Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Verquvo Bijlage 2 Aanvullende monitoring Bayer bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
2,5 mg, 5 mg, 10 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve β-blokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (m.n. geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

Bij symptomatisch chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF ≤ 40%) kan in de tweedelijnszorg toevoeging van vericiguat aan de standaardbehandeling worden overwogen bij patiënten met een NT-proBNP waarde ≤ 5.314 pg/ml, die gestabiliseerd zijn na een recente episode van decompensatie waarvoor een intraveneuze behandeling vereist was en die geen SGLT2-remmer gebruiken. Dit lijkt een positief effect te hebben op de mortaliteit bij deze patiëntenpopulatie en het vertraagt ook de toename van hartfalen. Er is onvoldoende bewijs voor een toegevoegde therapeutische waarde van vericiguat bij patiënten met HFrEF die al behandeld worden met een SGLT2-remmer.

Aan de vergoeding van vericiguat zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Behandeling van symptomatisch chronisch hartfalen bij volwassenen met een verminderde ejectiefractie (HFrEF), die gestabiliseerd zijn na een recente episode van decompensatie waarvoor een intraveneuze behandeling nodig was (bv. met diuretica).

Gerelateerde informatie

Doseringen

Start deze behandeling niet bij een systolische bloeddruk < 100 mmHg.

Klap alles open Klap alles dicht

Chronisch hartfalen

Volwassenen (incl. ouderen)

Aanbevolen startdosis: 2,5 mg 1×/dag, gedurende 2 weken. Vervolgens ca. om de 2 weken de dosis verdubbelen op geleide van het kunnen verdragen tot een onderhoudsdosering van 10 mg 1×/dag. Verlaag de dosering (tijdelijk) of staak de behandeling bij symptomatische hypotensie of een systolische bloeddruk < 90 mmHg.

Verminderde nierfunctie: Bij een eGFR ≥ 15 ml/min/1,73 m², zonder dialyse, is geen dosisaanpassing nodig. Bij een eGFR < 15 ml/min/1,73 m² bij de start van de behandeling of bij toepassing van dialyse wordt vericiguat ontraden vanwege het ontbreken van gegevens over de toepassing hierbij.

Verminderde leverfunctie: Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde leverfunctie wordt vericiguat ontraden vanwege het ontbreken van gegevens over de toepassing hierbij.

Bij een vergeten dosis deze op dezelfde dag alsnog innemen. Geen 2 doses op dezelfde dag innemen.

Toediening

  • Vericiguat innemen met voedsel;
  • Bij slikproblemen de tabletten eventueel vlak voor gebruik vermalen en mengen met water.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): (orthostatische) hypotensie.

Vaak (1-10%): anemie. Duizeligheid, hoofdpijn. Dyspepsie, misselijkheid, braken, gastro-oesofagale refluxziekte.

Interacties

Combinatie met andere oplosbare guanylaatcyclase(sGC-)stimulatoren, zoals riociguat, is gecontra-indiceerd.

Gelijktijdig gebruik met PDE-5-remmers, zoals sildenafil, wordt ontraden omdat het niet onderzocht is bij patiënten met hartfalen en er een groter risico is op symptomatische hypotensie.

Vericiguat is een substraat voor UGT1A9 en UGT1A1 en van P-glycoproteïne (Pgp) en 'breast cancer resistance protein' (BCRP). Remmers van de UGT-enzymen zouden de blootstelling aan vericiguat kunnen vergroten. Er werd in klinisch onderzoek echter geen klinisch relevant effect op de AUC aangetoond bij combinatie met een zwakke tot matige UGT1A9-remmer.

Zwangerschap

Vericiguat passeert de placenta (aangetoond bij dieren).

Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken bij toxische dosering voor de moeder o.a. late abortus, resorptie, lagere toename van het lichaamsgewicht van de jongen, vertraging van de balanopreputiale scheiding.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.

Farmacologisch effect: Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Optimaliseer vóór het starten met de behandeling de volumestatus en de behandeling met een diureticum ter stabilisatie van de decompensatie-periode, met name bij zeer hoge NT-proBNP waarden.

Vóór aanvang van de behandeling, de bloeddruk controleren; bij een systolische bloeddruk < 100 mmHg de therapie niet starten. Extra voorzichtig toepassen bij onderliggende aandoeningen waarbij vasodilatatie negatieve gevolgen kan hebben; zoals bij hypotensie in rust, hypovolemie, ernstige linkerventriculaire uitstroomobstructie, autonome disfunctie en ook bij een gelijktijdige behandeling met antihypertensiva of organische nitraten. Zie ook de rubrieken Doseringen en Interacties.

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet vastgesteld; niet-klinische gegevens tonen een ongewenst effect op groeiende botten.

Overdosering

Symptomen

Hypotensie.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met vericiguat contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Vericiguat stimuleert oplosbaar guanylaatcyclase ('soluble guanylate cyclase'; sGC), een enzym en tevens de receptor voor stikstofmonoxide (NO). Als NO aan sGC bindt, katalyseert sGC de synthese van het signaalmolecuul cyclisch guanosinemonofosfaat (cGMP). Hartfalen wordt in verband gebracht met een verstoorde NO-synthese en een verminderde activiteit van zijn receptor, sGC. De hierdoor ontstane relatieve deficiëntie van cGMP draagt bij aan de disfunctie van het myocard en het vaatstelsel, waarvan sprake is bij hartfalen. Vericiguat herstelt de zogenaamde NO-sGC-cGMP-signaalroute door directe stimulatie van sGC (onafhankelijk van en synergistisch met NO). Als gevolg hiervan wordt er meer cGMP gevormd, dit leidt tot relaxatie van glad spierweefsel en vaatverwijding. Hierdoor verbetert mogelijk de functie van het myocard en van het vaatstelsel.

Kinetische gegevens

F 93% bij inname met voedsel, zowel bij inname van de gehele tablet als wanneer deze vermalen in water wordt ingenomen.
T max ca. 4 uur, bij inname met een vetrijke, calorierijke maaltijd. Een vetarme, koolhydraatrijke maaltijd geeft een vergelijkbaar resultaat.
Overig Bij patiënten met hartfalen en een lichte, matige of ernstige nierfunctiestoornis is de AUC verhoogd met respectievelijk 5%, 13% en 20%. Dit is klinisch niet relevant. Vericiguat is niet onderzocht bij eindstadium nierfalen (eGFR < 15 ml/min/1,73 m²).
Overig Bij vrijwilligers (zonder hartfalen) met een lichte of matige leverfunctiestoornis (resp. Child-Pughscore 5-6 en 7-9) is de AUC 21% respectievelijk 47% hoger ten opzichte van een normale leverfunctie. Vericiguat is niet onderzocht bij een ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15).
V d ca. 0,63 l/kg.
Eiwitbinding ca. 98%, vnl. aan serumalbumine, ongewijzigd door een verminderde nier- of leverfunctie.
Metabolisering vnl. door glucuronidering door UGT1A9 en ook door UGT1A1, tot een inactief N-glucuronide. Een minder belangrijke route is CYP-gemedieerd metabolisme (< 5%).
Eliminatie ca. 53% via de urine (vnl. als N-glucuronide) en ca. 45% via de feces (vnl. onveranderd, waarschijnlijk door uitscheiding van het N-glucuronide in de gal gevolgd door hydrolyse terug naar vericiguat door microflora in de darmen). Vericiguat wordt, vanwege sterkte eiwitbinding, waarschijnlijk niet door hemodialyse verwijderd.
T 1/2el ca. 30 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd