid, onderhuid, longen, gal, nieren, blaaswand, de prostaat, de zaadblaasjes en wondvocht. De concentratie in de liquor bij meningitis-patiënten is 20–50% van de serumwaarde. De fosfomycineconcentratie in de urine blijft gedurende circa 48 uur na toediening boven de MIC-waarde indien de creatinineklaring > 10 ml/min is. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | vnl. met de urine. Bij een normale tot matig verminderde nierfunctie (met een creatinineklaring ≥ 40 ml/min) wordt zo'n 50–60% van de dosis binnen de eerste 3–4 uur uitgescheiden. |
T 1/2el | Bij gezonde volwassenen ca. 2 uur, bij oudere en/of kritisch zieke patiënten: ca. 3,7 uur, bij een verminderde nierfunctie toenemend in verhouding naar de ernst van de nierinsufficiëntie. Bij zuigelingen en baby's (tot 12 mnd.); verlengd, gerelateerd aan de fysiologische lagere glomerulaire filtratiesnelheid. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Clindamycine is een semisynthetisch derivaat van lincomycine. Voornamelijk bacteriostatische werking tegen Gram-positieve aerobe en een groot aantal anaerobe bacteriën, afhankelijk van de bereikte concentratie ter plaatse van de infectie en van de gevoeligheid van het micro-organisme kan het daarnaast bactericide werken. De werkzaamheid hangt voornamelijk af van de duur waarmee de concentratie boven de 'minimum inhibitory concentration' (MIC) van het pathogeen ligt. Clindamycine bindt aan de 50S-subunit van het bacteriële ribosoom, dit beïnvloedt zowel de opbouw van het ribosoom als het translatieproces. Hiermee remt clindamycine de vroege fase van de bacteriële eiwitsynthese. Tussen clindamycine en macroliden bestaat gedeeltelijke kruisresistentie.
Gewoonlijk gevoelig voor clindamycine (in vitro) zijn:
- Aeroob Gram-positief: Bacillus spp. (waaronder Bacillus anthracis), Corynebacterium spp. (o.a. Corynebacterium diphteriae, en excl. Corynebacterium urealyticum), Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA'), Staphylococcus saprophyticus (meticilline-gevoelige stammen), Streptococcus pneumoniae (uitsluitend de penicilline-gevoelige stammen), streptokokken (α- en niet-hemolytisch), β-hemolytische streptokokken groepen A (Streptococcus pyogenes), B, C, G en streptokokken van de viridans-groep.
- Anaeroob Gram-positief: Actinomyces spp. (waaronder A. israelii), Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes) spp., Eggerthella (Eubacterium) spp., Peptococcus spp. en Peptoniphilus spp.
- Anaeroob Gram-negatief: Bacteroides spp. (uitgezonderd Bacteroides fragilis), Fusobacterium spp., Porphyromonas spp., Prevotella spp. en Veillonella spp.
- Overig: Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae (voorheen Chlamydophila pneumonia), Gardnerella vaginalis en Mycoplasma hominis.
(Verworven) resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: coagulase-negatieve stafylokokken (uitgezonderd meticilline-resistente stammen), Staphylococcus aureus (meticilline-resistente stammen; 'MRSA', in sommige regio's resistentie van MRSA > 50%), Staphylococcus epidermidis (meticilline-resistente stammen; 'MRSE', in sommige regio's resistentie van MRSE > 50%), Staphylococcus haemolyticus, Staphylococcus hominis, Streptococcus agalactiae (groep B streptokok) en Streptococcus pneumoniae (uitgezonderd penicilline-gevoelige stammen).
- Aeroob Gram-negatief: Legionella spp. (excl. Legionella pneumophila) en Moraxella catarrhalis (intermediair).
- Anaeroob Gram-positief: Clostridium perfringens en Peptostreptococcus spp. (Finegoldia magna, Micromonas micros).
- Anaeroob Gram-negatief: Bacteroides fragilis.
Toelichting op resistentie van stafylokokken en streptokokken: deze is vaak gebaseerd op methylgroepen die in toenemende mate aan 23S rRNA binden (zogenoemde constitutieve MLSB-resistentie), waarbij de bindingsaffiniteit van clindamycine aan het ribosoom sterk verminderd is. De meeste meticilline-resistente S. aureus (MRSA) vertonen de resistentie van het constitutieve MLSB-type en zijn daarom resistent tegen clindamycine. Behandel infecties veroorzaakt door macrolideresistente stafylokokken niet met clindamycine, ook niet wanneer in vitro gevoeligheid is aangetoond, omdat de behandeling in dit geval kan leiden tot selectie van mutanten met constitutieve MLSB-resistentie. Stammen met de constitutieve MLSB-resistentie vertonen een volledige kruisresistentie van clindamycine met lincomycine en macroliden.
Meestal ongevoelig/resistent voor clindamycine zijn:
- Gram-positief: Listeria monocytogenes.
- Gram-negatief: Escherichia coli, Klebsiella spp., Neisseria gonorrhoeae, Neisseria meningitides en Pseudomonas aeruginosa.
- Overig: Mycoplasma pneumoniae en Ureaplasma urealyticum.
Inherent resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: coagulase-negatieve stafylokokken (meticilline-resistente stammen), Corynebacterium urealyticum, (andere) aerobe 'Coryneforms' (MLSR; macrolide-lincosamide-streptogramine type B resistent), Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium.
- Aeroob Gram-negatief: Haemophilus influenzae en Legionella pneumophila.
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal: snel en vrijwel volledig (90%). |
F | ca. 90%. |
T max | oraal: 45–60 min, i.m.: 1–4 uur. |
V d | ca. 1,1 l/kg |
Overig | Clindamycine dringt makkelijk door in de meeste lichaamsvloeistoffen en weefsels (o.a. huid en weke delen). In botweefsel wordt ca. 40% van de serumspiegel bereikt, in het synoviaal vocht 50%, in het sputum 30–75%, in peritoneaalvocht 50%, in pus 30%, in de pleurale vloeistof 50–90%. Clindamycine dringt echter niet adequaat door in de liquor cerebrospinalis, ook niet in geval van meningitis. |
Eiwitbinding | concentratie-afhankelijk; van 40–94%. |
Metabolisering | vnl. in de lever, in relatief sterke mate door CYP3A4 en in mindere mate door CYP3A5, tot o.a. microbiologisch werkzame metabolieten (N-desmethyl- en sulfoxide-metaboliet). |
Eliminatie | vooral via gal en feces, 10–20% met de urine en ca. 4% met de feces als actieve stof of werkzame metabolieten; het overige als niet-actieve metabolieten (vooral met de feces). Clindamycine wordt niet effectief door hemodialyse of door peritoneale dialyse verwijderd. |
T 1/2el | 1½–3½ uur. Langer bij nierinsufficiëntie of matig tot ernstige leverinsufficiëntie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fosfomycine (intraveneus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Groepsinformatie
clindamycine (systemisch) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- acute faryngotonsillitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- endocarditis
- malaria
- seksueel overdraagbare aandoeningen