Samenstelling
Lokelma AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 5 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 10 g
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Natriumpolystyreensulfonaat Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale of rectale suspensie
- Sterkte
- 997,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 454 g met maatlepel 15 g
Resonium A Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale of rectale suspensie
- Sterkte
- 999,3 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 454 g met maatlepel 15 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandel bij chronische hyperkaliëmie indien mogelijk eerst de oorzaak. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (voornamelijk cardiovasculaire) morbiditeit te verkleinen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Natriumzirkoniumcyclosilicaat kan worden ingezet bij de behandeling van chronische hyperkaliëmie, waarbij de chronische onderhoudsbehandeling van belang is, om hyperkaliëmie recidieven te voorkomen en om de dosering van RAAS-remmers te optimaliseren.
Voor (andere aspecten van) de behandeling van hyperkaliëmie zie ook de NIV-richtlijn uit 2012: Elektrolytstoornissen.
Advies
Behandel, indien mogelijk, de oorzaak van chronische nierschade. Start daarnaast behandeling om het grotere risico van (vnl. cardiovasculaire) morbiditeit te verminderen en progressie van nierschade te voorkomen of beperken. Behandel de complicaties van nierschade en start eventueel niervervangende therapie (dialyse).
Calciumpolystyreensulfonaat heeft bij de behandeling van hyperkaliëmie, bij patiënten met acute en chronische nierinsufficiëntie, inclusief patiënten die dialysetherapie ondergaan de voorkeur boven natriumpolystyreensulfonaat bij hypertensie, hartfalen of oligurische nierbeschadiging.
Zie Hyperkaliëmie op hetacuteboekje.nl voor het beleid.
Indicaties
- Behandeling van (niet-levensbedreigende) hyperkaliëmie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hyperkaliëmie bij acute en chronische nierinsufficiëntie;
- Als ondersteunende therapie bij chronische hemodialyse of chronische peritoneale dialyse (CAPD).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Controleer tijdens de behandeling regelmatig de serumkaliumconcentratie; zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Hyperkaliëmie
Volwassenen incl. ouderen
Correctiefase: aanbevolen aanvangsdosis 10 g 3×/dag toegediend als suspensie in water. Wanneer normokaliëmie is bereikt, de onderhoudsbehandeling volgen. Doorgaans wordt normokaliëmie binnen 24-48 uur bereikt. Indien dit na 48 uur niet het geval is, hetzelfde behandelschema gedurende nog eens 24 uur voortzetten. Overweeg andere behandelopties indien normokaliëmie niet binnen 72 uur bereikt is.
Onderhoudsfase: wanneer normokaliëmie bereikt is, de minimaal werkzame hoeveelheid natriumzirkoniumcyclosilicaat vaststellen om terugkeer van hyperkaliëmie te voorkomen. Aanbevolen aanvangsdosis is 5 g 1×/dag, naar behoefte titreren tot 10 g 1×/dag of 5 g om de dag. Maximaal 10 g 1×/dag gebruiken.
Bij chronische hemodialyse: alleen toedienen op dagen zonder dialyse; aanbevolen aanvangsdosis is 5 g 1×/dag. Naar behoefte de dosis wekelijks naar boven of beneden titreren op basis van de serumkaliumwaarde voor dialyse na het lange interdialyse-interval. De dosis aanpassen met intervallen van een week met stappen van 5 g tot maximaal 15 g 1×/dag op dagen zonder dialyse. Controleer het serumkalium wekelijks wanneer de dosis wordt aangepast. Wanneer normokaliëmie is bereikt, het kalium regelmatig controleren (bv. maandelijks of vaker op basis van klinische beoordeling inclusief veranderingen van de hoeveelheid kalium in het dieet of medicatie die het serumkalium kan beïnvloeden).
Bij verminderde nierfunctie: die nog geen chronische hemodialyse behoeft (zie boven), is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Gemiste dosis: deze niet meer inhalen, maar de volgende dosis op het normale tijdstip innemen.
Toediening
- De gehele inhoud van het (de) sachet(s) legen in een glas met ca. 45 ml water en goed roeren. Let op, het poeder lost niet op. De vloeistof, die smaakloos is, geheel opdrinken wanneer deze nog troebel is; opnieuw roeren als het poeder naar de bodem zakt. Spoel het glas indien nodig met meer water om ervoor te zorgen dat de gehele inhoud van het sachet wordt ingenomen.
- Niet in droge vorm innemen.
- Kan met of zonder voedsel ingenomen worden.
Doseringen
Orale en rectale toediening op geleide van de kaliumconcentratie in het serum. Staak de toediening als de serumkaliumspiegel lager wordt dan 5 mmol/l.
Rectale toediening kan worden toegepast als orale toediening niet mogelijk is. Verder kan in de initiële fase bij volwassenen, rectale toediening worden gecombineerd met orale toediening om een snelle verlaging van de kaliumspiegel te bereiken.
Bij neonaten alleen rectaal toedienen.
Hyperkaliëmie bij acute of chronische nierinsufficiëntie (incl. chronische toepassing van hemo- of peritoneaaldialyse)
Volwassenen
Oraal: 15 g (1 maatlepel) 1–4×/dag.
Rectaal: als klysma: 30 g (2 maatlepels) 1–3×/dag. Retentietijd klysma: 6–9 uur (indien mogelijk). Na retentie van ieder klysma het colon goed irrigeren voor adequate verwijdering van het hars. In bepaalde situaties kan gecombineerde orale en rectale toediening zinvol zijn om de plasma kaliumspiegel sneller te verlagen. Bij deze combinatie is het waarschijnlijk niet nodig de rectale toediening te continueren, wanneer de oraal toegediende hoeveelheid het rectum heeft bereikt.
Volgens Het Acute Boekje ( Hyperkaliëmie): 15–30 g oraal of rectaal als klysma. Zo nodig elke 4–6 uur herhalen.
Kinderen
Oraal (niet bij neonaten): volgens de fabrikant: 1 g/kg lichaamsgewicht per dag in verdeelde doses; onderhoudsdosering 0,5 g/kg lichaamsgewicht per dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Kinderen 1 maand–18 jaar: 0,5–1 g/kg/dag in 3 doses, max. 20 g/dosis en max. 60 g/dag.
Rectaal: als klysma: volgens de fabrikant: 1 g/kg lichaamsgewicht per dag in verdeelde doses; onderhoudsdosering 0,5 g/kg lichaamsgewicht per dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–1 g/kg/dag in 3 doses, max. 40 g/dosis en max. 120 g/dag. Na retentie van ieder klysma het colon goed irrigeren voor adequate verwijdering van het hars.
Toediening
- Oraal:
- Het poeder suspenderen in wat water of aanmaken met een zoet vehiculum zoals jam; niet suspenderen in vruchtendranken, omdat die een hoog kaliumgehalte bevatten. Hierna in zittende of staande positie direct innemen om bronchopulmonale complicaties door aspiratie te vermijden.
- Innemen minimaal 3 uur vóór of 3 uur na inname van andere geneesmiddelen. Tijdsinterval verlengen naar 6 uur bij gastroparese of andere situaties waarbij vertraagde maaglediging optreedt (zie ook de rubriek Interacties).
- Rectaal:
- Bereiding klysma: het poeder suspenderen in 100 ml van een 2% methylcellulose-oplossing.
- Na retentie van ieder klysma het colon goed irrigeren voor adequate verwijdering van het hars. Zie ook bij Waarschuwingen en voorzorgen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hypokaliëmie. Constipatie. Oedeemgerelateerde bijwerkingen (vochtretentie, oedeem; lokaal, perifeer of gegeneraliseerd, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
In twee open-label onderzoeken zijn nog de volgende bijwerkingen gemeld: maag-darmstoornissen (obstipatie, diarree, abdominale distensie/pijn, misselijkheid, braken) en overgevoeligheidsreacties (huiduitslag, jeuk). Deze bijwerkingen waren mild tot matig van aard en verdwenen doorgaans spontaan ondanks het voortzetten van de behandeling.
Bijwerkingen
Irritatie van de maag, misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, anorexie. Gastro-intestinale ischemie, ischemische colitis, ulceratie van het maag-darmkanaal of necrose die kunnen leiden tot intestinale perforatie. Hypokaliëmie, hypernatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Acidose. (Accidentele) inhalatie van het poeder kan leiden tot acute bronchitis en/of bronchopneumonie.
Na rectale toediening is er vooral bij kinderen kans op intestinale obstructie en fecale impactie door klontering van de hars. Bij neonaten zijn bij orale toediening gastro-intestinale concrementen (bezoar) gemeld.
Interacties
Natriumzirkoniumcyclosilicaat wordt niet door het lichaam geabsorbeerd of gemetaboliseerd, waardoor er geen effecten van andere geneesmiddelen op de werking ervan zijn te verwachten.
Natriumzirkoniumcyclosilicaat gaat (in het maag-darmkanaal) geen binding van betekenis aan met andere geneesmiddelen.
De pH in de maag kan tijdelijk verhogen door absorptie van waterstofionen; dit kan leiden tot veranderingen in de oplosbaarheid en absorptiekinetiek van gelijktijdig toegediende orale geneesmiddelen met een pH-afhankelijke biologische beschikbaarheid. Als voorbeeld nemen de Cmax van en de blootstelling (AUC) aan dabigatran met ca. 40% af bij gelijktijdige toediening met natriumzirkoniumcyclosilicaat, een dosisaanpassing is echter niet nodig. Houd wel een interval van 2 uur aan, vóór of na de inname van orale geneesmiddelen met een klinisch relevante gastrische pH-afhankelijke biologische beschikbaarheid. Andere voorbeelden van dergelijke geneesmiddelen zijn: itraconazol, ketoconazol, posaconazol, enkele geneesmiddelen tegen HIV (atazanavir, raltegravir, rilpivirine, ritonavir) of HCV (ledipasvir) en enkele tyrosinekinaseremmers (dasatinib, erlotinib, nilotinib). Houd bij tacrolimus ook een interval aan van minstens 2 uur vóór of 2 uur na inname van natriumzirkoniumcyclosilicaat.
Thiazide- en lisdiuretica kunnen de serumkaliumspiegel verlagen en zo de werking van natriumzirkoniumcyclosilicaat versterken.
Wees vanwege mogelijke schommelingen in de serumkaliumspiegel extra voorzichtig met digoxine.
Interacties
Natriumpolystyreensulfonaat kan zich binden aan andere oraal toegediende geneesmiddelen, waardoor de gastro-intestinale absorptie en werkzaamheid van deze middelen kunnen afnemen. Houd een interval van ten minste 3 uur vóór of 3 uur na de inname van andere geneesmiddelen (waaronder bv. thyromimetica en lithium) aan, bij patiënten met gastroparese een interval van 6 uur aanhouden.
De combinatie van natriumpolystyreensulfonaat met sorbitol, oraal of rectaal, is in verband gebracht met gevallen van necrose van het colon en andere gastro-intestinale bijwerkingen die fataal kunnen zijn; deze combinatie wordt daarom ten zeerste ontraden.
Vanwege mogelijke schommelingen in de serum-kaliumspiegel is grote voorzichtigheid geboden met digoxine.
Geneesmiddelen met een parasympathicolytische of anticholinerge component versterken de bijwerkingen van natriumpolystyreensulfonaat op het maag-darmkanaal.
Gelijktijdig gebruik van kation-donerende stoffen zoals magnesium(hydr)oxide en aluminiumhydroxide (bv. laxantia, antacida) vermindert de werking van natriumpolystyreensulfonaat en kan bovendien aanleiding geven tot metabole alkalose. Gecombineerde toepassing met substanties die veel kalium bevatten, zoals fruitmoes en vruchtensappen, kan de werking ook nadelig beïnvloeden.
Het effect van ACE-remmers kan worden verminderd, met name bij een zoutbeperkt dieet.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Er wordt geen effect van natriumzirkoniumcyclosilicaat verwacht omdat de systemische blootstelling bij de moeder verwaarloosbaar is. Mogelijk kan er effect zijn als gevolg van eventuele natriumabsorptie of stijging van de bicarbonaatspiegel bij de moeder.
Advies: Uit voorzorg het gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Natriumpolystyreensulfonaat wordt niet geabsorbeerd in het maag–darmkanaal.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken (in verband met natriumabsorptie).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, maar wordt niet verwacht omdat natriumzirkoniumcyclosilicaat niet systemisch wordt geabsorbeerd.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Nee.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- hypernatriëmie;
- serumkaliumconcentratie < 5 mmol/l;
- obstructieve darmziekte;
- orale toediening: bij neonaten;
- orale én rectale toediening: neonaten ≤ 28 weken gestatieduur of met een verminderde darmactiviteit;
- overgevoeligheid voor harsen die polystyreensulfonaat bevatten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer de kaliumspiegel tijdens de instelfase en daarna wanneer dit noodzakelijk is. Voorbeelden hiervan zijn na aanpassing van geneesmiddelen die van invloed zijn op het kaliumgehalte zoals RAAS-remmers of diuretica en na dosistitratie van natriumzirkoniumcyclosilicaat bii (dreigende) hypokaliëmie. De frequentie van de monitoring is verder afhankelijk van bijvoorbeeld de progressie van chronische nierinsufficiëntie en de kaliuminname met de voeding. Bij ernstige hypokaliëmie het gebruik staken en de patiënt evalueren.
Oedemen zijn in klinisch onderzoek gemeld bij ca. 6% van de patiënten behandeld met natriumzirkoniumcyclosilicaat. Oedemen worden vooral gezien in de onderhoudsfase en vaker bij een dosering van 15 g. De oedemen zijn te behandelen door een diureticum te starten of in dosering aan te passen.
QT-verlenging kan optreden gedurende de correctie van hyperkaliëmie, met name bij doorschieten naar hypokaliëmie.
Natriumzirkoniumcyclosilicaat is mogelijk radio-opaak; houd hiermee rekening bij het maken van abdominale röntgenfoto's.
Bij symptomen die kunnen duiden op intestinale perforatie, wees erop bedacht dat intestinale perforatie is gemeld bij kaliumbinders waaronder natriumzirkoniumcyclosilicaat. Het risico hierop is niet bekend.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: natriumzirkoniumcyclosilicaat suspensie bevat natrium (ca. 400 mg natrium per dosis van 5 g); wees voorzichtig bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór toepassing pseudo-hyperkaliëmie uitsluiten vanwege het risico van ernstige hypokaliëmie. Bij ernstige kaliumintoxicatie (> 6,5 mmol/l en/of ECG-afwijkingen) is de werking van natriumpolystyreensulfonaat onvoldoende; in dat geval noodmaatregelen (natriumwaterstofcarbonaat, glucose-insuline-infusie en/of dialyse) toepassen.
Controleer het plasmakalium-, natrium-, calcium- en magnesiumgehalte en de zuurgraad van veneus bloed ten minste eenmaal per week, controleer vaker bij patiënten met een verhoogd risico, zoals bij gelijktijdig gebruik van digoxine; zie de rubriek Interacties. Wees extra voorzichtig bij hyperfosfatemie. De toediening (tijdelijk) staken als de kaliumconcentratie lager wordt dan 5 mmol/l.
Kaliuminname beperken om de behandeling te ondersteunen. Bij dialysepatiënten met hyperkaliëmie tussen dialyses eerst frequenter of langduriger dialyseren.
Weeg bij ernstige vormen van hartfalen, nierinsufficiëntie, perifeer oedeem of hypertensie, de noodzaak van een therapie met natriumpolystyreensulfonaat af tegen de kans dat deze ziektebeelden verergeren door mogelijke toename van de natriumabsorptie.
Gastro-intestinale stenose, intestinale ischemie en complicaties daarvan (necrose en perforatie) kunnen voorkomen, vooral bij patiënten die sorbitol gebruiken; zie de rubriek Interacties. Vanwege dit risico wordt het gebruik van natriumpolystyreensulfonaat ontraden bij patiënten met een aangetaste gastro-intestinale motiliteit (inclusief onmiddellijk na een operatie of door geneesmiddelen veroorzaakt). Laat patiënten onmiddellijk contact opnemen in geval van ernstige buikpijn, misselijkheid en braken, maagdistensie en rectale bloeding. Laesies die worden waargenomen bij door natriumpolystyreensulfonaat geïnduceerde gastro-intestinale schade kunnen overlappen met laesies waargenomen bij inflammatoire darmziekte, ischemische colitis, infectieuze colitis en microscopische colitis.
Indien ernstige obstipatie optreedt de behandeling met natriumpolystyreensulfonaat staken, totdat er weer sprake is van een normale darmmotiliteit. Magnesiumbevattende laxantia niet gebruiken; zie ook de rubriek Interacties.
Vooral bij prematuren of neonaten met een laag geboortegewicht, wees voorzichtig bij rectale toediening, omdat excessieve dosering of inadequate verdunning resulteert in impactie van het hars en risico op lokale hemorragie of necrose. Orale toepassing is gecontra-indiceerd bij neonaten.
Hulpstoffen: wees voorzichtig met natrium, bij een natriumarm dieet.
Eigenschappen
Kationenwisselaar. Natriumzirkoniumcyclosilicaat wordt in het maag-darmkanaal niet geabsorbeerd. Het is een niet-polymere anorganische verbinding die kalium opneemt en uitwisselt tegen waterstof- en natriumkationen. In vitro is het zeer selectief voor kalium, ook in aanwezigheid van andere kationen zoals calcium en magnesium. In vitro en in vivo blijkt het ook ammonium te binden en af te voeren, waardoor het serumbicarbonaatgehalte kan toenemen. De kaliumopname vindt plaats in het gehele gastro-intestinale stelsel, waardoor het gehalte vrij kalium in het lumen vermindert. Hierdoor treedt verlaging van het serumkaliumgehalte op. De uitscheiding van kalium met de feces neemt toe. De werking treedt binnen ca. 1 uur in, normalisatie van de kaliumspiegel doorgaans binnen 24–48 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | geen. |
Eliminatie | via de feces. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Natriumzout van een kationwisselaar op polystyreenbasis met sulfonzuurgroepen. Natriumpolystyreensulfonaat verlaagt de plasma kaliumspiegel door uitwisseling van kalium- tegen natriumionen in voornamelijk de dikke darm, en voor een deel in de dunne darm. Dit proces is sterk afhankelijk van de lokale pH, omdat tijdens de darmpassage ook ammonium, magnesium, lipiden en eiwitten een grote affiniteit hebben met de wisselaar. De grootte van het effect op de plasma-kaliumspiegel is onvoorspelbaar. De in vivo uitwisselingscapaciteit is circa 1 mmol kalium per gram hars.
Kinetische gegevens
Resorptie | niet. |
Eliminatie | met de feces als gebonden kaliumcomplex. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
natriumzirkoniumcyclosilicaat hoort bij de groep kationenwisselaars.
Groepsinformatie
natriumpolystyreensulfonaat hoort bij de groep kationenwisselaars.