Samenstelling
Nebilet (als hydrochloride) Menarini Benelux nv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg
Nebivolol (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Labetalol (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 100 mg, 200 mg, 400 mg
Trandate (hydrochloride) Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 20 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Labetalol is één van de voorkeursmiddelen bij de behandeling van zwangerschapshypertensie.
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Het gebruik van labetalolinjecties in de kliniek bij hypertensiecrises is een zinvolle toepassing van de gecombineerde β- en α-receptorblokkerende werking.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Essentiële hypertensie;
- Stabiel mild en matig chronisch hartfalen, als aanvulling op standaardbehandelingen bij patiënten ≥ 70 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Hypertensie;
- Zwangerschapshypertensie;
- Angina pectoris indien tevens hypertensie aanwezig is.
Parenteraal
- Als snelle bloeddrukdaling vereist is, zoals bij ernstige (zwangerschaps)hypertensie;
- Het bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De tablet van 5 mg heeft 2 breukgleuven, voor verdeling in 4 gelijke delen; de tablet van 2,5 mg kan verdeeld worden in twee gelijke delen.
Hypertensie
Volwassenen
5 mg 1×/dag. Bij nierinsufficiëntie of bij leeftijd > 65 jaar is de begindosering 2,5 mg per dag, indien nodig verhogen naar 5 mg per dag.
Mild en matig chronisch hartfalen (NYHA–klasse II–III)
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 1,25 mg 1×/dag. Daarna zo mogelijk de dosering stapsgewijs met intervallen van één à twee weken verhogen tot achtereenvolgens 2,5 mg, 5 mg en maximaal 10 mg 1×/dag. Bij intolerantie of verergering van hartfalen de dosering stap voor stap verlagen (wekelijks halveren) of zo nodig onmiddellijk staken. Vanwege het ontbreken van ervaring wordt toepassing bij ernstige nierinsufficiëntie niet aanbevolen.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken.
Doseringen
Hypertensie, hypertensieve patiënten met angina pectoris
Volwassenen
Oraal: Begindosering 100 mg 2×/dag. Zo nodig na 1-2 weken deze doses verdubbelen (200 mg 2×/dag), zo nodig na 1-2 weken 400 mg 's morgens en 200 mg 's avonds, zo nodig 1-2 weken daarna 400 mg 's morgens en 400 mg 's avonds. Bij ernstige hypertensie kan de dosering verder worden aangepast tot max. 2400 mg per dag, bij voorkeur in 3 doses.
Ernstige hypertensie
Volwassenen
Intraveneus: indien snelle bloeddrukdaling nodig is: een bolusinjectie van 50 mg gedurende ten minste 1 minuut toedienen. Indien nodig de bolusinjectie iedere 5 minuten herhalen, max. 200 mg in totaal. Als continu infuus van (na reconstitutie) 1 mg/ml, onder controle van bloeddruk en hartfrequentie, met een infusiesnelheid van circa 120-160 mg/uur. Bij een bevredigende reactie het infuus geleidelijk stoppen. Meestal is 50–200 mg voldoende, maar soms zijn hogere doses noodzakelijk (bv. bij feochromocytoom).
Zwangerschapshypertensie
Volwassenen
Oraal: Begindosering 100 mg 2×/dag. Zo nodig iedere week de dosering met 2×100 mg per dag verhogen tot max. 2400 mg per dag; soms is driemaal daags doseren noodzakelijk vanwege de ernst van de zwangerschapshypertensie.
Parenteraal: Als i.v.-infuus: infusiesnelheid 20 mg/uur; deze dosis eventueel iedere 30 minuten verhogen totdat voldoende effect is bereikt of totdat de maximale dosis van 160 mg/uur is bereikt. De conditie van patiënte en kind hierbij nauwlettend controleren, zie ook rubriek Zwangerschap.
Bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie
Volwassenen
I.v.-injectie: aanvankelijk 10-20 mg, zo nodig na 5 min dosis incrementeel met 5-10 mg verhogen tot de gewenste bloeddruk.
Bij leverfunctiestoornissen, ouderen of laag lichaamsgewicht: beginnen met een zo laag mogelijke dosering.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met oraal toegediende β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.
Toediening
- Tabletten tijdens de maaltijd innemen met water.
- Injectie/infusie: patiënt laten liggen op de rug of linkerzij tijdens en tot 3 uur na het geven van de injectie/infusie, in verband met de kans op flinke orthostatische hypotensie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie. Diarree, obstipatie, misselijkheid. Dyspneu, oedeem.
Soms (0,1-1%): bradycardie, vertraagde AV-geleiding/AV-blok, hypotensie, hartfalen, (toename van) claudicatio intermittens. Afgenomen traanvorming, verminderd gezichtsvermogen. Impotentie. Depressie, nachtmerries. Dyspepsie, flatulentie, braken. Bronchospasme. Jeuk, erythemateuze uitslag.
Zeer zelden (< 0,01%): syncope, verergering van psoriasis.
Verder zijn ook gemeld: angio-oedeem, urticaria.
Bij sommige β-blokkers zijn verder gemeld: hallucinaties, psychosen, verwardheid, koude/cyanotische extremiteiten, fenomeen van Raynaud.
Toegepast bij mild tot matig chronisch hartfalen kwamen zeer vaak (> 10%) voor: bradycardie en duizeligheid en vaak (1-10%): verergering hartfalen, orthostatische hypotensie, eerstegraads AV-blok, oedeem in de benen.
Bijwerkingen
Tabletten
Zeer vaak (> 10%): niet met ziekte geassocieerde positieve antinucleaire antilichamen (ANA).
Vaak (1–10%): hartfalen met stuwing. Duizeligheid, tintelende hoofdhuid. Incontinentie. Erectiestoornis, falen van de zaadlozing. Overgevoeligheid, zoals huiduitslag, geneesmiddelkoorts. Stijging van leverenzymwaarden.
Soms (0,1–1%): bronchospasmen.
Zelden (0,01–0,1%): bradycardie.
Zeer zelden (< 0,01%): hartblok. Verergering van het syndroom van Raynaud. Hepatitis, hepatocellulaire/cholestatische geelzucht, levernecrose; de symptomen van lever– en galaandoeningen zijn meestal reversibel na staken van de behandeling. Toxische myopathie, systemische lupus erythematodes. Tremor (bij behandeling van hypertensie tijdens de zwangerschap).
Verder zijn gemeld: tepelpijn, fenomeen van Raynaud in de tepel. Orthostatische hypotensie, vooral bij zeer hoge doseringen of bij snelle dosisverhoging. Klachten over droge ogen zijn in verband gebracht met gebruik van β-blokkers.
Injectie/infusie
Vaak (1–10%): hartfalen met stuwing, (orthostatische) hypotensie (bij opstaan binnen 3 uur na injectie). Erectiestoornis. Verstopte neus (voorbijgaand). Overgevoeligheid, zoals huiduitslag, pruritus, dyspneu. Stijging van leverenzymwaarden.
Soms (0,1–1%): bronchospasmen.
Zelden (0,01–0,1%): bradycardie.
Zeer zelden (< 0,01%): hartblok. Verergering van het syndroom van Raynaud. Hepatitis, hepatocellulaire/cholestatische geelzucht, levernecrose; de symptomen van lever– en galaandoeningen zijn meestal reversibel na staken van de behandeling. Overgevoeligheidsreacties zoals geneesmiddelkoorts of angio–oedeem.
Verder zijn gemeld: tepelpijn, fenomeen van Raynaud in de tepel. Klachten over droge ogen zijn in verband gebracht met gebruik van β-blokkers.
Interacties
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken en een reflextachcyardie onderdrukken.
β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden; er zijn voor nebivolol geen klinische aanwijzingen voor invloed op de kinetiek van digoxine.
Combinatie met andere antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en baclofen kan de bloeddrukdaling versterken; pas zo nodig de dosering van nebivolol aan.
Combinatie met centraal werkende antihypertensiva zoals clonidine kan hartfalen verergeren door verlaging van de centraal sympathische tonus (verlaging hartfrequentie, hartminuutvolume en vasodilatatie). De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen.
Remmers van het CYP2D6-iso-enzym zoals serotonineheropnameremmers (in het bijzonder paroxetine, fluoxetine) en kinidine en stoffen die hoofdzakelijk via CYP2D6 worden gemetaboliseerd kunnen de plasmaspiegel van nebivolol verhogen.
Interacties
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij pre-existente gestoorde hartfunctie – worden vermeden; bij omzetting van intraveneus labetalol naar verapamil of omgekeerd niet eerder dan 48 uur na het staken van de vorige behandeling toedienen.
Door combinatie met dihydropyridinederivaten (zoals nifedipine) is er meer kans op hypotensie. Met name bij hartinsufficiëntie kan dit leiden tot hartfalen; labetalol zorgvuldig titreren en hemodynamische parameters controleren.
Combinatie met antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en andere antipsychotica (zoals clomipramine) vergroot eveneens het risico van hypotensie.
Bij combinatie met klasse I-antiaritmica (disopyramide, kinidine) rekening houden met een potentiërend effect op de AV-geleidingstijd en een mogelijk negatief-inotroop effect; combinatie niet toepassen bij een gestoorde hartfunctie.
Combinatie met digoxine kan leiden tot AV-dissociatie en versterking van de ventriculaire snelheid.
Labetalol kan het bloedglucoseverlagend effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen versterken.
NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Cimetidine en alcohol kunnen de biologische beschikbaarheid van labetalol verhogen.
Het risico van rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening kan worden vergroot; daarom eerst de β-blokker stoppen, clonidine nog enige dagen gebruiken.
Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline (epinefrine) met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.
β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.
Bij combinatie met imipramine kan de plasmaspiegel van imipramine met 50% verhoogd zijn.
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood, abortus en vroeggeboorte. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat optreden: hypoglykemie, hypotensie en bradycardie; het pasgeboren kind hierop controleren.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Labetalol passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Enkele studies suggereren een verhoogd risico op specifieke afwijkingen waaronder hartafwijkingen, schisis en neuralebuisdefecten. Dit wordt echter in andere studies niet bevestigd; mogelijk is het onderliggende ziektebeeld hiervan de oorzaak.
Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van labetalol is in verband gebracht met groeivertraging. Bij gebruik tijdens het 3e trimester van de zwangerschap en tijdens de bevalling kunnen bij de foetus en pasgeborene o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie en bradycardie; het pasgeboren kind gedurende 24–48 uur na de geboorte strikt controleren.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Tijdens het 3 trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (0,004-0,07% van de dosis bij de moeder).
Farmacologisch effect: Tepelpijn en het fenomeen van Raynaud in de tepel zijn gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. De zuigeling controleren op slaperigheid, bleekheid, loomheid, slecht drinken en groei.
Contra-indicaties
- hypotensie (systolisch < 90 mmHg);
- cardiogene shock;
- klinisch relevante sinusbradycardie (< 60 slagen/min voor begin van de behandeling);
- sick-sinussyndroom (inclusief sinoatriaal blok);
- tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
- acuut hartfalen, episoden van decompensatie van hartfalen waarbij intraveneuze inotrope behandeling noodzakelijk is;
- ernstige perifere circulatiestoornissen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- voorgeschiedenis van bronchospasme en astma bronchiale;
- leverfunctiestoornis;
- metabole acidose.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom (behalve bij een permanente pacemaker);
- tweede en derdegraads-AV-blok;
- langdurige hypotensie;
- cardiogene shock;
- klinisch relevante sinusbradycardie;
- onbehandeld hartfalen of dat niet reageert op digoxine en/of diuretica;
- astma en andere obstructieve longaandoeningen;
- metabole acidose.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
De selectiviteit neemt af met het hoger worden van de dosering.
Voorzichtig bij eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, myasthenia gravis en bij patiënten met Prinzmetal-angina-pectoris.
Bij chronische obstructieve longziekten kan benauwdheid verergeren; eventueel de dosering aanpassen van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.
Wees eveneens voorzichtig met β-blokkers bij patiënten met psoriasis en bij perifere circulatiestoornissen zoals het fenomeen van Raynaud en claudicatio intermittens, vanwege kans op verergering van de klachten.
Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie in rust afneemt tot 50–55 slagen/min en/of de patiënt symptomen ervaart die wijzen op een bradycardie de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.
Behandeling met nebivolol bij mild tot matig chronisch hartfalen alleen beginnen indien gedurende de laatste zes weken zich geen acuut hartfalen heeft voorgedaan en de patiënt tijdens de laatste twee weken voor het begin van de behandeling stabiel is ingesteld op de standaardgeneesmiddelen voor chronisch hartfalen. Bij het beginnen van deze behandeling en bij iedere dosisverhoging de patiënt gedurende ten minste twee uur observeren om er zeker van te zijn dat de klinische status van de patiënt stabiel blijft.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.
De continuering van een β-blokker heeft de voorkeur tijdens algehele anesthesie in verband met reductie van de kans op aritmie tijdens inductie en intubatie. De patiënt kan beschermd worden tegen vagale reacties die kunnen optreden bij de continuering van de β-blokker middels atropine iv. Houd tijdens algehele anesthesie rekening met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat vooral niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactische reacties kunnen doen toenemen.
Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Onderzoeksgegevens: Toepassing bij kinderen en adolescenten < 18 jaar wordt ontraden door het ontbreken van ervaring. Bij ouderen > 75 jaar bestaat weinig ervaring en is nauwlettende controle aangewezen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege de negatief dromotrope werking.
Wees terughoudend met β-blokkers bij een voorgeschiedenis van psoriasis of perifere vaataandoeningen vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina-pectoris vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals labetalol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden en de bloeddruk (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.
Bij feochromocytoom labetalol alleen toedienen ná α-receptorblokkade.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd, met name door de niet-selectieve β-blokkers. Controleer regelmatig de glucosespiegel bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.
Pas bij een ernstige leverfunctiestoornis zo nodig de dosering aan, vanwege tragere metabolisering. Er zijn heel zelden meldingen gedaan van ernstig hepatocellulair leverletsel bij behandeling met labetalol. Bij ontwikkeling van een leverbeschadiging of geelzucht de toediening onmiddellijk staken en niet herstarten.
Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR 15-29 ml/min/1,73m²).
Staken van een behandeling – ook tijdelijk – dient zo mogelijk geleidelijk plaats te vinden (zie ook de rubriek Dosering). Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Bij voortzetting van de behandeling tijdens anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Voorafgaand aan een eventuele cataractoperatie gebruik van labetalol melden aan de oogarts in verband met intraoperatief 'floppy iris'-syndroom (IFIS) na gebruik van een α-blokker (labetalol heeft tevens α-blokkerende eigenschappen).
Labetalol kan de uitslag van MIBG-scintigrafie beïnvloeden.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, bronchospasmen, hypoglykemie, hyperkaliëmie, gegeneraliseerde convulsies en coma.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nebivolol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Forse orthostatische hypotensie, hartfalen, bronchospasmen en soms ernstige bradycardie. Oligurie door nierfalen is gemeld.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie#bètablokkers en vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Selectieve lipofiele β1-receptor-antagonist (β-blokker) zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Tevens heeft het een systemisch vaatverwijdend effect, mogelijk als gevolg van een interactie met de L-arginine/stikstofmonoxidebaan. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Nebivolol is een racemisch mengsel van de twee enantiomeren l- en d-nebivolol. Het β1-blokkerend effect wordt grotendeels aan d-nebivolol toegeschreven. Nebivolol vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Antihypertensieve werking: na 1–2 weken, soms na 4 weken.
Kinetische gegevens
F | bij de meeste patiënten (ultra-rapid metabolizers, CYP2D6) laag en variabel, gem. 12%; bij poor metabolizers bijna volledig. Bij poor metabolizers is de piekplasmaspiegel actieve stof (onveranderd + actieve metabolieten) 1,3–1,4× zo hoog en kan met een lagere dosis worden volstaan. |
Eiwitbinding | 98% (l- en d-nebivolol). |
Metabolisering | via CYP2D6 tot o.a. actieve hydroxymetabolieten. |
Eliminatie | 38% met de urine, 48% met de feces, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | bij ultra-rapid metabolizers 10 uur (nebivolol), 24 uur (hydroxymetabolieten); bij poor metabolizers 30–50 uur (nebivolol), 48 uur (hydroxymetabolieten). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Niet-selectieve, lipofiele β-blokker met een geringe intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Labetalol heeft selectieve postsynaptische α1- en niet-selectieve β-sympathicolytische eigenschappen (in een verhouding van 1:3 tot 1:7). Bloeddrukverlagende werking: i.v. binnen 5 minuten, oraal max. na 1–4 uur. Werkingsduur: na bolusinjectie gewoonlijk ca. 6 uur, soms zelfs tot 18 uur. Bij gebruik voor het bereiken van gecontroleerde hypotensie tijdens anesthesie houdt de hypotensie na toedienen van 20–25 mg gemiddeld 50 min aan.
Kinetische gegevens
T max | 1–2 uur. |
F | 25% door groot 'first pass'-effect. |
Metabolisering | in de lever, conjugatie en glucuronidering. |
Eliminatie | met urine en feces, vnl. als inactieve metabolieten, < 5% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 4 uur, korter tijdens zwangerschap. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nebivolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Groepsinformatie
labetalol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk