Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Ofloxacine Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
200 mg, 400 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Ofloxacine komt pas voor behandeling van een urineweginfectie of pneumonie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie hieronder en via de hyperlinks).

Fluorochinolonen hebben geen plaats in de behandeling van een community-acquired pneumonie (CAP) in de huisartsenpraktijk; dit zijn reservemiddelen voor de tweedelijnszorg. Een CAP veroorzaakt door Legionella spp. wordt bij voorkeur in de tweedelijnszorg behandeld met een i.v.-fluorochinolon. Levofloxacine is eerste keus vanwege de meeste ervaring en het bewijs hiervoor. Moxifloxacine is tweede keus.

Tuberculose-infectie: Ofloxacine wordt afgeraden als behandeling van rifampicine-resistente of multidrug-resistente tuberculose, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.

Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.

Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.

Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.

De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.

Eerste keus bij een urogenitale chlamydia-infectie bij mannen is azitromycine. Tweede keus is doxycycline. Eerste keus bij mannen met een rectale chlamydia-infectie en vrouwen (ongeacht locatie) is doxycycline. Tweede keus is azitromycine. Bij contra-indicaties komen amoxicilline (offlabel) en levofloxacine (offlabel) in aanmerking. Bij een chlamydia-infectie tijdens de zwangerschap is azitromycine eerste keus en amoxicilline tweede keus.

Bij gonorroe is ceftriaxon eerste keus. Bij contra-indicaties komen op basis van een kweekuitslag met resistentiebepaling ciprofloxacine, amoxicilline (offlabel) of als derde keuze azitromycine (offlabel) in aanmerking. Azitromycine kan ook ‘blind’ gegeven worden, als het niet mogelijk is een kweekuitslag met resistentiebepaling af te wachten.

Gezien de resistentieproblematiek met ofloxacine behoort ofloxacine niet tot de voorkeursmiddelen bij gonorroe. Zie voor de eerstekeusmiddelen: seksueel overdraagbare aandoeningen.

Voor ofloxacine is voor overige indicaties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

Infecties veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor ofloxacine:

  • ongecompliceerde cystitis;
  • gecompliceerde infecties van de urinewegen (incl. acute pyelonefritis);
  • 'community-acquired' pneumonie (CAP) en acute exacerbatie van chronisch obstructief longlijden (COPD), met inbegrip van bronchitis;
  • urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neisseria gonorrhoeae, waarvan vooraf de gevoeligheid is vastgesteld;
  • non-gonokokken urethritis en cervicitis.

Bij een ongecompliceerde cystitis, bij CAP en bij acute exacerbaties van bronchitis of COPD mag ofloxacine uitsluitend worden gebruikt, indien andere antibiotica die doorgaans worden aanbevolen ongeschikt of niet effectief zijn gebleken.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Sommige tabletten bevatten een breukstreep, zodat op 100 mg kan worden gedoseerd.

Klap alles open Klap alles dicht

Als algemene richtlijn voor de behandeling van infecties

Volwassenen (incl. ouderen)

200–800 mg/dag, afhankelijk van het type en de ernst van de infectie. Verhoog in individuele gevallen de dosering naar 600 mg (of max. 800 mg/dag) voor de behandeling van ernstige infecties of bij patiënten met overgewicht. Doseringen tot 400 mg/dag kunnen als eenmalige dosis worden gegeven, bij voorkeur 's ochtends. Behandelduur: Deze bedraagt meestal 7–10 dagen.

Ongecompliceerde lage urineweginfectie (cystitis)

Volwassenen (incl. ouderen)

200–400 mg 1×/dag gedurende 3 dagen.

Gecompliceerde infecties van nieren en urinewegen

Volwassenen (incl. ouderen)

400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.

CAP of acute exacerbatie van COPD (incl. bronchitis)

Volwassenen (incl. ouderen)

400 mg 1×/dag, eventueel verhogen tot 400 mg 2×/dag, gedurende 7–10 dagen.

Urethritis en cervicitis veroorzaakt door Neissereia gonorrhoeae

Volwassenen (incl. ouderen)

400 mg eenmalig.

Non-gonokokken urethritis en cervicitis

Volwassenen (incl. ouderen)

400 mg 1×/dag gedurende 7–10 dagen.

Verminderde nierfunctie: Na een normale eerste startdosis zijn de onderhoudsdoseringen:

  • creatinineklaring 20–50 ml/min: 100–200 mg 1×/24 uur;
  • creatinineklaring < 20 ml/min: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur;
  • bij hemo- of peritoneaaldialyse: 100 mg 1×/24 uur óf 200 mg 1×/48 uur.

Bij ongecompliceerde urethrale en cervicale gonorroe is geen dosisaanpassing nodig, omdat er maar één dosis wordt gegeven.

Verminderde leverfunctie: Bij een ernstige leverfunctiestoornis (bv. levercirrose met ascites): max. 400 mg/dag i.v.m. een mogelijk verminderde excretie.

Toediening: De tablet zonder kauwen met water (géén melkproducten) innemen, bij een dosering 1×/dag bij voorkeur 's ochtends.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): maagklachten.

Soms (0,1-1%): schimmelinfectie. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hoesten, nasofaryngitis. Hoofdpijn, (draai)duizeligheid, rusteloosheid. Slaapstoornis, agitatie. Huiduitslag, jeuk. Oogirritatie.

Zelden (0,01-0,1%): hypotensie, tachycardie. Anafylactische of anafylactoïde reactie (incl. shock), angio–oedeem. Anorexie, enterocolitis (soms met bloedingen). Dyspneu, bronchospasmen. Slaperigheid, paresthesie, smaakstoornis, veranderde reukwaarneming. Visusstoornis. Verwardheid, angst, depressie, nachtmerrie, psychotische reacties (bv. hallucinaties), delier. Malaise. Urticaria, pustuleuze huiduitslag, hyperhidrose, opvliegers. Tendinitis. Verhoogde waarden ALAT, ASAT, γ-GT en/of AF en bilirubine in bloed en creatinine in serum.

Zeer zelden (< 0,01%): circulatoir collaps. Verminderde nierfunctie, acuut nierfalen. Pseudomembraneuze colitis. Cholestatische icterus, ernstige leverbeschadiging. Convulsies, perifere neuropathie (sensorisch, motorisch), extrapiramidale symptomen, andere aandoeningen van de spiercoördinatie. Oorsuizen, gehoorverlies. Erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, 'fixed drug eruption', vasculaire purpura, vasculitis (in uitzonderlijke gevallen leidend tot huidnecrose), fotosensibilisatie. Spierpijn, gewrichtspijn, peesruptuur (bv. van de achillespees; kan binnen 48 uur na aanvang van de behandeling en beiderzijds optreden). Anemie, hemolytische anemie, leukopenie, eosinofilie, trombocytopenie.

Verder zijn gemeld: verlenging QT–interval, ventriculaire aritmie en 'torsade de pointes'. (Fulminante) hepatitis, ernstige andere leveraandoeningen (o.a. acuut leverfalen, soms fataal, m.n. bij onderliggende leveraandoeningen). Acute interstitiële nefritis. Agranulocytose, beenmergfalen eventueel leidend tot pancytopenie. Nervositeit, automutilatie, zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging. Tremor, dyskinesie, syncope, ageusie. Uveïtis. Allergische pneumonitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), exfoliatieve dermatitis, overige huiduitslag. Verergering porfyrie. Myopathie, spierruptuur, gewrichtsbandruptuur, spierzwakte, rabdomyolyse, artritis. Stomatitis, dyspepsie, obstipatie, flatulentie, pancreatitis. Hypoglykemie (bij diabetici behandeld met bloedglucoseverlagende middelen, incl. het optreden van hypoglykemisch coma), hyperglykemie. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Asthenie, koorts, pijn in rug, borst en extremiteiten. In verschillende studies is meer kans op hartklepinsufficiëntie, aorta-aneurysma en -dissectie waargenomen na behandeling met fluorchinolonen.

In zeer zeldzame gevallen kunnen bepaalde bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel ernstig, invaliderend en langdurig (maanden tot jaren) en mogelijk irreversibel zijn, zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Interacties

Sucralfaat, ijzerzouten, zinkzouten, en aluminium-, magnesium- of calciumbevattende antacida kunnen de absorptie van ofloxacine verminderen; bij gelijktijdig gebruik een interval van ten minste 2 uur aanhouden.

Met theofylline, NSAID's of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen, vergroot ofloxacine de kans op convulsies.

Voorzichtig met comedicatie die het QT–interval verlengt zoals:

  • imidazool- en triazoolantimycotica;
  • ketoconazol;
  • klasse IA en III anti-aritmica;
  • macroliden (bv. claritromycine, erytromycine);
  • niet-sederende antihistaminica;
  • sommige antidepressiva;
  • sommige antipsychotica.

Bij gebruik van vitamine K–antagonisten is een verlenging van de stollingstijd (toename van de INR-waarde) waargenomen, bloedingen kunnen vóórkomen; controleer deze waarde daarom regelmatiger.

Bij gelijktijdig gebruik van orale bloedglucoseverlagende middelen, met name sulfonylureumderivaten, en insuline neemt de kans op dysglykemie toe; bewaak de bloedglucosewaarden.

Gelijktijdige behandeling met corticosteroïden doet de kans op tendinitis en peesruptuur toenemen.

Houd bij toediening van hogere doses rekening met wederzijdse nadelige beïnvloeding van de eliminatie en met een stijging van de serumspiegels bij comedicatie die in relevante mate wordt uitgescheiden via de renale tubuli (bv. cimetidine, furosemide en methotrexaat).

Zwangerschap

Ofloxacine passeert de placenta.

Teratogenese: Ruime ervaring met gebruik van de fluorchinolonen ciprofloxacine en norfloxacine tijdens het 1e trimester laat geen verhoogd risico zien op ernstige misvormingen van het embryo of andere nadelige effecten op de zwangerschap. Met andere fluorchinolonen, zoals ofloxacine, is beperkte ervaring opgedaan in het 1e trimester. Voor ofloxacine gaat het om ca. 300 gevolgde zwangerschappen, met blootstelling vrijwel altijd in het 1e trimester. Eén kleine studie zag mogelijk bij ofloxacine significant meer aangeboren afwijkingen, in andere studies werd dit niet gezien. Het gebruik van fluorchinolonen wordt afgeraden vanaf het 2e trimester. Bij dieren kunnen fluorchinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken. Dergelijke effecten zijn bij de mens niet gemeld. Er is echter te weinig ervaring met fluorchinolonen in het 2e en 3e trimester om een goede risico-inschatting te maken.

Advies: Gebruik van ofloxacine is gecontra-indiceerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief kleine hoeveelheden. De effecten hiervan op de zuigeling zijn beperkt onderzocht.

Farmacologisch effect: Bij dieren blijken fluorchinolonen een nadelige invloed te hebben op het kraakbeen in dragende gewrichten tijdens de groeifase. Artropathie en andere ernstige toxiciteit bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • Epilepsie of een verhoogde neiging tot het ontwikkelen van epileptische aanvallen;
  • Peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
  • Kinderen en jongeren in de groeifase (omdat bij dieren in de groei afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf zijn waargenomen);
  • Overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.

Zie ook de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Vermijd het gebruik van ofloxacine als de patiënt eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren door het gebruik van (fluor)chinolonen. In dit geval de behandeling pas starten indien er geen andere behandelopties zijn en na afweging van de voordelen en risico's.

Vanwege de verminderde gevoeligheid van streptokokken voor ofloxacine, is dit ongeschikt bij streptokokkeninfecties.

Wees voorzichtig bij:

  • een psychiatrische aandoening (huidig of in de voorgeschiedenis);
  • verminderde leverfunctie, vanwege de bijwerkingen op de lever;
  • myasthenia gravis, ook in de voorgeschiedenis, vanwege de kans op respiratoire insufficiëntie;
  • G6PD-deficiëntie, vanwege het risico van hemolytische anemie;
  • risicofactoren voor verlenging van het QT–interval, zoals:
    • bradycardie, cardiale aritmie;
    • hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie;
    • ernstig hartfalen;
    • congenitale of verworven QT-verlenging;
    • comedicatie die het QT-interval verlengt (zie rubriek Interacties).

Kans op langdurige, invaliderende bijwerkingen: Laat de patiënt zich melden bij de eerste, mogelijk plotseling optredende, tekenen van ernstige bijwerkingen op de spieren of op het zenuwstelsel. Voorbeelden zijn: een loopstoornis, peesontsteking, gescheurde pees, spierpijn of -zwakte, zwelling van of pijn in een gewricht òf zenuwpijn, slapeloosheid, depressie, vermoeidheid, geheugenstoornis, vermindering van het zicht, de smaak, reuk en/of het gehoor. Dit vanwege de langdurige (maanden of jaren), invaliderende en potentieel irreversibele bijwerkingen op de spieren en het zenuwstelsel. Overweeg daarom bij patiënten met meer kans op deze bijwerkingen eerst andere behandelopties.

Staak het gebruik bij tekenen van neuropathie (pijn, branderig of doof gevoel, tintelingen of krachtverlies) om irreversibele effecten te voorkómen. Dit omdat sensorische of sensomotorische (poly)neuropathie resulterend in paresthesie, hyperesthesie, dysesthesie en krachtverlies zijn gemeld bij patiënten die (fluor)chinolonen kregen.

Vanwege kanstoename op door fluorchinolonen geïnduceerde tendinitis en peesruptuur extra voorzichtig zijn met de toepassing:

  • bij ouderen;
  • bij patiënten met een nierfunctiestoornis;
  • na een solide orgaantransplantatie;
  • bij (langdurige) comedicatie met corticosteroïden.

De behandeling onmiddellijk staken bij vermoeden van een tendinitis, bv. bij pijnlijke zwelling of ontsteking, dit vanwege de kans op een peesruptuur (meestal betreft dit de achillespees, soms bilateraal). Tendinitis en peesruptuur kunnen binnen 48 uur optreden na het begin van de behandeling, tot verschillende maanden na het staken ervan. Behandel het betrokken ledemaat/de ledematen op gepaste wijze, door bv. immobilisatie van de aangedane pees. Laat de patiënt geen corticosteroïden meer gebruiken als zich tekenen van tendinopathie voordoen.

De kans op aorta-aneurysma en -dissectie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen, vooral bij ouderen. Instrueer de patiënt om onmiddellijk spoedeisende medische hulp in te roepen bij plotseling optredende ernstige pijn in de buik, borst of rug. Fluorchinolonen alleen bij patiënten toepassen die een verhoogde kans hebben op aorta-aneurysma of -dissectie, na zorgvuldige afweging van: de voordelen, risico's en andere behandelopties. Mogelijke (andere) oorzaken van aorta-aneurysma en -dissectie zijn: hypertensie, atherosclerose, (familiaire) voorgeschiedenis van aorta-aneurysma of -dissectie, M. Behçet, M. Marfan, arteriitis gigantocellularis, Takayasu-arteriitis, vasculair Ehlers-Danlossyndroom.

Ook de kans op hartklepinsufficiëntie neemt toe door systemische of geïnhaleerde fluorchinolonen. Aandoeningen die het risico hierop verder verhogen zijn onder meer: hypertensie, reumatoïde artritis, M. Behçet, infectieuze endocarditis, aangeboren of reeds bestaande hartklepziekte en bindweefselaandoeningen (bv. M. Marfan, Ehlers-Danlossyndroom), het syndroom van Turner en – van Sjögren. Fluorchinolonen alleen gebruiken bij patiënten met toegenomen kans op hartklepinsufficiëntie na zorgvuldige afweging van voordelen tegen risico's en mogelijkheid van andere behandelopties. Instrueer de patiënt om onmiddellijk contact op te nemen met een arts bij: acute dyspneu, voor het eerst optredende hartkloppingen, de ontwikkeling van oedeem in de buik of de onderste ledematen.

Als in het gezichtsvermogen afwijkingen ontstaan of verergeren, of er enig ander effect is op de ogen, dan onmiddellijk een oogarts consulteren.

Deze behandeling ook staken bij:

  • het optreden van een epileptisch insult;
  • neiging tot automutilatie of suïcide;
  • symptomen van verminderde leverfunctie, zoals anorexie, geelzucht, donkergekleurde urine, gevoelige buik, jeuk.

Vanwege de kans op ernstige bulleuze huidreacties de patiënt onmiddellijk contact laten opnemen bij eerste tekenen van overgevoeligheidsreacties. Tijdens de behandeling en gedurende 48 uur na het staken van het gebruik blootstelling aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht vermijden, vanwege de kans op fotosensibilisatie.

Verstoring van de bloedglucoseregulatie komt voor, vooral bij diabetespatiënten die behandeld worden met insuline of orale antidiabetica (bv. glibenclamide). Zowel hypo- als hyperglykemie kan optreden (incl. hypoglykemisch coma); bewaak de bloedglucosewaarden bij deze diabetespatiënten.

Bij ernstige of aanhoudende diarree, tijdens of na de behandeling, de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.

De bepaling van opiaten of porfyrinen in de urine kan fout-positieve resultaten opleveren.

Overdosering

Symptomen

Acute overdosering: verwardheid, hallucinaties, bewustzijnsdaling, duizeligheid, tremor, convulsies, verlenging van het QT-interval, maag-darmklachten met erosie van het maag-darmslijmvlies.

Therapie

Er is geen specifiek antidotum. De behandeling is symptomatisch. Overweeg: antacida ter bescherming van het maagslijmvlies, ECG-bewaking, anticonvulsiva bij convulsies. Hemodialyse en geforceerde diurese verhogen de eliminatie. Peritoneale dialyse/CAPD zijn niet effectief.

Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met ofloxacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Gefluorideerde chinolonverbinding. Systemisch toegediend ofloxacine heeft een bactericide werking en beïnvloedt de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase en topo-isomerase IV.

Gewoonlijk gevoelig zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelige stammen; 'MSSA') en Streptococcus. pyogenes.
  • Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter spp., Enterobacter spp., Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp., Moraxella spp., Morganella morganii, Proteus spp. en Serratia marcescens.
  • Overig: Chlamydia spp. en Legionella pneumophila.

Middelmatig gevoelig van nature (bij afwezigheid van verworven resistentiemechanismen) zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Providentia (resistentie ca. 17%), Streptococcus pneumoniae (en resistentie in ca. 70% van de stammen).
  • Aeroob Gram-negatief: Enterococcus faecalis (resistentie ca. 50%), Pseudomonas aeruginosa (resistentie ca. 20–30%), andere Serratia spp. (resistentie ca. 20–40%), Stenotrophomonas maltophilia (resistentie ca. 5–11%),
  • Overig: Mycoplasma spp. (resistentie tot 5,3%) en Ureaplasma spp. (resistentie tot 2%).

Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:

  • Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecium, Staphylococcus aureus (meticilline-ongevoelig; 'MRSA', resistentie ca. 69–86%) en β–hemolytische streptokokken uit de serologische groepen B, C en G.
  • Aeroob Gram-negatief: Neisseria gonorrhoeae (resistentie bij ca. 25%).

Resistent zijn:

  • Aeroob Gram-positief: Eubacterium spp.
  • Anaerobe bacteriën zoals Bacteroides spp, Fusobacterium spp., peptokokken en peptostreptokokken,
  • Overig: Treponema pallidum.

Het resistentiemechanisme berust voornamelijk op één of meerdere mutaties in de enzymen waar ofloxacine op aangrijpt, wat in het algemeen leidt tot kruisresistentie met andere fluorchinolonen. De resistentiepercentages hierboven hebben betrekking op Europees gebied en zijn afkomstig van de officiële productinformatie CBG/EMA.

Kinetische gegevens

F ca. 95%
T max ca. 1 uur.
V d 1–2,5 l/kg.
Overig hoge penetratie in de meeste weefsels; concentratie 0,5–1,7× de serumconcentratie.
Metabolisering in geringe mate: < 5%.
Eliminatie met de urine, ca. 95% onveranderd. Door hemodialyse deels uit de circulatie te verwijderen, door peritoneale dialyse/CAPD niet.
T 1/2el ca. 5,7–7 uur, bij nierfunctiestoornis 10–30 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd