Samenstelling
Efient (als hydrochloride) Substipharm
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 10 mg
Prasugrel (als besilaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Clopidogrel (als besilaat, als hydrochloride, als waterstofsulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 75 mg
Grepid (als besilaat) Glenmark Pharmaceuticals Europe Ltd
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 75 mg
Iscover (als waterstofsulfaat) Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 75 mg
Plavix (als waterstofsulfaat) Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 75 mg, 300 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt zodra de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Advies
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Na een TIA of herseninfarct bestaat de secundaire preventie uit antitrombotische behandeling met clopidogrel monotherapie, acetylsalicylzuur (ASA) in combinatie met dipyridamol, of, bij intolerantie of een contra-indicatie, monotherapie met acetylsalicylzuur. Geef dit voor onbepaalde duur. Geef, bij een TIA of herseninfarct als gevolg van atriumfibrilleren of een andere cardiale emboliebron, na ASA een DOAC of een vitamine K-antagonist. Bij een hoogrisico TIA of ‘minor stroke’ is een behandeling gedurende ≤ 21 dagen met clopidogrel en acetylsalicylzuur een optie, mits gestart binnen 24 uur na ontstaan van de uitvalsverschijnselen. Deze duale behandeling wordt gevolgd door clopidogrel monotherapie of door dipyridamol in combinatie met acetylsalicylzuur. Na een intracerebrale bloeding bestaat secundaire preventie enkel uit bloeddrukverlagende therapie.
Maak voor het beleid bij symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden onderscheid tussen acute ischemie van het (onder)been en chronisch obstructief arterieel vaatlijden. Verwijs bij verdenking op acute ischemie met spoed voor antistolling met heparine en zo nodig revascularisatie. Geef zo nodig pijnstilling. Het beleid bij chronisch obstructief arterieel vaatlijden omvat in alle gevallen cardiovasculair risicomanagement, incl. een trombocytenaggregatieremmer. Bij claudicatio intermittens is gesuperviseerde looptraining geïndiceerd. Verwijs bij kritieke ischemie voor aanvullend onderzoek en aanvullende behandeling. Het effect van geneesmiddelen die de arteriële doorbloeding gunstig zouden beïnvloeden, zoals pentoxifylline of iloprost, is zeer beperkt.
Clopidogrel heeft geen plaats bij de preventie van trombo-embolie door atriumfibrilleren, vanwege onvoldoende effectiviteit. Zie voor de aanbevolen behandeling atriumfibrilleren.
Indicaties
In combinatie met acetylsalicylzuur:
- profylaxe van atherotrombotische complicaties bij volwassenen met een acuut coronair syndroom (d.w.z. instabiele angina pectoris (IAP), myocardinfarct met ST-elevatie (STEMI) of zonder ST-elevatie (NSTEMI)) die een primaire of uitgestelde percutane coronaire interventie (PCI) ondergaan.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Secundaire profylaxe van atherotrombotische complicaties bij volwassenen:
- Na een doorgemaakt myocardinfarct (van enkele dagen tot < 35 dagen geleden);
- In combinatie met acetylsalicylzuur bij een acuut coronair syndroom:
- zonder ST-segmentelevatie (instabiele angina (IAP) of myocardinfarct zonder Q-golf), met inbegrip van na stentplaatsing middels een percutane coronaire interventie (PCI);
- bij een acuut myocardinfarct met ST-segmentelevatie bij:
- patiënten die een PCI ondergaan (evt. incl. stentplaatsing);
- medisch behandelde patiënten die geschikt zijn voor trombolytische/fibrinolytische therapie.
- In combinatie met acetylsalicylzuur binnen 24 uur bij een matig- tot hoogrisico-TIA (ABCD2 ≥ 4) of licht ischemisch CVA (NIHSS≤ 3);
- Na een doorgemaakt ischemisch cerebrovasculair accident (van 7 dagen tot minder dan 6 maanden geleden);
- Bij een vastgestelde perifere arteriële aandoening.
- Profylaxe van atherotrombotische en trombo-embolische complicaties (incl. CVA) bij volwassenen:
- In combinatie met acetylsalicylzuur bij atriumfibrilleren, bij een patiënt die ten minste één risicofactor voor vasculaire aandoeningen heeft en die niet geschikt is voor behandeling met een vitamine K–antagonist en die weinig kans op bloedingen heeft.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Acuut coronair syndroom
Volwassenen
Eenmalige oplaaddosis van 60 mg. Vervolgens 10 mg 1×/dag, gedurende maximaal 12 maanden. Bij IAP/NSTEMI-patiënten die binnen 48 uur na opname coronaire angiografie ondergaan, om de kans op bloedingen te verminderen één enkelvoudige oplaaddosis geven ten tijde van de PCI en niet al voorafgaand aan de procedure. Naast prasugrel, acetylsalicylzuur gebruiken, voor dosering zie acetylsalicylzuur.
Leeftijd ≥ 75 jaar óf een lichaamsgewicht van < 60 kg
Eenmalige oplaaddosis van 60 mg. Vervolgens 5 mg 1×/dag, gedurende maximaal 12 maanden. Bij IAP/NSTEMI-patiënten die binnen 48 uur na opname coronaire angiografie ondergaan, om de kans op bloedingen te verminderen één enkelvoudige oplaaddosis geven ten tijde van de PCI en niet al voorafgaand aan de procedure. Naast prasugrel, acetylsalicylzuur gebruiken, voor dosering zie acetylsalicylzuur.
Bij een verminderde nierfunctie (incl. terminale nierinsufficiëntie) of lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig (gebruik bij een ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) is gecontra-indiceerd).
Toediening: De oplaaddosis bij voorkeur innemen op een nuchtere maag. De tabletten heel doorslikken.
Doseringen
Na een doorgemaakt myocardinfarct of bij een perifere arteriële aandoening
Volwassenen (incl. ouderen)
75 mg 1×/dag.
Acuut coronair syndroom zonder ST-segmentelevatie
Volwassenen (incl. ouderen)
Beginnen met een oplaaddosis van 300 mg; overweeg een oplaaddosis van 600 mg bij een leeftijd < 75 jaar wanneer een PCI moet worden uitgevoerd. Bij een leeftijd > 75 jaar wordt een oplaaddosis van 600 mg afgeraden vanwege meer kans op bloedingen. Vervolgens 75 mg 1×/dag, in combinatie met max. 100 mg acetylsalicylzuur per dag. De optimale behandelduur is nog niet bekend: het maximale voordeel werd vastgesteld na 3 maanden, klinische onderzoeken ondersteunen een gebruik tot 12 maanden.
Acuut myocardinfarct met ST-segmentelevatie bij patiënten die een PCI ondergaan
Volwassenen (incl. ouderen)
Bij primaire PCI of PCI > 24 uur na fibrinolytische therapie: geef, na een oplaaddosis van 600 mg, 75 mg clopidogrel 1×/dag in combinatie met acetylsalicylzuur. De combinatietherapie zo vroeg mogelijk starten en tot 12 maanden voortzetten. Wees bedacht op bloedingen na de oplaaddosis van 600 mg bij een leeftijd ≥ 75 jaar. Bij PCI < 24 uur na fibrinolytische therapie: geef, na een oplaaddosis van 300 mg, 75 mg clopidogrel 1×/dag in combinatie met acetylsalicylzuur. De combinatietherapie zo vroeg mogelijk starten en tot 12 maanden voortzetten.
Acuut myocardinfarct met ST-segmentelevatie bij patiënten die medisch worden behandeld en in aanmerking komen voor trombolytische/fibrinolytische therapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Geef 75 mg 1×/dag, na een oplaaddosis van 300 mg in combinatie met acetylsalicylzuur en met of zonder trombolytica. Start zonder een oplaaddosis van clopidogrel bij medisch behandelde ouderen van > 75 jaar. De combinatietherapie zo vroeg mogelijk starten en minimaal 4 weken voortzetten. De combinatie clopidogrel en acetylsalicylzuur bij deze indicatie gedurende een periode langer dan 4 weken, is niet onderzocht.
Na een matig- tot hoogrisico-TIA (ABCD2 ≥ 4) of licht ischemisch CVA (NIHSS ≤ 3)
Volwassenen (incl. ouderen)
Binnen 24 uur na het voorval starten: beginnen met een oplaaddosis van 300 mg, vervolgens 75 mg 1×/dag, in combinatie met acetylsalicylzuur (75–100 mg/dag) gedurende 21 dagen. Vervolgens overgaan op een enkelvoudige behandeling met een trombocytenaggregatieremmer.
Na een ischemisch CVA
Volwassenen (incl. ouderen)
Volgens de NVN-richtlijn Herseninfarct en hersenbloeding (2019) starten met een oplaaddosis van 300 mg op dag 1, vervolgens 75 mg 1×/dag. De behandeling zo snel mogelijk starten, alleen bij behandeling met alteplase pas 24 uur na de gift van alteplase clopidogrel geven, dit vanwege een verhoogd bloedingsrisico. Volgens de fabrikant: 75 mg 1×/dag.
Preventie van atherotrombotische en trombo-embolische complicaties bij atriumfibrilleren
Volwassenen (incl. ouderen)
75 mg 1×/dag in combinatie met acetylsalicylzuur (75–100 mg/dag).
Pas bij CYP2C19-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Vergeten dosis: bij < 12 uur na het gewone tijdstip de dosis onmiddellijk innemen en daarna de volgende dosis op het gewone tijdstip; bij > 12 uur na het gewone tijdstip de volgende dosis op het gewone tijdstip innemen (dus niet de dosis inhalen of verdubbelen).
Toediening: Tablet innemen met of zonder voedsel.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hematoom (op de punctieplaats), epistaxis, gastro-intestinale bloeding, ecchymose, hematurie. Anemie. Huiduitslag.
Soms (0,1-1%): gingivale, rectale of retroperitoneale bloeding, oogbloeding. Hemoptoë. Overgevoeligheidsreacties waaronder angio–oedeem.
Zelden (0,01–0,1%): trombocytopenie.
Verder is gemeld: trombotische trombocytopenische purpura (TTP).
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): hematoom, epistaxis, gastro-intestinale bloeding. Diarree, buikpijn, dyspepsie. Kneuzing. Bloeding op plaats van medicijninjectie.
Soms (0,1–1%): verlengde bloedingstijd, trombocytopenie, leukopenie, gedaald aantal neutrofielen, eosinofilie. Intracraniële bloeding (sommige gevallen met fatale afloop zijn gerapporteerd), hoofdpijn, paresthesie, duizeligheid. Oogbloeding (conjunctivaal, oculair, retinaal). Maag- en duodenumulcus, gastritis, braken, misselijkheid, obstipatie, flatulentie. Huiduitslag, jeuk, huidbloeding (purpura). Hematurie.
Zelden (0,01–0,1%): (ernstige) neutropenie. Vertigo. Retroperitoneale bloeding. Gynaecomastie.
Zeer zelden (< 0,01%): trombotische trombocytopenische purpura (TTP), aplastische anemie, pancytopenie, agranulocytose, ernstige trombocytopenie, granulocytopenie, anemie, verworven hemofilie A. Serumziekte, anafylactoïde reacties. Hallucinaties, verwardheid. Smaakstoornissen (bv. ageusie). Ernstige bloeding, bloeding van operatiewond, vasculitis, hypotensie. Bloeding uit de respiratoire tractus (hemoptoë, longbloeding), bronchospasme, interstitiële of eosinofiele pneumonie. Gastro-intestinale en retroperitoneale bloeding met fatale afloop, pancreatitis, colitis (met inbegrip van colitis ulcerosa of lymfocytaire colitis), stomatitis. Acute leverinsufficiëntie, hepatitis, abnormale leverfunctietest. Bulleuze dermatitis (toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, acute gegeneraliseerde eczemateuze pustula (AGEP) ), DRESS ('drug rash with eosinophilic and systemic symptoms'), angio-oedeem, erythemateuze of exfoliatieve uitslag, urticaria, eczeem, lichen planus. Musculoskeletale bloeding (hemartrose), artritis, artralgie, myalgie. Glomerulonefritis, verhoging van de creatininespiegel in bloed. Koorts.
Verder zijn gemeld: Kounis-syndroom (door een overgevoeligheidsreactie), kruisovergevoeligheid met andere thiënopyridinen zoals prasugrel. Insuline-auto-immuunsyndroom, dat een ernstige hypoglykemie kan veroorzaken (met name bij HLA DRA4-subtype, komt vaker voor onder de Japanse bevolking).
Interacties
Prasugrel versterkt de werking van acetylsalicylzuur op de collageen-afhankelijke bloedplaatjesaggregatie. Omdat er meer kans op bloedingen is, dient de gelijktijdige toediening van prasugrel+ASA met heparine, GPIIb/IIIa-inhibitoren of trombolytica met voorzichtigheid te gebeuren.
Vanwege een toename van de kans op occult gastro-intestinaal bloedverlies is voorzichtigheid geboden bij combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers).
Prasugrel is een zwakke CYP2B6-remmer; voor middelen waarvoor CYP2B6 de enige metabole route is en die een smalle therapeutische breedte hebben (bv. cyclofosfamide, efavirenz), geldt voorzichtigheid bij het geven van de combinatie met prasugrel.
Bij combinatie met morfine kan de blootstelling aan prasugrel verminderd en vertraagd zijn (mogelijk door de verminderde gastro-intestinale motiliteit). Overweeg bij gebruik van morfine bij acuut coronair syndroom, als snelle P2Y12-remming van groot belang is, een parenterale P2Y12-remmer.
Interacties
Clopidogrel versterkt de werking van acetylsalicylzuur (ASA) op de collageen-afhankelijke trombocytenaggregatie. Voorzichtig toepassen vanwege meer kans op bloedingen bij gelijktijdige toediening met ASA, heparine, GP IIb/IIIa-inhibitoren, trombolytica, SSRI's of andere middelen die het bloedingsrisico verhogen zoals pentoxifylline. Voorzichtig bij combinatie met NSAID's (incl. COX-2-remmers) vanwege meer kans op occult gastro-intestinaal bloedverlies, zoals vastgesteld bij combinatie met naproxen. De gelijktijdige toediening van clopidogrel en orale anticoagulantia (vitamine K-antagonisten) wordt niet aanbevolen omdat dit de intensiteit van bloedingen kan verhogen. Vanwege het verhoogde risico op bloedingen wordt drievoudige antiplaatjestherapie (clopidogrel, ASA en dipyridamol) afgeraden voor secundaire preventie van een CVA na een eerder TIA of acuut niet-cardio-embolisch ischemisch CVA.
Clopidogrel is een substraat voor CYP2C19, maar ook voor o.a. CYP3A4, CYP1A2 en CYP2B6. Omdat clopidogrel pas werkzaam wordt na omzetting door (o.a.) CYP2C19 kan het zo zijn dat geneesmiddelen die de activiteit van CYP2C19 remmen, de plasmaspiegel van de actieve metaboliet van clopidogrel verlagen en daarmee een verminderde klinische werkzaamheid veroorzaken. Geneesmiddelen die CYP2C19 remmen, zijn onder andere (es)omeprazol, efavirenz, fluvoxamine, fluoxetine, moclobemide, voriconazol en fluconazol. Gelijktijdig gebruik van sterke of matige CYP2C19–remmers wordt afgeraden. Om deze reden gelijktijdig gebruik met (es)omeprazol vermijden; dit advies geldt niet voor pantoprazol, waarbij de afname van de werking van clopidogrel significant beperkter is; dosisaanpassing is niet nodig. Combinatie met sterke CYP2C19-inductoren, zoals rifampicine, vermijden omdat deze de plasmaspiegel van de actieve metaboliet van clopidogrel kunnen verhogen.
Het trombocytenaggregatieremmende effect van clopidogrel wordt mogelijk verminderd door combinatie met cobicistat of ritonavir; deze combinatie vermijden.
Voorzichtig zijn bij combinatie met CYP2C8-substraten (zoals repaglinide, paclitaxel) vanwege de kans op verhoogde plasmaconcentraties; dit wordt veroorzaakt door mogelijke CYP2C8-remming door een metaboliet van clopidogrel.
Bij combinatie met morfine kan de blootstelling aan clopidogrel verminderd en vertraagd zijn (mogelijk door de verminderde gastro-intestinale motiliteit). Overweeg bij gebruik van morfine bij acuut coronair syndroom, als snelle P2Y12-remming van groot belang is, een parenterale P2Y12-remmer.
Combinatie met clopidogrel kan de AUC van rosuvastatine verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens; bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, bij de mens. Ja, bij dieren (clopidogrel en metabolieten).
Advies: Het gebruik van dit middel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve pathologische bloedingen;
- voorgeschiedenis van cerebrovasculair accident (CVA) of 'transient ischaemic attack' (TIA);
- ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15).
Contra-indicaties
- ernstig gestoorde leverfunctie;
- pathologische bloedingen zoals uit een ulcus pepticum of intracraniële bloeding.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege het risico van fatale bloedingen wordt toepassing niet aanbevolen bij een leeftijd van ≥ 75 jaar; indien prasugrel toch gebruikt wordt, een lagere onderhoudsdosering geven (zie prasugrel#doseringen).
De gemiddelde blootstelling aan de actieve metaboliet van prasugrel is 30–40% hoger bij een lichaamsgewicht < 60 kg, waardoor er meer kans is op bloedingen; een lagere onderhoudsdosering geven (zie prasugrel#doseringen).
Informeer de patiënt over de verlengde bloedingstijd en om alle ongewone bloedingen aan de arts te melden.
Wees voorzichtig bij een toegenomen kans op bloedingen zoals ten gevolge van trauma, operatieve ingrepen of andere oorzaken zoals pathologische intracraniële afwijkingen, een actief ulcus pepticum, recidiverende gastro-intestinale bloeding. Controleer in deze gevallen met name tijdens de eerste behandelweken en/of na invasieve cardiale procedures of operatie zorgvuldig op symptomen van (occulte) bloeding.
Bij een geplande operatieve ingreep zonder gewenste bloedplaatjesaggregatieremmende werking de behandeling met prasugrel 7 dagen voor de operatieve ingreep onderbreken. Bij een CABG-operatie binnen 7 dagen na staken van prasugrel kan de frequentie (3-voudig) en ernst van bloedingen toenemen. De voordelen en risico’s van prasugrel zorgvuldig afwegen bij patiënten bij wie de coronaire anatomie niet is vastgesteld en een urgente CABG-operatie tot de mogelijkheden behoort.
Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van een enkelvoudige trombocytenaggregatieremmer (TAR) niet nodig bij extracties, parodontale ingrepen, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als wordt ingeschat dat deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft een TAR niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij combinatie van twee TAR's of combinatie met een DOAC of LMWH overleggen met de voorschrijver of het veilig is om kortdurend de medicatie aan te passen. Bij combinatie met een vitamine K-antagonist overleggen met de trombosedienst. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).
Vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid zorgvuldig monitoren bij overgevoeligheid voor een ander thiënopyridine (clopidogrel, ticlopidine).
Onderzoeksgegevens: De ervaring met prasugrel is beperkt bij een gestoorde nierfunctie (waaronder terminale nierinsufficiëntie) of een matig gestoorde leverfunctie; houd rekening met een toegenomen kans op bloedingen. Er zijn geen gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 jaar) en relatief weinig gegevens over gebruik bij kinderen met sikkelcelanemie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij toegenomen kans op bloedingen zoals ten gevolge van trauma, operatieve ingrepen of andere pathologische aandoeningen. In deze gevallen met name tijdens de eerste behandelweken en/of na invasieve cardiale procedures of operatief ingrijpen, zorgvuldig controleren op symptomen van (occulte) bloeding. Vanwege het verhoogde risico op (ernstigere) bloedingen wordt drievoudige trombocytenaggregatieremming (clopidogrel+acetylsalicylzuur+dipyridamol) voor de secundaire preventie van een CVA afgeraden bij een acuut niet-cardio-embolisch ischemisch CVA of TIA.
Als een operatieve ingreep is gepland en de bloedplaatjesaggregatie-remmende werking ongewenst is, onderbreek dan de behandeling met clopidogrel 7 dagen voor de ingreep.
Bij coronaire bypass-operaties is een afname vastgesteld van ernstige bloedingen (optredend binnen 7 dagen na de operatie) als de behandeling met alléén ASA wordt gecontinueerd binnen 5 dagen voor de ingreep versus doorgaan met clopidogrel en ASA vóór de operatie (6,3 vs. 9,6%).
Overweeg bepaling van het bloedbeeld bij optreden van voor een bloeding verdachte klinische symptomen wegens de kans op bloedingen en andere hematologische bijwerkingen.
Informeer de patiënt over de verlengde bloedingstijd en om alle ongewone bloedingen aan de arts te melden.
Overweeg bij bevestigde geïsoleerde verlenging van de geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), met of zonder bloeding, de mogelijkheid van verworven hemofilie; staak clopidogrel bij een bevestigde diagnose van verworven hemofilie. De verdere controle en behandeling dient in dit geval door een gespecialiseerde arts plaats te vinden.
Volgens de richtlijn Antitrombotica van het Kenniscentrum Mondzorg (KIMO) 2019 is staken van een enkelvoudige trombocytenaggregatieremmer (TAR) niet nodig bij extracties, parodontale ingrepen, implantaatplaatsing, biopteren, operatieve verwijdering van gebitselementen, apexresectie, sinusbodemelevatie of peri-implantaire chirurgie. Aanvullende maatregelen (zoals verkleinen van het wondoppervlak, faseren van de behandeling, inhechten resorbeerbare wondverbanden) kunnen overwogen worden bij meerdere factoren die het bloedingsrisico verhogen. Eventueel overleggen met de voorschrijver als wordt ingeschat dat deze aanvullende maatregelen mogelijk niet voldoende zijn. Bij geleidingsanesthesie hoeft een TAR niet gestaakt te worden. Voor een abcesincisie bij twijfel overleggen met een MKA-chirurg. Bij combinatie van twee TAR's of combinatie met een DOAC of LMWH overleggen met de voorschrijver of het veilig is om kortdurend de medicatie aan te passen. Bij combinatie met een vitamine K-antagonist overleggen met de trombosedienst. Zie voor meer informatie, ook over eventueel te nemen lokale maatregelen, de richtlijn Antitrombotica van het KIMO (2019).
Wees alert op symptomen van trombotische trombocytopenische purpura (TTP). Dit zijn trombocytopenie, microangiopathische hemolytische anemie tezamen met neurologische afwijkingen, of renale disfunctie, of koorts; dit vanwege melding na soms kortdurend gebruik. Dit is een potentieel fatale aandoening die directe behandeling vereist, met inbegrip van plasmaferese, welke vaak levensreddend is.
Vanwege mogelijke kruisovergevoeligheid zorgvuldig monitoren bij overgevoeligheid voor een ander thiënopyridine (bv. prasugrel).
Voorzichtig bij een verminderde nierfunctie en matig ernstige leveraandoeningen met mogelijk hemorragische diathese, wegens beperkte ervaring.
Bij de indicaties acuut licht ischemisch CVA of matig- tot hoogrisico-TIA
- Zijn er geen gegevens over kortdurende duale trombocytenaggregatieremming bij patiënten:
- met een (niet-traumatische) intracraniële bloeding in de voorgeschiedenis;
- waarbij carotis-endarteriëctomie of intravasculaire trombectomie geïndiceerd is;
- waarbij trombolyse of antistollingstherapie is gepland.
Hulpstoffen: Ricinusolie, in sommige tabletten, kan maagklachten en diarree geven.
Overdosering
Symptomen
Verlengde bloedingstijd en daardoor bloedingscomplicaties.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met prasugrel contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Remmer van de bloedplaatjesactivatie en -aggregatie. Prasugrel wordt werkzaam na omzetting in een actieve metaboliet. Deze bindt zich snel en irreversibel aan de bloedplaatjesreceptoren. Hierdoor wordt de binding van adenosinedifosfaat (ADP) aan zijn bloedplaatjesreceptor selectief geremd alsmede de daaruit voortvloeiende ADP-afhankelijke activering van het GPIIb/IIIa-complex. De ADP-receptor wordt irreversibel gewijzigd. De snelheid van het herstel van een normale bloedplaatjesfunctie komt overeen met de snelheid waarmee bloedplaatjes worden vernieuwd (ca. 7 dagen).
Kinetische gegevens
Overig | Prasugrel: snelle hydrolyse in de darmen tot een thiolacton, dat verder door vnl. CYP3A4 en CYP2B6 en in mindere mate door CYP2C9 en CYP2C19 wordt omgezet in de actieve metaboliet. |
Overig | Actieve metaboliet: |
T max | ½ uur, na inname na een vet- en calorierijke maaltijd 1½ uur. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | De actieve metaboliet wordt door S-methylering of conjugatie omgezet tot twee inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 68% met urine en 27% met de feces, als inactieve metabolieten. |
T 1/2el | ca. 7,4 uur (2–15 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Clopidogrel is een trombocytenaggregatieremmer, die werkzaam wordt na omzetting in een actieve metaboliet, een thiolderivaat. De thiolmetaboliet bindt zich snel en irreversibel aan de trombocytenreceptoren en is niet in plasma aangetoond. Remt de trombocytenaggregatie die wordt geïnduceerd door adenosinedifosfaat (ADP) en de meeste andere plaatjesagonisten. De binding van ADP aan de trombocytenreceptor wordt selectief, maar irreversibel geremd, alsmede de daaruit voortvloeiende ADP-afhankelijke activering van het GP IIb/IIIa-complex. De snelheid van het herstel van een normale trombocytenfunctie komt overeen met de snelheid waarmee trombocyten worden vernieuwd (7–10 dagen).
Kinetische gegevens
Overig | Clopidogrel moet door CYP450-enzymen gemetaboliseerd worden om de actieve thiolmetaboliet te vormen die de trombocytenaggregatie (irreversibel) remt. CYP2C19 is betrokken bij zowel de vorming van de actieve metaboliet als de intermediaire metaboliet 2-oxoclopidogrel. |
Resorptie | snel en voor ten minste 50% na herhaalde orale doses. |
T max | oraal 30–60 min. |
Eiwitbinding | 98%. |
Metabolisering | in hoge mate in de lever tot o.a. een actieve thiolmetaboliet via meerdere CYP450-enzymsystemen, voornamelijk CYP2C19 (maar ook o.a. CYP1A2, CYP2B6, CYP3A4). Het is gebleken dat verschillen in CYP2C19-genotype kunnen leiden tot een klinisch belangrijk verschil in de farmacokinetiek en effectiviteit. Daarnaast via esterasen en hydrolyse tot een inactieve metaboliet (85% van de circulerende metabolieten). |
Eliminatie | 50% met de urine, 46% met de feces, vnl. als metabolieten in een interval van 120 uur na inname. |
T 1/2el | ca. 6 uur (clopidogrel). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
prasugrel hoort bij de groep P2Y12-remmers.
Groepsinformatie
clopidogrel hoort bij de groep P2Y12-remmers.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS
- Behandeling van een STEMI ACS
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS
- Behandeling van een STEMI ACS
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- atriumfibrilleren
- perifeer arterieel vaatlijden
- secundaire preventie na een TIA/CVA