Samenstelling
Dogmatil Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 400 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Abilify Otsuka Pharmaceutical Europa ltd
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 15 mg, 30 mg
Abilify XGVS Otsuka Pharmaceutical Europa ltd
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 7,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,3 ml
Abilify maintena Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
- Sterkte
- 960 mg
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 3,2 ml
Elke voorgevulde spuit bevat 300 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
- Sterkte
- 400 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens
Na reconstitutie 200 mg/ml suspensie.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
- Sterkte
- 400 mg
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens
Na reconstitutie 200 mg/ml suspensie.
Aripiprazol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2,5 mg, 5 mg, 10 mg, 15 mg, 30 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Van geen enkel medicament is de werkzaamheid aangetoond bij de behandeling van (draai)duizeligheid (vertigo). Gebruik van medicatie, specifiek gericht op de duizeligheid, wordt daarom niet aanbevolen.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
- Psychosen, manie en ernstige vormen van opwinding en onrust.
- Kortdurende behandeling van vertigo, indien andere middelen falen of zijn gecontra-indiceerd.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Tablet en drank
- Schizofrenie bij volwassenen en adolescenten ≥ 15 jaar;
- Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire-I-stoornis bij volwassenen;
- Preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen bij wie manische episoden reageerden op aripiprazol;
- Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire-I-stoornis bij jongeren ≥ 13 jaar gedurende maximaal 12 weken.
Injectievloeistof
- Kortdurende behandeling voor de snelle controle van agitatie en verstoord gedrag bij schizofrenie of bij een manische episode in het kader van een bipolaire-I-stoornis, als orale behandeling niet geschikt is.
'Maintena'-depot
- Onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die gestabiliseerd zijn met oraal aripiprazol.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Psychose, opwinding, manie
Volwassenen
(Ambulante behandeling) begindosering 200 mg per dag, na 3 dagen geleidelijk verhogen tot 600-800 mg per dag;
Onderhoudsdosering 100-200 mg per dag.
Kinderen
5–10 mg/kg lichaamsgewicht per dag verdeeld over 3 doses.
Vertigo
Volwassenen
150–300 mg per dag.
Bij een nierfunctiestoornis de dosis verlagen.
Bij een leverfunctiestoornis voorzichtig doseren. Zie voor het doseeradvies van de Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina antipsychotica, atypische op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover aripiprazol op tdm-monografie.org.
Agitatie en verstoord gedrag bij schizofrenie of manie
Volwassenen
Parenteraal: Injectievloeistof: aanbevolen dosering: 9,75 mg (1,3 ml) i.m., op basis van klinische status kan een lagere dosering van 5,25 mg (0,7 ml) worden toegediend; indien nodig kan 2 uur na de eerste injectie een tweede injectie worden toegediend, max. 3 injecties per 24 uur, max. 30 mg aripiprazol per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering. De parenterale toediening zo kort mogelijk toegepassen; vervolg met orale toediening.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 10-15 mg 1×/dag; onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering.
Adolescenten vanaf 15 jaar
Oraal: Startdosering: 2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg/dag 1×/dag. Eventueel de dosis verder verhogen in stappen van 5 mg; max. 30 mg/dag.
(Preventie van) manische episoden bij bipolaire-I-stoornis
Volwassenen
Oraal: Begin- en onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering.
Kinderen vanaf 13 jaar
Oraal: Startdosering: 2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg 1×/dag; dit is ook vrijwel altijd de maximale dosering. Behandeling voortzetten totdat de symptomen onder controle zijn; max. behandelduur 12 weken.
Onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die gestabiliseerd zijn met oraal aripiprazol
Volwassenen
Startdosering: Kies één van de volgende schema's:
a) 1× 400 mg óf 1× 960 mg 'Maintena' langzaam i.m. als een enkelvoudige injectie, gevolgd door oraal aripiprazol 10-20 mg/dag gedurende 14 dagen, om tijdens instelling therapeutische concentraties aripiprazol te behouden.
b) 2× 400 mg óf 1× 960 mg en 1× 400 mg 'Maintena' langzaam i.m. als twee afzonderlijke injecties in twee verschillende spieren, samen met één dosis oraal aripiprazol van 20 mg.
Onderhoudsdosering: 'Maintena': 400 mg 1×/maand (niet eerder dan 26 dagen na de vorige injectie) óf 960 mg 1×/2 maanden (± 2 weken) langzaam i.m. in een grote bilspier of deltaspier (als een enkelvoudige injectie). Als er bij 400 mg 1×/maand of 960 mg 1×/2 maanden bijwerkingen optreden, overwegen om de dosis te verlagen met 25% tot 300 mg 1×/maand of 720 mg 1×/2 maanden.
Bij ernstig verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren, geef bij voorkeur een oraal preparaat.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. Gebruik van het depot: max. 300 mg 1×/maand, met daarnaast gelijktijdige CYP3A4-remmer max 200 mg 1×/maand.
Voor gemiste doses (Abilify Maintena) en dosisaanpassingen bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-remmer óf -inductor, zie de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Verminderde nierfunctie: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstige leverfunctiestoornis kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antipsychotica de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening
- De injectievloeistof (voor kortdurend gebruik) en injectievloeistof met gereguleerde afgifte ('Maintena') alleen i.m. als enkelvoudige injectie toedienen (dosis niet opdelen). Injectievloeistof 'Maintena' langzaam toedienen.
- Om absorptie te bevorderen en variabiliteit te minimaliseren, wordt aanbevolen te injecteren in de m. deltoideus of diep in de m. gluteus maximus. Vermijd adipeuze gebieden bij toediening van de gewone injectievloeistof. Wissel altijd de injectiegebieden (grote bilspieren of deltaspieren) af.
- Als met twee injecties wordt gestart, injecteer dan in twee verschillende spieren. Injecteer niet in twee bilspieren.
Bijwerkingen
Vaak ( 1-10%): hyperprolactinemie, slapeloosheid, sufheid, slaperigheid, extrapiramidale verschijnselen, dosisafhankelijk parkinsonisme (hypokinetisch(-rigide) syndroom, speekselvloed), obstipatie, tremor, dosisafhankelijke acathisie, stijging leverenzymen, maculopapuleuze huiduitslag, pijnlijke borsten, galactorroe, gewichtstoename.
Soms (0,1-1%): leukopenie, hypertonie, dyskinesie, dystonie (spasmen, torticollis, trismus), orthostatische hypotensie, grotere borsten, amenorroe, erectie- en ejaculatiestoornissen (priapisme, retrograde ejaculatie).
Zelden ( 0,01-0,1%): oculomotorische zenuwstoornis, ventriculaire aritmie, ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie.
Zeer zelden: QT-intervalverlenging , 'torsade de pointes'.
Verder zijn gemeld: neutropenie, agranulocytose, anafylactische reacties (urticaria, dyspneu, hypotensie en anafylactische shock), maligne neuroleptisch maligne syndroom, SIADH, hyponatriëmie, hypokinesie, convulsies, visusstoornissen (cycloplegie), verhoogde intraoculaire druk, hartstilstand, plotselinge dood, reflex tachycardie, veneuze trombo-embolie (longembolie, diepveneuze trombose), hypotensie (bij hoge doses), toegenomen hypertensie, misselijkheid, braken, droge mond, rabdomyolyse, mictiestoornissen, neonataal onttrekkingssyndroom, gynaecomastie ,hyperthermie, stijging van serumcreatinekinase. Tardieve dyskinesie kan zowel tijdens als na staken van de behandeling ontstaan.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): slapeloosheid, rusteloosheid, angst. Hoofdpijn, duizeligheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, sedatie, slaperigheid, tremor. Wazig zien. Speekselvloed. Misselijkheid, braken, dyspepsie, obstipatie. Vermoeidheid. Diabetes mellitus.
Daarnaast bij 'Maintena': Vaak (1-10%): droge mond. Gewichtsverandering. Agitatie, erectiestoornis. Dyskinesie. Musculoskeletale stijfheid. Pijn en verharding op de toedieningsplaats. Verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): hyperseksualiteit, depressie. Dystonie, tardieve dyskinesie, rustelozebenen-syndroom. Tachycardie, orthostatische hypotensie. Diplopie, fotofobie. Hik. Hyperprolactinemie, hypoprolactinemie, hyperglykemie.
Daarnaast bij 'Maintena': Soms (0,1-1%): anemie, neutropenie, trombocytopenie, hyperprolactinemie, hyper- of hypocholesterolemie, hyperlipidemie, hyper- of hypotriglyceridemie, hypoglykemie, hyperinsulinemie. Eetluststoornis, bruxisme, waan, hallucinatie, psychose, paniekreactie, veranderde stemming, affectlabiliteit, dysforie, suïcidale gedachten, apathie, slaapstoornis, verminderde libido. Parkinsonisme, bewegingsstoornis, loopstoornis, traagheid, psychomotorische hyperactiviteit, tandradfenomeen, hypertonie, bradykinesie, dysgeusie, parosmie. Oogpijn, oculogyrische crisis. Hoesten. Acne, rosacea, eczeem, huidverharding, alopecia. Nefrolithiase, glucosurie. Borstgevoeligheid, galactorroe, gynaecomastie, vulvovaginale droogheid. Spierpijn, spierstijfheid, spierspasmen, verhoogde spierspanning, gewrichtspijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, verminderde mobiliteit, nekstijfheid, trismus. Bradycardie, ventriculaire extrasystole, hypertensie. Gastro-oesofageale refluxziekte, buikpijn, frequente defecatie, diarree. Dorst. Koorts. Overgevoeligheid. Reacties op de toedieningsplaats, zoals zwelling, erytheem en jeuk. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT en γ-GT), hyperbilirubinemie, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine. Op ECG: verlaagde T-golfamplitude, omkering T-golf.
Verder zijn gemeld: leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie. Allergische reactie (inclusief anafylactische reactie, angio-oedeem, jeuk, urticaria), huiduitslag, fotosensibilisatie, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), hyperhidrose, alopecia. Diabetische ketoacidose, diabetisch hyperosmolair coma. Nervositeit, agitatie, agressie, pathologisch gokgedrag of andere stoornissen in de impulsbeheersing (zoals overmatig eten en compulsief winkelen, poriomanie), suïcidale gedachten en gedrag. Anorexie. Spraakstoornis, serotoninesyndroom, grand-mal-aanvallen, neuroleptisch maligne syndroom, perifeer oedeem, ventriculaire aritmieën, plotseling onverklaarbaar overlijden, hartstilstand, 'torsade de pointes', bradycardie, syncope, hypertensie, veneuze trombo-embolie. Orofaryngeale spasmen, laryngospasmen, aspiratiepneumonie. Dysfagie, onrustige maag, pancreatitis, abdominaal ongemak, diarree. Leverfalen, geelzucht, hepatitis. Stijfheid, spierpijn, rabdomyolyse. Urine-incontinentie, urineretentie. Priapisme. Borstkaspijn. Neonataal onttrekkingssyndroom. Stoornis in temperatuurregulatie. Bij gebruik van antipsychotica kunnen bij ouderen met dementie cerebrovasculaire bijwerkingen optreden. Stijging creatinekinase, alkalische fosfatase, ALAT, ASAT en γ-GT. Geglycosyleerd hemoglobine. Bloedglucoseschommelingen. Gewichtsverandering. QT-verlenging.
Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen, met name bij manie: Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, sedatie, extrapiramidale symptomen, acathisie, vermoeidheid, lage serumprolactinespiegels.
Vaak (1-10%): pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, drogemond, toegenomen eetlust, orthostatische hypotensie, spiertrekkingen, en dyskinesie.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van levodopa en andere dopaminerge antiparkinsonmiddelen is gecontra-indiceerd.
Door gelijktijdig gebruik van lithium, parasympathicolytica, antidepressiva en andere antipsychotica is er meer kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Door lithium neemt ook de kans op extrapiramidale bijwerkingen toe; bij optreden van neurotoxiciteit eerst sulpiride staken.
Combinatie met antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, benzodiazepinen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
De kans op ventriculaire aritmieën neemt toe door middelen die de prikkelgeleiding in het hart verminderen of het QT-interval verlengen en door hypokaliëmie-inducerende middelen.
Niet gelijktijdig, maar ten minste twee uur vóór antacida toedienen.
Interacties
Het effect van bepaalde antihypertensiva wordt mogelijk versterkt.
Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Tijdens gelijktijdig gebruik van kinidine en mogelijk ook van andere krachtige remmers van CYP2D6 (als fluoxetine en paroxetine) en van ketoconazol en waarschijnlijk ook van andere krachtige CYP3A4-remmers (itraconazol en HIV-protease-remmers) moet de dosering van aripiprazol worden verlaagd, zie de rubriek Dosering.
Tijdens gelijktijdig gebruik van carbamazepine en waarschijnlijk ook van andere krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en sint-janskruid) de dosering verhoogd, zie de rubriek Dosering. Combinatie van de suspensie met gereguleerde afgifte met krachtige CYP3A4-inductoren vermijden.
Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI/SNRI, of met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen, vermeerdert de kans op het serotoninesyndroom.
Zwangerschap
Passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Gegevens in dierstudies wijzen niet op schadelijke effecten.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Sulpiride kan de menstruatiecyclus verstoren en de ovulatie remmen door hyperprolactinemie. Bij mannen kan erectiestoornis optreden.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken. Mogelijk kan de plasmaspiegel van aripiprazol dalen tijdens de zwangerschap; het is onduidelijk of dit klinische gevolgen heeft.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in relatief grote hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Kan de hoeveelheid melk verhogen door stijging van de prolactinespiegel.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (aripiprazol en metabolieten).
Farmacologisch effect: Aripiprazol geeft mogelijk een verlaging van de prolactinespiegel, waardoor de melkproductie kan dalen.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- feochromocytoom;
- prolactine-afhankelijke tumoren zoals hypofyseprolactinomen en borstkanker.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles
Sulpiride kan het prolactinegehalte verhogen, nauwlettende controle is vereist bij een (familiaire) anamnese van borstkanker.
Bij onverklaarde infecties of koorts is hematologisch onderzoek aangewezen, vanwege het risico van leukopenie, neutropenie en agranulocytose.
Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie, preventieve maatregelen treffen.
QT-verlenging: Vanwege het risico van verlenging van het QT-interval, wat het risico van ernstige aritmieën kan versterken, wordt aangeraden voor de behandeling te controleren op risicofactoren die kunnen bijdragen aan het optreden van deze ritmestoornis (bradycardie, hypokaliëmie, verlengd QT-interval).
Staken
Bij hyperthermie van onbekende oorsprong het gebruik van sulpiride staken.
Overige waarschuwingen
Dementie: Antipsychotica vergroten bij ouderen met dementie, enigszins het risico van overlijden. Sulpiride is niet goedgekeurd voor gedragsstoornissen bij dementie.
Bewegingsstoornissen: Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico van irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging.
Maligne neuroleptisch syndroom (MNS): een mogelijk fatale complicatie kan optreden met symptomen als hyperthermie, spierstijfheid, rabdomyolyse, stijging van serumcreatinekinase en autonome instabiliteit. Verder kunnen optreden: leukocytose, tachypneu, bewustzijnsverandering en profuus zweten. Het beeld kan atypisch zijn. Bij hyperthermie van onbekende aard, de behandeling direct staken. MNS kan bij ouderen na langdurig gebruik optreden.
Comorbiditeit: Wees terughoudend bij psycho-organische stoornis, risicofactoren voor een CVA, (anamnese van) epilepsie, ziekte van Parkinson, cardiovasculaire aandoening en pylorusstenose. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van glaucoom, mictiestoornissen, urineretentie, prostaathyperplasie en -hypertrofie, ileus, een aangeboren stenose van het spijsverteringskanaal en bij hypertensie, vooral bij ouderen, vanwege de kans op een hypertensieve crisis. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus, ouderen en patiënten die bekend zijn met porfyrie. Dit middel kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij het voorschrijven aan kinderen vanwege ontbrekende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij de injectievloeistof is regelmatige controle van bloeddruk, pols, ademhaling en mate van bewustzijn aangewezen.
Aripiprazol verhoogt het valrisico, omdat het slaperigheid, orthostatische hypotensie en motorische en sensorische instabiliteit kan veroorzaken. Overweeg bij risicopatiënten (zoals ouderen, verzwakte patiënten) een lagere aanvangsdosis.
Bij optreden van extrapiramidale symptomen dosisreductie en klinische controle overwegen. Bij tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie de dosering verlagen of het gebruik staken; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Herken het optreden van extrapiramidale symptomen als een bijwerking van antipsychotica en voorkom een voorschrijfcascade.
Bij tekenen van neuroleptisch maligne syndroom de behandeling staken.
Controleer bij kinderen en adolescenten op gewichtstoename en overweeg dosisverlaging bij relevante gewichtstoename.
Controleer vóóraf én tijdens de behandeling op risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en neem indien nodig preventieve maatregelen.
Observeer voor klachten en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en zwakte) en controleer bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus regelmatig de bloedglucosewaarden.
Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis en bij andere hoogrisicopatiënten is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van elke behandeling met antipsychotica (als het middel nog onvoldoende effectief is).
Gebruik bij ouderen met dementie wordt niet aanbevolen, vanwege meer kans op (overlijden aan) cerebrovasculaire accidenten.
Wees voorzichtig bij comorbiditeit zoals cardio- en cerebrovasculaire aandoeningen, hypertensie, een familie-anamnese van QT-verlenging, meer kans op aspiratiepneumonie, condities die kunnen leiden tot hypotensie en een voorgeschiedenis van convulsies.
Wees alert op het optreden van een stoornis in de impulsbeheersing, zoals gokgedrag, verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen en overmatig eten; overweeg dosisverlaging of staken van de behandeling als de patiënt een dergelijke aandrang ontwikkelt.
Onderzoeksgegevens: Bij ernstig gestoorde leverfunctie voorzichtig zijn, vanwege onvoldoende gegevens. Over gelijktijdig gebruik van aripiprazol met stimulantia bij ADHD-comorbiditeit zijn zeer weinig veiligheidsgegevens beschikbaar. Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen; de tablet niet gebruiken bij kinderen < 13 jaar; van de injectievloeistof zijn er geen onderzoeksgegevens bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid van de suspensie met gereguleerde afgifte zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij een leeftijd > 65 jaar zijn niet vastgesteld; als behandeling wordt overwogen, geef een lagere begindosering. De veiligheid van de injectievloeistof is niet beoordeeld bij patiënten met een alcohol- of geneesmiddelintoxicatie.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige dranken, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie;
- Fructose en sucrose, in sommige dranken, kan bij gebruik ≥ 2 weken de tanden beschadigen;
- Wees voorzichtig met sucrose, in sommige dranken, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
extrapiramidale stoornissen, parkinsonachtige verschijnselen, neuroleptisch maligne syndroom en coma.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Voor symptomen en behandeling van een intoxicatie met aripiprazol, zie vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Benzamidederivaat met anti-emetische, antipsychotische en gering sederende werking; het vermindert duizeligheidsklachten.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel in de weefsels, laagste concentratie in de hersenen. |
F | 25–35%. |
Eliminatie | met de urine, vnl. onveranderd. |
T 1/2el | 7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met partieel agonisme op de dopamine(-D2) en serotonine(-5HT1a) receptoren en antagonisme op de serotonine(-5HT2a) en noradrenerge α-receptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | 87% (oraal). De gemiddelde absorptiehalfwaardetijd van de i.m. suspensie met gereguleerde afgifte ('Maintena') is 28 dagen. |
T max | 3–5 uur (oraal); 1–3 uur (i.m. directe afgifte), 5-7 dagen ('Maintena'). |
V d | 4,9 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid via de lever, voornamelijk via CYP3A4 en CYP2D6 onder meer tot de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol. |
Eliminatie | circa 25% via de urine en 60% via de feces. Onveranderd via de urine < 1% en onveranderd via de feces ca. 18%. |
T 1/2el | ca. 75 uur bij normal metabolizers van CYP2D6; ca. 146 uur bij poor metabolizers van CYP2D6 (oraal, i.m. directe afgifte). De gemiddelde terminale eliminatiehalfwaardetijd van de injectie met gereguleerde afgifte ('Maintena'): 46,5 dagen na meerdere doses van 400 mg; 29,9 dagen na meerdere doses van 300 mg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sulpiride hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
Groepsinformatie
aripiprazol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk