Samenstelling
Moxonidine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 0,2 mg, 0,3 mg, 0,4 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Catapresan (hydrochloride) Glenwood GmbH
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,15 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Clonidine (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,15 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,025 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Van het centraal aangrijpend antihypertensivum moxonidine zijn gegevens op harde eindpunten niet beschikbaar. Tevens is er meer kans op bijwerkingen (o.a. orthostatische hypotensie). Daarom komt dit middel alleen in aanmerking als de voorkeursmiddelen onvoldoende effect sorteren bij een patiënt.
Advies
Overweeg, bij hinderlijke vasomotorische klachten tijdens de overgang, hormoontherapie; evalueer na drie maanden. Maak in samenspraak met de vrouw de keuze tussen oraal of transdermaal estradiol. Geef vrouwen met een uterus, naast het oestrogeen, een (oraal) progestageen: cyclisch in de perimenopauze, continu in de postmenopauze. Geef vrouwen zonder uterus alleen oestrogeen. Overweeg bij klachten door urogenitale atrofie, behandeling met een vaginaal oestrogeen en/of een indifferent middel.
Overweeg clonidine alleen bij een contra-indicatie voor hormoontherapie. Het effect op vasomotorische klachten is beperkt en er is onzekerheid over het optreden van cardiovasculaire bijwerkingen.
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Van het centraal aangrijpend antihypertensivum clonidine zijn gegevens op harde eindpunten niet beschikbaar. Tevens is er meer kans op bijwerkingen (o.a. orthostatische hypotensie). Daarom komt dit middel alleen in aanmerking als de voorkeursmiddelen onvoldoende effect sorteren bij een patiënt.
Voor clonidine is nog geen advies vastgesteld voor de indicatie onthoudingsverschijnselen na het staken van opiaten, over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Lichte tot matige essentiële hypertensie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Menopauzale opvliegers;
- Hypertensie;
- Als adjuvans bij de behandeling van onthoudingsverschijnselen na het staken van opiaten.
Parenteraal
- Zeer ernstige vormen van hypertensie, waar orale therapie onmogelijk of ontoereikend is.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Essentiële hypertensie
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 16 jaar
Begindosering: 0,2 mg 1×/dag 's ochtends. Indien nodig na 3 weken verhogen tot 0,4 mg/dag in 1 dosis ('s ochtends) of verdeeld in 2 doses ('s ochtends en 's avonds); eventueel na drie weken nogmaals verhogen tot 0,6 mg verdeeld over de dag ('s ochtends en 's avonds); maximaal 0,4 mg per keer en 0,6 mg per dag.
Verminderde nierfunctie: Bij een matig verminderde nierfunctie (GFR 30–60 ml/min): begindosering 0,2 mg per keer zo nodig te verhogen tot max. 0,4 mg/dag. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (GFR < 30 ml/min): begindosering 0,2 mg per keer zo nodig te verhogen tot max. 0,3 mg/dag.
Verminderde leverfunctie: De verwachting is dat bij een licht tot matig verminderde leverfunctie een dosisaanpassing niet nodig is, omdat moxonidine geen uitgesproken hepatisch metabolisme heeft.
Behandeling niet abrupt staken maar over een periode van 2 weken geleidelijk afbouwen.
Doseringen
Opvliegers
Volwassenen
Oraal: 0,05–0,075 mg 2×/dag, bij voorkeur met een interval van 12 uur. Bij onvoldoende effect na 3–4 weken, de behandeling staken.
Lichte tot matige hypertensie
Volwassenen
Oraal: begindosering 0,075 mg 3×/dag.
Zo nodig geleidelijk verhogen of verlagen, al naar gelang het therapeutisch effect en de tolerantie, tot 0,15 mg 3×/dag. Bij therapieresistente hypertensie 0,3 mg per keer, max. 0,9 mg per dag, in uitzonderlijke gevallen max. 1,5–1,8 mg/dag klinisch.
Ernstige hypertensie
Volwassenen
Parenteraal: s.c., i.m. of zeer langzaam i.v. (in 10 minuten en verdund met ten minste 10 ml fysiologische zoutoplossing): 0,15 mg 2–3×/dag, max. 4×/dag. Alleen toedienen aan een liggende patiënt.
Onthoudingsverschijnselen
Volwassenen
Oraal: 0,2–0,5 mg per dag in 2–4 doses, vervolgens de dagdosis met 0,1–0,3 mg per dag verhogen op geleide van onthoudingsverschijnselen en bloeddruk, max. 1,2 mg per dag. Als laatste dagdosis eventueel een 0,1 mg hogere dosis geven dan de gebruikelijke deeldosis, omdat de sederende eigenschappen van clonidine kunnen helpen bij slapeloosheid. Na ca. 7 dagen in 2–3 dagen uitsluipen door elke dag de dagdosis te halveren.
Bij verminderde nierfunctie: starten met een lagere dosering (oraal en parenteraal) en dosering langzamer verhogen; bij ernstige nierinsufficiëntie kan soms met een dosering 1×/dag worden volstaan. Bij hemodialyse hoeft geen aanvullende dosis gegeven te worden.
Bij ernstige cerebrale vaatveranderingen starten met een lage dosering en de dosering onder verscherpte controle ophogen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): droge mond (met name in het begin van de behandeling). Futloosheid.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, slaperigheid, slapeloosheid, (draai-)duizeligheid. Vasodilatatie. Diarree, misselijkheid, braken, dyspepsie. Asthenie. Huiduitslag, jeuk. Rugpijn.
Soms (0,1-1%): nervositeit, angst. (Orthostatische) hypotensie, paresthesie van de ledematen, perifere circulatiestoornissen. Bradycardie. Oorsuizen. Syncope. Oedeem, anorexie, pijn van de speekselklier. Angio-oedeem. Droge, jeukende of brandende ogen. Nekpijn. Gynaecomastie, erectiestoornis en verlies van libido.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, sedatie. Orthostatische hypotensie. Droge mond.
Vaak (1–10%): depressie, slaapstoornissen. Hoofdpijn. Misselijkheid, braken, obstipatie, pijn in de speekselklieren. Erectiele disfunctie. Vermoeidheid.
Soms (0,1–1%): waarnemingsstoornissen, hallucinaties, nachtmerries. Paresthesie. Sinusbradycardie. Ziekte van Raynaud. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Malaise.
Zelden (0,01–0,1%): gynaecomastie. Verminderde traanvochtproductie. AV–blok. Droge neus. Pseudo–obstructie van het colon. Haaruitval. Toegenomen bloedglucosespiegel.
Verder zijn gemeld: bradyaritmie, verwardheid, verminderd libido, accommodatiestoornissen.
Interacties
De werking van alcohol en andere centraal-depressieve stoffen kan worden versterkt.
Bij combinatie met een β-blokker bij staken van de behandeling eerst met de β-blokker stoppen en pas enkele dagen later met moxonidine.
Mogelijk kunnen interacties optreden met andere geneesmiddelen die eveneens via tubulaire secretie met de urine worden uitgescheiden zoals digoxine, sulfonylureumderivaten, sommige antirheumatica, nitraten en allopurinol.
Comedicatie met tricyclische antidepressiva kan de antihypertensieve werking van moxonidine verminderen, de werking van het antidepressivum kan versterkt worden; gelijktijdig gebruik vermijden.
Interacties
De werking van antihypertensiva, antipsychotica, hypnotica, anxiolytica en alcohol wordt door clonidine versterkt.
Comedicatie met middelen met een negatief chronotroop of dromotroop effect, zoals β-blokkers of digoxine, kunnen bradyaritmieën of AV-geleidingsstoornissen veroorzaken of verergeren.
Bij combinatie met een β-blokker is de kans op rebound-hypertensie bij staken van de clonidinetoediening vergroot, daarom eerst de β-blokker uitsluipen.
Comedicatie met tricyclische antidepressiva of middelen met α–receptor blokkerende eigenschappen (bv. fentolamine) kan de antihypertensieve werking van clonidine verminderen en orthostatische regulatiestoornissen veroorzaken of verergeren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, schadelijk gebleken bij gebruik van maternaal toxische doses.
Farmacologisch effect: Bij dieren werd bij hoge doses zowel de ontwikkeling als de levensvatbaarheid van de vrucht beïnvloed.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Clonidine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens over gebruik tijdens de eerste helft van de zwangerschap; over gebruik tijdens de tweede helft van de zwangerschap zijn weinig gegevens beschikbaar. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Foetale bradycardie. Na de geboorte kan bij de pasgeborene een tijdelijke hypertensie optreden.
Advies: Orale toedieningsvormen met clonidine alleen op strikte indicatie gebruiken; parenterale toediening van clonidine vermijden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja. Clonidine is in hoge concentraties teruggevonden in het bloed van kinderen waarvan de moeder tijdens borstvoeding clonidine gebruikte.
Farmacologisch effect: Clonidine kan mogelijk nadelige effecten hebben bij de zuigeling en kan de hoeveelheid moedermelk verminderen.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom;
- bradycardie (< 50 slagen/min in rust);
- tweede- of derdegraads atrioventriculair blok;
- hartfalen.
Contra-indicaties
- ernstige bradyaritmieën (sick-sinussyndroom, tweede- of derdegraads AV-blok);
- bij de behandeling van onthoudingsverschijnselen tevens: nierinsufficiëntie, hypotensie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig bij (een mogelijke aanleg voor het ontwikkelen van) een AV–blok; bradycardie dient te worden voorkomen. Niet gebruiken bij een tweede- of derdegraads AV-blok.
In verband met gebrek aan ervaring voorzichtig toepassen bij ernstige coronaire aandoeningen, instabiele angina pectoris en matig hartfalen.
Hoewel bij staken van een behandeling met moxonidine geen rebound-effect van de bloeddruk is vastgesteld, wordt toch aangeraden een behandeling niet plotseling af te breken maar over een periode van twee weken geleidelijk af te bouwen.
Voorzichtig toepassen bij nierfunctiestoornissen omdat moxonidine voornamelijk via de nieren wordt uitgescheiden. Zie ook de rubriek Dosering.
Onderzoeksgegevens: Veiligheid en effectiviteit zijn bij een leeftijd < 16 jaar onvoldoende vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op een rebound-effect de medicatie bij hoge dosering niet abrupt staken, maar geleidelijk – binnen 2-4 dagen – de dosering verminderen. Een rebound effect uit zich in een plotselinge stijging van de bloeddruk, die gepaard gaat met opwinding, slapeloosheid, tremor, misselijkheid, hoofdpijn en hartkloppingen. Een buitengewone toename van de bloeddruk na staken kan tegengegaan worden door opnieuw instellen van oraal clonidine of met i.v. fentolamine.
Voorzichtig zijn bij polyneuropathie, milde tot matige bradyaritmieën zoals sinusbradycardie, cerebrale of perifere doorbloedingsstoornissen, ernstig coronair vaatlijden, hartfalen, obstipatie of depressie in de anamnese.
Bij autonome neuropathie, zoals bij diabetes mellitus, kan clonidine een paradoxale toename van de bloeddruk geven.
Controleer bij een verminderde nierfunctie regelmatig de nierfunctie.
Mogelijk worden contactlenzen minder goed verdragen, omdat clonidine een afname in de traanvochtproductie kan veroorzaken.
Bij een hoge bloeddruk die wordt veroorzaakt door een feochromocytoom heeft clonidine geen therapeutisch effect.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Hoofdpijn, sedatie, slaperigheid, hypotensie, duizeligheid, asthenie, bradycardie, droge mond, braken, buikpijn hoog in de buik. Bij hogere doseringen mogelijk verminderd bewustzijn, ademhalingsdepressie, tijdelijke hypertensie, tachycardie en hyperglykemie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met moxonidine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
verminderde sympatische activiteit, zich uitend in o.a.: hypotensie, bradycardie, pupilverkleining, hypothermie, coma, apneu. Paradoxale hypertensie door stimulering van perifere α1-receptoren.
Therapie
met name bij kinderen met ernstige ademhalingsdepressie en verminderd bewustzijn: naloxon.
Zie voor meer symptomen de behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Centraal aangrijpend antihypertensivum. Moxonidine bindt in de hersenstam selectief aan I1-imidazolinereceptoren, waaraan de verminderde activiteit van de sympathische zenuwen wordt toegeschreven. In verhouding heeft het een geringe affiniteit voor de centrale α2-adrenerge receptoren. Het bloeddrukverlagend effect berust op een verlaging van de systemische vasculaire weerstand.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, ca. 90%. |
F | 88%. |
T max | 30–80 min. |
V d | ca. 1,8 l/kg. |
Metabolisering | voor 10–20% tot metabolieten met geringe activiteit. |
Eliminatie | >90% vnl. via tubulaire secretie in de urine, onveranderd en als metabolieten. Ca. 1 % met de faeces. |
T 1/2el | 2,2–2,3 uur, bij nierinsufficiëntie verlengd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Centraal aangrijpend antihypertensivum. Het is een gemengde centraal aangrijpende imidazoline (I1-) en α2-agonist. Naast het centraal remmende effect op de noradrenerge neurotransmissie bezit het een perifere α2-gestimuleerde werking. Werking: max. bloeddrukverlaging, oraal na 2–4 uur, i.m. of s.c. na 2 uur, i.v. na ½–1 uur. Werkingsduur: 8–12 uur (oraal, bloeddrukverlaging).
Kinetische gegevens
F | ca. 90%. |
T max | 1–3 uur (oraal). |
V d | ca. 2,1 l/kg. |
Overig | passeert bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | 50% in de lever. De belangrijkste metaboliet p–hydroxyclonidine is inactief. |
Eliminatie | 70% met de urine, onveranderd (40–60%) en als metabolieten; ca. 20% met de feces. Slechts een klein deel wordt verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | 15 (5–25) uur, bij ernstig verminderde nierfunctie tot ca. 41 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
moxonidine hoort bij de groep antihypertensiva, centraal aangrijpend.
Groepsinformatie
clonidine hoort bij de groep antihypertensiva, centraal aangrijpend.