Samenstelling
Garacol (als sulfaat) XGVS SERB SA
- Toedieningsvorm
- Implantatiespons
- Sterkte
- 32,5 mg
Bevat per implantatiespons van 5×5 cm: gentamicine 32,5 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.
- Toedieningsvorm
- Implantatiespons
- Sterkte
- 130 mg
Bevat per implantatiespons van 10×10 cm: gentamicine 130 mg. De implantatiespons bevat paardencollageen als draagsubstantie.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Gentamicine (als sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De toepassing van gentamicine-implantatiesponzen is beperkt tot de kliniek.
Advies
De toepassing van gentamicine dient te worden beperkt tot de kliniek.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Bij bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) en bij bacteriële huidinfecties komt gentamicine pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie voor CAP hieronder of kijk in bacteriële huidinfecties).
Gentamicine komt niet voor in de Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van CAP. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie community acquired pneumonie (CAP).
De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Gentamicine komt in aanmerking bij IE die veroorzaakt is door de meest voorkomende verwekkers ervan (streptokokken, enterokokken, Staphylococcus aureus), veelal toegevoegd aan een β-lactamantibioticum, rekening houdend met nefrotoxiciteit. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Indicaties
- Als adjuvante behandeling van residuele (vermoedelijke) infecties van het bot: osteomyelitis en osteïtis.
- Profylaxe van lokale infecties na rectumamputatie en excisie van sinus pilonidalis.
Bij bewezen of vermoedelijke infecties niet als monotherapie gebruiken; geef ook geschikte systemische antibiotica.
Indicaties
- Behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door micro-organismen gevoelig voor gentamicine, bij volwassenen en kinderen (incl. zuigelingen):
- urineweginfecties zoals: acute en chronische pyelonefritis, cystitis, urethritis en prostatitis;
- bacteriële endocarditis;
- intra-abdominale infecties;
- meningitis door Gram-negatieve micro-organismen;
- infecties van botten en weke delen, waaronder osteomyelitis, bacteriële artritis, peritonitis, septische abortus en door sepsis gecompliceerde verbrandingen, geïnfecteerde wonden;
- neutropene koorts (vermoedelijk) veroorzaakt door een bacteriële infectie
- luchtweginfecties zoals: pneumonie ('hospital-acquired' pneumonie (HAP) en 'ventilator-associated' pneumonie (VAP)), bronchopneumonie en pleuritis;
- listeriosis;
- sepsis (bacteriëmie) die optreedt in (vermoedelijke) combinatie met een van de bovengenoemde infecties.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Adjuvans bij osteomyelitis en osteïtis
Lokaal: Na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of één van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 5 sponzen van 130 mg of max. 20 sponzen van 32,5 mg (dus max. 650 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen.
Preventie van lokale infecties na rectumamputatie of excisie van sinus pilonidalis
Lokaal: Na heelkundig debridement van de infectiehaard gewoonlijk één implantatiespons van 130 mg of 4 van 32,5 mg in de wondholte plaatsen, max. 3 sponzen van 130 mg of max. 12 sponzen van 32,5 mg (dus max. 390 mg gentamicine). Bij gebruik van meer dan één implantatiespons een overloopdrain plaatsen.
Toediening
- De spons kan vlak worden aangebracht, opgerold of opgevouwen (en los samengeduwd) in de wondholte en vermengd met spongiosa voor implantatie in een botholte.
- De spons wordt geabsorbeerd en is biologisch afbreekbaar.
- De spons niet van tevoren nat maken, omdat dit kan leiden tot verlies van effectiviteit door voortijdig uitwassen van het wateroplosbare gentamicinesulfaat.
Doseringen
De opgegeven startdoseringen zijn afkomstig van de werkgroep TDM-monografieën (Gentamicine) van de Commissie Analyse en Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA, 2018). Na de eerste gift altijd doseren op geleide van spiegels.
Therapeutische topspiegels zijn:
- bij sepsis/IC-patiënten, bij CAVH(D), CVVH(D), en bij kinderen > 1 maand): 15–20 mg/liter;
- bij neonaten, en uitgaande van infecties met micro-organismen met een MIC < 1 mg/l: streefwaarde 8–12 mg/liter;
- bij toepassing van conventionele hemodialyse: streefwaarde topspiegel 8–10 mg/liter (voor de dalspiegel, afname voor de dialyse: 2,5–5 mg/l);
- voor endocarditis gelden verwachte (=geen streefwaade) topspiegelwaarden van 8–12 mg/liter bij de standaarddosering;
- bij peritonitis bij CAPD (i.p. toediening) spiegels tot 4 mg/liter.
Als dalspiegel kan < 0,5 óf < 1,0 mg/l aangehouden worden (behalve bij conventionele hemodialyse).
Er wordt geadviseerd 1×/week serumspiegels te bepalen, en minimaal 2×/week bij veranderingen in nierfunctie, IC-/septische patiënten, dialysepatiënten en neonaten.
Als algemene richtlijn bij infecties
Volwassenen
I.m. of i.v. per infusie: 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.
Kinderen van 1 maand tot 18 jaar
I.m. of i.v. per infusie: 7 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur
Neonaten tot 28 dagen PNA
I.v. per infusie: Aterme neonaat: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. Bij prematuren met een postnatale leeftijd (PNA) van 0 tot 7 dagen: zwangerschapsduur 32–37 weken: 5 mg/kg 1×/36 uur en bij een zwangerschapsduur < 32 weken: 5 mg/kg 1×/48 uur. Bij prematuren met een PNA van 1 tot 4 weken: 4 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.
Septische patiënten/IC-patiënten
Volwassenen
I.v. per infusie (of i.m.): Als algemene richtlijn: 6–7 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur.
Peritonitis bij CAPD patiënten
Volwassenen en kinderen > 16 jaar
Als algemene richtlijn: 40 mg 1×/24 uur via de CAPD-zak.
Bacteriële endocarditis
Volwassenen
I.v. per infusie (of i.m.): Als algemene richtlijn bij deze indicatie geldt: 3 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur. De behandeling is veelal in combinatie met andere antibiotica (β-lactamantibiotica) bij de diverse mogelijke verwekkers van endocarditis. Raadpleeg de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis/2019 voor de behandeling per verwekker (o.a. p. 3 t/m 8).
Verminderde nierfunctie
- Volwassenen en kinderen > 16 jaar: standaard begindosis horend bij de indicatie, het toedieningsinterval eventueel verlengen op geleide van de gentamicinespiegel en de leeftijd.
- Voor kinderen ≤ 16 jaar zijn er geen doseerrichtlijnen gepubliceerd. Aanbevolen wordt ook bij kinderen vanaf 1 maand op basis van creatinineklaring het toedieningsinterval te verlengen; bij neonaten doseren op geleide van de serumconcentratie van gentamicine.
- Hemodialyse: Algemene richtlijn volwassenen: eenmalig 2–3 mg/kg lichaamsgewicht na de dialyse, onderhoudsdosering is ca. 1,5 mg/kg lichaamsgewicht na elke dialyse.
- CAVH(D)/CVVH(D): Start met de gebruikelijke dosering, vervolgens op geleide van de gentamicineserumconcentratie.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Behandelduur: Bij voorkeur 7–10 dagen, volgens een fabrikant. Bij moeilijke en gecompliceerde infecties kan een langere behandelduur noodzakelijk zijn, echter onder nauwkeurige controle van de auditieve en vestibulaire functies en de nierfunctie. ’s Avonds doseren vergroot de kans op nefrotoxiciteit. Raadpleeg voor de behandelduur zo nodig ook relevante richtlijnen, zoals die van SWAB voor volwassenen of SWAB voor kinderen.
Toediening: Volgens de fabrikant wordt gentamicine gewoonlijk i.m. toegediend. Indien bij shock, hemorragische aandoeningen, ernstige verbrandingen of gereduceerde spiermassa dit niet mogelijk is kan het als i.v.-infusie worden gegeven met een inlooptijd van 1–2 uur. Hiertoe een enkele dosis van de injectievloeistof oplossen in 100–200 ml isotone NaCl–oplossing of 5% glucose–oplossing; de gentamicineconcentratie van de infusievloeistof mag niet hoger zijn dan 1 mg/ml (0,1%).
Bijwerkingen
Bij gebruik van de spons is er minder kans op systemische bijwerkingen dan bij gebruik van de injecties, tenzij er sprake is van verminderde nierfunctie of van een andere nieraandoening.
Lokaal: erytheem, contacteczeem, jeuk en toename van de wondsecretie kunnen voorkomen als gevolg van absorptie van het in de spons voorkomende collageen.
Systemisch: mogelijk zijn:
- Neurotoxiciteit: een beschadiging van zowel de vestibulaire als de auditieve tak van de achtste hersenzenuw met (draai)duizeligheid, oorsuizen en doofheid, vooral bij nierinsufficiëntie en bij langdurige behandeling met hogere (systemische) doseringen gentamicine. Irreversibele schade aan het evenwichtsorgaan is gemeld. Ook een gedaalde bewustzijnsgraad is gemeld.
- Nefrotoxiciteit: blijkt uit oligurie, een stijging van het serumcreatininegehalte, het serumureumgehalte, de NPN-waarde en uit de aanwezigheid van cilinders, cellen (epitheel, rode en/of witte bloedcellen) of eiwit in de urine.
- Overgevoeligheidsreacties: anafylactische reactie (incl. shock), huiduitslag, erytheem, jeuk.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): verminderde nierfunctie.
Soms (0,1-1%): allergische huiduitslag. Bloeddyscrasie.
Zelden (0,01-0,1%): perifere paresthesie, polyneuropathie. Misselijkheid, braken, verhoogde speekselvloed, stomatitis. Erytheem. Spierpijn. Hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Bartter-syndroom bij behandeling gedurende > 4 weken met hoge doses. Stijging van het serumureumgehalte (reversibel). Verhoogde waarden van ASAT, ALAT, AF, serumbilirubine (allemaal reversibel). Verlies van eetlust, gewichtsverlies. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Zeer zelden (< 0,01%): hypotensie of hypertensie. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, evenwichtsstoornis, convulsies, encefalopathie, neuromusculaire blokkade. Verwardheid, hallucinaties, depressie. Verminderd gezichtsvermogen. Beschadiging van de vestibulaire tak van de achtste hersenzenuw, gehoorverlies, ziekte van Ménière, oorsuizen. Acuut nierfalen, hypofosfatemie of hyperfosfatemie, aminoacidurie, Fanconi-achtig syndroom bij patiënten die langdurig met een hoge dosis worden behandeld. Amyostatisch syndroom (extrapiramidale stoornis die het staan bemoeilijkt). Erythema multiforme, alopecia. Anemie, leukopenie, (voorbijgaande) granulocytopenie, eosinofilie, reticulocytopenie. Pijn op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld (frequentie van optreden onbekend):
- Overige nefrotoxiciteit: naast stijging van het serumureumgehalte (zelden), acuut nierfalen en Fanconi-syndroom (zeer zelden) kan nefrotoxiciteit nog tot uiting komen als oligurie, aanwezigheid van cilinders, cellen of eiwit in de urine en een stijging van het serumcreatininegehalte.
- Overige oto- of neurotoxiciteit: een beschadiging van de auditieve tak van de achtste hersenzenuw, met irreversibel gehoorverlies en doofheid, vooral bij nierinsufficiëntie en bij langdurige behandeling met hogere doseringen. Ook zijn gevoelloosheid en spierkrampen gemeld.
-
Overig
- overgevoeligheidsreacties (urticaria, purpura, jeuk, anafylactische reactie (incl. anafylactische shock)) en, bij astmapatiënten, bronchospasmen;
- superinfectie (veroorzaakt door gentamicine-resistente bacteriën), pseudomembraneuze colitis;
- Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN);
- lethargie;
- verhoogd aantal reticulocyten;
- pseudo-Bartter-syndroom (met o.a. metabole alkalose en renaal verlies van elektrolyten).
Interacties
Alhoewel de systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de spons doorgaans laag is, toch rekening houden met de volgende interacties, vooral als er ook sprake is van een verminderde nierfunctie of een andere nieraandoening. De kans op nefro-, neuro- en/of ototoxiciteit neemt toe bij gelijktijdig of aaneensluitend gebruik van systemische/andere aminoglycosiden, en van ciclosporine, cisplatine, amfotericine B, colistine, polymyxine B, sommige cefalosporinen, vancomycine en sterk werkende diuretica zoals furosemide.
Bij gelijktijdig gebruik met neuromusculair werkende spierrelaxantia (zoals atracurium, suxamethonium en rocuronium), anesthetica of massale transfusies van met citraat ontstold bloed, rekening houden met een (verlengde) neuromusculaire blokkade en ademhalingsverlamming; als dit gebeurt de blokkade antagoneren met een calciumzout (bv. calciumgluconaat).
Combinatie met bacteriostatische geneesmiddelen vermindert de werking van gentamicine.
Gelijktijdig lokaal gebruik van β-lactamantibiotica en de implantatiespons kan resulteren in wederzijdse inactivering.
Interacties
Combinatie met bacteriostatische geneesmiddelen vermindert de werking van gentamicine.
Gelijktijdig gebruik van vancomycine, cefalosporinen, amfotericine B, colistine, polymyxine, ciclosporine, cisplatine, en sterk werkende diuretica zoals furosemide vermeerderen de kans op nefro-, neuro- en/of ototoxiciteit.
Bij gelijktijdig gebruik met neuromusculair werkende spierrelaxantia (zoals atracurium, rocuronium en suxamethonium), anesthetica of massale transfusie van met citraat ontstold bloed, rekening houden met mogelijke neuromusculaire blokkade en ademhalingsverlamming; indien dit optreedt de blokkade tegengaan met een geschikte antagonist.
Zwangerschap
Gentamicine passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij systemisch gebruik van andere aminoglycosiden is gehoorschade gemeld. Gentamicine accumuleert in de foetale nier; er zijn aanwijzingen dat gentamicine de foetale nieren kan beschadigen. De systemische blootstelling aan gentamicine bij de lokale toepassing van de spons is echter minimaal; waarschijnlijk te laag om effecten bij de foetus te veroorzaken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Zwangerschap
Gentamicine passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Aminoglycosiden hebben in hoge doseringen oto- en nefrotoxische effecten. Gentamicine accumuleert in de foetale nier; er zijn aanwijzingen dat gentamicine de foetale nieren kan beschadigen. Bij systemisch gebruik van andere aminoglycosiden is ototoxiciteit gemeld.
Advies: Alleen op zeer dringende vitale indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Prematuren en neonaten hebben een verhoogde darmdoorlaatbaarheid; toxische effecten zijn theoretisch niet uitgesloten evenals verstoring van de darmflora, die kan leiden tot diarree of kolonisatie met gisten of schimmels. De systemische blootstelling aan gentamicine bij gebruik van de spons is echter laag.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Prematuren en neonaten hebben een verhoogde darmdoorlaatbaarheid; toxische effecten zijn niet uitgesloten evenals verstoring van de darmflora, wat kan leiden tot diarree of kolonisatie met gisten of schimmels.
Advies: Tijdens de borstvoeding van neonaten aminoglycosiden alleen op strikte indicatie toepassen. Bij de wat oudere zuigeling (≥ ~2 maanden) is de verwachting dat de opname uit het maag-darmkanaal gering is; de verwachting is dat de borstvoeding in dat geval waarschijnlijk veilig kan worden voorgezet.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of collageen.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of voor natriummetabisulfiet (aanwezig in de injectievloeistof).
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.
Nierfunctie: Ondanks de doorgaans lage serumconcentraties bij gebruik van de spons, bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie de voordelen van de behandeling zorgvuldig afwegen tegen de nadelen. Houdt de nierfunctie nauwlettend in de gaten en meet de serumconcentratie van gentamicine. Vermijd gelijktijdig gebruik van systemische aminoglycosiden en de spons; als dit toch noodzakelijk is, dan uitsluitend onder goede controle van de serumspiegels en nierfunctie.
Wees voorzichtig bij neuromusculaire aandoeningen zoals myasthenia gravis of parkinsonisme, omdat aminoglycosiden de spierzwakte theoretisch kunnen verergeren door hun potentiële curare-achtige effecten op de neuromusculaire junctie.
Hoewel bijwerkingen op de achtste hersenzenuw, zowel de vestibulaire als de auditieve takken, eerder optreden bij systemisch gebruik en bij een pre-existente verminderde nierfunctie, toch rekening houden met de mogelijkheid ervan. Beschadiging van de evenwichtsorganen kan, zoals met andere aminoglycosiden, irreversibel zijn.
Vanwege de aanwezigheid van dierlijk collageen voorzichtig zijn bij immuun- en/of bindweefselziekten zoals lupus erythematodes, sclerodermie en chronische polyarthritis.
Bij optreden van lokale overgevoeligheidsreacties bij gebruik van de spons de behandeling staken.
De veiligheid van de spons bij kinderen is niet beoordeeld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.
Wees voorzichtig bij:
- nierfunctiestoornissen, dehydratie, hypovolemie;
- prematuren, neonaten, jonge kinderen, ouderen;
- nervus vestibulo-cochlearis-beschadiging;
- neuromusculaire aandoeningen zoals myasthenia gravis en parkinsonisme, aangezien aminoglycosiden de spierzwakte theoretisch kunnen verergeren door hun potentiële curare-achtige effecten op de neuromusculaire junctie;
- astmapatiënten, zie achter Hulpstoffen.
Controleer tijdens de therapie regelmatig de nier-, gehoor- en evenwichtsfuncties
- Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen, de behandelduur zo kort mogelijk houden. Zorg bovendien voor voldoende vochtopname.
- De ototoxiciteit kan dagen tot weken na staken manifest worden; vestibulaire stoornissen zijn minder ernstig en worden grotendeels gecompenseerd. Het verdient aanbeveling vóór, tijdens en 4–6 weken ná de behandeling audiometrische controle te verrichten. Staak de toediening als gehoorafname van hoge frequenties wordt vastgesteld of tinnitus of subjectief gehoorverlies optreedt. De kans op gehoorschade neemt toe:
- met het toenemen van de leeftijd;
- bij een beschadiging van de achtste hersenzenuw in de voorgeschiedenis;
- bij het overschrijden van de maximumdoses en van de aanbevolen dal- en topspiegels;
- bij eerder of gelijktijdig gebruik van ototoxische middelen;
- bij een verminderde nierfunctie.
- Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen mogelijk een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. Overweeg in geval van een familiaire voorgeschiedenis van aminoglycoside-geïnduceerde (maternale) doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen, een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden, of overweeg genetische testen voorafgaand aan de toepassing ervan.
- Nefrotoxiciteit uit zich in schade aan de proximale tubuli; bij symptomen hiervan de dosering aanpassen of de toediening staken. De nierfunctie herstelt zich meestal geleidelijk na staken van de therapie (evt. ondersteunen met hemodialyse). Patiënten met icterus hebben meer kans op nefrotoxiciteit.
- Bij nierinsufficiëntie kán de gentamicinespiegel te laag zijn om effectief te zijn bij urineweginfecties.
Bij patiënten met uitgebreide brandwonden is sprake van een veranderde kinetiek van aminoglycosiden en is aanpassing van de dosering aan de hand van de serumconcentraties noodzakelijk.
Diarree en pseudomembraneuze colitis zijn gemeld bij gebruik van gentamicine in combinatie met andere antibiotica. Houd rekening met colitis bij elke patiënt die tijdens of na de behandeling last krijgt van diarree. Staak het gebruik als tijdens de behandeling ernstige en/of bloederige diarree optreedt en start met adequate therapie. Dien in deze situatie geen geneesmiddelen toe die de peristaltiek remmen.
Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in de injectievloeistof, kan in zeldzame gevallen ernstige overgevoeligheidsreacties en ademhalingsproblemen veroorzaken (bronchospasme). Vooral astmapatiënten zijn hiervoor gevoelig en kunnen hierop reageren met bronchospasmen en anafylactische shock.
Overdosering
Symptomen
O.a. nefrotoxiciteit, ototoxiciteit, vestibulaire stoornissen.
Therapie
Hemodialyse of peritoneale dialyse.
Neem voor meer informatie over een overdosering van gentamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gentamicine is een aminoglycoside met een sterk bactericide werking. Het remt de eiwitsynthese in bacteriën door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom.
De implantatiespons wordt geabsorbeerd (is biologisch afbreekbaar).
Gentamicine is werkzaam tegen een groot aantal Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën.
Doorgaans gevoelig voor gentamicine zijn: Staphylococcus spp. incl. Staphylococcus aureus (meticilline–gevoelig).
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (excl. meticilline–gevoelig), Staphylococcus epidermidis, Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Pseudomonas aeruginosa, sommige species van Proteus zoals Proteus mirabilis (indol–negatief) en Proteus vulgaris (indol–positief), Salmonella enterica, Serratia spp. en Shigella spp.
Ongevoelig zijn species van: Enterococcus, Streptococcus (de meeste zijn resistent), Bacteroides en Clostridium.
Kinetische gegevens
Overig | Na implantatie spons na 1–2 uur hoge lokale concentraties (300–9000 microg/ml). Gentamicine-afgifte afhankelijk van wijze en locatie implanteren: hogere lokale piekconcentraties in weke delen dan in bot. Concentraties exsudaat hoog gedurende ca. 3 dagen na operatie. Serumconcentraties > 0,5 microg/ml kunnen voorkomen; meestal ca. 3 microg/ml bij botinfecties en 4–5 microg/ml bij weke-deleninfecties; toxische niveaus (> 10 microg/ml) komen doorgaans niet voor. Gentamicine passeert de bloed-hersenbarrière en peritoneale membraan. |
Metabolisering | systemisch opgenomen gentamicine wordt gedeeltelijk metabool geïnactiveerd door conjugatie. |
Eliminatie | vnl. via de nieren door glomerulaire filtratie, 30–100% onveranderd binnen 24 uur. Hemodialyse kan de plasmaconcentratie van gentamicine verlagen. |
T 1/2el | van parenteraal toegediend gentamicine: 2–3 uur (bij volwassenen). Bij ernstige nierfunctiestoornissen aanzienlijk langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Aminoglycoside met een breed spectrum en sterk bactericide werking. Gentamicine remt de eiwitsynthese in bacteriën door binding aan de 30S subunit van het ribosoom. Het is werkzaam tegen een groot aantal pathogene Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën. Combinatie met penicilline- of cefalosporineantibiotica kan een synergistisch effect teweegbrengen.
Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelig; 'MSSA'), Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Morganella spp., sommige species van Proteus (indol-positief) zoals Proteus vulgaris, Raoultella spp., Salmonella enterica en Serratia spp.
(Een verworven) resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (excl. meticilline-gevoelig), Staphylococcus epidermidis, Citrobacter spp., Neisseria gonorrhoeae, Pseudomonas aeruginosa, sommige species van Proteus (indol-negatief) zoals Proteus mirabilis.
Relatief ongevoelig of meestal resistent zijn: Enterococcus spp. (o.a. E. faecalis), Streptococcus spp. (m.n. S. pneumoniae), de meeste anaeroben zoals species van Bacteroides en Clostridium, difteroïden en mycobacteriën.
Inherent resistent zijn: Burkholderia cepacia-complex en Stenotrophomonas maltophilia.
Er kan sprake zijn van kruisresistentie met andere aminoglycosiden. Aminoglycosiden zijn minder werkzaam in een zuur milieu (bv. aangezuurde urine, wondinfecties met veel pusvorming, intra-abdominale abcessen).
Kinetische gegevens
F | i.m. ca. 100%. |
T max | i.m. ½–1½ uur. |
V d | 0,2–0,5 l/kg (volwassenen), 0,33 ± 0,1 l/kg (volwassenen, IC), 0,3–0,6 l/kg (kinderen) en 0,4–0,8 l/kg (neonaten). |
Overig | toxische serumspiegel is > 12 microg/ml. Penetratie in liquor: gering. |
Metabolisering | gedeeltelijk, door conjugatie. |
Eliminatie | vnl. via de nieren door glomerulaire filtratie, 30–100% onveranderd binnen 24 uur. Gentamicine is dialyseerbaar. |
T 1/2el | 2–3 uur (volwassenen), 1,5–3 uur (kinderen) en 5–12 uur (neonaten, afhankelijk van het gewicht). Bij ernstige nierfunctiestoornis aanzienlijk langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gentamicine (implantatie) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Groepsinformatie
gentamicine (parenteraal) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)