Samenstelling
Lonsurf XGVS Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '15/6,14'
Bevat per tablet: trifluridine 15 mg en tipiracil(hydrochloride) 6,14 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld '20/8,19'
Bevat per tablet: trifluridine 20 mg en tipiracil(hydrochloride) 8,19 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Efudix Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Crème
- Sterkte
- 50 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 40 g
Conserveermiddelen: methyl– en propylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de Commissie BOM Oncologische middelen op nvmo.org, onder trifluricine/tipiracil (TAS-102).
Advies
Verdachte huidafwijkingen: Actinische keratose (AK) hoeft niet altijd behandeld te worden. Bij een enkele kleine AK is behandeling meestal niet nodig. De noodzaak voor behandeling neemt toe naarmate er meer of grotere laesies zijn (arbitrair: > 5 laesies of > 1 cm), bij risicofactoren (actinische veldveranderingen, voorgeschiedenis van huidkanker, immuungecompromitteerden) of als de patiënt er hinder van ondervindt, zoals pijn, jeuk of cosmetische bezwaren. Kies dan in de eerstelijnszorg voor cryotherapie (bij ≤ 5 laesies) of behandeling met 5-fluoro-uracil (5-FU)-crème. Bij de ziekte van Bowen zonder hoogrisicokenmerken is excisie eerste keus. Op basis van patiëntkenmerken of –voorkeur kan een andere behandeling worden overwogen: cryotherapie (alleen bij laesies ≤ 5 mm op een voor de patiënt gemakkelijk te controleren plaats) of 5-FU-crème. Bij een superficieel basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken zijn excisie, cryotherapie en 5-FU-crème gelijkwaardige opties. Bij een nodulair basaalcelcarcinoom zonder hoogrisicokenmerken is excisie de voorkeursbehandeling.
Indicaties
Colorectaal carcinoom (CRC)
- als monotherapie voor de behandeling van gemetastaseerd CRC bij volwassenen, als bestaande therapieën eerder zijn toegepast of niet in aanmerking komen (o.a. chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, oxaliplatine en irinotecan, behandeling met anti-VEGF-middelen en behandeling met anti-EGFR-middelen).
- in combinatie met bevacizumab voor de behandeling van gemetastaseerd CRC bij volwassenen die eerder twee behandelschema's hebben gekregen (o.a. chemotherapie op basis van fluoropyrimidine, oxaliplatine en irinotecan, behandeling met anti-VEGF-middelen en behandeling met anti-EGFR-middelen);
Maagcarcinoom
- gemetastaseerd maagcarcinoom, incl. adenocarcinoom van de gastro-oesofageale overgang, indien ten minste twee eerdere systemische behandelschema's voor gevorderde ziekte zijn toegepast.
Indicaties
- Oppervlakkige pre–neoplastische aandoeningen zoals keratosen door zonnestraling, seniele keratosen en morbus Bowen.
- Neoplastische huidveranderingen waaronder afzonderlijke en multipele oppervlakkige basaliomen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom (CRC) of gemetastaseerd maagcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)
De dosering aan trifluridine berekenen aan de hand van het lichaamsoppervlak en afronden op de dichtstbijliggende 5 mg (zie eventueel ook rubriek 4.2 tabel 1 van de officiële productinformatie CBG/EMA).
Mono- en combinatietherapie: Begindosering: 35 mg/m²/dosis 2×/dag op dag 1 t/m 5 en dag 8 t/m 12 van elke 28-daagse cyclus. De maximale dosis is 80 mg/dosis. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met bevacizumab bij gemetastaseerd CRC is de dosering bevacizumab 5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/2 weken.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte of matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–89 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast. Bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15–29 ml/min) is de aanbevolen startdosering 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag (minimumdosis is 15 mg/m² 2×/dag). Toediening bij terminale nierziekte of hemodialyse (creatinineklaring < 15 ml/min) wordt niet aanbevolen. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverinsufficiëntie hoeft de dosering niet te worden aangepast. Toediening bij een matige of ernstige leverinsufficiëntie (totaal bilirubine > 1,5 × ULN) wordt niet aanbevolen. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Ernstige bijwerkingen: bij het optreden van ernstige bijwerkingen kan de dosis max. 3 keer worden verlaagd tot een minimum van 20 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag (of 15 mg/m² lichaamsoppervlak 2×/dag bij een ernstige nierinsufficiëntie). Na verlaging van de dosis mag deze niet meer worden verhoogd. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) hematologische en niet-hematologische bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2; tabellen 2, 3 en 4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Vergeten dosis: deze niet inhalen maar doorgaan met het normale innameschema.
Toediening: de tabletten innemen met een glas water binnen 1 uur na het ontbijt en de avondmaaltijd.
Doseringen
De klinische manifestatie van de genezing begint meestal in de tweede week van de behandeling (zie ook de rubriek Eigenschappen). Laesies aan gezicht en romp reageren meestal sneller dan die aan handen, armen en benen. Genezing treedt soms pas op 1–2 maanden nadat met de behandeling is gestopt.
Ernstige huidreacties kunnen worden verlicht door gebruik van een corticosteroïdcrème.
Behandelde huid met kleding of pet beschermen tegen de zon.
Keratosen door zonnestraling en seniele keratosen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen. Doorgaans wordt hierbij geen pleister of verband gebruikt, behalve bij keratosen van de handen. Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Laesies behandelen tot het stadium van erosie; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken, eventueel korter als de huid eerder erosief is. Niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Overige aandoeningen:
Volwassenen:
1–2×/dag een dunne laag crème op de aangedane plaatsen aanbrengen in combinatie met occlusief verband, dat dagelijks wordt verwisseld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Max. 500 cm² (ca. 23×23 cm) huidoppervlak tegelijkertijd behandelen. Als de huidaandoeningen een groter oppervlak beslaan, deze in gedeeltes na elkaar behandelen. Basaliomen tot het stadium van ulceratie, de overige laesies tot het stadium van erosie behandelen; in de regel gedurende 3–4 weken, in enkele gevallen langer.
Volgens de NHG-standaard Verdachte huidafwijkingen: superficieel basaalcelcarcinoom en ziekte van Bowen, beide zonder hoogrisicokenmerken: 2×/dag dun aanbrengen op max. 500 cm² gedurende 4 weken; niet bedekken met pleister of verband. Na 2 weken controleren (therapietrouw en bijwerkingen), effect na 3 maanden beoordelen. Eventueel nabehandelen met een vette indifferente crème, zoals vaselinecetomacrogolcrème.
Toediening: was de vingers waarmee de crème is aangebracht grondig; gebruik eventueel een vingercondoom voor het aanbrengen van de crème. Contact met ogen en slijmvliezen vermijden bij het aanbrengen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): anemie, neutropenie, leukopenie, trombocytopenie. Verminderde eetlust. Diarree, braken, misselijkheid. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): ondersteluchtweginfectie. Febriele neutropenie, lymfopenie. Hypoalbuminemie. Dysgeusie. Dyspneu. Buikpijn, stomatitis, obstipatie. Hyperbilirubinemie. Alopecia, droge huid, jeuk, huiduitslag. Proteïnurie. Koorts, mucositis, malaise, oedeem. Gewichtsafname, stijging ASAT en ALAT, alkalische fosfatase, lactaatdehydrogenase in het bloed.
Soms (0,1-1%): galweginfectie, infectie, urineweginfectie, bacteriële infectie, Candida-infectie, conjunctivitis, herpes zoster, influenza, bovensteluchtweginfectie. Kankerpijn, Pancytopenie, erytropenie, leukocytose, monocytopenie, monocytose. Dehydratie, hyperglykemie, hyperkaliëmie, hypercalciëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypofosfatemie. Angst, slapeloosheid. Duizeligheid, hoofdpijn, perifere neuropathie, paresthesie, lethargie, neurotoxiciteit. Vertigo. Angina pectoris, ritmestoornissen. Hypertensie, blozen, hypotensie. Longembolie, dysfonie, hoesten, neusbloeding, Ileus, gastro-intestinale bloeding, colitis, mond-ulcera, abdominale distensie, anale ontsteking, dyspepsie, flatulentie, gastritis, gastro-oesofageale refluxziekte, glossitis, vertraagde maaglediging, kokhalzen, tandproblemen. Hepatotoxemie. Nagelafwijkingen, hand-voetsyndroom, acne, hyperhidrose, urticaria. Artralgie, myalgie, spierzwakte, pijn in ledematen, botpijn, spierspasmen. Nierfalen, hematurie, stoornis van de urinelozing. Stijging CRP, creatinine, ureum in het bloed. Daling hematocriet. Stijging INR.
Zelden (0,01-0,1%): enteritis infectiosa, septische shock, gingivitis, tinea pedis. Granulocytopenie. Jicht, hypernatriëmie. Brandend gevoel, dysesthesie, hyperesthesie, hypo-esthesie, syncope. Cataract, diplopie, droge ogen, wazig zien, minder scherp zien. Oorklachten. Embolisatie. Rinorroe, orofaryngeale pijn, pleurale effusie. Ascites, acute pancreatitis, subileus, slechte adem (halitose), buccale poliep, hemorragische enterocolitis, tandvleesbloeding. oesofagitis, periodontale ziekte, proctalgie, reflux gastritis. Biliaire dilatatie. Blaren, erytheem, fotosensibilisatie, exfoliatie van de huid. Gezwollen gewrichten. Niet-infectieuze cystitis, leukocyturie. Menstruatiecyclusstoornis. Xerose. Daling geactiveerde partiële tromboplastinetijd, QT-verlenging, daling totaaleiwit.
Bijwerkingen
De meeste huidreacties maken onderdeel uit van het genezingsproces (zie ook de rubriek Eigenschappen). Allergische huidreacties en reacties gerelateerd aan systemische toxiciteit zijn zelden waargenomen, maar de kans neemt toe bij DPD-deficiëntie, bij gebruik op huidgebieden met aangetaste barrièrefunctie en bij toepasing onder afdekkend verband.
Gemeld zijn: lokaal pijn en jeuk, brandende huid, erytheem (lokaal en gegeneraliseerd), erythema multiforme, schilfering, blaasjes, zwelling, ulceratie, (contact)eczeem, fotosensibilisatie, alopecia. Koorts, rillingen. Ontsteking van het neusslijmvlies. Irritatie van de conjunctiva, keratitis, tranenvloed. Stomatitis, misselijkheid, braken, maagpijn, (hemorragische) diarree. Allergische reacties (o.a. type IV overgevoeligheid). Hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, smaakverandering, psychotische reacties. Neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie, leukocytose.
Interacties
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die substraat zijn voor thymidinekinase zoals zidovudine. Door concurrentie kan de werkzaamheid van de middelen verminderen.
Trifluridine is in vitro een substraat voor de nucleosidetransporteiwitten CNT1, ENT1 en ENT2; wees voorzichtig met geneesmiddelen die eveneens een wisselwerking hebben met deze transporteiwitten.
Tipiracil is een substraat voor OCT2 en MATE1; de spiegel kan toenemen in combinatie met remmers van OCT2 en MATE1.
Het is niet bekend of trifluridine/tipiracil de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd.
Niet in combinatie met andere huidmiddelen gebruiken, tenzij noodzakelijk.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren zijn bij lage blootstellingen embryonale en foetale toxiciteit en letaliteit waargenomen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Vruchtbaarheid: bij de mens geen gegevens. Vrouwen kunnen overwegen een genetisch adviescentrum te raadplegen, mannen kunnen overwegen advies in te winnen over de mogelijkheid van cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie. Het is niet bekend of trifluridine/tipiracil de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additioneel barrièremiddel toepassen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, bij systemisch gebruik in therapeutische dosering schadelijk gebleken. Op grond van het werkingsmechanisme wordt 5-fluoro-uracil (5-FU) als teratogeen beschouwd. Bij lokaal gebruik kan een significante hoeveelheid 5-FU systemisch beschikbaar komen (zie ook de rubriek Kinetische gegevens).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren gaan trifluridine, tipiracil en de metabolieten over in de moedermelk. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
Voor dit geneesmiddel zijn geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór aanvang van de behandeling en vóór elke nieuwe behandelcyclus een compleet bloedbeeld bepalen. De behandeling niet beginnen indien het totale aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l, het aantal bloedplaatjes < 75 × 109/l en/of indien er sprake is van nog niet opgeloste niet-hematologische klinisch relevante toxiciteit (CTCAE graad 3 of 4) van de voorafgaande behandeling.
Ernstige infecties zijn mogelijk. Controleer de patiënt nauwlettend op eerste tekenen hiervan en bepaal extra het complete bloedbeeld. Een kuur met antimicrobiële middelen kan nodig zijn.
Controleer zorgvuldig op eerste tekenen van gastro-intestinale toxiciteit. Zo nodig een anti-emeticum en/of antidiarrhoicum geven. Substitutie van vocht en elektrolyten kan nodig zijn.
Verminderde nier- of leverfunctie: controleer voor aanvang van en regelmatig tijdens de behandeling op proteïnurie. Bij een lichte of matige nierinsufficiëntie of een lichte leverinsufficiëntie hoeft de dosering niet te worden aangepast. Met het vorderen van een nierinsufficiëntie lijkt er echter meer kans te zijn op ernstige bijwerkingen én bijwerkingen die leiden tot aanpassing van de dosis. Bij matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–59 ml/min) werd bovendien een hogere blootstelling aan trifluridine en tipiracil waargenomen. Bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15–29 ml/min) en een aangepaste startdosis is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met die bij een normale nierfunctie of een lichte tot matige nierinsufficiëntie. Controleer patiënten met een matige tot ernstige nierinsufficiëntie wel vaker op hematologische toxiciteit. Toediening bij nierfalen of bij dialyse (creatinineklaring < 15 ml/min) of een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (totaal bilirubine > 1,5 × ULN) wordt vanwege het ontbreken of beperkt voorhanden zijn van gegevens niet aanbevolen. Bij gebruik bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie is een hogere incidentie van hyperbilirubinemie graad 3 of 4 waargenomen.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen > 75 jaar. De werkzaamheid en veiligheid is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diepe, penetrerende of nodulaire basaalcarcinomen, plaveiselcelcarcinomen en spinaliomen reageren in het algemeen niet op 5-FU-crème. De crème zou dan wel als palliatie kunnen worden gebruikt indien geen andere vorm van therapie mogelijk is.
Een pleister of afsluitend verband kan ontstekingsreacties van de huid doen toenemen. UV-straling versterkt de werking van 5-FU-crème wat kan leiden tot ernstige huidreacties. Vermijd blootstelling van de huid aan UV-straling (zonlicht, zonnebank) gedurende de therapie; draag bedekkende kleding en een hoed/pet.
Er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Overdosering
Symptomen
Belangrijkste complicatie is beenmergsuppressie.
Therapie
Er is geen bekend antidotum. Neem voor informatie over een vergiftiging met trifluridine/tipiracil contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Accidentele orale inname, DPD–deficiëntie of overvloedig gebruik op beschadigde huidoppervlakken kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU. De symptomen en tekenen van overdosering zijn kwalitatief hetzelfde als de bijwerkingen, maar zijn veelal ernstiger.
Neem voor informatie over een vergiftiging met 5-FU contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Trifluridine is een nucleoside-analogon op basis van thymidine. Na opname in tumorcellen wordt trifluridine door thymidinekinase gefosforyleerd en daarna omgezet in een DNA-substraat. Na integratie in het DNA voorkómt het proliferatie van tumorcellen. Tipiracil is een remmer van thymidinefosforylase en remt de snelle afbraak van trifluridine en vermindert na orale inname het first-pass-effect. In niet-klinische onderzoeken vertoonde trifluridine/tipiracil een anti-tumorwerking tegen colorectaal carcinoomcellijnen, die zowel gevoelig waren voor als resistent tegen 5-fluoro-uracil (5-FU).
Kinetische gegevens
Resorptie | de blootstelling aan trifluridine verandert niet bij inname met een vetrijke, calorierijke standaardmaaltijd. De maximale plasmaconcentratie van zowel trifluridine als tipiracil en de blootstelling aan tipiracil zijn echter dan ca. 40% groter. |
T max | ca. 2 uur (trifluridine), 3 uur (tipiracil). |
V d | ca. 0,3 l/kg (trifluridine), 4,8 l/kg (tipiracil). |
Eiwitbinding | ca. 96% (trifluridine). |
Metabolisering | trifluridine wordt vnl. door thymidinefosforylase omgezet in een inactieve metaboliet. Verder wordt trifluridine geglucuronideerd. Tipiracil wordt gedeeltelijk omgezet. |
Eliminatie | voornamelijk met de urine (trifluridine en metabolieten). Met de feces (ca. twee derde) en met de urine (ca. een derde deel) als tipiracil en 6-hydroxymethyluracil. |
T 1/2el | 1–2 uur (trifluridine), ca. 2 uur (tipiracil). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gefluorideerd pyrimidine, dat behoort tot de antimetabolieten. 5-fluoro-uracil wordt snel in het DNA ingebouwd en remt tevens het enzym thymidylaat-synthetase, resulterend in remming van de DNA–synthese. Bij toepassing op preneoplastische en neoplastische huidveranderingen vindt door de cytostatische werking eerst een lokale ontstekingsreactie plaats, gevolgd door een necrotische fase waarna ten slotte genezing optreedt. De symptomen die hier bij horen zijn: erytheem, gewoonlijk gevolgd door vorming van blaasjes, erosie, ulceratie, necrose en epithelisatie.
Kinetische gegevens
Resorptie | ca. 10%, aanzienlijk hoger wanneer aangebracht op plaatsen waar de beschermende huidfunctie beperkt is. |
Metabolisering | als endogeen uracil, waarbij dihydropyrimidine dehydrogenase (DPD) een sleutelenzym is. DPD–deficiëntie kan resulteren in systemische toxiciteit van 5-FU (zie ook de rubriek Overdosering). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
trifluridine/tipiracil hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
Groepsinformatie
5-fluoro-uracil (cutaan) hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk