Samenstelling
Camzyos
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg, 10 mg, 15 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Corlentor (als hydrochloride) Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 7,5 mg
Ivabradine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 2,5 mg
Ivabradine (als hydrochloride of als oxalaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 7,5 mg
Procoralan (als hydrochloride) Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 7,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Mavacamten kan worden toegepast bij een volwassen patiënt met hypertrofische obstructieve cardiomyopathie die onvoldoende heeft gereageerd op, of een contra-indicatie of intolerantie heeft voor een β-blokker of non-dihydropyridine calciumantagonist. Mavacamten zorgt voor een statistisch significante verbetering van de inspanningscapaciteit en kwaliteit van leven en een statistisch significante vermindering van de symptomen. Daarnaast heeft mavacamten een klinisch relevant effect op het voorkomen van invasieve behandeling (septale reductietherapie). Vanwege de complexiteit van de behandeling en de onzekerheden over de langetermijneffectiviteit en -veiligheid, moeten de 'gepast gebruik'afspraken van de NVVC worden gehanteerd bij behandeling van een patiënt met mavacamten.
Aan de vergoeding van mavacamten zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen. Ivabradine wordt afgeraden in de eerstelijnszorg, omdat er weinig ervaring mee is in de huisartsenpraktijk, de meerwaarde klein is en er onzekerheid bestaat over de veiligheid op lange termijn. Ivabradine kan in de tweedelijnszorg een optie zijn bij onvoldoende effect van of contra-indicaties of intolerantie voor een bètablokker, calciumantagonist en langwerkend nitraat.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Volgens de ESC–richtlijn Hartfalen (2021) kan ivabradine in de tweedelijnszorg een optie zijn bij hartfalen met een verminderde ejectiefractie, een normaal sinusritme en een verhoogde hartfrequentie (> 70 slagen/min), bij aanhoudende klachten ondanks adequaat ingestelde therapie.
Indicaties
- Behandeling van symptomatische (NYHA klasse II–III) hypertrofische obstructieve cardiomyopathie (HOCM) bij volwassenen.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van chronische stabiele angina pectoris bij volwassenen met een normaal sinusritme en een hartfrequentie ≥ 70 slagen/min, indien β-blokkers niet worden verdragen of zijn gecontra-indiceerd, of in combinatie met een β-blokker indien een optimale dosering van de β-blokker onvoldoende werkzaam is.
- Behandeling van stabiel chronisch hartfalen (NYHA-klasse II–IV) bij volwassenen met systolische disfunctie met een normaal sinusritme en een hartfrequentie ≥ 75 slagen/min, in combinatie met standaardtherapie (incl. een β-blokker) of als β-blokkers zijn gecontra-indiceerd of niet worden verdragen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Symptomatische obstructieve hypertrofische cardiomyopathie
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
2,5–15 mg (2,5 mg, 5 mg, 10 mg of 15 mg) 1×/dag, afhankelijk van het CYP2C19-fenotype. Bij poor metabolizers is de aanbevolen startdosering 2,5 mg 1×/dag; maximaal 5 mg 1×/dag. Controleer na 4 en 8 weken op vroege klinische respons door middel van de gradiënt van de uitstroombaan van de linkerventrikel (LVOT) met de Valsalva-manoeuvre. Bij intermediate -, normal -, of ultrarapid metabolizers is de aanbevolen startdosering 5 mg 1×/dag; maximaal 15 mg 1×/dag. Controleer na 4 en 8 weken op vroege klinische respons door middel van de LVOT-gradiënt met de Valsalva-manoeuvre. Zie voor verdere dosisaanbevelingen bij poor -, intermediate -, normal -, of ultrarapid metabolizers de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 o.a. figuur 1 en 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij een afwijkende LVOT-gradiënt of LVEF eveneens de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 o.a. figuur 3 en 4). Zie voor dosisaanpassingen bij comedicatie die CYP2C19 of CYP3A4 remt of induceert, eveneens de productinformatie (rubriek 4.2, tabel 1).
Overweeg de behandeling te staken als na 4–6 maanden met de maximaal te verdragen dosis geen effect is bereikt (bv. geen verbetering in symptomen, kwaliteit van leven, inspanningsvermogen, LVOT-gradiënt).
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (eGFR 30–89 ml/min/1,73 m²) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (eGFR < 30 ml/min/1,73 m²) kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) starten met 2,5 mg 1×/dag omdat de blootstelling waarschijnlijk hoger is. Bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore ≥ 10) kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
CYP2C19-polymorfisme: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bij een gemiste dosis deze op dezelfde dag zo snel mogelijk alsnog innemen, daarna niet meer. De volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen.
Toediening
- De capsule dagelijks op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen met of zonder maaltijd, heel doorslikken met water.
Doseringen
De tabletten van 5 mg hebben een breukgleuf.
Stabiele angina pectoris
Volwassenen
Begindosering: 5 mg 2×/dag (’s morgens en ’s avonds). Als de startdosis goed wordt verdragen en de hartfrequentie in rust > 60 slagen per minuut is, na 3–4 weken eventueel verhogen naar de volgende hogere dosering. Maximale onderhoudsdosering: 7,5 mg 2×/dag. Bij een rusthartfrequentie van < 50 slagen per minuut of bij symptomen van bradycardie (duizeligheid, vermoeidheid, hypotensie) de dosering verlagen, zo nodig tot 2,5 mg 2×/dag; monitor na dosisverlaging de hartfrequentie. De behandeling geheel staken als de hartfrequentie lager dan 50 slagen per minuut blijft, of de symptomen van bradycardie voortduren. Staak ook de behandeling bij onvoldoende respons van symptomen van angina pectoris na 3 maanden van behandeling en bij beperkte symptomatische respons binnen deze termijn als er geen klinisch relevante afname van de hartfrequentie in rust is.
Stabiel hartfalen
Volwassenen
Begindosering: 5 mg 2×/dag (’s morgens en ’s avonds). Na twee weken eventueel verhogen naar 7,5 mg 2×/dag bij een rusthartfrequentie > 60 slagen per minuut; bij een rusthartfrequentie < 50 slagen per minuut of bij persisterende symptomen van bradycardie (duizeligheid, vermoeidheid, hypotensie) de dosering verlagen tot ten minste 2,5 mg 2×/dag, of de toediening staken. Bij een rusthartfrequentie van 50–60 slagen/minuut de dosering van 5 mg 2×/dag handhaven.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij een creatinineklaring ≥ 15 ml/min. Voorzichtig toepassen bij een creatinineklaring < 15 ml/min omdat hierbij geen gegevens zijn.
Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij een licht verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–6). Voorzichtig toepassen bij een matig verminderde leverfunctie. Gebruik is gecontra-indiceerd bij een ernstig verminderde leverfunctie omdat er hierbij geen gegevens zijn uit onderzoek en een grote toename in de blootstelling waarschijnlijk is.
Bij ouderen (≥ 75 jaar) en bij comedicatie met matig sterke CYP3A4-remmers (verapamil of diltiazem zijn gecontra-indiceerd) overweeg te starten met 2,5 mg 2×/dag.
Toediening: De tabletten tijdens de maaltijd innemen, niet met grapefruit-/pompelmoessap.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid. Dyspneu.
Vaak (1-10%): systolische disfunctie. Syncope.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vooral tijdens de eerste twee maanden van de behandeling: waarnemen van lichtverschijnselen bij plotselinge variaties in lichtintensiteit (fosfenen). Bij de meerderheid van de patiënten (77,5%) verdwijnen alle fosfenen tijdens de behandeling.
Vaak (1-10%): bradycardie, atriumfibrilleren, eerstegraads AV-blok, ventriculaire extrasystolen. Ongecontroleerde bloeddruk. Hoofdpijn (vaak tijdens eerste behandelmaand), duizeligheid. Wazig zien.
Soms (0,1-1%): hypotensie. Palpitaties, supraventriculaire extrasystolen, verlengd QT–interval, syncope. Dyspneu. Dubbelzien, verstoord gezichtsvermogen, draaiduizeligheid. Asthenie, vermoeidheid. Misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Angio–oedeem, huiduitslag. Spierspasmen. Eosinofilie. Verhoogd creatinine in het bloed, hyperurikemie.
Zelden (0,01–0,1%): erytheem, jeuk, urticaria, malaise.
Zeer zelden (< 0,01%): tweede– of derdegraads AV–blok, sicksinussyndroom.
Interacties
Mavacamten is substraat voor CYP2C19 en CYP3A4.
Gelijktijdige behandeling met een combinatie van een sterke CYP2C19-remmer én een sterke CYP3A4-remmer is gecontra-indiceerd bij alle CYP2C19-fenotypen.
Combinatie met een sterke CYP3A4-remmer is gecontra-indiceerd bij poor metabolizers van CYP2C19 en als het fenotype van CYP2C19 nog niet bepaald is.
Bij starten/stoppen of dosisaanpassing van remmers of inductoren van CYP2C19 of CYP3A4 kan een dosisaanpassing van mavacamten noodzakelijk zijn, zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.5 tabel 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'. Sterke CYP2C19-remmers zijn o.a. ticlopidine, fluconazol, fluvoxamine. Sterke CYP3A4-remmers zijn o.a. claritromycine, itraconazol, ketoconazol, voriconazol, ritonavir, cobicistat, ceritinib, idelalisib, tucatinib. Sterke CYP2C19-inductoren èn sterke CYP3A4-inductoren zijn o.a. rifampicine, apalutamide, enzalutamide, mitotaan, fenytoïne, carbamazepine, efavirenz, sint-janskruid. Zie voor meer voorbeelden en de te nemen maatregelen, de eerder genoemde rubriek in de productinformatie van de fabrikant.
De veiligheid van de combinatie met negatief inotrope middelen zoals disopyramide of met β–blokkers in combinatie met diltiazem of verapamil is niet vastgesteld. Extra controle van de LVEF is bij deze combinaties noodzakelijk vooral bij de start van een negatief inotroop middel of bij dosisverhoging, totdat een stabiele dosis en klinische respons zijn bereikt.
Interacties
Ivabradine is een substraat voor CYP3A4 en een zeer zwakke remmer van CYP3A4. Combinatie met sterke CYP3A4-remmers zoals macrolide antibiotica (claritromycine, oraal erytromycine), HIV-proteaseremmers (ritonavir), itraconazol en oraal ketoconazol is gecontra-indiceerd. Combinatie met de matig sterke CYP3A4-remmers diltiazem en verapamil is eveneens gecontra-indiceerd, omdat deze geneesmiddelen zelf ook nog de hartfrequentie verlagen. Bij comedicatie met andere matig sterke CYP3A4-remmers zoals fluconazol, (grapefruit(sap)/pompelmoes(sap) vermijden), is een lagere startdosering van ivabradine en monitoring van de hartfrequentie aangewezen.
Comedicatie met QT-verlengende middelen (zoals amiodaron, sotalol, disopyramide, kinidine, ibutilide, intraveneuze erytromycine, pimozide, sertindol, pentamidine en mefloquine) wordt niet aanbevolen, omdat QT-verlenging wordt verergerd door verlaging van de hartfrequentie. Indien combinatie toch noodzakelijk is, is nauwlettende cardiale bewaking vereist.
Combinatie met middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken (waaronder lis- en thiazide-diuretica), vermeerdert de kans op QT–verlenging.
Bij comedicatie met CYP3A4-inductoren (bv. fenobarbital, carbamazepine, fenytoïne, rifampicine, efavirenz, nevirapine en sint-janskruid) kan een hogere dosering ivabradine nodig zijn. De inname van sint-janskruid tijdens de behandeling beperken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken zoals lager gemiddeld foetaal lichaamsgewicht, toename in postimplantatieverlies, foetale misvorming (visceraal en skeletaal).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de gehele behandeling èn tot 6 maanden na de therapie. Vóór aanvang van de behandeling moet een vruchtbare vrouw een negatieve zwangerschapstest hebben.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in therapeutische doseringen aanwijzingen voor schadelijkheid (ectrodactylie, hartafwijkingen).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Interacties.
Contra-indicaties
- rusthartfrequentie < 70 slagen/min vóór aanvang van de behandeling;
- ernstige hypotensie (< 90/50 mmHg), cardiogene shock;
- instabiele angina pectoris, acuut myocardinfarct;
- instabiel of acuut hartfalen;
- sicksinussyndroom, sinoatriaal blok, derdegraads AV-blok, pacemakerafhankelijkheid (hartfrequentie uitsluitend bepaald door aanwezige pacemaker);
- ernstige leverinsufficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Mavacamten verlaagt de linkerventrikelejectiefractie (LVEF) en kan hartfalen veroorzaken door systolische disfunctie gedefinieerd als een symptomatische LVEF < 50%. Beoordeel de LVEF vóór de behandeling en elke 12 weken als de onderhoudsdosering wordt gegeven, zie ook de rubriek Dosering. Start de behandeling niet bij een LVEF < 55%. Controleer de LVEF extra bij een ernstige intercurrente ziekte, zoals een infectie of aritmie (o.a. atriumfibrilleren of andere ongecontroleerde tachyaritmie) of bij een grote hartoperatie vanwege een mogelijk groter risico op systolische disfunctie en progressie tot hartfalen. Geadviseerd wordt de dosis niet te verhogen tot de gelijktijdige andere ziekte onder controle is. Verschijnselen van systolische disfunctie, zoals nieuwe of verergerde dyspneu, pijn op de borst, vermoeidheid, hartkloppingen, beenoedeem of verhogingen in het NT-proBNP, zijn aanleiding voor een beoordeling van de hartfunctie. Onderbreking van de behandeling kan nodig zijn om ervoor te zorgen dat de LVEF ≥ 50% blijft. Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld. Bij kinderen < 12 jaar mag mavacamten niet gebruikt worden vanwege mogelijke veiligheidsrisico's.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal de hartfrequentie (met behulp van opeenvolgende hartfrequentiemetingen, ECG of ambulante 24-uursmonitoring) vóór het begin van de behandeling of wanneer titratie wordt overwogen . Start de behandeling alleen bij een hartslag in rust ≥ 70 slagen per minuut.
De conditie van de patiënt, waaronder de bloeddruk en hartfrequentie, nauwkeurig monitoren tijdens de behandeling en na iedere dosisaanpassing. Bij een rusthartfrequentie van < 50 slagen per minuut of bij symptomen van bradycardie (duizeligheid, vermoeidheid, hypotensie) de dosering verlagen en indien geen verbetering optreedt het gebruik staken.
Ivabradine kan bradycardie veroorzaken, waardoor QT-verlenging kan verergeren, met als gevolg ernstige aritmieën, waaronder 'Torsade de pointes'.
Gebruik van ivabradine wordt niet aanbevolen bij atriumfibrilleren en andere ritmestoornissen die de functie van de sinusknoop verstoren, bij tweedegraads AV-blok, acuut CVA en aangeboren QT-syndroom.
Verricht geen elektrische cardioversie binnen 24 uur na de laatste dosis ivabradine, wegens onvoldoende gegevens hierover.
Controleer tijdens de behandeling regelmatig op atriumfibrilleren omdat ivabradine het risico hierop verhoogt. Instrueer de patiënt over de verschijnselen en symptomen van atriumfibrilleren en om contact op te nemen met de voorschrijver als deze zich voordoen. ECG-controle op atriumfibrilleren is noodzakelijk bij bijvoorbeeld verergering van de angina pectoris, palpitaties en een onregelmatige polsslag. Er is meer kans op het ontwikkelen van atriumfibrilleren bij patiënten met chronisch hartfalen of bij combinatie met bepaalde geneesmiddelen (amiodaron, klasse I-anti–aritmica). Patiënten met chronisch hartfalen met intraventriculaire geleidingsstoornissen (linker–/rechter bundeltakblok) en ventriculaire dissynchronie nauwkeurig monitoren. Weeg bij optreden van atriumfibrilleren tijdens de behandeling de voor-en nadelen van het voortzetten van de behandeling nauwkeurig af.
Overweeg bij onverwachte achteruitgang in de visus het gebruik te staken. Ivabradine beïnvloedt de functie van de retina, maar er is geen bewijs voor een toxisch effect op de retina bij een behandeling gedurende 3 jaar.
Voorzichtig bij lichte tot matige hypotensie, hartfalen NYHA-klasse IV, creatinineklaring < 15 ml/min, matige leverfunctiestoornis en retinitis pigmentosa.
Er zijn onvoldoende gegevens betreffende veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
Systolische disfunctie, vasovagale reactie, hypotensie en asystolie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met mavacamten contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
ernstige en langdurige bradycardie.
Neem voor meer informatie over symptomen of behandeling contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Mavacamten is een selectieve en reversibele cardiale myosineremmer die het aantal myosinekoppen dat in krachtgenererende toestanden kan komen, moduleert. Door cardiale myosineremming normaliseert de contractiliteit van de hartspier, vermindert de dynamische obstructie van het linkerventrikeluitstroomkanaal (LVOT) en verbetert de cardiale vuldruk bij hypertrofische obstructieve cardiomyopathie (HOCM).
Kinetische gegevens
F | ca. 85% |
T max | mediaan 1 uur nuchter (0,5-3 uur), na een vetrijke, calorierijke maaltijd 4 uur (0,5-8 uur). |
V d | 1,6–2,9 l/kg |
Eiwitbinding | 97–98% |
Metabolisering | primair door CYP2C19, in mindere mate door CYP3A4 en CYP2C9 bij intermediate - , normal -, of ultra-rapid metabolizers, tot 3 onwerkzame metabolieten. Bij poor metabolizers van CYP2C19 grotendeels door CYP3A4. |
Overig | Bij CYP2C19 poor metabolizers zijn de Cmax en AUC respectievelijk 47% en 241% hoger na enkelvoudige toediening van 15 mg t.o.v. normal metabolizers. |
Eliminatie | bij normal metabolizers voor ca. 7% met de feces (waarvan ca. 1% onveranderd), en voor ca. 85% met de urine (waarvan ca. 3% onveranderd). |
T 1/2el | 6–9 dagen bij normal metabolizers, 23 dagen bij CYP2C19 poor metabolizers. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Verlaagt de hartfrequentie door een remming van de spontane diastolische depolarisatie in de sinusknoop via een specifieke remming van de cardiale pacemaker If-stroom. Ivabradine heeft eveneens invloed op de retinale Ih-stroom als respons van de retina op felle lichtprikkels. Ivabradine heeft geen effect op intracardiale geleiding, contractiliteit (geen negatief inotroop effect), ventriculaire repolarisatie of perifere weerstand.
Werking: na ca. 1 uur (verlaging hartfrequentie), binnen ca. 3–4 weken (anti-angineuze werking), na 2 weken (bij hartfalen). Werkingsduur: ca. 12 uur.
Kinetische gegevens
F | 40% door 'first pass'-effect in darmwand en lever. |
T max | ca. 1 uur, bij inname met voedsel ca. 2 uur.< |
V d | ca. 1,4 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever en darmen door CYP3A4 tot onder andere het actieve N-gedemethyleerde derivaat, dat eveneens door CYP3A4 verder wordt gemetaboliseerd. |
Eliminatie | in gelijke mate met de urine (ca. 4% onveranderd) en de feces, voornamelijk in de vorm van metabolieten. |
T 1/2el | ca. 11 uur (ivabradine, actieve metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mavacamten hoort bij de groep cardiaca, overige.
Groepsinformatie
ivabradine hoort bij de groep cardiaca, overige.