Samenstelling
Octreotide (als acetaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
- Sterkte
- 20 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'depot'
- Sterkte
- 30 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
Sandostatine (als acetaat) Novartis Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
- Sterkte
- 20 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking 'LAR'
- Sterkte
- 30 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2 ml om te suspenderen
Siroctid (als acetaat) Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Mytolac (als acetaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml '60'
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 180 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml '90'
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 240 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml '120'
Somatuline (als acetaat) Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Autosolution'
- Sterkte
- 300 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,2 ml '60', 0,3 ml '90', 0,4 ml '120'
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Octreotide kan evenals lanreotide worden toegepast bij acromegalie ter normalisering van de groeihormoonspiegel en bij de behandeling van de symptomen van hormoon-actieve carcinoïden. De werkzaamheid van octreotide bij deze indicaties lijkt vergelijkbaar met die van lanreotide; direct vergelijkende onderzoeken ontbreken echter. Het is niet in klinisch onderzoek aangetoond dat met toepassing van somatostatine-analoga tevens normalisering van de verhoogde mortaliteit bij acromegalie wordt bereikt.
Voor octreotide is voor de overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven.
Advies
Lanreotide kan evenals octreotide worden toegepast bij acromegalie ter normalisering van de groeihormoonspiegel en bij de behandeling van de symptomen van hormoon-actieve carcinoïden. De werkzaamheid van lanreotide bij deze indicaties lijkt vergelijkbaar met die van octreotide; direct vergelijkende onderzoeken ontbreken echter. Het is niet in klinisch onderzoek aangetoond dat met toepassing van somatostatine-analoga tevens normalisering van de verhoogde mortaliteit bij acromegalie wordt bereikt.
Voor lanreotide is voor de indicatie thyrotroop adenoom geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
- Acromegalie indien operatieve behandeling of radiotherapie onvoldoende effectief of niet geëigend zijn of in de beginfase van radiotherapeutische behandeling totdat deze effectief is.
- Ter verlichting van symptomen bij functionele gastro-enteropancreatische (GEP) endocriene tumoren zoals carcinoïden met kenmerken van het carcinoïdsyndroom, vipomen, glucagonomen, Zollinger-Ellisonsyndroom en insulinomen (voor de preoperatieve beheersing van hypoglykemie en als onderhoudstherapie).
- Gevorderde neuro-endocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire locatie.
- TSH-producerende hypofyseadenomen: als secretie niet is genormaliseerd na operatief ingrijpen en/of radiotherapie, indien operatief ingrijpen niet geëigend is of bij radiotherapie totdat deze effectief is.
- Preventie van complicaties na pancreaschirurgie.
- Acute behandeling van bloedende gastro-oesofagusvarices bij cirrose in combinatie met geëigende therapie zoals endoscopische sclerotherapie.
- Offlabel: aanval van clusterhoofdpijn.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Acromegalie, ter normalisering van de secretie van groeihormoon voor of na operatieve ingreep en/of radiotherapie of indien opereren of radiotherapie niet mogelijk is.
- Klinische symptomen van neuro-endocriene tumoren (NET) met eigenschappen van het carcinoïdsyndroom.
- Graad 1 en een subgroep van graad 2 (Ki67-index tot maximaal 10%) gastro-enteropancreatische neuro-endocriene tumoren (GEP-NET) van de middendarm, pancreas of onbekende oorsprong, met uitsluiting van oorsprong in de einddarm, bij inoperabel lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte.
Somatuline tevens:
- Primair thyrotroop adenoom, indien operatieve behandeling niet mogelijk is of niet succesvol.
Doseringen
Acromegalie
Volwassenen
S.c.: begindosis 0,05–0,1 mg iedere 8–12 uur. De dosering aanpassen op basis van de maandelijkse beoordeling van groeihormoon (GH)- en IGF-1-spiegels (doel: GH < 2,5 ng/ml; IGF-1 binnen normale grenzen), klinische symptomen en mogelijke bijwerkingen: gewoonlijk 0,2–0,3 mg s.c. per dag; max. 1,5 mg per dag. Indien na 3 maanden geen relevante reductie van GH-spiegels of verbetering van klinische symptomen is bereikt, de therapie staken.
Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken, gedurende 3 maanden. Bij overschakelen van s.c.-toediening op intragluteale toediening, beginnen op de dag na de laatste s.c.-dosis. Latere aanpassing van de dosering baseren op de serumconcentraties van groeihormoon (GH) en IGF-1 en klinische symptomen. Indien na de eerste 3 maanden de GH-concentratie < 1 microg/l blijft en IGF-1 is genormaliseerd en de meeste symptomen verdwenen zijn, de dosering verlagen tot 10 mg elke 4 weken en nauwlettend controleren. Bij onvoldoende controle van biochemische parameters (GH-concentratie > 2,5 microg/l) en klinische symptomen na de eerste 3 maanden, de dosis verhogen tot 30 mg elke 4 weken. Na 3 maanden zonodig weer verhogen tot 40 mg elke 4 weken.
Gastro-enteropancreatische endocriene tumoren
Volwassenen
S.c.: begindosis 0,05 mg 1–2×/dag. Afhankelijk van de klinische reactie, de dosering geleidelijk verhogen tot 0,1–0,2 mg 3×/dag; zelden zijn hogere doses noodzakelijk. In gevallen waarbij een snelle reactie is vereist (bv. carcinoïde crises) mag de aanbevolen begindosis i.v. in een oplossing en als een bolus worden toegediend; hierbij het hartritme door middel van een ECG bewaken. Als bij carcinoïde tumoren binnen 1 week behandelen met de maximaal te verdragen dosis geen gunstige respons optreedt, de behandeling staken.
Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken. Bij overschakelen van adequate s.c.-dosering op intragluteale toediening: de s.c.-toediening tot 2 weken na de eerste intragluteale injectie voortzetten. Indien na 3 maanden de symptomen en de biochemische parameters goed onder controle zijn, de dosering verlagen tot intragluteaal 10 mg elke 4 weken. Indien na 3 maanden de klachten slechts gedeeltelijk onder controle zijn, de dosering verhogen tot intragluteaal 30 mg elke 4 weken. Indien de symptomen toenemen tijdens de intragluteale toediening (m.n. gedurende de eerste 2 mnd.), additioneel s.c. octreotide toedienen in de dosering die werd gebruikt voor begin van de intragluteale injecties.
Gevorderde neuro-endocriene tumoren van de middendarm of onbekende primaire locatie
Volwassenen
Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): 30 mg elke 4 weken, totdat progressie van de tumor optreedt.
TSH-producerende hypofyseadenomen
Volwassenen
S.c.: een dosering van 0,1 mg 3×/dag is meestal effectief. De dosis kan worden aangepast op basis van de TSH- en schildklierhormoonrespons. Ten minste 5 dagen behandelen voordat de werkzaamheid kan worden beoordeeld.
Injectievloeistof met verlengde werking: i.m. (diep intragluteaal): begindosering 20 mg elke 4 weken gedurende 3 maanden. De dosering na 3 maanden eventueel aanpassen op basis van de TSH- en schildklierhormoonrespons.
Preventie complicaties na pancreaschirurgie
Volwassenen
S.c.: 0,1 mg 3×/dag gedurende 7 opeenvolgende dagen, beginnend op de dag van de operatie ten minste 1 uur vóór de laparotomie.
Bloedende gastro-oesofagusvarices
Volwassenen
25 microg per uur of max. 50 microg per uur als continue i.v.-infusie gedurende 5 dagen. De injectievloeistof voorafgaand aan de i.v.-toediening verdunnen met fysiologisch zout.
Offlabel: aanval van clusterhoofdpijn
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Hoofdpijn (2021): s.c. 0,1 mg.
Bij verminderde leverfunctie kan een aanpassing van de dosering noodzakelijk zijn.
Bij verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij ouderen is een dosisaanpassing niet nodig.
Toediening
- De s.c.-injecties toedienen tussen de maaltijden in of bij het slapen gaan (om maag-darmklachten te voorkomen) en steeds op een wisselende plaats. Lokaal ongemak kan worden verminderd door de injectievloeistof vóór toediening op kamertemperatuur te laten komen en door injectie van een kleiner volume.
- De intragluteale injecties (injectievloeistof met verlengde werking) afwisselend in de linker- en rechterbil toedienen.
Doseringen
Acromegalie
Volwassenen
Behandelen op geleide van de klinische symptomen en/of de plasmaconcentratie van groeihormoon en insuline-achtige groeifactor-1 (IGF-1).
Begindosis: 60–120 mg, diep s.c. elke 28 dagen, dosering zo nodig aanpassen op geleide van het effect; max. 120 mg elke 28 dagen. Bij GH-spiegels > 2,5 ng/ml, mag de dosis verhoogd worden. Bij GH-spiegels tussen 1 ng/ml en 2,5 ng/ml kan dezelfde dosis aangehouden worden als het IGF-1-niveau normaal is. Bij volledige controle (GH-spiegels < 1 ng/ml, genormaliseerde IGF-1-spiegels en/of verdwijnen van de symptomen), mag de dosis verlaagd worden. Bij een goede instelling met een somatostatine-analogon kan worden overgegaan op 120 mg elke 42–56 dagen (6–8 weken).
Symptomen van neuro-endocriene tumoren (NET)
Volwassenen
Behandelen op geleide van de klinische symptomen (blozen en diarree).
Begindosis: 60–120 mg, diep s.c. elke 28 dagen, dosering zo nodig aanpassen op geleide van het effect; max. 120 mg elke 28 dagen. Bij een goede instelling met een somatostatine-analogon kan worden overgegaan op 120 mg elke 42–56 dagen (6–8 weken).
Gastro-enteropancreatische neuro-endocriene tumoren (GEP-NET) van de middendarm, pancreas of onbekende oorsprong
Volwassenen
120 mg diep s.c. elke 28 dagen; de behandeling net zo lang voortzetten als nodig is voor tumorcontrole.
Primair thyrotroop adenoom
Volwassenen
Behandelen op geleide van de TSH- en thyroïdhormoonwaarden.
Somatuline 'Autosolution': begindosis: 60–120 mg, diep s.c. elke 28 dagen, dosering zo nodig aanpassen op geleide van het effect. Bij een goede instelling met een somatostatine-analogon kan worden overgegaan op 120 mg elke 42–56 dagen (6–8 weken).
Bij ouderen of bij verminderde nier- of leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, vanwege de grote therapeutische breedte van lanreotide.
Toediening
- Diep subcutaan toedienen, in het bovenste buitenkwadrant van de bil of bovenste buitenkant van het bovenbeen (afwisselend in linker- en rechterzijde), zonder opnemen van een huidplooi.
- Patiënten die een stabiele dosering krijgen, mogen met goede training vooraf de injectie zelf toedienen; dan toedienen in de bovenste buitenkant van het bovenbeen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): maag-darmklachten zoals misselijkheid, buikpijn, flatulentie, diarree en obstipatie (frequentie neemt af bij voortzetting van de behandeling). Hoofdpijn. Cholelithiase. Hyperglykemie. Reacties op de injectieplaats (bv. pijn, branderigheid, roodheid, zwelling).
Vaak (1-10%): dyspepsie, braken, zwelling buik, steatorroe, verkleuring van de ontlasting. Duizeligheid. Cholecystitis, galgruis, hyperbilirubinemie. Dyspneu. Bradycardie. Jeuk, huiduitslag, alopecia. Asthenie. Hypothyroïdie, schildklierdisfunctie (bv. daling TSH, totaal T4 of vrij T4). Hypoglykemie, gestoorde glucosetolerantie, anorexie. Verhoogde transaminasespiegels.
Soms (0,1-1%): dehydratie. Tachycardie.
Verder zijn gemeld: acute pancreatitis (optredend enkele uren of dagen na toediening), cholelithiase geïnduceerde pancreatitis (na langdurige behandeling), acute hepatitis zonder cholestase, cholestatische hepatitis, cholestase, (cholestatische) geelzucht, cholelithiase geïnduceerde cholangitis. Aritmieën. Trombocytopenie (vooral bij i.v.-toediening bij patiënten met levercirrose). Urticaria. Anafylaxie, allergie of overgevoeligheidsreacties. Verhoogde alkalische fosfatase- en γGT-spiegels.
Zelden kunnen maag-darmklachten lijken op een acute darmobstructie met progressieve zwelling van de buik, ernstige epigastrische pijn, gevoeligheid van de buik en spierverzet.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree, dunne ontlasting, buikpijn. Galstenen.
Vaak (1-10%): hypo- of hyperglykemie, diabetes mellitus, verminderde eetlust. Asthenie, vermoeidheid, reacties op de injectieplaats, zoals pijn, verharding, knobbels en jeuk. Duizeligheid, hoofdpijn, lethargie. Misselijkheid, braken, dyspepsie, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, steatorroe. Biliaire dilatatie. Spierpijn. Alopecia, hypotrichose. Sinusbradycardie. Verhoogde bloedwaarden van ALAT, ASAT, bilirubine en HbA1c, verlaagde waarden pancreasenzymen, gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): verkleurde ontlasting. Opvliegers. Slapeloosheid. Stijging alkalische fosfatase in bloed, daling natriumspiegel.
Verder zijn gemeld: abces in de injectieplaats. Allergische reacties (waaronder angio-oedeem, anafylaxie). Gevallen van galstenen die leidden tot complicaties, waaronder cholecystitis, cholangitis en pancreatitis, waarvoor cholecystectomie was vereist. Exocriene pancreasinsufficiëntie.
Interacties
Dosisaanpassing van β-blokkers, calciumkanaalblokkers of middelen die de vocht- en elektrolytenbalans reguleren kan noodzakelijk zijn vanwege meer kans op bradycardie.
Dosisaanpassing van insuline en bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
De absorptie van ciclosporine kan worden verlaagd en die van cimetidine vertraagd.
De beschikbaarheid van bromocriptine neemt toe bij combinatie met octreotide.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die hoofdzakelijk via CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. kinidine), omdat somatostatine-analoga, zoals octreotide, de metabole klaring van deze middelen mogelijk verlagen.
Somatostatine-analoga zoals octreotide kunnen de werkzaamheid van radioactieve somatostatine-analoga verstoren, vanwege competitieve binding aan somatostatinereceptoren. Vermijd het gebruik van Sandostatine injectievloeistof gedurende 24 uur voorafgaand aan toediening van lutetium Lu-177 oxodotreotide. Vermijd het gebruik van Sandostatine LAR injectievloeistof (met verlengde werking) gedurende ten minste 4 weken voorafgaand aan toediening van lutetium Lu-177 oxodotreotide; binnen 4–24 uur na behandeling met dit radiofarmacon kan de behandeling met Sandostatine LAR worden hervat.
Interacties
De absorptie van ciclosporine kan afnemen.
De biologische beschikbaarheid van bromocriptine kan toenemen.
Dosisaanpassing van insuline en bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
Bij gelijktijdig gebruik van bradycardie-inducerende geneesmiddelen, zoals β-blokkers, is de kans op een verlaagde hartslag verhoogd.
Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die hoofdzakelijk via CYP3A4 worden gemetaboliseerd en een smalle therapeutische breedte hebben (bv. kinidine), omdat somatostatine-analoga, zoals lanreotide, de metabole klaring van deze middelen mogelijk verlagen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: In dieronderzoek is (voorbijgaande) vertraging van groei en rijping van nakomelingen waargenomen.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient indien nodig adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de behandeling, omdat octreotide een gestoorde fertiliteit kan herstellen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is embryo-/foetale toxiciteit waargenomen (verminderde overleving); geen bewijs van teratogene effecten.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij vrouwelijke dieren is bij hoge doses verminderde vruchtbaarheid gezien als gevolg van remming van GH-secretie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor somatostatine-analoga.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer tijdens behandeling de leverfunctie en tijdens langdurige behandeling de schildklierfunctie.
Galblaas: Somatostatine-analoga remmen de contractiliteit van de galblaas en verminderen de galsecretie, wat kan leiden tot cholelithiase. Complicaties zijn o.a. cholecystitis en cholangitis. Verricht vóór aanvang van de therapie en vervolgens iedere 6 maanden ultrasoon galblaasonderzoek tijdens de behandeling.
Glucosemetabolisme: Bij diabetes mellitus type 1 kan de behoefte aan insuline afnemen; bij niet-diabeten en diabetes mellitus type 2 met gedeeltelijk intacte insulinereserves kan een toename in postprandiale glykemie optreden. Het wordt daarom aanbevolen om de glucosetolerantie en de bloedglucoseverlagende behandeling te controleren. Bij bloedingen van oesofagusvarices is een passende controle van de bloedglucosespiegel verplicht, omdat hierna meer kans bestaat op de ontwikkeling van insulineafhankelijke diabetes of op veranderingen in de insulinebehoefte bij bestaande diabetes. Bij insulinomen is nauwlettende controle bij begin van de behandeling en bij veranderingen in de dosering noodzakelijk, daar de diepte van hypoglykemie kan worden vergroot en de duur verlengd. Octreotide remt namelijk de afscheiding van groeihormoon en glucagon sterker dan die van insuline en de werkingsduur t.a.v. het remmen van insuline is korter. Een hogere toedieningsfrequentie kan mogelijk duidelijke fluctuaties in de glucosespiegel verminderen.
Voeding: De opname van vetten kan veranderen. Een verlaagde vitamine B12-spiegel en een afwijkende Schilling-test zijn waargenomen. Bij vitamine B12-tekort in de anamnese wordt controle van deze spiegel aanbevolen tijdens behandeling.
Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is waargenomen bij behandeling van GEP neuro-endocriene tumoren. Mogelijke symptomen zijn steatorroe, dunne ontlasting, opgezette buik en gewichtsverlies. Overweeg bij deze symptomen screening en passende behandeling van EPI.
De werkzaamheid kan tijdens de behandeling van GEP endocriene tumoren plotseling verloren gaan.
Bij bloedende gastro-oesofagusvarices de max. dosis van 50 microg/uur niet overschrijden en hartcontroles uitvoeren bij toepassing van hoge i.v.-doses. Atrioventriculaire blokkades (waaronder volledig atrioventriculair blok) zijn gemeld bij patiënten die hoge doses (100 microg/uur continu i.v.) kregen of bij gebruik als i.v.-bolus (50 microg gevolgd door 50 microg/uur continu i.v.).
Bij expansie van een GH-producerende hypofysetumor kan een complicatie voorkomen (bv. gezichtsvelddefecten), daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk. Overweeg bij tumoruitbreiding alternatieve therapieën.
Bij behandeling van acromegalie kan een gestoorde fertiliteit zich herstellen. De groeihormoon- en IGF-1 spiegel iedere zes maanden bepalen bij patiënten met acromegalie die gestabiliseerd zijn op een octreotidedosis.
Er bestaat slechts weinig ervaring bij kinderen met octreotide.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitor de bloedglucosespiegel bij aanvang van de behandeling en bij dosisveranderingen, vanwege mogelijke hypo- of hyperglykemie; pas een behandeling bij diabetes hierop aan.
Lanreotide kan de contractiliteit van de galblaas verminderen en galsteenvorming induceren. Vóór de behandeling en vervolgens iedere 6 maanden tijdens langdurige behandeling een echografie van de galblaas uitvoeren. Bij vermoeden van complicaties van galstenen, de behandeling met lanreotide staken.
Wees voorzichtig bij aanwezige hartstoornis, omdat lanreotide sinusbradycardie kan veroorzaken.
Houd bij carcinoïden rekening met de veranderlijke gevoeligheid van tumoren voor somatostatine-analoga.
Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is waargenomen bij behandeling van GEP neuro-endocriene tumoren. Mogelijke symptomen zijn steatorroe, dunne ontlasting, opgezette buik en gewichtsverlies. Overweeg bij deze symptomen screening en passende behandeling van EPI.
Bij patiënten met acromegalie sluit het gebruik van lanreotide geen monitoring uit van het volume van de hypofysetumor.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Bij accidentele doses van 2,4-6 mg/dag (i.v. of s.c.) zijn gemeld: aritmie, hypotensie, hartstilstand, cerebrale hypoxie, pancreatitis, hepatische steatose, diarree, zwakte, lusteloosheid, gewichtsverlies, hepatomegalie, lactaatacidose. Tevens atrioventriculaire blokkades (waaronder volledig atrioventriculair blok) bij i.v. gebruik. Bij kankerpatiënten die i.m. 60 mg per maand tot 90 mg per 2 weken kregen zijn frequente mictie, moeheid, depressie, angst en gebrek aan concentratie gemeld.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met octreotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lanreotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Synthetisch octapeptide, analogon van het natuurlijke somatostatine, met een krachtiger en langer aanhoudende werking. Het remt de secretie van groeihormoon (GH) en IGF-1, alsmede van peptiden van het endocriene systeem van het maag-darmkanaal en de pancreas.
Kinetische gegevens
Resorptie | s.c. snel en volledig. |
T max | s.c. binnen 30 min. |
T max | i.m. binnen 1 uur, gevolgd door een progressieve afname tot niet-detecteerbare waarden binnen 24 uur. Na 7 dagen stijgen de spiegels geleidelijk tot een therapeutische plateauconcentratie rond dag 14, welke vervolgens gedurende 3–4 weken redelijk stabiel blijft. |
V d | 0,27 l/kg. |
Overig | steady-state injectievloeistof met verlengde werking: na 3 injecties met tussenpozen van 4 weken. |
Eliminatie | vnl. via de feces; ca. 32% onveranderd via de urine. |
T 1/2el | 100 min (s.c.), 90 min (i.v.). Bij levercirrose kan de eliminatiecapaciteit verminderd zijn. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch peptide, analogon van het natuurlijke somatostatine, met een krachtiger en langer aanhoudende werking. Lanreotide heeft een hoge affiniteit voor humaan somatostatine receptoren (SSTR) 2 en 5, en minder voor SSTR 1, 3 en 4. Hierdoor remt het specifiek de secretie van groeihormoon en van peptiden van het endocriene systeem van het maag-darmkanaal en de pancreas. De remming van de secretie van insuline is relatief gering. Normaliseert de thyroïdfunctie bij thyrotropine secreterende adenomen door inhibitie van de synthese van het thyroïd stimulerend hormoon (TSH).
Kinetische gegevens
Resorptie | beginfase met snelle afgifte, gevolgd door een langdurige fase van langzame afgifte. |
F | ca. 69–78% (s.c.); bij ernstige nierfunctiestoornis neemt deze met een factor 2 toe. |
T max | 6–24 uur (s.c.). |
V d | ca. 0,23 l/kg. |
Eliminatie | met de urine < 5%, met de feces < 0,5% (onveranderd). |
T 1/2el | (gezonde vrijwilligers:) ca. 23–30 dagen (s.c.); bij ernstige nierfunctiestoornis neemt deze met een factor 2 toe. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
octreotide hoort bij de groep somatostatine-analoga.
Groepsinformatie
lanreotide hoort bij de groep somatostatine-analoga.