Samenstelling
Actonel (Na-zout) Theramex Ireland Limited
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld 'wekelijks'
- Sterkte
- 35 mg
Risedronaat (Na-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 30 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld 'wekelijks'
- Sterkte
- 35 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aclasta (als 1-water) Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Zoledroninezuur (als 1-water) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 100 ml
Zometa (als 1-water) Phoenix labs
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Er is geen advies vastgesteld voor de ziekte van Paget.
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Advies
Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Indicaties
- Ziekte van Paget.
- Behandeling en preventie van postmenopauzale osteoporose.
- Behouden of vergroten van de botmassa bij postmenopauzale vrouwen die langdurig (> 3 mnd.) een systemische behandeling met glucocorticoïden, in doses ≥ 7,5 mg/dag prednison of equivalent, ondergaan.
- Behandeling van osteoporose bij mannen met meer kans op fracturen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Zometa en Zoledroninezuur
- Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (TIH);
- Preventie van botcomplicaties (pathologische botfracturen, compressie van het ruggenmerg, behandeling van bot bij radiotherapie of operatieve behandeling, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie) bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot.
Aclasta
- Ziekte van Paget;
- Postmenopauzale osteoporose en osteoporose bij mannen met meer kans op fracturen (incl. een laagenergetische heupfractuur recent in de voorgeschiedenis);
- Behandeling van osteoporose samenhangend met langdurig gebruik van systemische glucocorticoïden bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Ziekte van Paget
Volwassenen
30 mg 1×/dag gedurende 2 maanden. Zo nodig, > 2 mnd. na de kuur, een herbehandeling met dezelfde dosis en duur overwegen.
Preventie postmenopauzale osteoporose en van osteoporose veroorzaakt door een corticosteroïd
Volwassenen
5 mg 1×/dag.
Behandeling postmenopauzale osteoporose
Volwassenen
Tablet 5 mg: 1 tablet 1×/dag.
Tablet 35 mg 'wekelijks': 1 tablet 1×/week, op dezelfde dag innemen. Bij het vergeten van een dosis, de tablet innemen op de dag dat dit wordt herinnerd en vervolgens weer 1×/w. op de gebruikelijke dag één tablet innemen. Het gebruik van 2 tabletten à 35 mg op dezelfde dag is niet toegestaan.
Osteoporose bij mannen
Volwassenen
Tablet 35 mg 'wekelijks': 1 tablet 1×/week, op dezelfde dag innemen. Bij het vergeten van een dosis, de tablet innemen op de dag dat dit wordt herinnerd en vervolgens weer 1×/w. op de gebruikelijke dag één tablet innemen. Het gebruik van 2 tabletten à 35 mg op dezelfde dag is niet toegestaan.
Bij ouderen is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij licht tot matig verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gecontra-indiceerd.
Toediening
- De tablet ten minste 30 minuten vóór het eerste eten, drinken en de eerste geneesmiddelen van die dag innemen. Indien toediening vóór het ontbijt praktisch niet haalbaar is, de dagelijkse tablet eventueel tussen de maaltijden of 's avonds (> 30 min vóór het slapengaan) innemen, telkens op hetzelfde tijdstip, ten minste 2 uur vóór én na inname van eten, drinken en andere geneesmiddelen.
- De tablet in zijn geheel doorslikken, rechtop zittend of staand, met een vol glas gewoon leidingwater.
- De eerstvolgende 30 minuten na inname niet gaan liggen.
Deze instructies moeten worden opgevolgd om de opname van risedroninezuur te verbeteren en de kans op oesofageale irritatie of bijwerkingen te verlagen.
Doseringen
Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.
Verminder de kans op het optreden van symptomen van een acutefasereactie door vlak na het infuus paracetamol of ibuprofen toe te dienen.
Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met 100 ml calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%).
Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (albumine-gecorrigeerde serumcalciumspiegel ≥ 12 mg/dl of 3 mmol/l)
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij creatinineklaring < 30 ml/min wordt gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Preventie botcomplicaties
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: elke 3–4 weken als i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie. Tevens dagelijks: oraal calcium (500 mg) en vitamine D (400 IE).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 60 ml/min: geen dosisaanpassing nodig; bij 50–60 ml/min: 3,5 mg (= 4,4 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 88 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 12 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing) als i.v.-infuus elke 3–4 weken; bij 40–49 ml/min: 3,3 mg (= 4,1 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 82 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 18 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij 30–39 ml/min: 3 mg (= 3,8 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 75 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 25 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij < 30 ml/min: gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Ziekte van Paget
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Tevens dagelijks: elementair calcium (> 500 mg 2×/dag gedurende > 10 dagen) en vitamine D. Herbehandeling na een periode van remissie: na een interval van één jaar of langer een aanvullende i.v.-infusie in > 15 min van 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Hierover zijn weinig gegevens beschikbaar.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Behandeling osteoporose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmaal per jaar 5 mg via i.v.-infusie in > 15 min. Bij een recente, laagenergetische heupfractuur de infusie ≥ 2 weken na de operatie van de heupfractuur geven en vóór de eerste infusie een oplaaddosis van 50.000–125.000 IE vitamine D oraal of i.m. geven. De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; de noodzaak van voortgezette behandeling periodiek heroverwegen, vooral na 5 jaar gebruik of langer.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): hoofdpijn. Misselijkheid, dyspepsie, buikpijn, diarree, obstipatie. Musculoskeletale pijn.
Bij de ziekte van Paget, vaak (1–10%): amblyopie, laesie van de cornea, droge ogen. Neoplasma. Griepachtige verschijnselen, myasthenie, duizeligheid, krampen in de benen, gewrichtspijn, botpijn, pijn in de borstkas. Apneu, sinusitis, bronchitis, colitis, tinnitus. Huiduitslag, perifeer oedeem. Nycturie, gewichtsverlies, hypocalciëmie.
Soms (0,1–1%): iritis. Dysfagie, oesofagusulcus, oesofagitis, gastritis, duodenitis.
Zelden (0,01–0,1%): glossitis, oesofagusstrictuur. Afwijkende leverfunctie.
Verder zijn gemeld: uveïtis. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen, met name bij langdurige behandeling met bisfosfonaten. Osteonecrose van de kaak. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang. Anafylactische reactie. Ernstige leveraandoening (meestal bij gelijktijdig gebruik met andere middelen die leveraandoening kunnen veroorzaken). Overgevoeligheid, (blaasvormige) huidreactie, angio–oedeem, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, leukocytoclastische vasculitis, alopecia. Lichte, asymptomatische daling van serumcalcium– en fosfaat, waargenomen aan het begin van de behandeling.
Bijwerkingen
Binnen de eerste 3 dagen na toediening kunnen acutefasereacties of post-dosis symptomen optreden; deze omvatten botpijn, koorts, griepachtige symptomen, vermoeidheid, hoofdpijn, gewrichtspijn, spierpijn, stijfheid, artritis en gewrichtszwelling. De symptomen verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen.
Hypercalciëmie en botcomplicaties
Zeer vaak (> 10%): hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): anemie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Misselijkheid, braken, anorexie. Botpijn, spierpijn, artralgie. Koorts, griepachtige symptomen. Nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinine en ureum in bloed. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, leukopenie. Overgevoeligheidsreacties. Duizeligheid, smaakstoornis, para-, hypo- en hyperesthesie, beven, angst, slaapstoornissen, slaperigheid. Onscherp zicht, scleritis, orbitale ontsteking. Diarree, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, stomatitis, droge mond. Dyspneu, hoest, bronchoconstrictie. Jeuk, huiduitslag (incl. erythemateuze en maculeuze huiduitslag), toegenomen transpiratie. Spierkrampen, osteonecrose van de kaak. Hypertensie, hypotensie leidend tot syncope of circulatoire collaps, atriumfibrilleren. Hematurie, proteïnurie, acuut nierfalen. Asthenie, perifeer oedeem, pijn in de borststreek, reacties op de injectieplaats, gewichtstoename, anafylactische reactie/shock, netelroos. Hypomagnesiëmie, hypokaliëmie.
Zelden (0,01-0,1%): pancytopenie. Angio-oedeem. Verwardheid. Uveïtis. Bradycardie, hartritmestoornissen (secundair aan hypocalciëmie). Interstitiële longaandoening. Verworven Fanconi-syndroom. Artritis en gewrichtszwelling als symptoom van een acutefasereactie. Hypernatriëmie, hyperkaliëmie.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, gevoelloosheid en tetanie (secundair aan hypocalciëmie). Episcleritis. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang en van andere botstructuren zoals de femur en de heup.
Tevens zijn gemeld: atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen. Tubulo-interstitiële nefritis.
Osteoporose en ziekte van Paget
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. (Draai)duizeligheid, hoofdpijn. Diarree, misselijkheid, braken. Botpijn, rugpijn, spierpijn, artralgie. Oculaire hyperemie. Griepachtige symptomen, reactie op de injectieplaats. Verhoogd C-reactief eiwit. Hypocalciëmie (vooral bij de ziekte van Paget).
Soms (0,1-1%): lethargie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, smaakstoornis, tremor, syncope. Palpitaties. Hypertensie, opvliegers, anemie. Conjunctivitis, oogpijn. Verminderde eetlust, droge mond, tandpijn, oesofagitis, gastritis (bij gelijktijdig gebruik van glucocorticoïden), gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, buikpijn, obstipatie. Nasofaryngitis, influenza. Pollakisurie, proteïnurie, verhoogde serumcreatininewaarde. Hyperhidrose, jeuk, erytheem, huiduitslag. Perifeer oedeem, dorst, niet-cardiale pijn op de borst. Spierspasmen en -zwakte, stijfheid en pijn van de skeletspieren, zwelling en stijfheid van gewrichten, musculoskeletale pijn op de borst, artritis. Hoesten, dyspneu.
Zelden (0,01-0,1%): hypofosfatemie. Uveïtis, episcleritis, iritis. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.
Zeer zelden (< 0,01%): osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Tevens zijn gemeld: scleritis, panoftalmie. Overgevoeligheidsreacties waaronder bronchoconstrictie, urticaria, angio-oedeem en anafylactische reactie/shock. Hypotensie. Nierinsufficiëntie (m.n. bij bestaande nierstoornis of bijkomende risicofactoren), zelden is progressie tot acuut nierfalen en dialyse gerapporteerd na de initiële of enkelvoudige dosis. Osteonecrose van de kaak. Dehydratie als gevolg van post-dosis symptomen (koorts, braken, diarree).
Bij de ziekte van Paget kan zich voorbijgaande, soms symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen na infusie.
Interacties
Gelijktijdige inname van voedsel en geneesmiddelen die meerwaardige kationen bevatten (bv. calcium, magnesium, ijzer en aluminium) verstoort de absorptie.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met nefrotoxische middelen en met middelen die dehydratie kunnen geven zoals diuretica.
Combinatie met aminoglycosiden, calcitonine of lisdiuretica, kan resulteren in een lagere serumcalciumconcentratie voor langere perioden.
In combinatie met thalidomide kan bij multipel myeloom de kans op renale disfunctie toenemen.
Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Dystokie is waargenomen die samenhing met hypocalciëmie. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie; de hoeveelheid is afhankelijk van de dosering en de duur van het bisfosfonaatgebruik.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, ook gebruik vóór een zwangerschap ontraden.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Dystokie is waargenomen. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, ook gebruik vóór een zwangerschap ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate (bij dieren).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor bisfosfonaten;
- Bij de ziekte van Paget en osteoporose tevens: hypocalciëmie en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 35 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Behandel een aanwezige hypocalciëmie vóór het starten met risedroninezuur. Behandel andere stoornissen van het bot- en mineraalmetabolisme (bv. disfunctie van de bijschildklier, hypovitaminose D) bij het starten met risedroninezuur. Overweeg suppletie van calcium en vitamine D bij onvoldoende inname via voeding.
Irritatie aan de mucosa van het bovenste deel van het maag-darmkanaal kan optreden bij gebruik van orale bisfosfonaten. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van een aandoening die de passage door de oesofagus, of de lediging ervan vertraagt (zoals stricturen of achalasie) of een actieve of recente stoornis van de oesofagus of het bovenste gedeelte van het maag-darmkanaal (incl. Barett's oesofagus). Wees voorzichtig bij patiënten die niet gedurende ten minste 30 minuten na inname van de tablet in verticale positie kunnen blijven. Instrueer de patiënt om bij klachten van slokdarmirritatie zoals dysfagie, pijn bij slikken, retrosternale pijn of zuurbranden (nieuw of verergerd), tijdig medische hulp te zoeken.
Osteonecrose van het kaakbeen is gemeld, vooral bij intraveneuze toediening, maar ook bij orale inname, veelal samenhangend met tandheelkundige ingrepen en/of plaatselijke infectie bij kankerpatiënten die ook corticosteroïden en oncolytica gebruiken. Overweeg vóór het starten met het bisfosfonaat een gebitscontrole met preventieve tandheelkundige behandeling bij patiënten met risicofactoren voor osteonecrose (zoals kanker, chemo- of radiotherapie, corticosteroïden, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, roken). Vermijd bij deze patiënten zo mogelijk ook tandheelkundige ingrepen tijdens behandeling, aangezien deze de symptomen kunnen verergeren.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij symptomen zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; met name na 5 jaar gebruik of langer de behandeling heroverwegen.
Gebruik bij kinderen < 18 jaar wordt niet aanbevolen omdat er onvoldoende gegevens zijn over werkzaamheid en veiligheid.
Er bestaat beperkt bewijs voor effectiviteit van bisfosfonaten bij leeftijd > 80 jaar.
De werkzaamheid van bisfosfonaten bij de behandeling van osteoporose hangt samen met de aanwezigheid van een lage botmineraaldichtheid (T-score ≤ –2,5 SD) en/of bestaande fracturen.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Calcium en andere metabole parameters: Bij tumorgeïnduceerde hypercalciëmie na aanvang van de therapie de standaard aan hypercalciëmie gerelateerde metabole parameters zoals serumspiegels van calcium, fosfaat en magnesium controleren. Bij optreden van hypocalciëmie, hypofosfatemie of hypomagnesiëmie kan een kortdurende aanvullende behandeling nodig zijn. Bij osteoporose en ziekte van Paget, vóór begin van de behandeling een reeds bestaande hypocalciëmie en andere mineraal metabole stoornissen behandelen. Tijdens de behandeling wordt een toereikende inname van calcium en vitamine D aanbevolen. Informeer patiënten over de symptomen van hypocalciëmie en observeer klinisch tijdens de risicoperiode.
Er is meer kans op nierinsufficiëntie bij een reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij risicofactoren zoals dehydratie, gevorderde leeftijd, combinatie met nefrotoxische middelen, meervoudige cycli van zoledroninezuur of andere bisfosfonaten en een kortere infusietijd dan de aanbevolen infusietijd. Vóór elke dosering de creatinineklaring, gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met behulp van de Cockcroft-Gault-formule, bepalen. Bij achteruitgang van de nierfunctie de behandeling stoppen en alleen hervatten als de serumcreatinine is teruggekeerd tot < 10% boven de basislijn.
Zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij ouderen en bij een diuretische behandeling); bij kans op hartfalen het toedienen van teveel vocht vermijden.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) is gemeld bij gebruik van zoledroninezuur, voornamelijk bij patiënten met kanker. Mogelijk is er meer kans op ONJ bij bepaalde typen tumoren (gevorderde borstkanker, multipel myeloom). Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van tandaandoeningen, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg bij patiënten met risicofactoren, vóór behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van zoledroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met zoledroninezuur.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is zeer zelden gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden van de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.
Met betrekking tot herbehandeling zijn bij TIH en preventie van botcomplicaties relatief weinig gegevens beschikbaar. Hoewel er weinig gegevens over herbehandeling bij de ziekte van Paget zijn, kan herbehandeling worden overwogen bij een relaps, gebaseerd op een stijging van het serum alkalische fosfatase, of bij niet normaliseren van het serum alkalische fosfatase of bij symptomatische patiënten.
Acutefasereacties of post-dosis symptomen zoals koorts, spier- of gewrichtspijn, griepachtige symptomen en hoofdpijn kunnen optreden binnen drie dagen na toediening. De symptomen kunnen soms ernstig of langdurig zijn. De incidentie kan worden verminderd door kort na toediening van zoledroninezuur paracetamol of ibuprofen toe te dienen. Overweeg de behandeling uit te stellen als de patiënt klinisch onstabiel is als gevolg van een acute medische aandoening.
Gebruik bij kinderen (< 18 j.) wordt ontraden, omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Over de toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie zijn weinig gegevens beschikbaar.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met zoledroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pyridinylbisfosfonaat. Risedroninezuur (of risedronaat) heeft een remmend effect op de botafbraak door chemische adsorptie aan hydroxyapatietkristallen en/of een rechtstreeks effect op osteoclasten. Vermindert de botomzetting, terwijl de activiteit van osteoblasten en de botmineralisatie behouden blijven. Na 12-24 maanden hadden de tablet 5 mg (dagelijks) en de tablet 35 mg 'wekelijks' vergelijkbare effecten op de botaanmaak.
Kinetische gegevens
F | 0,63% bij toediening op de nuchtere maag. Voedsel en het innemen met hard water vermindert de absorptie. |
T max | ca. 1 uur. |
V d | 6,3 l/kg. |
Eliminatie | ca. 50% wordt binnen 24 uur onveranderd met de urine uitgescheiden. Niet geabsorbeerd risedroninezuur wordt onveranderd uitgescheiden met de feces. |
T 1/2el | 480 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bisfosfonaat met hoge affiniteit voor gemineraliseerd bot. Remt de botafbraak zonder de vorming, mineralisatie of mechanistische eigenschappen van het bot negatief te beïnvloeden. Bezit tevens antitumoractiviteit, zoals remming van de osteoclastische botafbraak en de osteoblastische proliferatie, waardoor de progressie van botafwijkingen wordt vertraagd en de kans op het ontstaan van breuken en botpijn afneemt. Bij tumor-geïnduceerde hypercalciëmie treedt een daling in de serumcalciumspiegel op, met een mediane tijd tot normocalciëmie van 4 dagen. Bij de preventie van botcomplicaties is het resultaat pas na twee- tot drie maanden waarneembaar.
Kinetische gegevens
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | 39% (± 16%) wordt binnen 24 uur onveranderd met de urine uitgescheiden. De rest bindt voornamelijk aan botweefsel, van waaruit het zeer langzaam terugdiffundeert in de systemische circulatie en dan eveneens onveranderd wordt geëlimineerd met de urine. |
T 1/2el | 146 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
risedroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.
Groepsinformatie
zoledroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.