Samenstelling
Aprovel Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg
Irbesartan Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 75 mg, 150 mg, 300 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cozaar (K-zout) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Losartan (K-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Voor irbesartan is voor de indicatie nefropathie geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
ARB’s vormen een alternatief voor ACE-remmers wanneer deze niet worden verdragen. Het wordt ontraden om een ARB te starten als de patiënt al een ACE-remmer gebruikt.
Offlabel: Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Binnen de groep van de Angiotensinereceptorblokkers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Essentiële hypertensie bij volwassenen;
- Nefropathie bij volwassenen met hypertensie en type 2 diabetes mellitus als onderdeel van een antihypertensieve medicatie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Essentiële hypertensie bij volwassenen en bij kinderen van 6–18 jaar;
- Hypertensie met op ECG vastgestelde linkerventrikelhypertrofie ter vermindering van de kans op een cerebrovasculair accident (CVA) bij volwassenen;
- Behandeling van nierziekte bij volwassenen met hypertensie en diabetes mellitus type 2 met proteïnurie ≥ 0,5 g/dag, als een onderdeel van de antihypertensieve behandeling;
- Chronisch hartfalen bij volwassenen met een verminderde linkerventrikelfunctie (LVEF ≤ 40%), als behandeling met ACE-remmers op grond van een bijwerking, met name hoest, of contra-indicatie ongeschikt wordt geacht.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
Gebruikelijke begin- en onderhoudsdosering 150 mg eenmaal per dag, indien nodig verhogen tot 300 mg of een ander antihypertensivum toevoegen.
Nefropathie
Volwassenen
Begindosering 150 mg 1×/dag, daarna titreren naar de aanbevolen onderhoudsdosering van 300 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig. Bij hemodialyse eventueel beginnen met 75 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig; er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende klinische ervaring.
Ouderen (> 75 jaar): in het algemeen is een dosisaanpassing niet nodig; eventueel beginnen met 75 mg 1×/dag.
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
50 mg 1×/dag, indien nodig (na 3–6 w.) verhogen tot 100 mg 1×/dag 's morgens. Bij intravasculaire volumedepletie, zoals bij gebruik van hoge doses diuretica en bij dialysepatiënten een begindosering van 25 mg 1×/dag overwegen.
Kinderen > 6 jaar
Bij een lichaamsgewicht van 20–50 kg: 25 mg 1×/dag, in uitzonderlijke gevallen 50 mg 1×/dag. Bij een lichaamsgewicht > 50 kg: 50 mg 1×/dag, in uitzonderlijke gevallen ophogen tot een maximum van 100 mg 1×/dag. Doseringen van > 1,4 mg/kg lichaamsgewicht/dag (of > 100 mg/dag) zijn niet onderzocht.
Hypertensie met linkerventrikelhypertrofie
Volwassenen
50 mg 1×/dag, indien nodig op geleide van de bloeddruk een lage dosis hydrochloorthiazide toevoegen en/of de dosis losartan verhogen tot 100 mg 1×/dag. Bij volumedepletie, zoals bij gebruik van hoge doses diuretica en bij dialysepatiënten: een begindosering van 25 mg 1×/dag overwegen.
Hypertensie en diabetes mellitus type 2 met proteïnurie
Volwassenen
50 mg 1×/dag, indien nodig na een maand op geleide van de bloeddruk verhogen tot 100 mg 1×/dag. Bij volumedepletie, zoals bij gebruik van hoge doses diuretica en bij dialysepatiënten: een begindosering van 25 mg 1×/dag overwegen.
Chronisch hartfalen
Volwassenen
Begindosering 12,5 mg 1×/dag. Indien de patiënt de therapie goed verdraagt daarna met wekelijkse intervallen de dosering verdubbelen tot 100 mg. Dosering maximaal 150 mg 1×/dag.
Overweeg een lagere dosis bij licht tot matig-ernstig verminderde leverfunctie, toepassing bij een ernstige leverfunctiestoornis is gecontra-indiceerd. Losartan wordt niet aanbevolen bij kinderen met een verminderde leverfunctie.
Bij een verminderde nierfunctie en bij hemodialyse is geen aanpassing van de begindosering nodig.
Toediening: De tablet in zijn geheel innemen met een glas water (niet met grapefruit-/pompelmoessap).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bij diabetespatiënten: hyperkaliëmie.
Vaak (1-10%): misselijkheid. Duizeligheid. Vermoeidheid. Verhoging creatinekinase. Bij hypertensieve diabetespatiënten met chronische nierinsufficiëntie én proteïnurie ook: orthostatische hypotensie en spierpijn.
Soms (0,1-1%): tachycardie, blozen. Diarree, dyspepsie, zuurbranden, geelzucht. Hoest. Pijn op de borst. Seksuele disfunctie.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, urticaria, angio-oedeem, anafylactische reactie, anafylactische shock). Anemie, trombocytopenie. Hyperkaliëmie (m.n. bij verminderde nierfunctie, uitgesproken proteïnurie bij diabetische nefropathie, hartfalen), hypoglykemie. Verminderde nierfunctie (o.a. nierfalen bij risicopatiënten). Afwijkingen van de leverfunctie (hepatitis). Spier- en gewrichtspijn, spierkramp. Hoofdpijn. Oorsuizen, smaakstoornissen. Leukocytoclastische vasculitis.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): (orthostatische) hypotensie. Duizeligheid, vertigo. Anemie. Hyperkaliëmie, toename bloedureum-, serumcreatinineconcentratie , hypoglykemie. Vermoeidheid, asthenie. Nierfunctiestoornis, nierfalen.
Soms (0,1–1%): palpitaties, angina pectoris, oedeem. Hoest, dyspneu. Buikpijn, misselijkheid, braken, obstipatie, diarree. Hoofdpijn, slaperigheid, slaapstoornissen. Urticaria, jeuk, huiduitslag.
Zelden (0,01-0,1%): verhoogd ALAT. Anafylactische reactie, angio-oedeem, vasculitis (waaronder Henoch-Schönlein-purpura). Syncope, atriumfibrilleren, CVA, paresthesie. Hepatitis.
Verder zijn gemeld: leverfunctiestoornissen, trombocytopenie, hyponatriëmie, pancreatitis, smaakstoornis, rugpijn, urineweginfecties, griepachtige verschijnselen, malaise, spierpijn, gewrichtspijn, rabdomyolyse, erectiestoornis, depressie, migraine, oorsuizen en fotosensibilisatie.
Interacties
Combinatie van een ACE–remmer en een ARB geeft meer kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie (incl. acuut nierfalen); een dubbele blokkade alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerde arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m²) is het gebruik van irbesartan in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.
ACE-remmers, kaliumzouten en kaliumsparende diuretica, zoals spironolacton en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. heparine, trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine) kunnen het effect op het serumkaliumgehalte versterken en leiden tot hyperkaliëmie, met name bij gestoorde nierfunctie en hartfalen.
Irbesartan wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP2C9. Mogelijk kunnen sterke CYP2C9-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine) de plasmaspiegel van irbesartan verlagen en sterke CYP2C9 remmers (zoals fluconazol, fluoxetine, fluvoxamine en trimethoprim) deze verhogen.
Irbesartan kan OATP1B1 remmen; de concentratie van repaglinide (een OATP1B1-substraat) kan verhoogd zijn waardoor dosisaanpassing van repaglinide nodig kan zijn.
In combinatie met NSAID's kan de werking van irbesartan verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruitgaan en is er meer kans op hyperkaliëmie.
Bij combinatie met lithium zijn reversibele verhogingen van lithiumconcentraties in serum en toxiciteit gemeld; controleer, als de combinatie nodig is, de lithiumspiegel.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met een ACE–remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie (inclusief acuut nierfalen). Als een dubbele blokkade absoluut noodzakelijk wordt geacht dit alleen toepassen onder supervisie van een gespecialiseerde arts bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van losartan in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen.
Andere antihypertensiva en geneesmiddelen die hypotensie kunnen veroorzaken (bv. tricyclische antidepressiva, antipsychotica, baclofen) kunnen het bloeddrukverlagend effect versterken. Overmatige bloeddrukdaling kan bij coronaire hartziekten en cerebrovasculaire ziekten een myocardinfarct of CVA induceren.
Kaliumzouten en kaliumsparende diuretica (zoals spironolacton, triamtereen, amiloride), heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine) kunnen het effect op het serumkaliumgehalte versterken en leiden tot hyperkaliëmie, met name bij gestoorde nierfunctie en hartfalen.
Bij combinatie met lithium kan door de stijging van de lithiumconcentratie in het bloed de toxische grens eerder bereikt worden, voorzichtig instellen en het serumlithium tijdens gebruik controleren.
Fluconazol (CYP2C9-remmer) en rifampicine kunnen de concentratie van de actieve metaboliet van losartan verminderen.
Het antihypertensief effect kan verminderen door gebruik van NSAID's; tevens is er een toenemende kans op achteruitgang van de nierfunctie en op hyperkaliëmie.
Combinatie met grapefruit-/pompelmoessap vermijden omdat dit de plasmaspiegel van de actieve metaboliet van losartan kan verlagen door remming van CYP450-enzymen.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij gebruik van angiotensinereceptorblokkers (ARB's) in het 2e en 3e trimester worden dezelfde effecten gezien als bij het gebruik van ACE-remmers, waaronder neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus, schedelhypoplasie, ledemaatsafwijkingen en toegenomen sterfte.
Farmacologisch effect: Gebruik van ARB's tijdens het 2e en 3e trimester, kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het 2e en 3e trimester is gecontra-indiceerd.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Neonaten nauwkeurig controleren op hypotensie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij gebruik van ARB's in het 2e en 3e trimester worden dezelfde effecten gezien als bij het gebruik van ACE-remmers, waaronder neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus, schedelhypoplasie, ledemaatsafwijkingen en toegenomen sterfte.
Farmacologisch effect: Gebruik van ARB's tijdens het 2e en 3e trimester, kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie.
Advies: Gebruik tijdens het 1e trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het 2e en 3e trimester is gecontra-indiceerd.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het 2e trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en schedel van de foetus. Pasgeborenen nauwkeurig controleren op hypotensie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren
Advies: Gebruik ontraden, met name bij prematuren en pasgeborenen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Contra-indicaties
- Ernstig gestoorde leverfunctie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypotensieve reactie: Vooral bij ernstige volume- en/of zoutdepletie, hartfalen en renine-afhankelijke hypertensie is er meer kans op een hypotensieve reactie. Daarom bestaande volume- en/of natriumdepletie voor gebruik corrigeren. Wees voorzichtig bij aorta- of mitralisstenose of bij obstructieve hypertrofische cardiomyopathie vanwege het potentiële risico van verminderde coronaire en cerebrale doorbloeding.
Hypotensie optredend tijdens anesthesie/operatie als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-werking kan worden gecorrigeerd door volumevergroting.
Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, gestoorde of plotseling verslechterende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen, cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse) en bij combinatie met andere kaliumverhogende medicatie (zie rubriek Interacties).
Irbesartan kan hypoglykemie induceren, vooral bij diabetes mellitus. Bij diabetes de bloedglucosewaarde extra monitoren en eventueel de dosering van antidiabetica aanpassen.
Bij een nierfunctiestoornis periodiek kalium- en creatininespiegels controleren. Bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier is het mogelijk dat plasma-ureum- en creatininegehalte stijgen; monitoring wordt aanbevolen.
Irbesartan niet gebruiken bij primair hyperaldosteronisme vanwege onvoldoende werkzaamheid.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van irbesartan bij leeftijd < 18 jaar en bij patiënten met een recente niertransplantatie is niet vastgesteld.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen van Afrikaanse herkomst (sub-Sahara).
Waarschuwingen en voorzorgen
Hypotensieve reactie: Vooral bij ernstige volume- en/of zoutdepletie, hartfalen en renine-afhankelijke hypertensie is er meer kans op een hypotensieve reactie. Daarom bestaande volume- en/of natriumdepletie voor gebruik corrigeren. Wees voorzichtig bij aorta- of mitralisklepstenose of bij obstructieve hypertrofische cardiomyopathie vanwege het potentiële risico op verminderde coronaire en cerebrale doorbloeding door de verlaagde bloeddruk. Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-werking, kan worden gecorrigeerd door volumevergroting en/of geneesmiddelen met een vaatvernauwende werking.
Vanwege onvoldoende ervaring, voorzichtig zijn bij ernstig hartfalen (NYHA-klasse IV), hartfalen met een gelijktijdig bestaande ernstig gestoorde nierfunctie en bij hartfalen met levensbedreigende hartritmestoornissen.
Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde of plotseling verslechterende nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse) en bij combinatie met andere kaliumverhogende medicatie (zie rubriek Interacties).
Bij een nierfunctiestoornis rekening houden met acute achteruitgang van de nierfunctie en deze blijven controleren. Eventuele elektrolytverstoringen door de nierfunctiestoornis, eerst corrigeren.
Bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier (bv. na niertransplantatie), eveneens rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie, welke na staken reversibel kan zijn.
Overweeg bij een lichte tot matig-ernstige leverfunctiestoornis om lager te doseren; het wordt niet aanbevolen losartan te geven aan kinderen met een gestoorde leverfunctie.
Voorzichtig toepassen bij doorgemaakt angio-oedeem.
Vanwege relatief weinig gegevens wordt losartan niet aanbevolen bij kinderen < 6 jaar en bij kinderen met een ernstig gestoorde nierfunctie (GFR < 30 ml/min/1,73 m²). Er is geen ervaring van het gebruik na een recente niertransplantatie.
ACE-remmers en ARB's zijn minder effectief tegen hypertensie bij mensen van Afrikaanse herkomst (sub-Sahara).
Overdosering
Symptomen
Hypotensie en tachycardie; ook bradycardie kan optreden.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Hypotensie en tachycardie. Als gevolg van parasympathische stimulatie kan bradycardie optreden.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Irbesartan is een angiotensinereceptorblokker (ARB) die de effecten van angiotensine II op de bloeddruk, de bloeddoorstroming in de nieren, de proliferatie van gladde spiercellen en aldosteronafgifte antagoneert. Dit leidt o.a. tot vasodilatatie en een verminderde aldosteronsecretie.
Werking: bloeddrukverlaging max. na 3–6 uur. Werkingsduur: > 24 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | 60–80%. |
T max | 1½–2 uur. |
V d | 0,8–1,3 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 96%. |
Metabolisering | glucuronidering en oxidatie in de lever door voornamelijk CYP2C9. |
Eliminatie | 20% met de urine (< 2% onveranderd), de rest met de feces. Irbesartan kan niet door hemodialyse worden verwijderd. |
T 1/2el | 11–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Losartan is een angiotensinereceptorblokker (ARB), ook wel selectieve type 1 angiotensine II-receptor-(AT1-)antagonist, die de effecten van angiotensine II op de bloeddruk, de bloeddoorstroming in de nieren, de proliferatie van gladde spiercellen en aldosteronafgifte antagoneert. Dit leidt o.a. tot vasodilatatie en een verminderde aldosteronsecretie. Werking: 3–6 weken (maximale bloeddrukverlaging). Werkingsduur: 24 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | 33%. |
T max | 1 uur (losartan), 3–4 uur (actieve metaboliet). |
V d | 0,49 l/kg. |
Overig | first-pass-effect, waarbij een actieve carboxylzuurmetaboliet (14%) en inactieve metabolieten worden gevormd. |
Eiwitbinding | ≥ 99% (losartan, actieve metaboliet). |
Metabolisering | in de actieve carboxylzuurmetaboliet vnl. door CYP2C9. |
Eliminatie | vnl. als inactieve metabolieten, met de feces 58% en urine 35%. Losartan en de actieve metaboliet worden niet door hemodialyse verwijderd. |
T 1/2el | 2 uur (losartan), 6–9 uur (actieve metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
irbesartan hoort bij de groep ARB's.
Groepsinformatie
losartan hoort bij de groep ARB's.