Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Jemperli XGVS Aanvullende monitoring GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn (2024).
Advies
Dostarlimab kan worden ingezet als behandeling in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij patiënten met mismatch-repair-deficiënt (dMMR)/microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H), gevorderd of gerecidiveerd endometriumcarcinoom. Toevoeging van dostarlimab aan platinabevattende chemotherapie resulteert waarschijnlijk in een langere overleving.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Indicaties
- Mismatch-repair-deficiënt (dMMR)/microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H), primair gevorderd of gerecidiveerd endometriumcarcinoom (EC), bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische behandeling. Geef in combinatie met carboplatine en paclitaxel.
- dMMR/MSI-H, gevorderd of gerecidiveerd EC, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere platinabevattende therapie.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL
Volwassenen (incl. ouderen)
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toediening: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Voorafgaand aan de behandeling de dMMR/MSI-H tumorstatus bevestigen op basis van een gevalideerde testmethode, zoals immunohistochemie, PCR of next-generation sequencing.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
Combinatietherapie: 500 mg elke 3 weken gedurende 6 cycli, in combinatie met carboplatine en paclitaxel, vervolgens 3 weken na cyclus 6 1000 mg als monotherapie elke 6 weken, tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit, of gedurende maximaal 3 jaar.
Monotherapie: 500 mg elke 3 weken voor 4 cycli, na 3 weken gevolgd door 1000 mg elke 6 weken tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er zijn weinig gegevens beschikbaar over een ernstig verminderde nierfunctie of eindstadium nierfalen met dialyse.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Er zijn beperkte gegevens beschikbaar over een matig verminderde leverfunctie en geen gegevens over een ernstig verminderde leverfunctie.
Ernstige bijwerkingen: een dosisverlaging wordt niet aanbevolen. Zie voor aanbevelingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals colitis, hepatitis, diabetes mellitus type 1, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie, hypothyroïdie, hyperthyroïdie, pneumonitis, nefritis, ernstige huidreacties, myocarditis, ernstige neurologische toxiciteit, andere immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde reacties) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- Dien toe als i.v.-infusie via een infuuspomp gedurende 30 minuten.
- Niet als push- of bolusinjectie toedienen;
- De uiteindelijke concentratie van de verdunde oplossing moet tussen 2 mg/ml en 10 mg/ml liggen. Het totale volume van de oplossing voor infusie mag niet meer zijn dan 250 ml.
- Dien dostarlimab toe voorafgaand aan carboplatine en paclitaxel, op dezelfde dag.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen bij dostarlimab hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): (hemolytische) anemie. Hypothyroïdie. Misselijkheid, braken, diarree. (Erythemateuze, (maculo)papuleuze, exfoliatieve) huiduitslag, jeuk, erythema multiforme, toxische huideruptie, geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd. Gewrichtspijn. Koorts. Stijging transaminasen.
Vaak (1-10%): hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie. Pneumonitis, interstitiële longziekte, immuungemedieerde longziekte. (Entero)colitis, (acute) pancreatitis, gastritis. Hepatitis, hepatische cytolyse. Koude rillingen. Infusiegerelateerde reactie.
Soms (0,1-1%): thyroïditis, (lymfocytaire) hypofysitis. Diabetes mellitus type 1, diabetische ketoacidose. Encefalitis, myasthenia gravis. Uveïtis, iridocyclitis. Oesofagitis. Immuungemedieerde artritis, polymyalgia rheumatica, immuungemedieerde myositis. Nefritis.
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante interacties bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG4 passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens en dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen, mogelijk ernstig of fataal, kunnen optreden bij patiënten die behandeld worden met antilichamen die de programmed cell death protein-1/programmed death-ligand 1 (PD-1/PD-L1)-route blokkeren, waaronder dostarlimab. Hoewel immuungerelateerde bijwerkingen doorgaans optreden tijdens de behandeling met PD-1/PD-L1-blokkerende antilichamen, kunnen symptomen ook optreden na stopzetting van de behandeling. Immuungerelateerde bijwerkingen zijn mogelijk in alle organen of weefsels, en kunnen tegelijkertijd meer dan één lichaamssysteem aantasten. Vroege opsporing en behandeling van immuungerelateerde bijwerkingen is essentieel voor een veilig gebruik van PD-1/PD-L1-blokkerende antilichamen.
Geef uitleg over immuungerelateerde bijwerkingen en geef elke patiënt een patiëntenkaart met uitleg over wat te doen als deze bijwerkingen optreden. Controleer voorafgaand aan en periodiek tijdens de behandeling op symptomen, en beoordeel hematologische parameters en klinische chemie (zoals nier-, lever-, en schildklierfunctietesten). Consulteer bij het vermoeden van een immuungerelateerde bijwerking een gespecialiseerde arts. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling onderbreken of definitief staken, en corticosteroïden of een andere passende therapie toedienen. Na verbetering tot graad ≤ 1 de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg het toevoegen van andere immunosuppressiva als geen verbetering optreedt. Hormoonsubstitutietherapie voor een endocrinopathie op indicatie starten. De behandeling definitief staken als immuungerelateerde bijwerkingen van graad 3 terugkeren of bij toxiciteit door immuungerelateerde bijwerkingen van graad 4, met uitzondering van endocrinopathieën die onder controle zijn met hormoonsubstitutie en tenzij anders aangegeven in rubriek Doseringen.
Controleer op de volgende immuungerelateerde bijwerkingen en pas de behandeling aan (zie rubriek Doseringen) bij het optreden hiervan:
- Symptomen van pneumonitis. Bevestig een vermoede pneumonitis met beeldvormend onderzoek en sluit andere oorzaken uit. Geef ook corticosteroïden.
- Symptomen van colitis. Geef ook diarreeremmers en corticosteroïden.
- Hepatitis middels leverfunctietesten (voorafgaand en periodiek). Geef ook corticosteroïden.
- Hypo- en hyperthyroïdie (incl. thyroïditis), middels schildklierfunctietesten (voorafgaand en periodiek).
- Symptomen van bijnierinsufficiëntie.
- Symptomen van andere endocrinopathieën, zoals hypofysitis, diabetes mellitus type 1 en diabetische ketoacidose.
- Nefritis middels nierfunctietesten (voorafgaand en periodiek). Geef ook corticosteroïden.
- Symptomen van ernstige huidreactie (zoals pemfigoïd). Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van ernstige huidreacties bij een voorafgaande behandeling met andere immuunstimulerende oncolytica. De mediane tijd tot het eerste begin van een huidreactie was 57 dagen (spreiding: 2 tot 1485 dagen).
- Symptomen van artralgie. Bevestig een vermoede immuungerelateerde artralgie en sluit andere oorzaken uit. Geef ook corticosteroïden. De mediane tijd tot het eerste begin van artralgie was 94 dagen (spreiding: 1 tot 840 dagen).
Andere gemelde immuungerelateerde bijwerkingen zijn: myositis (gemeld in combinatie met chemotherapie), myocarditis (gemeld in combinatie met chemotherapie), encefalitis, hemolytische anemie, pancreatitis, iridocyclitis en uveïtis.
Transplantaten: Ontvangers van solide orgaantransplantaten kunnen een hoger risico op afstoting hebben. Bij patiënten die een allogene hematopoëtische-stamceltransplantatie (HSCT) hebben ondergaan vóór of ná de behandeling met dostarlimab kunnen fatale en ernstige complicaties optreden, zoals (hyper)acute en chronische graft-versus-host-ziekte, hepatische veno-occlusieve ziekte na 'reduced intensity conditioning' en febriel syndroom waarvoor steroïden nodig zijn (zonder een aantoonbare infectieuze oorzaak). Weeg de voordelen van de behandeling af tegen de risico's, controleer deze patiënten bij behandeling nauwgezet en grijp direct in.
Staak de behandeling definitief bij infusiegerelateerde reacties ≥ graad 3.
Uitgesloten van klinisch onderzoek zijn:
- Eastern Cooperative Oncology Group (ECOG)-prestatiescore (PS) op baseline van ≥ 2
- CZS-metastasen die niet onder controle zijn;
- carcinomateuze meningitis;
- andere maligniteiten in de afgelopen 2 jaar;
- immunodeficiëntie of het krijgen van immunosuppressieve therapie binnen 7 dagen;
- actieve hiv-, hepatitis B- of -C-infectie;
- actieve auto-immuunziekte, waarvoor in de afgelopen 2 jaar systemische behandeling nodig was, met uitzondering van substitutietherapie;
- voorgeschiedenis van interstitiële longziekte;
- het krijgen van een levend vaccin binnen 14 dagen.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld voor kinderen < 18 jaar. Er zijn beperkte gegevens over het gebruik bij patiënten ≥ 75 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor een intoxicatie met dostarlimab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Dostarlimab is een checkpointremmer, die zich bindt aan de 'programmed cell death protein'-1(PD-1)-receptor en daardoor de interactie verhindert tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Blokkering hiervan maakt T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
V d | 0,08 l/kg. |
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 23 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk
Groepsinformatie
dostarlimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
- zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk