Samenstelling
Luveris (α) XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ovitrelle XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 500 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, pen 0,5 ml
Een dosis van 250 microg komt overeen met circa 6500 IE.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Advies
fertiliteitsbehandeling vindt plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Medicamenteuze ovulatie-inductie wordt toegepast bij ovulatiestoornissen zoals polycysteus ovarium syndroom (PCOS). Bij de behandeling van PCOS is letrozol (offlabel) eerste en clomifeen tweede keus. Andere fertiliteitsbehandelingen, die bij diverse indicaties kunnen worden toegepast, zijn intra‐uteriene inseminatie (met of zonder milde ovariële hyperstimulatie), in-vitro fertilisatie (IVF) en intracytoplasmatische sperma‐injectie (ICSI). Bij IVF/ICSI vindt gecontroleerde ovariële hyperstimulatie plaats met gonadotrofinen, in combinatie met gonadoreline-agonisten of gonadoreline-antagonisten, afhankelijk van het gekozen schema.
Indicaties
In combinatie met follitropine alfa (FSH) ter stimulatie van de follikelontwikkeling bij volwassen vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Inductie laatste fase van follikelrijping en luteïnisatie na stimulering van folliculaire groei bij superovulatie ten behoeve van een kunstmatige voortplantingstechniek (ART), zoals in vitro fertilisatie (IVF).
- Inductie ovulatie en luteïnisatie bij anovulatie of oligo-ovulatie na stimulering van de folliculaire groei.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Individueel doseren, afhankelijk van de reactie van het ovarium. Dit vereist echoscopie en controle van estradiolplasmaspiegels.
Ovulatie-inductie bij ernstig tekort aan LH en FSH
Volwassenen
De behandeling kan op elk moment worden begonnen. Aanbevolen begindosering: 75 IE lutropine s.c. per dag, in combinatie met 75–150 IE follitropine-alfa per dag.
Zo nodig de dosering van follitropine-alfa verhogen met intervallen van 7–14 dagen en met stappen van 37,5–75 IE. Zo nodig de duur van de stimulering tijdens een cyclus verlengen tot maximaal vijf weken. Bij een optimale reactie: 24–48 uur na de laatste lutropine + follitropine-alfa injectie een enkele injectie van 250 microg r-hCG of 5000–10.000 IE hCG toedienen om de ovulatie op te wekken. De patiënte adviseren gemeenschap te hebben op de dag van de hCG-toediening en de dag erna. Als alternatief intra-uteriene inseminatie of een andere medische kunstmatige voortplantingsprocedure toepassen. Overweeg eventueel ondersteuning van de luteale fase, omdat een tekort aan stoffen met luteotrope activiteit (LH/hCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve respons de behandeling staken en geen hCG geven; in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis follitropine alfa.
Toediening
- Subcutaan gebruik;
- De eerste injectie onder directe medische supervisie geven. Na adequate instructie kan de toediening worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
Doseringen
Bij superovulatie ten behoeve van kunstmatige voortplantingstechnieken
Volwassen vrouwen
250 microg s.c., toe te dienen 24 tot 48 uur na de laatste toediening van een FSH- of HMG-preparaat, d.w.z. wanneer optimale stimulatie van de folliculaire groei is bereikt.
Anovulatie of oligo-ovulatie
Volwassen vrouwen
250 microg s.c., toe te dienen 24 tot 48 uur nadat optimale stimulatie van de folliculaire groei is bereikt. Geadviseerd wordt op de dag van de injectie en de dag erna gemeenschap te hebben.
De s.c.-toediening kan na adequate instructie worden uitgevoerd door de patiënt zelf.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, buikpijn of -ongemak, diarree. Milde tot matige vorm van ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), ovariumcyste, pijnlijke borsten, bekkenpijn. Reactie op de injectieplaats zoals blauwe plek, pijn, roodheid, jeuk en zwelling.
Zeer zelden (< 0,01%): milde tot ernstige overgevoeligheidsreactie, incl. anafylactische reactie en shock. Trombo-embolie, meestal in samenhang met ernstig OHSS.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, vergrote ovaria en echografische aanwijzingen voor ascites.
Ernstig OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): reactie op de injectieplaats. Hoofdpijn. Misselijkheid, braken, buikpijn, opgezette buik. Milde tot matige vorm van ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS).
Soms (0,1-1%):buikklachten, diarree. Ernstig OHSS.
Zeer zelden (< 0,01%): lichte tot ernstige overgevoeligheidsreacties inclusief huiduitslag, anafylactische reacties en shock. Trombo-embolie.
Een milde tot matige vorm van OHSS kan samengaan met buikklachten, misselijkheid, braken, vergrote ovaria en echografische aanwijzingen voor ascites.
Ernstige OHSS kan samengaan met sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie, hypovolemie, hemoconcentratie, verstoring van de elektrolytenbalans, ascites, pleura-effusie of acuut longlijden. Zeer zelden ovariumtorsie of trombo-embolische voorvallen.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd. Er zijn geen interacties gerapporteerd.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico's hiervan in te schatten.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Gegevens over een beperkt aantal blootgestelde zwangerschappen duiden niet op een toegenomen kans op misvorming of foetale/neonatale toxiciteit.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen kunnen mogelijk de borstvoeding remmen.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Overige: Gonadotrofinen kunnen mogelijk de borstvoeding remmen.
Advies: kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- vergroting van de ovaria of cysten, niet veroorzaakt door het polycysteus ovariumsyndroom;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak;
- aandoening die een effectieve behandeling onmogelijk maakt, zoals primair ovariumfalen, misvorming van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan.
Contra-indicaties
- hypofyse- of hypothalamustumor;
- ovarium-, uterus- of mammacarcinoom;
- vaginale bloeding met onbekende oorzaak;
- vergroting van de ovaria of cyste, niet veroorzaakt door het polycysteus ovariumsyndroom;
- actieve trombo-embolische aandoening;
- primair ovariumfalen;
- misvorming van geslachtsorganen of myomen van de baarmoeder die zwangerschap onmogelijk maken;
- postmenopauze.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze. Controleer patiënten met (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig; overweeg bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening, de toediening te staken.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) kan optreden bij stimulering van follikelgroei. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Monitor de stimulatiecycli aan de hand van echografie en estradiolmetingen, om risicofactoren vroegtijdig te identificeren. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie, geen hCG toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-anticonceptiemethoden te gebruiken. Na toediening van hCG de patiënt gedurende minimaal 2 weken volgen. Bij ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderzoek vooraf op aanwezigheid van niet-gonadale endocrinologische afwijkingen (bv. ziekten van schildklier, bijnier of hypofyse) en behandel deze.
Het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) is een potentieel levensbedreigende complicatie die kan ontstaan bij stimulering van follikelgroei. OHSS treedt vrijwel alleen op als hCG wordt toegediend of door een zwangerschap wordt geproduceerd. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn een laag lichaamsgewicht bij een leeftijd < 35 jaar, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Monitor de stimulatiecycli aan de hand van echografie en estradiolmetingen, om risicofactoren vroegtijdig te identificeren. Bij aanwijzingen voor ovariële hyperstimulatie geen hCG toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-contraceptiemethoden te gebruiken. Na toediening van hCG de patiënt gedurende minimaal 2 weken volgen. Bij ernstige OHSS de behandeling met gonadotrofine staken; ziekenhuisopname is aangewezen.
Risico's bij ART: De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties; volg daarom de ovariële respons zorgvuldig. Er is meer kans op een miskraam en extra-uteriene graviditeit gerapporteerd; dit risico hangt niet direct samen met gebruik van gonadotrofinen maar met de onderliggende aandoening.
Trombose: Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose zoals een trombose in de (familie)anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen bij behandeling met gonadotrofinen.
Tumoren: Zowel benigne als maligne tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen.
Onderzoek: Tot 10 dagen na toediening kan choriongonadotropine alfa interfereren met de immunologische bepaling van hCG in serum/urine, hetgeen tot een foutpositieve zwangerschapstest kan leiden.
Eigenschappen
Recombinant humaan luteïniserend hormoon (r-hLH). In de thecacellen in de ovaria stimuleert LH de uitscheiding van androgenen, die worden overgebracht naar granulosacellen, waar zij door aromatase worden omgezet in estradiol. Het primaire effect is een dosisgerelateerde toename van estradiolsecretie, wat het effect van toegediend FSH op de follikelgroei versterkt.
Kinetische gegevens
F | ca. 56% na s.c.-toediening. |
Eliminatie | < 5% met de urine. |
T 1/2el | 8-21 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan choriongonadotropine (r-HCG) ofwel choriongonadotropine-α wordt bereid door recombinant DNA-techniek en heeft een zelfde aminozuurvolgorde als uit urine verkregen HCG. Vindt toepassing bij vervanging van de endogene pre-ovulatoire LH-piek om de laatste fase van de follikelrijping te induceren, welke tot ovulatie leidt en om vroege luteïnisatie te bewerkstelligen na het gebruik van geneesmiddelen voor de stimulatie van follikelgroei.
Kinetische gegevens
F | 40%. |
Metabolisering | ca. 80%, vnl. in de nieren. |
T 1/2el | ca. 30 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lutropine hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- choriongonadotropine alfa (G03GA08) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk
Groepsinformatie
choriongonadotropine alfa hoort bij de groep gonadotrofinen.
- choriongonadotrofine (G03GA01) Vergelijk
- corifollitropine alfa (G03GA09) Vergelijk
- follitropine alfa (G03GA05) Vergelijk
- follitropine bèta (G03GA06) Vergelijk
- follitropine delta (G03GA10) Vergelijk
- follitropine/lutropine (G03GA30) Vergelijk
- lutropine (G03GA07) Vergelijk
- menopauzegonadotrofine (G03GA02) Vergelijk
- urofollitropine (G03GA04) Vergelijk