Samenstelling
Copaxone (acetaat) Teva Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Glatirameer (acetaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Betaferon Bayer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 9,6 mln. IE
- Verpakkingsvorm
- flacon + spuit 1,2 ml + toebehoren.
8 mln. IE/ml (= 0,25 mg) na reconstitutie. Er is een verpakking voor 1 en 3 maanden.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.
(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.
Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab en ofatumumab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.
Advies
Als acute aanvalsbehandeling bij een aanval/relaps van multiple sclerose kan een stootkuur met methylprednisolon worden overwogen.
(Peg)interferon β, glatirameer, ozanimod, ponesimod, teriflunomide en dimethylfumaraat (of diroximelfumaraat) zijn eerstelijns ziektemodificerende middelen (DMD’s, disease modifying drugs) voor de onderhoudsbehandeling van ambulante patiënten (EDSS 0–5) met ‘relapsing’ multiple sclerose (RMS). Ze verminderen de frequentie van de exacerbaties, nieuwe laesies gezien bij beeldvormend onderzoek en hebben mogelijk een gunstig effect op de ziekteprogressie. Over de effecten op de lange termijn is onvoldoende bekend.
Alemtuzumab, cladribine, fingolimod, natalizumab, ocrelizumab en ofatumumab zijn tweedelijns DMD’s bij relapsing multiple sclerose (RMS). Ze zijn over het algemeen werkzamer dan de eerstelijnsmiddelen. De toepassing is echter risicovoller.
Indicaties
- 'Relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS).
Gerelateerde informatie
Indicaties
Multipele sclerose bij:
- 'relapsing remitting' multipele sclerose (RRMS) met ten minste twee aanvallen van gestoorde neurologische functies (recidieven) in de laatste twee jaar;
- een enkele periode van demyelinisatie met veel kans op ontwikkeling van klinisch definitieve MS en met een actief ontstekingsproces dat ernstig genoeg is om een behandeling met i.v. corticosteroïden te rechtvaardigen;
- secundair progressieve multipele sclerose (SPMS) waarbij de ziekte aantoonbaar actief is.
Gerelateerde informatie
Doseringen
RRMS
Volwassenen
20 mg subcutaan 1×/dag of 40 mg subcutaan 3×/week met tussenpozen van minimaal 48 uur.
Kinderen vanaf 12 jaar
20 mg subcutaan 1×/dag.
Gestoorde nierfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is; er zijn geen studies gedaan bij verminderde nierfunctie.
Ouderen: er is geen specifiek doseringsadvies bij ouderen; er zijn geen studies gedaan bij ouderen.
Toediening: om irritatie of pijn op de injectieplaats te voorkomen, elke injectie op een andere injectieplaats (buik, arm, heup, dijbeen) toedienen.
Instructie voor zelf–injectietechnieken is nodig; de eerste zelf-injectie onder medisch toezicht uitvoeren en tot 30 minuten erna onder medisch toezicht blijven.
Doseringen
Om gelyofiliseerd interferon β-1b te reconstitueren voor injectie moet 1,2 ml van het solvens (natriumchloride 0,54%) worden geïnjecteerd in de interferonflacon.
Multipele sclerose
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Begindosering: op dag 1, 3 en 5: s.c. 62,5 microg; langzaam verhogen op dag 7, 9 en 11 naar 125 microg s.c., op dag 13, 15 en 17 naar 187,5 microg s.c. en vanaf dag 19: 0,25 mg (8 mln. IE) = 1 ml iedere 2 dagen s.c. De optimale dosering en behandelduur zijn nog niet vastgesteld.
Gestoorde nierfunctie: een aanpassing van de dosering is niet nodig. Wees bij een ernstige nierfunctiestoornis voorzichtig en voer controles uit.
Gestoorde leverfunctie: gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis is gecontra-indiceerd; zie rubriek Contra-indicaties.
Het is niet bekend hoelang de patiënt behandeld moet worden. Voor RRMS zijn gegevens over een vervolgduur van 5 jaar en voor SPMS van 3 jaar.
Bij RRMS met minder dan 2 recidieven in de voorafgaande 2 jaar of bij patiënten met SPMS bij wie de ziekte de afgelopen 2 jaar niet actief was, wordt in de SmPC behandeling niet aanbevolen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats zoals overgevoeligheid, roodheid van de huid, pijn, zwelling, jeuk, ontsteking en oedeem (bij 70% na de dagelijkse dosering, bij 36% bij dosering 3×/w.). Een 'Onmiddellijke Post-injectie-reactie' (binnen enkele min optredend) met één of meer van de volgende systemische symptomen: vasodilatatie, pijn (op de borst), dyspneu, palpitaties of tachycardie (bij 31% na de dagelijkse dosering, bij 8% na dosering 3×/w.). Misselijkheid, angst, depressie, hoofdpijn, vasodilatatie, dyspneu, misselijkheid, huiduitslag, griep, infectie, rugpijn, artralgie, asthenie, pijn (op de borst).
Vaak (1-10%): bronchitis, gastro-enteritis, herpes simplex, otitis, rinitis, vaginale candidiase, tandproblemen, benigne neoplasma van de huid, lymfadenopathie, allergische reactie, anorexie, gewichtstoename, nervositeit, smaakverandering, hypertonie, tremor, syncope, migraine, spraakstoornis, oog-, ooraandoening, palpitaties, tachycardie, hoest, constipatie, fecale incontinentie, braken, abnormale leverfunctietest, bloeduitstorting, hyperhidrose, jeuk, huidaandoening, nekpijn, mictiestoornis, urineretentie, rillingen, oedeem in het gezicht, (perifeer) oedeem. Atrofie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): abces, furunculosis, herpes zoster, pyelonefritis, huidcarcinoom, leukocytose, leukopenie, miltvergroting, trombocytopenie, struma, hyperthyroïdie, alcoholintolerantie, jicht, hyperlipidemie, verhoogde natriumspiegel in het bloed, verlaagde serumferritinespiegel, abnormale dromen, euforie, hallucinatie, vijandigheid, manie, zelfmoordneiging, carpale-tunnelsyndroom, cognitieve stoornis, convulsie, dyslexie, spierkramp, nystagmus, paralyse, stupor, gezichtsveldstoornis, oogbloeding, optische atrofie, droge ogen, extrasystolen, sinusbradycardie, spataderen, apneu, hyperventilatie, longaandoening, ademhalingsstoornis, (entero)colitis, oesofageale zweer, periodontitis, rectale bloeding, vergroting van de speekselklier, cholelithiase, leververgroting, leverbeschadiging, toxische hepatitis, anafylactische reacties, angio-oedeem, erythema nodosum, artritis, bursitis, spieratrofie, osteoartritis, hematurie, nefrolithiase, urinewegaandoening, abortus, erectiestoornis, priapisme, prostaataandoening, gespannen borsten, vaginale bloeding, necrose op de injectieplaats, hypothermie.
Zelden (< 0,01-0,1%): toxische hepatitis, leverbeschadiging.
Verder: leverfalen (waarvan enkele gevallen met levertransplantatie).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): voorbijgaand griepachtig beeld met algehele malaise, koorts, rillingen, gewrichtspijn, hoofdpijn, hypertonie of spierpijn; reacties op de injectieplaats: ontsteking, pijn, perifeer oedeem, overgevoeligheid, artralgie. Daling aantal lymfocyten (< 1.500 mm³), witte bloedcellen (< 3.00 mm³), absolute neutrofielen (< 1.500 mm³). Slapeloosheid, buikpijn, uitslag, plasaandrang,
Vaak (1-10%): lymfadenopathie, anemie, hypothyroïdie, gewichtsverandering, verwardheid, tachycardie, hypertensie, dyspneu, toename ASAT (> 5× basiswaarde). verhoogd bloedbilirubine, huiduitslag, jeuk, alopecia, menorragie, necrose op injectieplaats, pijn op de borst.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, toename van γ-GT en triglyceriden, emotionele labiliteit, zelfmoordpoging, convulsie, hepatitis, huidverkleuring, nefrotisch syndroom, glomerulosclerose.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, hyperthyroïdie, gestoorde schildklierfunctie, anorexia, cardiomyopathie, bronchospasme, pancreatitis, leverbeschadiging (waaronder hepatitis), leverfalen. Trombotische microangiopathie waaronder (fataal) trombotische trombocytopenische purpura/hemolytisch uremisch syndroom.
Verder: Hemolytische anemie, capillairleksyndroom bij reeds bestaande monoklonale gammopathie. Depressie, angst, duizeligheid, palpitatie, vasodilatatie, pulmonale arteriële hypertensie, misselijkheid, braken, diarree. Geneesmiddel-geïnduceerde lupus erythematodes. Menstruatiestoornissen, transpireren.
Interacties
Op grond van reductie van CYP-afhankelijke enzymen is voorzichtigheid geboden in combinatie met geneesmiddelen met een smalle therapeutische breedte en die door dit enzym worden gemetaboliseerd, zoals anti-epileptica.
Vanwege de geringe klinische ervaring wordt het gebruik van interferon bèta-1b samen met andere immunomodulatoren dan corticosteroïden of ACTH niet aangeraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter beperkt. Uit dieronderzoek is geen reproductietoxiciteit gebleken.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e trimester.
Zwangerschap
Teratogenese: Er zijn geen nadelige effecten op de zwangerschap of het ongeboren kind gemeld. De ervaring met blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester is echter zeer beperkt. Interferon is een groot molecuul, placenta passage lijkt daardoor niet waarschijnlijk.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e trimester.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Glatirameer gaat waarschijnlijk niet of nauwelijks over in de moedermelk; maternale plasmaspiegels zijn bovendien laag. Als glatirameer toch in de moedermelk terecht komt, wordt het waarschijnlijk afgebroken in de maag van de zuigeling. Nadelige effecten zijn niet gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Niet meetbaar of in zeer kleine hoeveelheden. De orale absorptie van dit grote molecuul uit het maag-darmkanaal van de zuigeling is waarschijnlijk minimaal.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor natuurlijk of recombinant interferon β, humaan albumine;
- ernstige depressie en/of zelfmoordgedachten;
- gedecompenseerde leverziekten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er is geen indicatie bij de primair of secundair progressieve MS.
Controleer bij nierinsufficiëntie tijdens gebruik de nierfunctie. Eventuele glomerulaire afzetting van immuuncomplexen kan niet worden uitgesloten.
Bij aanwezige hartafwijkingen voorzichtig zijn en controleren.
Binnen enkele minuten na toediening kan een injectiereactie met ten minste één van de volgende symptomen optreden: vasodilatatie, pijn op de borst, dyspneu, palpitaties of tachycardie. Deze symptomen zijn meestal voorbijgaand. Bij ernstige bijwerkingen de behandeling direct staken.
Bij ernstige (overgevoeligheids)reacties (zoals bronchospasmen, anafylaxie of urticaria) de behandeling staken. Hou er rekening mee dat maanden of jaren na aanvang van een behandeling nog, mogelijk fatale, anafylactische reacties kunnen optreden. Adviseer patiënten over de symptomen – uitgebreide huiduitslag; zwelling van oogleden, het gezicht, lippen, mond, keel of tong; plotselinge kortademigheid, moeilijkheden met ademen; stuiptrekkingen; moeilijkheden met slikken of praten; flauwvallen, duizeligheid; in elkaar zakken – en om bij optreden hiervan onmiddellijk spoedeisende medische zorg te zoeken.
Concentraties van glatirameer acetaat-reactieve antilichamen zijn 3–4 maanden na het begin van de behandeling maximaal en nemen daarna weer af; er zijn geen aanwijzingen dat deze antilichamen neutraliserend werken of dat ze de werkzaamheid verminderen.
Leverbeschadiging kan binnen dagen tot jaren na het begin van de behandeling optreden, waaronder zeldzame ernstige gevallen (hepatitis met geelzucht, leverfalen). Bijkomende factoren zijn: overmatig alcoholgebruik, een voorgeschiedenis van leverbeschadiging, andere mogelijk hepatotoxische medicatie. Controleer regelmatig op symptomen van leverbeschadiging en adviseer patiënten de symptomen direct te melden. Overweeg bij klinisch significante leverbeschadiging de behandeling te staken.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen en adolescenten, omdat de werkzaamheid en veiligheid bij deze groep niet is vastgesteld; de dosering van 40 mg 3×/week niet gebruiken onder de 18 jaar vanwege onvoldoende informatie. Het gebruik is niet specifiek onderzocht bij ouderen of bij mensen met een verminderde nierfunctie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Om het risico van necrose te minimaliseren, de injectieplaats afwisselen.
Wees voorzichtig bij:
- ernstige nierfunctiestoornis;
- (eerdere) depressieve stoornis met name bij antecedenten als zelfmoordgedachten;
- epilepsie;
- beenmergdepressie in de voorgeschiedenis;
- hartstoornissen.
Bij een verdenking op een relatie met cardiomyopathie en de behandeling, de toediening staken; evenals bij ernstige overgevoeligheidsreacties.
Bloedbeeld, leukocyten, trombocyten en leverfuncties vóór en regelmatig tijdens de behandeling controleren.
Bij significante verhoging van transaminasewaarden of bij klinische symptomen als geelzucht, staken van de behandeling overwegen.
Bij een voorgeschiedenis van schildklierdisfunctie regelmatig schildklierfunctietesten verrichten.
Vorming antilichamen: Bij 23–41% ontwikkelde zich een voor interferon ß-1b neutraliserende activiteit; dit is bij RRMS en SPMS in verband gebracht met een vermindering van de klinische werkzaamheid.
Trombotische microangiopathie (TMA): bij gebruik van interferon β-producten zijn gevallen van (soms fatale) TMA, gemanifesteerd als trombotische trombocytopenische purpura (TTP) of hemolytisch uremisch syndroom (HUS) gemeld, na weken tot jaren gebruik. (Immuun) hemolytische anemie (HA) kan ook zonder TMA optreden. Bij klinische kenmerken van TMA zijn verdere testen van de bloedplaatjesniveaus, serum LDH, bloeduitstrijkjes en nierfunctie aanbevolen. Vroege klinische kenmerken zijn trombocytopenie, nieuw ontstane hypertensie, koorts, symptomen van het centrale zenuwstelsel (bv. verwardheid en parese) en verminderde nierfunctie. Laboratoriumbevindingen die wijzen op TMA: verlaagde trombocytentelling, verhoogd LDH en schistocyten op een bloeduitstrijkje. Bij diagnose van TMA of HA in relatie met interferon β, direct behandelen (met plasmawisseling) en onmiddellijk de behandeling staken.
Met name bij patiënten met een hoger risico op nierziekte periodiek controleren op vroege symptomen van nefrotisch syndroom zoals oedeem, proteïnurie en verminderde nierfunctie. Bij optreden van nefrotisch syndroom overwegen de behandeling te stoppen en snel behandelen.
Indien de patiënt niet reageert (bv. bij constante progressie van het ziektebeeld op de 'Expanded Disability Status Scale' (EDSS) gedurende zes maanden of indien binnen één jaar ten minste driemaal een behandeling met ACTH of corticosteroïden noodzakelijk is), de behandeling staken.
Bij monoklonale gammopathie zijn cytokinen in verband gebracht met een syndroom (capillairleksyndroom) met shock-achtige symptomen en fatale afloop.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen tot 12 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met glatirameer contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met interferon β-1b contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Immunomodulans. De werking bij MS is niet volledig opgehelderd. Na toediening worden immuunprocessen gemoduleerd via een effect op aangeboren immuuncellen.
Glatirameeracetaat (gem. molair gewicht ligt tussen 5000–9000 Dalton) is het acetaat van synthetische polypeptiden met verschillende molaire fracties. Deze polypeptiden zijn opgebouwd uit 4 aminozuren (L-glutaminezuur, L-alanine, L-tyrosine en L-lysine). Door de complexe samenstelling is het niet mogelijk om specifieke polypeptiden volledig te karakteriseren in termen van aminozuurvolgorde.
Kinetische gegevens
Overig | Snelle absorptie na subcutane injectie. Een groot deel van de dosis wordt al in het subcutane weefsel afgebroken in kleine moleculaire fragmenten en snel geëlimineerd. Bij patiënten zijn geen farmacokinetische studies uitgevoerd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Behoort tot de familie der cytokinen. Gelyofiliseerd eiwit bestaande uit 165 aminozuren, bereid via recombinant DNA-technologie, waarbij gebruik is gemaakt van een genetisch gemanipuleerde Escherichia coli-stam. De structuur is niet identiek met het natuurlijke humaan interferon β. Het heeft zowel antivirale als immunoregulatoire eigenschappen. Het onderdrukt onder andere de werking van gamma-interferon en bevordert de suppressoractiviteit van perifere mononucleaire bloedcellen.
Kinetische gegevens
Resorptie | 50%. |
T max | 1–8 uur. |
Metabolisering | in de nieren. |
T 1/2el | 5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glatirameer hoort bij de groep MS-middelen.
- alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- interferon bèta-1b (L03AB08) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
- ublituximab (L04AG14) Vergelijk
Groepsinformatie
interferon bèta-1b hoort bij de groep MS-middelen.
- alemtuzumab (L04AG06) Vergelijk
- cladribine (bij multiple sclerose) (L04AA40) Vergelijk
- fingolimod (L04AE01) Vergelijk
- glatirameer (L03AX13) Vergelijk
- interferon bèta-1a (L03AB07) Vergelijk
- natalizumab (L04AG03) Vergelijk
- ocrelizumab (L04AG08) Vergelijk
- ofatumumab (L04AG12) Vergelijk
- ozanimod (L04AE02) Vergelijk
- peginterferon bèta-1a (L03AB13) Vergelijk
- ponesimod (L04AE04) Vergelijk
- siponimod (L04AE03) Vergelijk
- teriflunomide (L04AK02) Vergelijk
- ublituximab (L04AG14) Vergelijk