Samenstelling
Nifedipine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 5 mg, 10 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lercanidipine (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Lerdip (hydrochloride) Recordati
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Offlabel: Nifedipine is één van de voorkeursmiddelen bij zwangerschapshypertensie, zie ook Hypertensie, behandelplan Hypertensie in de zwangerschap.
De behandeling van het primaire fenomeen van Raynaud is symptomatisch en in de eerste plaats niet-medicamenteus. Adviseer uitlokkende factoren te vermijden, te stoppen met roken en regelmatig te bewegen. Overweeg bij ernstige klachten, als met niet-medicamenteuze adviezen de klachten onvoldoende afnemen, een proefbehandeling met nifedipine. Het secundaire fenomeen vereist een specifiek beleid, afhankelijk van de vermoedelijke oorzaak. Verwijs indien nodig naar de tweedelijnszorg.
Offlabel: Pulmonale hypertensie (PH) is een zeldzame, complexe aandoening die vraagt om een specialistische, multidisciplinaire behandeling. Verschillende oorzaken kunnen ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van PH. Het doel van de behandeling is verbetering van de kwaliteit van leven, remming van de ziekteprogressie en het voorkómen van een longtransplantatie. Endotheline-antagonisten, fosfodi-esterase-5-remmers, prostacycline-analogen, en de guanylaatcyclasestimulator riociguat worden vooral ingezet bij pulmonale arteriële hypertensie (PAH; klinische classificatie PH groep 1), en (offlabel) bij chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH, groep 4). Bij de keuze van het geneesmiddel spelen naast de ernst van de ziekte ook individuele patiëntgerichte factoren een rol. Combineren van middelen is meestal zinvol.
Bij een selecte patiëntengroep met idiopathische PAH, geneesmiddel geïnduceerde PAH of erfelijke PAH met bewezen vasoreactiviteit van het pulmonale vaatbed, waarbij geen aanwijzingen zijn voor ernstig rechter- of linkerventrikelfalen, kan een hooggedoseerde calciumantagonist (offlabel) effectief zijn.
Offlabel: Voor toepassing bij dreigende vroeggeboorte zijn atosiban en (offlabel) nifedipine middelen van eerste keus; zie ook atosiban.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Indicaties
Capsule
- Prinzmetal-angina-pectoris;
- Stabiele angina pectoris, indien β-blokkers onvoldoende werkzaam of gecontra-indiceerd zijn;
- Essentiële hypertensie, bij voorkeur in combinatie met een β-blokker en eventueel een diureticum;
- Primaire of secundaire vormen van fenomeen van Raynaud (kortdurende behandeling).
Tablet met gereguleerde afgifte 'retard'
- Stabiele angina pectoris, indien β-blokkers onvoldoende werkzaam of gecontra-indiceerd zijn;
- Lichte tot matige essentiële hypertensie;
- Offlabel: De primaire vorm van het fenomeen van Raynaud.
- Offlabel: Dreigende vroeggeboorte;
- Offlabel: pulmonale arteriële hypertensie (PAH);
- Offlabel: Zwangerschapshypertensie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Milde tot matige essentiële hypertensie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Stabiele angina pectoris
Volwassenen
Capsule: begindosering 10 mg 3–4×/dag: zo nodig de dosering stapsgewijs verhogen, max. 20 mg 6×/dag met een interval van minstens 2 uur. Behandeling met deze capsules (met directe afgifte) kan een sterke bloeddrukdaling veroorzaken met reflextachycardie, wat kan leiden tot cardiovasculaire complicaties.
Tablet met gereguleerde afgifte 'retard': begindosering 30 mg 1×/dag, zo nodig stapsgewijs verhogen tot max. 120 mg 1×/dag.
Prinzmetal-angina-pectoris
Volwassenen
Capsule: begindosering 10 mg 3–4×/dag: zo nodig de dosering stapsgewijs verhogen, max. 20 mg 6×/dag met een interval van minstens 2 uur tussen de toedieningen. Behandeling met deze capsules (met directe afgifte) kan een sterke bloeddrukdaling veroorzaken met reflextachycardie, wat kan leiden tot cardiovasculaire complicaties.
Essentiële hypertensie
Volwassenen
Capsule: 10–20 mg 3×/dag. Bij doses van 20 mg per keer moet het interval tussen de toedieningen minimaal 2 uur bedragen. Bij hypertensieve crises de capsules niet gebruiken, omdat bij een te snelle bloeddrukdaling ischemie van hersenen en/of hart kan optreden.
Tablet met gereguleerde afgifte 'retard': begindosering 30 mg 1×/dag, zo nodig stapsgewijs verhogen tot max. 120 mg 1×/dag.
Fenomeen van Raynaud
Volwassenen
Capsule: volgens de fabrikant: voor een acute, kortdurende behandeling is de begindosering 5 mg, hoog zo nodig op tot max. 10 mg 3×/dag, eventueel kunnen 2 capsules per keer worden gegeven. Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Fenomeen van Raynaud (2024) bij kortdurend profylactisch gebruik tijdens een uitlokkende situatie: aanvankelijk 5 mg 1–2 uur voordat het effect gewenst is, vervolgens zolang profylaxe nodig is 5 mg 3×/dag. Stop als de uitlokkende situatie voorbij is. Verhoog zo nodig bij een volgende episode tot max. 10 mg 3×/dag.
Tablet met gereguleerde afgifte 'retard'' (offlabel): Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Fenomeen van Raynaud (2024) voor een dagelijkse onderhoudsbehandeling: start aanvankelijk met 30 mg 1×/dag. Bij onvoldoende effect zo nodig na 2 weken verhogen tot 60 mg 1×/dag.
Offlabel: Dreigende vroeggeboorte
Volwassenen
Capsule: oplaaddosis 10 mg, 2× in het eerste uur, daarna onderhoudsdosering; maximaal 90 mg/dag (eerste dag max. 110 mg). Onderhoudsdosering: Tablet met gereguleerde afgifte 'retard': 30–60 mg 1–2×/dag.
Offlabel: Pulmonale arteriële hypertensie (PAH)
Volwassenen
Volgens de ESC-richtlijn Guidelines for the diagnosis and treatment of pulmonary hypertension (2022) bij idiopatische PAH, geneesmiddel-geïnduceerde PAH of erfelijke PAH met bewezen vasoreactiviteit van het pulmonale vaatbed en waarbij geen aanwijzingen zijn voor ernstig rechter- of linkerventrikelfalen: begindosering: 10 mg 3×/dag; onderhoudsdosering 20–60 mg/dag 2–3×/dag.
Offlabel: Zwangerschapshypertensie
Volwassenen
Tablet met gereguleerde afgifte: volgens de NVOG-richtlijn Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap, module Antihypertensiva bij hypertensieve aandoeningen (2021) 30–90 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Dosisreductie kan noodzakelijk zijn, regelmatige controle wordt aanbevolen.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: De capsule of tablet zonder kauwen innemen, de tablet met gereguleerde afgifte 'retard' bij voorkeur 's morgens met wat vloeistof (geen grapefruit-/pompelmoessap).
Doseringen
Essentiële hypertensie
Volwassenen
Begindosering: 10 mg 1×/dag; indien nodig na enkele weken verhogen tot 20 mg 1×/dag.
Bij een milde tot matige lever- of nierfunctiestoornis is met een verhoging tot 20 mg per dag voorzichtigheid geboden.
Toediening: Tabletten bij voorkeur 's ochtends, minstens 15 minuten voor het ontbijt, met water innemen (niet met grapefruit-/pompelmoessap).
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. (Perifeer) oedeem, vasodilatatie. Obstipatie. Malaise.
Soms (0,1-1%): allergische reactie, allergisch (angio-)oedeem (incl. larynxoedeem). Angstreacties, slaapstoornissen. (Draai-)duizeligheid, migraine, tremor. Visusstoornis. Tachycardie, palpitaties. Hypotensie, syncope. Neusbloeding, neusverstopping. Misselijkheid, dyspepsie, flatulentie, maag-darm- of buikpijn, droge mond. Voorbijgaande stijging van leverenzymwaarden. Erytheem. Spierkramp, gewrichtszwelling, rillingen, pijn. Polyurie, dysurie. Erectiestoornis.
Zelden (0,01-0,1%): huiduitslag (urticaria), jeuk. Paresthesieën, dysesthesieën. Tandvleeshyperplasie (na langdurig gebruik, reversibel).
Verder zijn gemeld: agranulocytose, leukopenie. Anafylactische of anafylactoïde reactie. Angina pectoris. Hyperglykemie. Hypo-esthesie, slaperigheid. Oogpijn. Pijn op de borst . Dyspneu, longoedeem (bij gebruik als weeënremmer tijdens de zwangerschap). Bezoar, darmobstructie (beide bij tablet met gereguleerde afgifte 'retard'), darmzweer, braken, insufficiëntie van de onderste slokdarmsfincter. Geelzucht. Toxische epidermale necrose, fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Tachycardie, hartkloppingen. Overmatig blozen. Perifeer oedeem
Soms (0,1-1%): duizeligheid. Hypotensie. Misselijkheid, dyspepsie, buikpijn. Huiduitslag, jeuk. Spierpijn. Polyurie. Asthenie, vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): (verergering van) angina pectoris. Braken, diarree. Pollakisurie. Pijn op de borst. Overgevoeligheid. Slaperigheid, syncope.
Verder zijn gemeld: tandvleeshyperplasie. Angio-oedeem. Stijging van de levertransaminasewaarden. Vertroebelde spoelvloeistof bij peritoneale dialyse.
Interacties
Nifedipine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4.
Rifampicine kan via inductie van CYP3A4 de werkzaamheid sterk verminderen; gelijktijdig gebruik is gecontra-indiceerd. Fenytoïne en mogelijk ook carbamazepine en fenobarbital kunnen eveneens door enzyminductie de werkzaamheid verminderen. Dosisaanpassing kan nodig zijn, ook na staken van de behandeling met fenytoïne, carbamazepine of fenobarbital.
Matige tot sterke CYP3A4-remmers, zoals macroliden (bv. erytromycine), HIV-proteaseremmers (bv. ritonavir), azoolantimycotica (bv. fluconazol, itraconazol), ketoconazol, fluvoxamine, sertraline, fluoxetine, valproïnezuur, amiodaron, cimetidine, grapefruit-/pompelmoessap, diltiazem en cimetidine kunnen de nifedipinespiegel verhogen en het antihypertensief effect versterken.
Nifedipine kan de bloeddrukverlagende werking van andere bloeddrukverlagende middelen versterken en de plasmaspiegel van digoxine verhogen.
Bij combinatie met een β-blokker vanwege meer kans op ernstige hypotensie nauwkeurig controleren op hypotensie; in een enkel geval kan een verergering van hartfalen optreden.
In combinatie met diuretica kan een tijdelijk versterkt saluretisch effect optreden en een pre-existente hypokaliëmie worden versterkt.
De serumkinidinespiegel kan worden verlaagd, de nifedipinespiegel verhoogd bij combinatie met kinidine.
Voorzichtig zijn bij combinatie met intraveneus magnesiumsulfaat vanwege kans op versterkte hypotensie en neuromusculaire blokkade.
De tacrolimusconcentratie in serum kan verhoogd zijn.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Interacties
Lercanidipine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4.
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers (bv. ketoconazol, itraconazol, claritromycine, erytromycine, ritonavir, grapefruit-/pompelmoessap is gecontra-indiceerd vanwege een aanzienlijke toename van de plasmaspiegel van lercanidipine. Cimetidine gaf in een dosis van 800 mg geen interactie; bij hogere doses kunnen de biologische beschikbaarheid en het bloeddrukverlagend effect van lercanidipine toenemen.
Combinatie met ciclosporine is gecontra-indiceerd, de combinatie geeft verhoogde plasmaspiegels voor beide middelen.
CYP3A4-inductoren (fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, rifampicine) verminderen het antihypertensief effect door de versnelde metabolisering van lercanidipine; tevens kunnen interacties optreden met andere CYP3A4-substraten (bv. klasse III anti-aritmica zoals amiodaron, kinidine, sotalol).
Gelijktijdig gebruik met tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen en andere antihypertensiva kan het bloeddrukverlagend effect van acebutolol versterken.
Gelijktijdig gebruik van systemische corticosteroïden kan het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Metoprolol en mogelijk ook andere β-blokkers verminderen de biologische beschikbaarheid van lercanidipine met 50%, waarschijnlijk doordat zij de hepatische bloedstroom verminderen; dosisaanpassing kan nodig zijn.
Alcohol kan de werking van lercanidipine versterken.
Bij gelijktijdige behandeling met digoxine kan de Cmax van digoxine met een derde toenemen; houd rekening met digoxinetoxiciteit.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens met name in het 1e trimester, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken bij doseringen die toxisch waren voor het moederdier.
Farmacologisch effect: Acuut longoedeem is waargenomen bij gebruik als weeënremmer, met name bij meerlingzwangerschappen en/of bij combinatie met een β-blokker. Nifedipine in combinatie met magnesiumsulfaat geeft in de late zwangerschap een kleine kans op maternale toxiciteit bij dreigende vroeggeboorte. Er zijn enkele meldingen van ernstige bloeddrukdaling en spierzwakte. Volgens de NVOG-richtlijn Hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap, module Antihypertensiva bij hypertensieve aandoeningen (2021) zijn er echter bij gebruik in het 2e en 3e trimester ook in hoge dosering voor weeënremming, geen schadelijke effecten op de foetus beschreven.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Volgens de NVOG-richtlijn is nifedipine een van de voorkeursmiddelen bij de behandeling van zwangerschapshypertensie.
Vruchtbaarheid: Vermindering van mannelijke fertiliteit is beschreven bij nifedipine-gebruik (reversibel).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn geen teratogene effecten aangetoond, maar andere dihydropyridinen zijn wel teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid Vermindering van mannelijke fertiliteit is beschreven bij gebruik van sommige calciumkanaalblokkers (reversibel).
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Nadelige effecten zijn niet gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies:Het gebruik van dit middel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- hypotensie;
- shock;
- zie voor nog meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Capsule tevens:
- instabiele angina pectoris en binnen 4 weken na een acuut myocardinfarct.
Bij hypertensieve crises de capsules niet gebruiken, omdat bij een te snelle bloeddrukdaling ischemie van hersenen en/of hart kan optreden.
Tablet met gereguleerde afgifte 'retard' tevens:
- ernstige gastro-intestinale vernauwing of een Kock-stoma (ook wel 'Kock's pouch', ileostomie na proctocolectomie).
Contra-indicaties
- Obstructie in het uitstroomkanaal van de linkerventrikel;
- Onbehandeld hartfalen;
- Instabiele angina pectoris of binnen 1 maand na een acuut myocardinfarct;
- Ernstige leverfunctiestoornis;
- Ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min), inclusief dialyse.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandeling met capsules (directe afgifte) kan een sterke bloeddrukdaling veroorzaken met reflextachycardie, wat kan leiden tot cardiovasculaire complicaties.
Bij hypertensieve crises de capsules niet gebruiken, omdat bij een te snelle bloeddrukdaling ischemie van hersenen en/of hart kan optreden.
Voorzichtig toepassen bij ernstige hypotensie (systolische bloeddruk < 90 mmHg), manifest hartfalen en bij ernstige aortastenose; nifedipine kan bestaand hartfalen verergeren.
In uitzonderingsgevallen kan nifedipine door snelle bloeddrukdaling met tachycardie aanleiding geven tot angina pectorisachtige klachten; dan moet de behandeling worden gestaakt.
Bij dialysepatiënten met maligne hypertensie en hypovolemie voorzichtig toepassen, omdat door vasodilatatie de bloeddruk ernstig kan dalen.
Bij (dreigende) ischemie van vingers en/of tenen terughoudend toepassen.
Incidenteel kunnen tablethulzen van de tablet met gereguleerde afgifte 'retard' in het maag-darmkanaal aanleiding geven tot obstructie of een bezoar, waardoor operatief ingrijpen noodzakelijk is. Symptomen van obstructie zijn ook beschreven zonder dat een gastro-intestinale vernauwing is waargenomen.
Bij diarree kan de werkingsduur van de tablet met gereguleerde afgifte 'retard' verkort zijn.
Herken het optreden van perifeer oedeem als een bijwerking van het gebruik van calciumantagonisten en voorkom een Voorschrijfcascade.
Zorgvuldig controleren bij leverinsufficiëntie; de farmacokinetiek van nifedipine is niet onderzocht bij ernstige leverinsufficiëntie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig toepassen bij het sick-sinussyndroom (zonder pacemaker), stoornissen aan de linkerventrikel en bij ischemische hartafwijkingen.
Bij ouderen en bij milde tot matige lever- of nierfunctiestoornis is extra aandacht in het begin van de behandeling en bij dosisverhoging gewenst.
Lercanidipine kan de spoelvloeistof bij peritoneale dialyse troebel maken als gevolg van een toegenomen triglyceridenconcentratie. Deze troebelheid neemt snel af na het staken van lercanidipine.
Lercanidipine niet toepassen bij kinderen < 18 jaar vanwege onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid.
Overdosering
Symptomen
Misselijkheid, braken, verminderd bewustzijn, bloeddrukdaling, hartritmestoornissen (tachycardie, bradycardie), hyperglykemie, metabole acidose, hypoxie, cardiogene shock met longoedeem, AV-geleidingsstoornissen (bij heel hoge doseringen).
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/nifedipine en/of vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Excessieve perifere vaatverwijding met uitgesproken hypotensie en reflextachycardie. Ook bradycardie is mogelijk. Verder: duizeligheid, hoofdpijn, hartkloppingen. Bij ernstige intoxicatie cardiogene shock, myocard ischemie en verminderde nierfunctie.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/lercanidipine en/of vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Calciumantagonist met dihydropyridinestructuur. Nifedipine heeft een spasmolytisch effect op de vaatwand van met name de coronairarteriën, waardoor het zuurstofaanbod aan de hartspier verbetert. Als arteriële vaatverwijder verlaagt nifedipine de perifere weerstand, waardoor de perifere doorbloeding verbetert en de belasting van het hart ('afterload') vermindert.
Werking: caps. binnen 20 min.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | 20–90% door sterk wisselend 'first pass'-effect, capsules: ca. 56%, tablet met gereguleerde afgifte 'retard': ca. 68–86% ten opzichte van de capsules; deze percentages zijn zeer variabel. |
T max | caps. 0,5–2 uur, sneller na doorbijten van caps.. |
Overig | Vanuit de tablet met gereguleerde afgifte 'retard' wordt na 2–4 uur via een oraal osmotisch systeem (OROS) gedurende 16–18 uur nifedipine met een constante snelheid afgegeven (vergelijkbaar met een continue infusie). |
V d | 1,32 l/kg. |
Eiwitbinding | 92–98%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever door CYP3A4 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 70–80% als inactieve metabolieten met de urine, ca. 10% met de feces. |
T 1/2el | caps. 2–4 uur, bij leverinsufficiëntie langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Lipofiele calciumantagonist met dihydropyridinestructuur. Het remt de langzame calciuminstroom via de L-type kanalen in de celmembraan van met name glad spierweefsel van de coronaire en perifere arteriën, waardoor de contractie vermindert. Hierdoor neemt de coronaire doorbloeding toe en daalt de perifere arteriële weerstand.
Werkingsduur: 24 uur door sterke binding aan lipidenmembranen.
Kinetische gegevens
Resorptie | volledig. |
F | laag (ca. 3% indien nuchter of 10% indien niet nuchter) door groot verzadigbaar 'first pass'-effect, verhoogd met factor 4 door zeer vetrijke maaltijd binnen 2 uur en waarschijnlijk verhoogd bij matige tot ernstige leverfunctiestoornissen. |
T max | 1½–3 uur. |
Eiwitbinding | > 98%. |
Metabolisering | omvangrijk tot inactieve metabolieten via CYP3A4. |
Eliminatie | vnl. als inactieve metabolieten, 50% met de urine. |
T 1/2el | 8–10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nifedipine hoort bij de groep dihydropyridinen.
Groepsinformatie
lercanidipine hoort bij de groep dihydropyridinen.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Fenomeen van Raynaud
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- primaire hypertensie
- pulmonale hypertensie