Samenstelling
Neupro UCB Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Pleister voor transdermaal gebruik
- Sterkte
- 1 mg/etmaal, 2 mg/etmaal, 3 mg/etmaal, 4 mg/etmaal, 6 mg/etmaal, 8 mg/etmaal
De sterkte van de pleister is gebaseerd op de afgifte per 24 uur. De oppervlakte is resp. 5, 10, 15, 20, 30 en 40 cm² en bevat 450 microg/cm².
Rotigotine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Pleister voor transdermaal gebruik
- Sterkte
- 1 mg/etmaal, 2 mg/etmaal, 3 mg/etmaal, 4 mg/etmaal, 6 mg/etmaal, 8 mg/etmaal
De sterkte van de pleister is gebaseerd op de afgifte per 24 uur. De oppervlakte is resp. 4,6, 9,2, 13,8, 18,4 , 27,6 en 36,8 cm².
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
APO-go (hydrochloride) Stada Arzneimittel AG
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 'Pod' patroon 20 ml, wegwerpspuit 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 3 ml
- Toedieningsvorm
- Injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Dacepton (hydrochloride) EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 20 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 3 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de ziekte van Parkinson is levodopa het middel van eerste keus. Bij de novo patiënten in de vroege fase gaat als startbehandeling de voorkeur in het algemeen uit naar levodopa in combinatie met een decarboxylaseremmer. Overweeg als alternatief een levodopa-sparende behandeling (dopamine-agonist/ MAO-B remmers) bij jongeren (< 40 jaar) zonder cognitieve problemen, wegens een lagere kans op dyskinesie.
In de latere fase met responsfluctuaties – zoals ‘on-off’ en 'wearing-off' – tijdens de levodopa-behandeling, zijn dopamine-agonisten (pramipexol, ropinirol), MAO-B-remmers (rasagiline, safinamide, selegiline) en COMT-remmers (entacapon) effectief als adjuvante behandeling. De keuze voor een van deze middelen is gebaseerd op individuele patiëntkenmerken.
Binnen de orale dopamine-agonisten gaat de voorkeur uit naar de non-ergotpreparaten pramipexol of ropinirol en eventueel rotigotine. Het ergotpreparaat bromocriptine kan ernstige bijwerkingen geven, zoals hartklepafwijkingen en fibrose.
Als monotherapie in het beginstadium van de ziekte van Parkinson was rotigotine in een directe vergelijking met ropinirol minder werkzaam en had het meer bijwerkingen.
Bij restless-legssyndroom (RLS) vindt behandeling met geneesmiddelen alleen plaats als ondanks niet-medicamenteuze maatregelen, de klachten ernstig zijn. Dopamine-agonisten, bij voorkeur pramipexol of ropinirol, komen dan in aanmerking, waarbij de dosering langzaam wordt opgebouwd. De dopamine-agonist rotigotine wordt via een pleister toegediend en veroorzaakt meer bijwerkingen dan pramipexol en ropinirol.
Advies
Bij de ziekte van Parkinson is levodopa het middel van eerste keus. Bij de novo patiënten in de vroege fase gaat als startbehandeling de voorkeur in het algemeen uit naar levodopa in combinatie met een decarboxylaseremmer. Overweeg als alternatief een levodopa-sparende behandeling (dopamine-agonist/MAO-B remmers) bij jongeren < 40 jaar zonder cognitieve problemen, voor minder kans op dyskinesie.
In de latere fase met responsfluctuaties – zoals ‘on-off’ en 'wearing-off' – tijdens de levodopa-behandeling, zijn dopamine-agonisten (pramipexol, ropinirol), MAO-B-remmers (rasagiline, safinamide, selegiline) en COMT-remmers (entacapon) effectief als adjuvante behandeling. De keuze voor een van deze middelen is gebaseerd op individuele patiëntkenmerken.
Indien in de late gecompliceerde fase van de ziekte, ondanks optimale instelling op orale antiparkinson-geneesmiddelen toch invaliderende onvoorspelbare motorische complicaties (= ‘off’-perioden)/responsfluctuaties optreden, komen geavanceerde behandelingen waaronder stereotactische diepe hersenstimulatie (DBS), apomorfine subcutaan of levodopa/carbidopa(/entacapon) intestinale gel per sonde in aanmerking. De toepassing is beperkt tot centra met expertise op het gebied van gevorderde Parkinson.
Indicaties
- Monotherapie (zonder levodopa) in het beginstadium van ziekte van Parkinson of in combinatie met levodopa, wanneer tijdens het verloop van de ziekte, in latere stadia, het effect van levodopa vermindert of inconsistent wordt en schommelingen in het therapeutisch effect optreden (eind van de dosis of 'on-off' type schommelingen).
- Matig tot ernstig idiopatisch restless-legssyndroom (RLS).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Refractaire, niet-(L-dopa-)dosisafhankelijke motorische fluctuatie bij de ziekte van Parkinson, die niet adequaat reageert op beschikbare orale antiparkinsonmiddelen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De pleisters bewaren < 25 °C. De hele pleister (niet knippen) 1×/dag op hetzelfde tijdstip op een schone, droge, onbeschadigde huid op de buik, dij, heup, zij, schouder of bovenarm plakken. Eénmaal per dag de pleister vernieuwen en op een andere toedieningsplek aanbrengen. Een volgende pleister mag binnen 14 dagen niet op dezelfde plaats worden aangebracht.
Ziekte van Parkinson
Volwassenen
Als monotherapie in een vroeg stadium bij de ziekte van Parkinson: begindosering: 2 mg/etmaal; vervolgens op geleide van effect wekelijks in stappen van 2 mg/etmaal verhogen tot max. 8 mg/etmaal; onderhoudsdosering 6–8 mg/etmaal; bij sommigen kan 4 mg/etmaal een effectieve dosis zijn.
Bij een gevorderd stadium van de ziekte van Parkinson met motorische schommelingen: begindosering: 4 mg/etmaal; vervolgens op geleide van effect wekelijks in stappen van 2 mg/etmaal verhogen tot max. 16 mg/etmaal; onderhoudsdosering 8–16 mg/etmaal; bij sommigen kan 4 mg/etmaal of 6 mg/etmaal een effectieve dosis zijn.
Bij stoppen van de behandeling, geleidelijk afbouwen in stappen van 2 mg/etmaal bij voorkeur om de andere dag. Om sommige doseringen te bereiken is het nodig meerdere pleisters tegelijk te plakken.
Restless-legssyndroom
Volwassenen
Begindosering: 1 mg/etmaal; vervolgens op geleide van effect wekelijks in stappen van 1 mg/etmaal verhogen tot max. 3 mg/etmaal; vervolgens iedere 6 maanden nagaan of de behandeling moet worden voortgezet.
Bij stoppen van de behandeling, om rebound te voorkomen, geleidelijk afbouwen in stappen van 1 mg/etmaal bij voorkeur om de andere dag.
Verminderde nierfunctie: bij licht tot ernstig verminderde nierfunctie (incl. dialyse) is een dosisaanpassing niet nodig.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis. Bij een ernstige leverfunctiestoornis zijn geen gegevens bekend; een dosisverlaging kan nodig zijn als de leverfunctie verslechtert.
Doseringen
Beoordeel bij elke patiënt vóór start van de behandeling risicofactoren voor verlenging van de QT-tijd. Start ten minste twee dagen vóór de behandeling met een zo laag mogelijke dosering domperidon om misselijkheid te voorkomen; probeer domperidon vervolgens zo snel mogelijk weer stop te zetten.
Optimaliseer de behandeling met levodopa, met of zonder dopamine-antagonisten, vóór start van de behandeling met apomorfine.
De optimale dosering verschilt per patiënt, maar eenmaal vastgesteld, blijft deze voor elke patiënt relatief constant.
Ziekte van Parkinson
Volwassenen
Bolusinjectie: Ter bepaling van de minimaal effectieve dosis: 1 mg s.c. direct na het begin van een L-dopa onafhankelijke hypokinetische periode ('off'-periode) en gedurende minstens 1 uur observeren om het begin en het eind van de verbetering van de motorische respons vast te stellen. Indien geen of onvoldoende respons: telkens na 1 uur of bij de volgende 'off'-periode, de dosis verhogen met 1 mg tot max. 10 mg per bolusinjectie, max. 100 mg per dag.
Bolusinjectie: Ter bepaling van de optimale dosis (dosis met een optimale duur van het effect met minimale bijwerkingen): de minimaal effectieve dosis wordt met 1 mg verhoogd om te kijken of de duur van het effect met 10 minuten toeneemt. Is dit niet het geval óf heeft de patiënt meer bijwerkingen, dan is de optimale dosis gelijk aan de minimaal effectieve dosis. Gemiddelde optimale dosis 2–5 mg per injectie, max. 100 mg per dag. Bij sommige patiënten kan de dosis domperidon na enkele weken worden verlaagd en soms afgebouwd. Indien de totale controle met intermitterende injecties onbevredigend blijft of bij meer dan 10 injecties per dag kan men overgaan op continue subcutane infusie.
Continue subcutane infusie met Dacepton: Door middel van een minipomp en/of een injectiespuit-aandrijver: begindosis: 1 mg/uur, op geleide van het effect met stappen van max. 0,5 mg/uur met intervallen van minstens 4 uur verhogen naar 1–4 mg/uur (0,014–0,06 mg/kg/uur); de dagelijkse dosis varieert sterk per patiënt, meestal tussen de 3–30 mg; max. 100 mg per dag. Na 12 uur de plaats van infusie veranderen. In principe de infusie alleen laten lopen als de patiënt wakker is, tenzij bij ernstige nachtelijke problemen; tolerantie lijkt niet op te treden als de periode zonder behandeling 's nachts ten minste 4 uur is. Naast continue subcutane infusie kunnen via het pompsysteem ook intermitterende bolusinjecties worden toegediend.
Continue subcutane infusie met Apo-go 'Pod'; Door middel van een minipomp: begindosis: 1 mg/uur, op geleide van het effect met stappen van max. 0,5–1 mg/uur per dag naar doorgaans 2–8 mg/uur. Na 24 uur de infusielijn en de plaats van infusie veranderen. Een patroon max. 48 uur gebruiken. In principe de infusie alleen laten lopen als de patiënt wakker is, tenzij bij ernstige nachtelijke problemen; tolerantie lijkt niet op te treden als de periode zonder behandeling 's nachts ten minste 4 uur is. Naast continue subcutane infusie kunnen via het pompsysteem ook zo nodig intermitterende bolusinjecties worden toegediend; totaal max. 100 mg per dag.
Ouderen: wees voorzichtig in de opstartfase vanwege het risico van posturale hypotensie. Een dosisaanpassing is niet nodig.
Kinderen: gebruik is gecontra-indiceerd.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: injectievloeistof ter bescherming tegen licht bewaren in de oorspronkelijke verpakking; de vloeistof niet gebruiken als deze groen gekleurd is. Niet intraveneus toedienen.
Bijwerkingen
Het aanwezige sulfiet kan bij daarvoor gevoelige personen ernstige allergische reacties veroorzaken, waaronder anafylactische symptomen en astmatische aanvallen.
Ziekte van Parkinson
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid; braken, misselijkheid; huidreacties op de toedieningsplaats (36 %), zoals erytheem, jeuk, irritatie, zwelling, verkleuring, dermatitis, ontsteking, bultjes, blaasjes en overgevoeligheid.
Vaak (1-10%): hallucinaties, abnormaal dromen, nachtmerrie, slapeloosheid, slaapstoornis, impulscontrole stoornis (pathologisch gokgedrag, stereotypie, compulsief koopgedrag), (vasovagale) syncope, bewusteloosheid, dyskinesie, posturale duizeligheid, lethargie, vertigo, hartkloppingen, orthostatische hypotensie, hypertensie, hik, obstipatie, droge mond, dyspepsie, erytheem, hyperhidrose, jeuk, perifeer oedeem, zwaktetoestand, gewichtsafname, toegenomen neiging tot vallen.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid met inbegrip van angio-oedeem, tongoedeem en lipoedeem; slaapaanvallen, paranoia, verwardheid, verhoogd libido (hyperseksualiteit), desoriëntatie, agitatie, visusstoornissen (wazig zien, fotopsie), atriumfibrillatie, hypotensie, buikpijn, gegeneraliseerde jeuk, contacteczeem, erectiestoornis, gewichtstoename, stijging van leverenzymwaarden, verhoogde hartslag, verhoogde creatinekinasewaarde.
Zelden (0,01-0,1%): psychotische stoornis, obsessieve dwangstoornis, agressie, eetbui, eetstoornis, convulsie, gegeneraliseerde huiduitslag, supraventriculaire tachycardie, prikkelbaarheid.
Verder: dopaminedisregulatie-syndroom, ‘dropped head’-syndroom (DHS; ‘hangend hoofd’), diarree.
Restless-legssyndroom
Zeer vaak (> 10%): huidreacties op de toedieningsplaats (34 %), zoals erytheem, jeuk, irritatie, dermatitis, blaasjes, pijn, eczeem, ontsteking, zwelling, verkleuring, bultjes, urticaria; vermoeidheid, malaise, asthenie; misselijkheid; hoofdpijn.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid met inbegrip van angio-oedeem, tongoedeem en lip-oedeem; slaperigheid, slaapaanvallen, verhoogd libido (hyperseksualiteit), abnormaal dromen, stoornis van de impulscontrole (pathologisch gokgedrag, stereotypie, compulsief koopgedrag); hypertensie; braken, dyspepsie, prikkelbaarheid, perifeer oedeem.
Soms (0,1-1%): desoriëntatie, agitatie, obsessieve dwangsstoornis. Orthostatische hypotensie.
Zelden (0,01-0,1%): agressief gedrag, eetbuien, compulsief eetgedrag, waanideeën, delirium.
Verder: dopaminedisregulatie-syndroom, waarnemingsstoornissen (hallucinaties), nachtmerries, paranoia, verwardheid, psychotische stoornissen, waanideeën, delirium. Duizeligheid, bewustzijnsstoornissen (syncope), dyskinesie, lethargie, convulsie. Visusstoornissen, wazig zien, fotopsie. Vertigo. Hartkloppingen, atriumfibrillatie, supraventriculaire tachycardie, hypotensie; hik; obstipatie, droge mond, buikpijn, diarree; erytheem, hyperhidrose, gegeneraliseerde jeuk, gegeneraliseerde huiduitslag; erectiestoornis; gewichtsaf- en toename, stijging van leverenzymwaarden, verhoogde hartslag, verhoogde creatinekinasewaarde; vallen; rabdomyolyse.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hallucinaties; met name bij continu gebruik. Reacties op de injectieplaats, zoals onderhuidse bultjes, panniculitis, jeuk, verharding en rood worden van de huid.
Vaak (1-10%): sedatie in het begin van de behandeling, verwardheid, visuele hallucinaties, euforie, rusteloosheid, psychosen, slaperigheid, orthostatische hypotensie, duizeligheid, licht in het hoofd, veel gapen en in het begin misselijkheid en braken.
Soms (0,1-1%): hemolytische anemie, trombocytopenie, positieve coombs-test, dyskinesieën tijdens 'on'-perioden, ademhalingsproblemen, lokale of gegeneraliseerde uitslag, necrose en ontsteking op de injectieplaats, plotselinge slaapaanvallen.
Zelden (0,01-0,1%): eosinofilie, huidulcera na continue subcutane infusie.
Zeer zelden (< 0,01%): slapeloosheid, acute coronaire insufficiëntie, tachycardie, ademhalingsdepressie, tachypneu, hyperhidrose, syncope. De hulpstof natriumbisulfiet in de infusievloeistof kan bij gevoelige personen (m.n. asthmatici) allergische reacties veroorzaken, waaronder anafylactische verschijnselen en (levensgevaarlijke) astma-aanvallen.
Verder zijn gemeld: Stoornissen in de impulsbeheersing (pathologisch gokgedrag, verhoogde libido, hyperseksualiteit, compulsief koopgedrag, compulsief eetgedrag), flauwvallen, hoofdpijn, agressie, agitatie, syncope en perifeer oedeem.
Interacties
Kan in combinatie met levodopa de bijwerkingen van levodopa versterken en dyskinesie veroorzaken of verergeren.
Dopamine-antagonisten zoals antipsychotica of metoclopramide verminderen de werkzaamheid; gelijktijdig gebruik ervan moet worden vermeden.
Alcohol en andere sederende stoffen kunnen het risico van plotselinge slaapaanvallen vergroten.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met ondansetron is gecontra-indiceerd vanwege meldingen van ernstige hypotensie en bewustzijnsverlies. Wees ook voorzichtig met gebruik van andere 5-HT3-antagonisten.
In combinatie met andere antiparkinsonmiddelen kunnen ongebruikelijke bijwerkingen of potentiëring van het effect optreden.
Antipsychotica kunnen een antagonerend effect hebben in combinatie met apomorfine. Indien gebruik van antipsychotica wordt gestart, is een langzame verlaging van apomorfine toegediend via minipomp of injectiespuit-aandrijver aangewezen.
Het effect van antihypertensiva en cardiaal actieve middelen kan worden versterkt.
Niet gelijktijdig gebruiken met middelen die het QT-interval verlengen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren alleen schadelijk bij doses die toxisch zijn voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens gebruik effectieve anticonceptie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. In dierproeven geen teratogene effecten, maar voor moederratten toxische doses kunnen bij de pasgeborene leiden tot ademhalingsmoeilijkheden.
Advies: Alleen op strikte indicatie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Overig: Rotigotine kan de lactatie onderdrukken door remming van de prolactinesecretie.
Advies: Het geven van borstvoeding wordt ontraden.
Lactatie
Uitscheiding in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Afwegen.
Contra-indicaties
- ondergaan van MRI of cardioversie.
Contra-indicaties
- ademhalingsdepressie;
- dementie;
- leverinsufficiëntie;
- intermitterende behandeling wanneer tijdens een 'on'-respons op levodopa ernstige dyskinesie of dystonie voorkomen.
Zie voor (meer) contra-indicaties de rubrieken Interacties en Dosering.
Waarschuwingen en voorzorgen
Met name in het begin de bloeddruk controleren. Bij patiënten met een ernstige cardiovasculaire aandoening navragen naar symptomen van (pre)syncope.
Regelmatige oftalmologische controle wordt aangeraden.
Controleer patiënten regelmatig op de ontwikkeling van stoornissen in de impulsbeheersing en gerelateerde stoornissen, als het dopaminedisregulatie-syndroom (DDS). Overweeg bij gedragssymptomen van stoornissen in de impulsbeheersing (gedragsveranderingen als pathologisch gokgedrag, toegenomen libido, hyperseksualiteit, eetaanval, dwangmatig winkelen) en bij DDS (toegenomen behoefte aan en excessief gebruik van dopaminerge medicatie, meer dan nodig is ter behandeling van de motorische symptomen) de dosis te verminderen/af te bouwen.
Als een dystonische reactie optreedt, de dopaminerge medicatie beoordelen en een aanpassing van de dosis rotigotine overwegen.
Bij MRI of cardioversie de pleister verwijderen omdat het aluminium in de pleister kan ontbranden. De plaats van de pleister niet blootstellen aan externe warmte, zoals warm bad, sauna, verwarmingskussen of overmatig zonlicht.
Bij huiduitslag of -irritatie direct zonlicht op deze plaats vermijden. Bij een gegeneraliseerde huidreactie het gebruik beëindigen.
Staken van de behandeling: vanwege het risico van ontwikkeling van het dopamine-agonist onttrekkingssyndroom (met symptomen angst, depressie, vermoeidheid, hyperhidrose en pijn) en het neuroleptisch maligne syndroom bij abrupte beëindiging, het gebruik geleidelijk afbouwen; zie ook de rubriek Doseringen.
Wees voorzichtig bij ernstig gestoorde leverfunctie.
Augmentatie: Bij behandeling van restless-legssyndroom met dopaminerge medicatie kan augmentatie optreden (het vervroegd intreden van de symptomen in de avond of namiddag, toename in ernst en verspreiding naar andere extremiteiten), met name bij hoge doses. De meeste augmentatie-episoden traden op in het eerste en tweede jaar van behandeling.
Onderzoeksgegevens: Bij kinderen en adolescenten tot 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in de pleister, kan, ìn zeldzame gevallen, bronchospasmen geven.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
De behandeling instellen in een daartoe gespecialiseerde kliniek onder toezicht van een arts met veel ervaring met de ziekte van Parkinson. Controleer tijdens de beginfase van behandeling op ongebruikelijke bijwerkingen.
In combinatie met levodopa is regelmatig hematologisch onderzoek aangewezen.
Door combinatie met domperidon kunnen misselijkheid en braken of orthostatische hypotensie worden voorkomen. Beoordeel vóór en tijdens de behandeling (in combinatie) met domperidon bij elke patiënt risicofactoren voor verlenging van de QT-tijd, zoals onderliggende hartziekten, ernstige leverinsufficiëntie, ernstige verstoring van de elektrolytenhuishouding (incl. door medicatie), comedicatie met invloed op CYP3A4 of de QT-tijd. Monitoring voor een effect op de QTc-tijd is aanbevolen. ECG is aangewezen vóór de behandeling met domperidon, tijdens de instelfase en indien nodig later tijdens de behandeling.
Wees voorzichtig bij pre-existente renale, pulmonale of cardiovasculaire ziekten, bij neiging tot misselijkheid of braken en bij meer kans op 'torsade de pointes' of aritmieën.
Apomorfine kan neuropsychiatrische aandoeningen in enkele gevallen doen verergeren; een bestaande psychose, verwardheid of agitatie kan verslechteren.
Wees voorzichtig bij ouderen en verzwakte patiënten vanwege het risico van orthostatische hypotensie.
Controleer regelmatig op het ontstaan van stoornissen in de impulsbeheersing; als deze zich ontwikkelen overweeg ofwel dosisreductie ofwel het geleidelijk staken van de behandeling.
Waarschuw vóór de start van de behandeling patiënten en verzorgers dat bij gebruik het dopaminedisregulatie-syndroom kan ontstaan, een verslavingsstoornis die resulteert in excessief gebruik van apomorfine.
Constante apomorfine plasmaspiegels worden bereikt door toediening via een s.c. pomp. Niet intraveneus toedienen.
Gebruik bij kinderen en adolescenten < 18 jaar is gecontra-indiceerd.
Hulpstoffen: Natriumbisulfiet in infusie- en injectievloeistof kan in zeldzame gevallen ernstige bronchospasmen veroorzaken.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
dyskinesie, misselijkheid, braken en orthostatische hypotensie, verwardheid en hallucinaties.
Therapie
ondersteunend; maaglediging, ECG, zo nodig metoclopramide of antipsychotica.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met rotigotine contact op met het National Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Therapie
Domperidon bij excessief braken; naloxon bij ademhalingsdepressie; atropine bij bradycardie.
Neem voor informatie over een vergiftiging met apomorfine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Non-ergoline D3, D2-dopamine-agonist, die ook effect heeft op D1, D4 en D5-receptoren. Verder is het een α2B- en 5HT1A-agonist. De werking bij de ziekte van Parkinson berust op stimulering van dopaminereceptoren in het corpus striatum. Bij restless-legssyndroom wordt aangenomen dat de werking waarschijnlijk via dopaminereceptoren wordt uitgeoefend.
Kinetische gegevens
Resorptie | 45% vanuit de pleister binnen 24 uur. |
F | 37%. Het wisselen van de plaats waar de pleister wordt aangebracht, kan leiden tot dagelijkse verschillen in plasmaconcentratie. Dit is volgens de fabrikant echter niet van invloed op de werkzaamheid. |
T max | 1–3 uur. |
V d | 84 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 92%. |
Metabolisering | N-dealkylering via verschillende CYP-enzymen en verder door conjugatie. |
Eliminatie | 71% met de urine, 23% met de feces. |
T 1/2el | 5–7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Apomorfine is een krachtige D1- en D2-receptoragonist. Verbetert zowel de tremor als de rigiditeit en is in combinatie met lage dosering levodopa effectief bij motorische fluctuaties en 'off'-perioden. Werking: s.c. na 4–12 min. Werkingsduur: s.c. 1 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | s.c. snel en volledig. |
V d | 2–3½ l/kg. |
Eiwitbinding | > 99,9 %. |
Metabolisering | > 10% wordt geglucuronideerd of gesulfateerd. |
T 1/2el | 30–50 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
rotigotine hoort bij de groep dopamine-agonisten, overige.
Groepsinformatie
apomorfine hoort bij de groep dopamine-agonisten, overige.