Samenstelling
Jentadueto
Bijlage 2
Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '2,5/850'
Bevat per tablet: linagliptine 2,5 mg, metformine (hydrochloride) 850 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '2,5/1000'
Bevat per tablet: linagliptine 2,5 mg, metformine (hydrochloride) 1000 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Aan de vergoeding van linagliptine/metformine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, om de glykemische controle te verbeteren:
- bij onvoldoende controle met alleen de maximaal te verdragen dosis metformine;
- in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen, waaronder insuline, indien onvoldoende controle wordt behaald met metformine en deze andere geneesmiddelen;
- indien al wordt behandeld met de combinatie van linagliptine en metformine als afzonderlijke tabletten.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
1 tablet '2,5/850' óf 1 tablet '2,5/1000' 2×/dag, afhankelijk van de dosis metformine die al gebruikt wordt. De maximale dosering is 5 mg linagliptine plus 2000 mg metformine per dag.
Bij overstappen van linagliptine en metformine als aparte tabletten: starten met dezelfde doses linagliptine en metformine als al worden gebruikt.
Bij gebruik in combinatie met insuline of een sulfonylureumderivaat: overweeg een lagere dosis insuline of sulfonylureumderivaat te geven, om de kans op hypoglykemie te verminderen.
Verminderde nierfunctie: Beoordeel vóór en tijdens de behandeling risicofactoren voor lactaatacidose (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). De dosering van linagliptine hoeft niet te worden aangepast; de dosering metformine wordt als volgt aangepast. Gebruik de afzonderlijke bestanddelen indien het combinatiepreparaat niet geschikt is. Bij een creatinineklaring 60–89 ml/min: dosisaanpassing is niet nodig; bij een creatinineklaring 45–59 ml/min: metformine max. 2000 mg/dag en de begindosis max. 1000 mg/dag; creatinineklaring 30–44 ml/min: metformine max. 1000 mg/dag en de begindosis max. 500 mg/dag.
Een gemiste dosis meteen innemen zodra eraan wordt gedacht, tenzij er dan sprake is van een dubbele dosis. In dat geval de gemiste dosis overslaan.
Toediening: tweemaal per dag innemen tijdens een maaltijd om de maag-darmklachten door metformine te verminderen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): buikpijn. In combinatie met een sulfonylureumderivaat: hypoglykemie.
Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree, smaakstoornis. Stijging serumlipase, afname van of tekort aan vitamine B12.
Soms (0,1-1%): verminderde eetlust, braken. Hoesten, nasofaryngitis. Overgevoeligheid zoals bronchiale hyperreactiviteit. Huiduitslag, jeuk. Toename in bloedamylase. In combinatie met insuline: obstipatie, leverfunctiestoornis.
Zelden (0,01–0,1%): pancreatitis. Bulleus pemfigoïd, urticaria, angio-oedeem.
Zeer zelden (< 0,01%): lactaatacidose. Hepatitis. Erytheem.
Voor andere bijwerkingen zie:
Interacties
De volgende middelen kunnen de nierfunctie negatief beïnvloeden, waardoor de kans op lactaatacidose (door accumulatie van metformine) toeneemt: NSAID's (incl. coxib's), ACE-remmers, ARB's en diuretica (m.n. lisdiuretica). Bij starten van deze middelen in combinatie met metformine, de nierfunctie zorgvuldig monitoren.
Vermijd overmatig alcoholgebruik tijdens de behandeling, vanwege meer kans op lactaatacidose.
Intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen kan, vooral bij een verminderde nierfunctie, tot contrastgeïnduceerde nefropathie leiden, met als gevolg meer kans op lactaatacidose door accumulatie van metformine. Volgens de NVvR-richtlijn Veilig gebruik van contrastmiddelen kan bij een creatinineklaring > 30 ml/min metformine gecontinueerd worden.
Glucocorticoïden, sympathicomimetica en diuretica hebben een hyperglykemische werking. Pas zo nodig de dosis van het bloedglucoseverlagende middel aan, tijdens de gelijktijdige behandeling, en na staken ervan.
ACE-remmers kunnen bij diabetespatiënten de bloedglucosespiegel verlagen. Pas zo nodig de dosis van het bloedglucoseverlagende middel aan.
Metformine is een substraat van organische kationtransporters (OCT1 en 2). Remmers van OCT2 (o.a. cimetidine, dolutegravir, isavuconazol, trimethoprim, vandetanib) kunnen de renale eliminatie van metformine verminderen en zo de metforminespiegel doen stijgen. Inductoren van OCT1 (o.a. rifampicine) verhogen mogelijk de werkzaamheid van metformine, terwijl remmers van OCT1 (o.a. verapamil) deze mogelijk verminderen. Remmers van zowel OCT1 als OCT2 (o.a. crizotinib, olaparib) kunnen de werkzaamheid van metformine veranderen. Overweeg zo nodig een dosisaanpassing van metformine.
Zwangerschap
Teratogenese: Over het gebruik van linagliptine zijn onvoldoende gegevens bekend. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Linagliptine: Onbekend, ja bij dieren. Metformine: Ja, in geringe mate.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- acute metabole acidose (zoals lactaatacidose, diabetische ketoacidose);
- precoma diabeticum;
- ernstig nierfalen (creatinineklaring < 30 ml/min);
- acute toestand die de nierfunctie kan beïnvloeden, zoals dehydratie, ernstige infectie of shock;
- aandoening die weefselhypoxie kan veroorzaken zoals gedecompenseerd hartfalen, respiratoir falen of recent myocardinfarct;
- leverfunctiestoornis;
- acute alcoholvergiftiging, alcoholisme.
Waarschuwingen en voorzorgen
Lactaatacidose is een zeldzame maar ernstige metabole complicatie die kan optreden door accumulatie van metformine; gemelde gevallen zijn met name opgetreden bij acute afname van de nierfunctie, cardiopulmonale ziekte of sepsis. Staak gebruik van metformine tijdelijk bij dehydratie (ernstig braken, diarree, koorts of verminderde vochtinname). Wees voorzichtig met starten van geneesmiddelen die de nierfunctie acuut kunnen verstoren, zoals antihypertensiva, diuretica en NSAID's. Andere risicofactoren zijn o.a. slecht gereguleerde diabetes, ketose, langdurig vasten, overmatig alcoholgebruik, leverinsufficiëntie en situaties die samenhangen met hypoxie. Lactaatacidose wordt gekenmerkt door acidotische dyspneu, buikpijn, spierkrampen, asthenie en hypothermie, gevolgd door coma. Staak het gebruik bij verdenking op lactaatacidose en laat de patiënt direct opnemen in het ziekenhuis.
Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en daarna ten minste jaarlijks, bij meer kans op progressie van nierfunctiestoornis en bij ouderen minstens twee- tot viermaal per jaar. Staak de behandeling tijdelijk bij omstandigheden die de nierfunctie kunnen veranderen (zie rubriek Contra-indicaties).
Bij stabiel chronisch hartfalen kan metformine worden gebruikt met regelmatige controle van de hart- en nierfunctie. Bij acuut en onstabiel hartfalen is het gebruik gecontra-indiceerd.
Ten minste 48 uur vóór een operatie onder algehele, spinale of epidurale anesthesie, de behandeling met metformine onderbreken. Hervat de behandeling niet eerder dan 48 uur na de ingreep of na het hervatten van orale voeding en alleen bij een stabiele nierfunctie.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij vermoeden van pancreatitis, met als kenmerkend symptoom aanhoudende, ernstige buikpijn, de behandeling met linagliptine staken. Bij bevestiging van de diagnose acute pancreatitis, de behandeling niet opnieuw beginnen.
Bij verdenking op bulleus pemfigoïd de behandeling met linagliptine staken.
Vitamine B12-deficiëntie is een bijwerking van metformine; de kans hierop neemt toe met toenemende dosering en behandelduur en/of bij risicofactoren voor vitamine B12-deficiëntie. Bij symptomen van deze deficiëntie (zoals anemie of neuropathie), controleer de vitamine B12-serumspiegel. Periodieke vitamine B12-controle kan nodig zijn bij risicofactoren voor vitamine B12-deficiëntie. Zet het gebruik van metformine voort zolang als wordt verdragen en geef passende behandeling voor vitamine B12-tekort.
Behandel kinderen niet met linagliptine. In klinisch onderzoek bij kinderen van 10-17 jaar is geen werkzaamheid aangetoond.
Overdosering
Over een vergiftiging met metformine is informatie beschikbaar op toxicologie.org/metformine en op vergiftigingen.info. Neem voor informatie over een vergiftiging door de combinatie linagliptine/metformine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Combinatie van een selectieve remmer van dipeptidylpeptidase 4 (DPP-4) en een biguanide.
Meer informatie
Kinetische gegevens
Overig | De bio-equivalentie van linagliptine en metformine in de combinatie is gelijk aan die bij gelijktijdige inname van beide middelen afzonderlijk. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
linagliptine/metformine hoort bij de groep DPP4-remmers met biguanide.