Samenstelling
Lynparza XGVS AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lumykras (als monohydraat) XGVS Aanvullende monitoring Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 120 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor adviezen van commissie BOM over olaparib bij de verschillende indicaties de website van nvmo.org/bom (onder olaparib).
Zie voor de behandeling van epitheliaal ovariumcarcinoom, borstkanker, pancreascarcinoom en prostaatcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2020 olaparib Lynparza® onderhoudsbehandeling BRCA1 en 2, ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom
- ZIN-rapport 2024 olaparib Lynparza® bij HER2-negatieve hoog-risico vroeg stadium borstkanker met een BRCA-kiembaanmutatie
- ZIN-rapport 2024 olaparib Lynparza® icm abirateron bij gemetastaseerd castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC)
Advies
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
Ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom
- als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met platinagevoelig recidief van hooggradig sereus epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont op chemotherapie die platina bevat.
- als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met gevorderd (FIGO stadia III en IV), BRCA1/2-gemuteerd (kiembaan en/of somatisch) hooggradig epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont na voltooien van eerstelijns chemotherapie die platina bevat.
- als combinatietherapie met bevacizumab voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met gevorderd (FIGO stadia III en IV) hooggradig epitheliaal ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, die een volledige of partiële respons vertoont na voltooien van eerstelijns chemotherapie die platina bevat én bij wie het carcinoom geassocieerd is met een positieve homologe recombinatiedeficiëntie (HRD)-status door een BRCA1/2-mutatie en/of genomische instabiliteit.
HER-negatief mammacarcinoom
- als monotherapie of in combinatie met endocriene therapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met kiembaan BRCA1/2-mutaties, met HER2-negatief, hoog-risico mammacarcinoom in een vroeg stadium en die eerder behandeld zijn met neoadjuvante of adjuvante chemotherapie.
- als monotherapie bij HER2-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassenen met kiembaan BRCA1/2-mutaties, die eerder zijn behandeld met een antracycline en een taxaan in de (neo)adjuvante of gemetastaseerde setting tenzij zij niet in aanmerking kwamen voor deze behandeling. Bij hormoonreceptor (HR)-positief mammacarcinoom moet eerst progressie vertoond zijn tijdens of na eerdere endocriene therapie, tenzij deze therapie niet in aanmerking kwam.
Adenocarcinoom van de pancreas
- onderhoudsbehandeling van gemetastaseerd adenocarcinoom van de pancreas als monotherapie bij volwassenen met kiembaan BRCA1/2-mutaties, zonder vertoonde progressie na een minimale eerstelijns chemotherapie van 16 weken platinabevattende therapie binnen een eerstelijns chemotherapie regime.
Gemetastaseerd castratie-resistent prostaatcarcinoom (mCRPC)
- als monotherapie voor de behandeling van volwassenen met mCRPC en BRCA1/2-mutaties (kiembaan en/of somatisch) die progressie hebben vertoond na eerdere behandeling met een nieuw hormonaal middel
- in combinatie met abirateron en prednison of prednisolon voor volwassenen met mCRPC, bij wie chemotherapie niet klinisch geïndiceerd is.
Endometriumcarcinoom
- in combinatie met durvalumab voor de onderhoudsbehandeling van primair gevorderd of recidiverend 'mismatch-repair'-proficiënt (pMMR) endometriumcarcinoom, bij volwassenen bij wie geen ziekteprogressie optrad bij de eerstelijnsbehandeling met durvalumab in combinatie met carboplatine en paclitaxel.
Indicaties
- Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met een KRAS G12C-mutatie bij volwassenen als monotherapie, bij progressie na minimaal één eerdere systemische therapie.
Doseringen
Indien gespecificeerd voor de betreffende indicatie, vóór aanvang van de behandeling de BRCA-mutatie (kiembaan of tumor) en/of genomische stabiliteit of pMMR-status van de tumor vaststellen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom, HER-negatief mammacarcinoom, adenocarcinoom van de pancreas, mCRPC
Volwassenen
Mono- of combinatietherapie: 300 mg 2×/dag.
Bij platinasensitief recidief hooggradig epitheliaal ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom met een volledige of partiële respons op platinabevattende chemotherapie, de behandeling niet later dan 8 weken na de laatste dosis platina-bevattende chemotherapie beginnen.
In combinatie met bevacizumab is de dosis bevacizumab 15 mg/kg 1× per 3 weken. Zie voor de doses van de andere combinaties de afzonderlijke geneesmiddelteksten (zoals abirateron of durvalumab).
Behandelduur: bij HER2-negatief hoog-risico mammacarcinoom in een vroeg stadium maximaal 1 jaar behandelen. Voor de overige indicaties de behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit optreedt. Indien bij eerstelijns onderhoudsbehandeling van ovarium, tuba- of primair peritoneaal carcinoom (als mono- of combinatietherapie) na 2 jaar behandelen er géén radiologisch bewijs is van ziekte, dan de behandeling staken.
Ouderen (> 75 j.): er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 51–80 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 31–50 ml/min) 200 mg 2×/dag. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie of bij eindstadium nierziekte (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/Onderzoeksgegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht tot matig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 5–9) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) vanwege onvoldoende gegevens.
Combineren met matige tot sterke CYP3A4-remmers wordt niet aanbevolen. Indien noodzakelijk: bij matig-sterke remmers: 150 mg 2×/dag; bij sterke remmers: 150 mg 2×/dagóf 100 mg 2×/dag.
Om hogere CTCAE-graad bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, diarree en anemie onder controle te krijgen, overwegen om de behandeling te onderbreken en/of de dosis te verlagen. De dosis kan worden verlaagd tot 250 mg 2×/dag en zo nodig verder tot 200 mg 2×/dag.
Bij het missen van een dosis de volgende normale dosis op het geplande tijdstip innemen.
Toediening: de tabletten in hun geheel (zonder kauwen, fijnmalen of oplossen) innemen met wat water; er geen rekening gehouden te worden met de maaltijden.
Doseringen
Test voorafgaand aan de behandeling op aanwezigheid van KRAS G12C-mutatie met behulp van een gevalideerde test.
Gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
960 mg 1×/dag. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Wees voorzichtigheid bij een matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min), vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie ((ASAT of ALAT < 2,5 × ULN of totaal bilirubine < 1,5 × ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie gebruik ontraden, vanwege onvoldoende gegevens.
Gemiste dosis: deze binnen 6 uur alsnog innemen, daarna niet meer. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Na braken: géén extra dosis innemen. Neem de volgende dosis op het geplande tijdstip.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. hepatotoxiciteit, interstitiële longziekte, gastro-intestinale toxiciteit), de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2 en rubriek 4.4). Er zijn maximaal twee dosisverlagingen toegestaan. Als de patiënt de minimale dosering van eenmaal per dag 240 mg niet kan verdragen, de behandeling staken.
Toediening
- De tabletten in hun geheel innemen met water, met of zonder voedsel, iedere dag op hetzelfde tijdstip. Zie voor toedieninstructies bij de combinatie met een zuurremmend middel, de rubriek Interacties.
- Bij slikproblemen de tablet in zijn geheel dispergeren in 120 ml koolzuurvrij water bij kamertemperatuur. Blijven roeren totdat de tabletten in kleine stukjes uiteen zijn gevallen; de tabletten lossen niet volledig op. Drink de dispersie direct op of dien toe via sonde. Spoel vervolgens het glas met nog eens 120 ml water en drink dit ook op of dien eveneens toe via sonde. Het mengsel opnieuw doorroeren vlak voor toediening. Gooi de dispersie weg indien deze niet binnen 2 uur is toegediend.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid, dysgeusie. Hoest, dyspneu. Vermoeidheid (waaronder asthenie). Neutropenie, leukopenie, anemie.
Vaak (1-10%): stomatitis, bovenbuikpijn. Veneuze trombo-embolie. Huiduitslag (o.a. erythemateus, papuleus, maculopapuleus, exfoliatief). Lymfopenie, trombocytopenie. Stijging transaminasewaarden. Stijging serumcreatininespiegel. Zuivere rodebloedcelaplasie (PRCA, gemeld in combinatie met durvalumab).
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid, dermatitis (allergisch, exfoliatief), geneesmiddelovergevoeligheid. Stijging gemiddeld corpusculair volume (MCV). Myelodysplastisch syndroom, acute myeloïde leukemie.
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, erythema nodosum.
Verder zijn gemeld: pneumonitis (in enkele gevallen fataal), m.n. bij predisponerende factoren (een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie). Geneesmiddelgeïnduceerde leverschade.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): anemie. Hoofdpijn. Hoesten, dyspneu. Diarree, misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn. Artralgie, rugpijn. Vermoeidheid, koorts. Stijging ALAT en ASAT in het bloed.
Vaak (1-10%): geneesmiddelgeïnduceerde leverschade. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en γ-glutamyltransferase in het bloed.
Soms (0,1-1%): interstitiële longziekte, pneumonitis.
Interacties
Combinatie met andere oncolytica, waaronder DNA-verstorende middelen, kan het myelosuppressieve effect versterken of verlengen; gelijktijdig gebruik is niet geïndiceerd. Wees voorzichtig bij combinatie met vaccins of immunosuppressiva.
Bij combinatie met tamoxifen daalt de blootstelling aan olaparib met ca. 27%; de klinische relevantie hiervan is nog onbekend. Er is geen klinisch relevante interactie met anastrozol of letrozol.
Olaparib wordt hoofdzakelijk door CYP3A4/5 gemetaboliseerd. Gelijktijdig gebruik met matige tot sterke CYP3A4/5-remmers (bv. sommige HIV-proteaseremmers, itraconazol (Cmax van olaparib stijgt met ca. 42%, de blootstelling met ca. 170%), claritromycine, grapefruit-/pompelmoessap) of -inductoren (bv. carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, nevirapine, rifampicine, rifabutine, sint–janskruid) wordt niet aanbevolen. Indien toch gelijktijdige toediening met een matige tot sterke CYP3A4/5-remmer noodzakelijk is, de dosering van olaparib aanpassen (zie de rubriek Dosering). Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4/5-inductor kan de werkzaamheid van olaparib substantieel verminderd zijn (zoals aangetoond is voor rifampicine, waarbij de Cmax van olaparib met ca. 71% en de blootstelling met ca. 87% daalt).
Het is niet duidelijk of olaparib zelf klinisch relevante remming van CYP3A4/5 veroorzaakt; houd vooralsnog rekening met eventuele interactie bij combinatie met CYP3A4/5 substraten (m.n. die met een smalle therapeutische breedte, zoals bv. fentanyl, ergotamine, simvastatine, pimozide, quetiapine, PDE-5-remmers, sommige calciumantagonisten, ciclosporine, sirolimus en tacrolimus). De werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan mogelijk worden verminderd. Hetzelfde geldt ook voor Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte (bv. simvastatine, pravastatine, digoxine, dabigatran, colchicine). Remming of inductie van andere CYP-enzymen of transporters door olaparib kan niet geheel worden uitgesloten.
Interacties
In combinatie met een zuurremmend middel, zoals een protonpompremmer (bv. omeprazol, pantoprazol) of een H2-receptorantagonist, sotorasib innemen met een zuurhoudende drank, zoals cola. Als alternatief innemen met een lokaal antacidum. Sotorasib moet dan 4 uur vóór of 10 uur na de toediening van het antacidum worden ingenomen.
Sotorasib wordt gemetaboliseerd door o.a. CYP3A4. Vermijd gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-inductor (zoals rifampicine, carbamazepine, enzalutamide, mitotaan, fenytoïne en sint-janskruid), omdat hierdoor de blootstelling aan sotorasib kan afnemen.
Sotorasib is een matige CYP3A4-inductor. Vermijd gelijktijdig gebruik van een CYP3A4-substraat met een kleine therapeutische breedte (zoals alfentanil, ciclosporine, dihydro-ergotamine, ergotamine, fentanyl, hormonale anticonceptiva, pimozide, kinidine, sirolimus en tacrolimus), omdat de blootstelling aan het CYP3A4-substraat kan afnemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het CYP3A4-substraat verhogen.
Sotorasib is een remmer van P-glycoproteïne (Pgp). Vermijd gelijktijdig gebruik van een Pgp-substraat met een smalle therapeutische breedte (zoals digoxine), omdat de blootstelling aan het Pgp-substraat kan toenemen. Als gelijktijdige toediening niet kan worden vermeden, de dosering van het Pgp-substraat verlagen.
Sotorasib is een zwakke remmer van BCRP. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van BCRP (zoals lapatinib, methotrexaat, mitoxantron, rosuvastatine, topotecan) de patiënt extra monitoren en zonodig de dosering van het BCRP-substraat verlagen.
In-vitro induceert sotorasib CYP2B6, CYP2C8, CYP2C9 en CYP2C19. Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die door deze enzymen worden gemetaboliseerd, de patiënt extra monitoren.
In-vitro remt sotorasib CYP2D6. Bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP2D6 de patiënt extra monitoren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren, bij subtherapeutische doseringen, schadelijk gebleken (waaronder ernstige oogmisvormingen, vertebrale en ribmisvormingen, viscerale en skelet-afwijkingen). Gezien het werkingsmechanisme van olaparib wordt schade aan de foetus verwacht bij inname door een zwangere vrouw.
Advies: Niet gebruiken tijdens zwangerschap.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling zwangerschap uitsluiten bij alle pre-menopauzale vrouwen. Vruchtbare vrouwen en mannen dienen adequate anticonceptieve maatregelen (twee vormen) te nemen gedurende en tot ten minste 6 maanden (vrouw) en 3 maanden (man en vrouwelijke partner) na de behandeling. Als gevolg van de mogelijke interactie van olaparib met hormonale anticonceptiva, een niet-hormonale anticonceptiemethode toevoegen en overwegen om regelmatig een zwangerschapstest uit te voeren. Overweeg bij vrouwen met hormoon-afhankelijk mammacarcinoom om twee niet-hormonale anticonceptiemethoden toe te laten passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken (lager foetaal lichaamsgewicht en een afname in het aantal geossificeerde middenhandsbeentjes bij konijnfoetussen).
Advies: Gebruik ontraden. Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot ten minste 7 dagen na de therapie. Sotorasib verlaagt mogelijk de effectiviteit van hormonale anticonceptiva, daarom is het nodig een extra barrièremiddel toe te voegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de goede orale absorptie en de farmacologische eigenschappen worden schadelijke effecten verwacht.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd gedurende en tot 1 maand na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op hematologische toxiciteit bij aanvang van de behandeling én gedurende de eerste 12 maanden het volledige bloedbeeld maandelijks controleren en daarna periodiek. De behandeling alléén beginnen bij normale waarden voor hemoglobine-, trombocyten- en neutrofielenconcentratie of CTCAE-graad 1. Bij ontstaan van ernstige hematologische toxiciteit of bij afhankelijkheid van bloedtransfusies, de behandeling onderbreken en adequate hematologische monitoring starten. Indien na 4 weken onderbreking de bloedparameters nog steeds afwijkend zijn, wordt een beenmerganalyse en/of cytogenetische bloedanalyse aangeraden. Bij minder ernstige anemie kan ook de dosis worden verlaagd, zie ook de rubriek Dosering. Als zuivere rodebloedcelaplasie (PRCA) of auto-immuun hemolytische anemie (AIHA) (beide gemeld in combinatie met durvalumab) optreedt de behandeling staken.
Vooral in aanwezigheid van risicofactoren kunnen myelodysplastisch syndroom (MDS)/acute myeloïde leukemie (AML) optreden. Bij het ontstaan van deze aandoeningen de behandeling met olaparib staken. Risicofactoren zijn dragerschap van een kiembaan borstkankergen 1 of 2 (gBRCA1/2-)mutatie, een voorgeschiedenis van een maligniteit of beenmergdysplasie, het gelijktijdig gebruik van andere DNA-verstorende middelen en/of radiotherapie en eerder gebruik van platinabevattende therapie. De incidentie is < 1,5%, maar deze is hoger (ca. 8%) bij BRCAm-patiënten met platinasensitief recidiverend ovariumcarcinoom die ten minste twee eerdere therapielijnen platinabevattende chemotherapie krijgen. De meeste gevallen verlopen fataal. De behandelduur van patiënten die MDS/AML ontwikkelden varieerde van < 6 maanden tot > 4 jaar.
Veneuze trombo-embolische voorvallen (VTE), met name longembolie, zijn gemeld. Controleer op klinische tekenen en symptomen van veneuze trombose en longembolie, in het bijzonder bij een voorgeschiedenis van VTE. VTE komt vaker voor bij patiënten met mCRPC in vergelijking met de andere geregistreerde indicaties.
Vanwege de kans op pneumonitis, de behandeling staken en pneumonitis uitsluiten bij het ontstaan van nieuwe of verergerende ademhalingssymptomen (dyspneu, hoest, koorts) of als een radiologische abnormaliteit optreedt. Predisponerende factoren voor longtoxiciteit zijn een onderliggende longziekte incl. maligniteit en/of metastasen in de longen, een voorgeschiedenis van roken en/of eerdere chemotherapie en radiotherapie.
Bij klinische symptomen of tekenen van hepatotoxiciteit de patiënt onmiddellijk klinisch beoordelen en een leverfunctietest uitvoeren. Bij vermoedelijke geneesmiddelgeïnduceerde leverschade ('DILI') de behandeling onderbreken. Bij ernstige DILI definitief staken overwegen.
Voor de behandeling van vruchtbare mannen en/of vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid of veiligheid bii herhaalde onderhoudsbehandeling na een eerste of opvolgend recidief bij ovariumcarcinoom, over herhaalde behandeling van mammacarcinoom of over herhaalde behandeling bij prostaatcarcinoom. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij somatische BRCA-gemuteerde tumoren. Er zijn zeer weinig gegevens bij een ECOG-performancestatus van 2 tot 4. Er zijn weinig klinische gegevens bij ouderen (≥ 75 j.) en niet-blanke patiënten; er is echter geen aanpassing van de aanvangsdosis nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) of ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring ≤ 30 ml/min) wordt ontraden, vanwege onvoldoende gegevens; olaparib alleen toedienen bij ernstige nierinsufficiëntie na zorgvuldige afweging en onder nauwgezette controle. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Hepatotoxiciteit: controleer de leverfunctie (ALAT, ASAT en totaal bilirubine), vanwege de kans op hepatotoxiciteit (waaronder geneesmiddelgeïnduceerde leverschade en hepatitis), voordat wordt gestart met sotorasib, elke 3 weken gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling en vervolgens eenmaal per maand of zoals klinisch geïndiceerd. Controleer patiënten die een verhoging van transaminasen en/of bilirubine ontwikkelen vaker. Bij ASAT of ALAT graad 2 met symptomen of ASAT of ALAT graad ≥ 3 de behandeling staken tot herstel naar graad ≤ 1 of de graad bij baseline en hervatten met een lagere dosis. Bij ASAT of ALAT > 3× ULN met totaal bilirubine > 2× ULN, zonder andere oorzaken de behandeling definitief staken.
Interstitiële longziekte (ILD)/pneumonitis: bij patiënten die eerder werden behandeld met immunotherapie of radiotherapie is ILD/pneumonitis gemeld. Controleer patiënten op nieuwe of verergerende pulmonale symptomen die kenmerkend zijn voor ILD/pneumonitis (bv. dyspneu, hoesten, koorts). Onderbreek de behandeling direct bij patiënten met verdenking op ILD/pneumonitis en staak de behandeling definitief wanneer geen andere mogelijke oorzaken voor ILD/pneumonitis worden gevonden.
Kinderen: er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met sotorasib contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Olaparib is een krachtige remmer van poly-(ADP-ribose)-polymerase-enzymen (PARP-1, PARP-2 en PARP-3), enzymen die nodig zijn voor een efficiënt herstel van enkelstrengs DNA-breuken (ESBs). Remming van PARP leidt tot de ophoping van ESBs, die uiteindelijk dubbelstrengs DNA-breuken (DSBs) worden wanneer de cellen proberen te delen. Kankercellen zonder functionele genen BRCA1 of 2 zijn niet in staat om deze DSBs te repareren, aangezien ze geen functioneel homologe recombinatie reparatiemechanisme hebben. Dit leidt tot een verhoogde genomische instabiliteit, wat resulteert in celdood.
Kinetische gegevens
T max | ca. 1½ uur, ca. 4 uur bij inname met voedsel (zonder significante verhoging van de blootstelling). |
V d | 2,3–2,4 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, vnl. via CYP3A4/5. |
Eliminatie | met de feces ca. 42%, met de urine ca. 44%; vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Sotorasib is een irreversibele remmer van KRAS G12C ((Kirsten-rat-sarcoomvirus oncogenhomoloog), een oncogene driver van tumorgenese. De KRAS G12C-mutatie komt voor in ca. 13% van alle niet-kleincellige longcarcinomen. Door deze mutatie van glycine naar cysteïne wordt het KRAS-eiwit overactief en zorgt het voor proliferatie en overleving in tumorcellen. Sotorasib bindt aan het cysteïneresidu van KRAS G12C en blokkeert hiermee de activiteit van KRAS G12C.
Kinetische gegevens
T max | 1 uur. |
V d | 3,01 l/kg. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP2C8 en CYP3A4/5 via conjugatie en oxidatie tot inactieve metabolieten. |
Eiwitbinding | 97,6%. |
T 1/2el | 5 uur. |
Eliminatie | voornamelijk via de feces (74%), en in mindere mate (6%) in de urine (waarvan 1% in onveranderde vorm). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
olaparib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
sotorasib hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (intraveneus) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk