Samenstelling
Diacomit Biocodex Benelux nv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 250 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Poeder voor orale suspensie
- Sterkte
- 500 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Sabril Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor drank
- Sterkte
- 500 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Stiripentol kan worden toegepast als adjuvans bij de behandeling van refractaire gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij SMEI/syndroom van Dravet, bij wie de aanvallen onvoldoende onder controle worden gebracht met clobazam en valproïnezuur.
Advies
Vigabatrine is als adjuvans bij focale (voorheen partiële) epilepsie één van de laatste therapeutische opties, omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica. Het gebruik is beperkt vanwege de kans op (irreversibele) gezichtsvelddefecten en de gezichtsveldcontroles die nodig zijn vóór en tijdens het gebruik. Ondanks de gezichtsvelddefecten wordt vigabatrine beschouwd als een eerstekeusmiddel bij het syndroom van West. Vigabatrine dient daarom slechts te worden voorgeschreven door, of op aanwijzing van een gespecialiseerde arts met ervaring in het betreffende indicatiegebied en onder begeleiding van een oogarts.
Indicaties
- Als adjuvans bij clobazam en valproïnezuur, bij refractaire gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij ernstige myoklonische epilepsie op zeer lage leeftijd (SMEI, Severe Myoclonic Epilepsy of Infancy ook wel syndroom van Dravet).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als adjuvans bij resistente, focale (voorheen partiële) epilepsie, met en zonder gegeneraliseerde insulten indien andere gangbare combinatiebehandelingen onvoldoende effect teweegbrengen of niet worden verdragen;
- Als monotherapie bij de behandeling van infantiele spasmen (syndroom van West).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Er is geen bio-equivalentie vastgesteld tussen de capsules en de suspensie voor oraal gebruik; bij wijziging van doseringsvorm is klinisch toezicht aanbevolen.
Vóór gebruik leverfunctie en aantal bloedcellen controleren.
Adjuvans bij epilepsie
Kinderen > 6 maanden
Verdeel de dagdosering over 2–3 giften tijdens de maaltijden. Startdosering: week 1: 20 mg/kg/dag; week 2: 30 mg/kg/dag. Verdere dosisverhoging is afhankelijk van de leeftijd: kinderen < 6 jaar: week 3 en later: 50 mg/kg/dag; kinderen 6–12 jaar: week 3: 40 mg/kg/dag; week 4 en later: 50 mg/kg/dag; kinderen > 12 jaar: verhoog de dosering elke week met 5 mg/kg/dag tot de optimale klinische dosering. De aanbevolen onderhoudsdosis van 50 mg/kg/dag is de enige dosis die is geëvalueerd in de klinische hoofdstudies. In de belangrijkste onderzoeken werd stiripentol toegevoegd aan een dagdosis van 0,5 mg/kg/dag clobazam, waarbij een verdubbeling of verdrievoudiging van de clobazamspiegel is gemeld en een vervijfvoudiging van de norclobazamspiegel; bij tekenen van een overdosering van clobazam (slaperigheid, hypotonie, prikkelbaarheid) wordt aangeraden de dagelijkse dosis clobazam elke week met 25% te verminderen. De noodzaak tot aanpassing van de dosering valproïnezuur lijkt geringer: bij optreden van maag-darmstoornissen wordt aangeraden de dagelijkse dosis valproïnezuur elke week met circa 30% te verminderen.
Bij volwassenen (≥ 18 j.) de behandeling voortzetten zolang de werkzaamheid aantoonbaar is. Er zijn onvoldoende gegevens om het behoud van werkzaamheid bij deze leeftijdsgroep te bevestigen.
Bij verminderde nierfunctie: niet gebruiken omdat klinische gegevens ontbreken.
Bij verminderde leverfunctie: niet gebruiken omdat klinische gegevens ontbreken.
Toediening
- Altijd innemen samen met voedsel omdat de stof in een zure omgeving (bv. bij blootstelling aan maagzuur in een lege maag) wordt afgebroken. Niet innemen met melk of zuivelproducten (yoghurt, kwark), vruchtensap of dranken met koolzuur, coffeïne, of theofylline.
- Capsule: niet openen maar heel doorslikken met een glas water bij de maaltijd.
- Sachet: poeder oplossen in een glas water en daarna direct opdrinken.
Doseringen
De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld om het innemen makkelijker te maken, niet voor verdeling in gelijke doses.
Als adjuvans bij focale epilepsie
Volwassenen
Begindosering 1 g/dag, op geleide van het klinisch effect wekelijks met 0,5 g verhogen tot bevredigend resultaat optreedt (2–3 g per dag in 1–2 doses); max. 3 g per dag.
Kinderen
Begindosering 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag, op geleide van klinisch effect oplopend tot 80 mg/kg per dag: lichaamsgewicht 10–15 kg: 0,5–1 g/dag; 15–30 kg: 1–1,5 g/dag; 30–50 kg: 1,5–3 g/dag; > 50 kg: 2–3 g/dag. De hoogste dosis per categorie niet overschrijden.
Monotherapie bij kinderen met het syndroom van West
Startdosis van 50 mg/kg per dag; indien nodig over een periode van 7 dagen titreren; doses tot 150 mg/kg/dag werden goed verdragen.
Bij ouderen (> 65 jaar): Wees voorzichtig; zie ook onder nierfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: Overweeg bij een creatinineklaring < 60 ml/min) verlaging van de dosering of innamefrequentie en controleer op bijwerkingen.
Toediening: De sachets opgelost in water, melk of vruchtensap vóór of na de maaltijd innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): anorexie, vermindering van eetlust, gewichtsverlies, slapeloosheid, slaperigheid, ataxie, hypotonie, dystonie.
Vaak (1-10%): neutropenie, agressie, prikkelbaarheid, gedragsstoornissen, hyperkinesie, misselijkheid, braken, verhoogd γ-GT.
Soms (0,1-1%): dubbelzien, fotosensibilisatie, uitslag, huidallergie, netelroos, vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie, stijging van leverenzymwaarden.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, artralgie, moeheid; het sederend effect neemt af in de loop van de therapie. Opwinding en excitatie (bij kinderen). Asymptomatische gezichtsvelddefecten (een concentrische vernauwing van het gezichtsveld van beide ogen, bij ca. 33%, vaak irreversibel, kan optreden na maanden tot jaren na het begin van de behandeling).
Vaak (1-10%): anemie, opwinding, agressie, nervositeit, depressieve verschijnselen, paranoïde reacties, slapeloosheid, spraakstoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie, concentratie- en geheugenstoornissen, verwardheid, tremoren, misselijkheid, braken, buikpijn, alopecia, wazig zien, dubbelzien, nystagmus, gewichtstoename, oedeem.
Soms (0,1-1%): ataxie, (hypo)manie, psychose, uitslag.
Zelden (0,01-0,1%): zelfmoordpoging, symptomen van encefalopathie (zoals sedatie, stupor en verwardheid, met een niet-specifieke vertraging van het EEG-ritme), retina-afwijkingen (zoals perifere retina-atrofie), angio-oedeem, urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): hallucinaties, neuritis optica, opticusatrofie, leverreacties (hepatitis).
Verder zijn gemeld: afwijkingen op MRI-scans van de hersenen; intramyelinisch oedeem (met name bij jonge kinderen met infantiele spasmen); bewegingsstoornissen (als dystonie, dyskinesie en hypertonie) al dan niet in verband met afwijkingen op de MRI-scan. Verminderde gezichtsscherpte. Convulsies kunnen voorkomen.
Interacties
Het remt CYP2C19, CYP3A4 en CYP2D6 en kan de plasmaconcentraties van geneesmiddelen, die door deze enzymen worden gemetaboliseerd, sterk verhogen en de kans op bijwerkingen doen toenemen. Aangeraden wordt combinatie met ergotamine, pimozide, kinidine, immunosuppressiva en statinen te vermijden, rekening te houden met verhoogde plasmaspiegels van midazolam en alprazolam, theofylline en coffeïne en met het versterkte centraal depressieve effect van chloorpromazine. Gelijktijdig gebruik van koffie, thee, energiedrankjes, cola (bevat veel coffeïne) en chocolade (bevat sporen theofylline) wordt daarom afgeraden. Bij gebruik van andere anti-epileptica, die door de genoemde CYP-enzymen worden omgezet, zoals carbamazepine, fenytoïne, ethosuximide en fenobarbital de plasmaspiegel controleren, en de dosis indien nodig aanpassen. Ook is voorzichtigheid geboden bij combinatie met middelen, die de eerste fase van de omzetting van stiripentol remmen of stimuleren.
Interacties
Vigabatrine heeft geen invloed op leverenzymen. De plasmaconcentratie van fenytoïne kan afnemen met circa 20%, waarschijnlijk zonder klinische betekenis.
Toevoeging aan een bestaande therapie met anti-epileptica (als clonazepam) kan leiden tot versterking van de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel.
Vermijd gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die toxisch zijn voor de retina.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik afwegen, op basis van de mogelijke klinische voordelen en risico's.
Overig: Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate anticonceptiemaatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Bij gebruik van anti-epileptica is er 2–3× meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: bij kinderen die in utero met vigabatrine in aanraking zijn gekomen, zijn gezichtsvelddefecten en ontwenningsverschijnselen gemeld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, bij voorkeur als monotherapie en in de laagst effectieve dosis.
Overig: Bij zwangerschapswens medicatie heroverwegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, (bij dieren). Onbekend (bij de mens).
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden. Indien toch borstvoeding wordt gegeven, de baby zorgvuldig controleren op mogelijke bijwerkingen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Afwegen of het geven van borstvoeding of het gebruik van dit geneesmiddel moet worden gestaakt.
Contra-indicaties
- voorgeschiedenis van delirium.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toedienen onder toezicht van een kinderarts of -neuroloog met ervaring in diagnosticeren van epilepsie bij zuigelingen en kinderen.
Tijdens gebruik de groei van de kinderen vervolgen, vanwege de gastro-intestinale bijwerkingen.
Controleer voor en tijdens de behandeling elke zes maanden de leverfunctie en, vanwege het risico van neutropenie, het aantal bloedcellen. Niet gebruiken bij een verminderde lever- en/of nierfunctie vanwege het ontbreken van klinische gegevens.
Onderzoeksgegevens: De belangrijkste klinische beoordeling van stiripentol was bij kinderen van 3 jaar en ouder. Bij kinderen jonger dan 12 maanden is er een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar. Bij volwassenen van 18 jaar en ouder zijn er onvoldoende gegevens om het behoud van werkzaamheid bij deze leeftijdsgroep te bevestigen.
Hulpstoffen: Aspartaam/fenylalanine in het poeder voor orale suspensie kan schadelijk zijn voor kinderen met fenylketonurie (PKU).
Dit middel heeft invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gezichtsvelddefecten kunnen soms ernstig zijn en treden frequent (bij een derde) op; ze zijn waarschijnlijk niet reversibel, ook niet na staken. Een verergering van gezichtsvelddefecten nadat de behandeling is gestaakt, kan niet worden uitgesloten. De kans op gezichtsvelddefecten houdt verband met de blootstelling aan vigabatrine, mogelijk zowel wat betreft dosering als behandelduur. Vanwege het risico op gezichtsvelddefecten vigabatrine alleen gebruiken na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van andere handelingen. Bij patiënten met in de anamnese klinisch significante gezichtsvelddefecten, vigabatrine niet gebruiken.
Voer vóór het begin van de behandeling en daarna elke 6 maanden tijdens de hele duur van de behandeling, controle op gezichtsscherpte en gezichtsveldonderzoek uit (bij voorkeur middels gestandaardiseerde statische perimetrie (Humphrey of Octopus) of een kinetische perimetrie (Goldmann)). Instrueer de patiënt en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gezichtsvelddefecten en laat elk nieuw visusprobleem melden. Bij optreden van symptomen de patiënt doorverwijzen naar een oogarts. Indien gezichtsveldvernauwing wordt geconstateerd, overweeg de behandeling langzaam af te bouwen. Indien men besluit om de behandeling voor te zetten, het gezichtsveld frequenter controleren.
Bij kinderen onder de negen jaar is perimetrie zelden mogelijk; bij kinderen moeten de risico's en voordelen van een behandeling goed tegen elkaar afgewogen worden.
Bij sommige patiënten ziet men een toename van het aantal convulsies of kan een nieuw soort convulsies optreden.
Neurologische functies regelmatig controleren.
Bij optreden van intramyelinisch oedeem vigabatrine geleidelijk stoppen.
Als tijdens behandeling nieuwe bewegingsstoornissen optreden, de dosis verlagen of de behandeling geleidelijk afbouwen.
Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag is tijdens behandeling aangewezen.
Bij plotseling staken van de therapie is er kans op rebound-insulten; bij staken van de behandeling de dosis afbouwen in 2 tot 4 weken.
Levertesten zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de activiteit van ALT en in mindere mate ook van AST kan verminderen.- Sommige urinetesten (bv. op alfa-amino-adipische acidurie) zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de hoeveelheid aminozuren in de urine kan verhogen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
ademhalingsdepressie, bradycardie, tremor en coma.
Zie voor verdere symptomen en behandeling op vergiftigingen.info bij vigabatrine.
Eigenschappen
Anti-epilepticum. Het verhoogt de GABA-activiteit. Het versterkt de werking van andere anti-epileptica via farmacokinetische interacties die hoofdzakelijk zijn gebaseerd op de metabole remming van CYP3A4 en CYP2C19.
Kinetische gegevens
F | onbekend en lijkt variabel afhankelijk van de toedieningsvorm. De Cmax van de sachets is hoger (23%) dan van de capsules. |
T max | 1½ uur. |
V d | neemt bij kinderen toe met het lichaamsgewicht en is voor kinderen van 10–60 kg: 32–192 l. |
Eiwitbinding | ca. 99%. |
Metabolisering | demethylering (door CYP1A2, CYP2C19 en CYP3A4) en glucuronidering. |
Eliminatie | vnl. met de urine, als metabolieten; 13–24% onveranderd in de feces. |
T 1/2el | 4½–13 uur afhankelijk van de dosering; de halfwaardetijd neemt bij kinderen toe met het lichaamsgewicht en is bij kinderen van 10–60 kg: 9–23 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum. De werking berust op een selectieve en irreversibele remming van GABA-transaminase, waardoor de afbraak van de neurotransmitter γ-aminoboterzuur (GABA) wordt geremd en de GABA-concentratie in de hersenen stijgt. Er is geen direct verband tussen plasmaconcentratie en werkzaamheid. De werkingsduur is afhankelijk van de snelheid van GABA-transaminase hersynthese.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed. |
T max | ca. 1 uur bij volwassenen en kinderen; 2,5 uur bij pasgeborenen. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | renale uitscheiding: 70% binnen 24 uur, onveranderd met de urine. |
T 1/2el | 5–8 uur bij volwassenen; 5,5 uur bij kinderen; 5,7 uur bij zuigelingen en ca. 7,5 uur bij pasgeborenen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
stiripentol hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
vigabatrine hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk