Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Triamcinolonacetonide crème/vaselinecrème Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Crème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Verpakkingsvorm
15 g, 30 g
Toedieningsvorm
Vaselinecrème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Triamcinolonacetonide crème/smeersel/vaselinecreme/zalf FNA Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Crème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Toedieningsvorm
Smeersel (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Toedieningsvorm
Vaselinecrème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Toedieningsvorm
Zalf (0,1%)
Sterkte
1 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.

Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.

Bij seborroïsch eczeem kunnen niet-medicamenteuze maatregelen, zoals regelmatig wassen met een pH-neutrale zeepvrije wasgel of shampoo zonder parfum, klachten verminderen. Bij seborroïsch eczeem in het gezicht en op de romp is ketoconazol crème eerste keus. Overweeg bij hoofdroos een behandeling met ketoconazol shampoo (voorkeur) of seleensulfide, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij een duidelijke ontstekingscomponent zoals roodheid en/of hardnekkige jeuk een klasse 2–corticosteroïd toe. In geval van ‘berg’ bij kinderen kan meestal volstaan worden met dagelijks wassen met een milde babyshampoo. Bij dikke plaques kan de schilferlaag worden afgeweekt met olie. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg in hardnekkige gevallen kortdurend een klasse 1-corticosteroïd toe.

Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.

Offlabel: Zie voor het beleid bij Zonneallergie de NHG-Behandelrichtlijn.

Indicaties

Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen zoals:

  • Eczeem;
  • Psoriasis;
  • Pustulosus palmaris et plantaris;
  • Lichen planus;
  • Lichen sclerosus et atrophicus;
  • Granuloma annulare;
  • Lupus erythematodes discoides;
  • Mycosis fungoides.
  • Offlabel: Zonneallergie (NHG).

Gerelateerde informatie

Doseringen

.

Klap alles open Klap alles dicht

Steroïdgevoelige dermatosen in het algemeen

Volwassenen en kinderen

Aanvankelijk 1–2×/dag aanbrengen op de aangedane huid, na enkele dagen 1×/dag. Bij verbetering is 2–3×/week aanbrengen meestal voldoende. Kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken.

Eczeem

Volwassenen en kinderen

Volgens de NHG-Standaard Eczeem (2014)bij 'matig eczeem': (vaseline)crème, zalf: aanvankelijk 1–2×/dag aanbrengen, verlaag zodra verbetering optreedt de toedieningsfrequentie naar 1×/dag. Behandeling voortzetten tot de klachten zijn verdwenen, daarna afbouwen door steeds meer opeenvolgende dagen te staken. Maximaal 2–3 weken dagelijks gebruiken. Kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken.

Psoriasis

Volwassenen en kinderen > 2 jaar

Volgens de NHG-Standaard Psoriasis (2023): volwassenen met erupties in het gelaat en/of in de lichaamsplooien en psoriasis bij kinderen > 2 jaar: 1×/dag aanbrengen gedurende 4 weken. Bij voldoende resultaat na max. 4 weken continueren met intermitterende behandeling tot het minimale aantal dagen, waarbij het resultaat voldoende blijft. Kinderen 2–10 jaar max. 60 g/week en volwassenen en kinderen >10 jaar max. 100 g/week gebruiken.

Offlabel: Zonneallergie

Volwassenen en kinderen

Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Zonneallergie (2018): crème: 2×/ dag aanbrengen gedurende maximaal 7 dagen.

Toediening

  • Doseer aan de hand van vingertopeenheden(VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
  • Triamcinolonacetonide-smeersel kan worden toegepast op de behaarde hoofdhuid.
  • Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.

Bijwerkingen

Zelden (0,01-0,1 %): hypertrichose, colloïd milia, erythrosis interfollicularis colli ('zonnehals'), contactallergie en granuloma gluteale. Cataract en verhoging van de oogdruk bij glaucoom (bij langdurig contact met/in ogen).

Verder zijn gemeld: (maskeren) huidinfectie, remming van de bijnierschors (vooral bij langdurig gebruik), wazig zien, huidatrofie, dermatitis periorales, purpura, striae, teleangiëctasieën, neiging tot bloeden, depigmentatie, overgang van psoriasis in psoriasis pustularis, rebound-effect wat kan leiden tot afhankelijkheid van corticosteroïden.

De kans op lokale bijwerkingen is groter bij gebruik op dunne huidgedeelten zoals het gezicht, genitaliën, in huidplooien of bij gebruik onder occlusie.

De kans op systemische bijwerkingen is groter bij langdurige applicatie van grote hoeveelheden dermatocorticosteroïden onder omstandigheden van sterke penetratie (occlusie, beschadigde huid).

Interacties

Er zijn van dit middel geen interacties bekend.

Zwangerschap

Corticosteroïden passeren de placenta.

Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).

Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij gebruik van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden zullen naar verwachting geen relevante bloedspiegels optreden die leiden tot systemische effecten bij de moeder of bij de foetus.

Advies: Kan worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij toepassing van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden bij de moeder, zijn ongewenste effecten bij de zuigeling via de moedermelk onwaarschijnlijk.

Advies: Kan worden gebruikt.

Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.

Contra-indicaties

  • onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
  • ulcereuze huidaandoeningen, wonden;
  • bijwerkingen ten gevolge van dermatocorticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
  • ichtyose, acne vulgaris, - rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
  • overgevoeligheid voor corticosteroïden.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij glaucoom; vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Niet op de oogleden gebruiken bij glaucoom.

Dermatocorticosteroïden langzaam afbouwen na langdurig gebruik. Steroïd-afhankelijkheid kan optreden, zich uitend in rebound-verschijnselen na (acuut) staken van een langdurige behandeling. Bijnierschorsinsufficiëntie kan optreden bij het acuut staken of te snel afbouwen van een behandeling met (met name sterk werkzame) dermatocorticosteroïden na langdurig uitgebreid gebruik.

Huidinfecties: Corticosteroïden kunnen bacteriële-, virus-, parasitaire- en schimmelinfecties maskeren, activeren of verergeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie moet de behandeling met corticosteroïden worden gestaakt.

Wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreacties indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het veroorzakende corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt.

Wees voorzichtig bij (m.n. jonge) kinderen omdat zij een relatief groot huidoppervlak en dunne huid hebben. Langdurig gebruik van (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden op grote oppervlakken kan bij hen mogelijk leiden tot bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig intensief gebruik wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.

Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR) die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.

Eigenschappen

Triamcinolonacetonide is bij cutane toepassing een matig-sterk werkend corticosteroïd, klasse 2. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum.

Kinetische gegevens

Resorptie kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. Absorptie vanuit de zalf: ≤ 5 %.
Eliminatie vnl. via de urine.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd