Samenstelling
Zonegran Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 100 mg
Zonisamide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ontozry Aanvullende monitoring Angelini Pharma S.p.A
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Verpakkingsvorm
- startverpakking
Bevat per verpakking: 14 tabletten 12,5 mg + 14 tabletten 25 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Zonisamide kan (ernstige) huidreacties veroorzaken.
Advies
Cenobamaat kan worden toegepast als adjuvante behandeling van aanvallen met focaal begin met of zonder secundaire generalisatie, bij volwassen patiënten met epilepsie die niet voldoende onder controle is ondanks een behandelingsvoorgeschiedenis met ten minste twee anti-epileptische geneesmiddelen.
Indicaties
- Monotherapie van focale (voorheen partiële) epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen;
- Adjuvante behandeling van focale epilepsie met of zonder secundair gegeneraliseerde aanvallen bij volwassenen en kinderen van 6 jaar en ouder.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Adjuvante behandeling van aanvallen met focaal begin met of zonder secundaire generalisatie bij volwassenen met epilepsie die niet voldoende onder controle is ondanks een behandelingsvoorgeschiedenis met ten minste twee anti-epileptische geneesmiddelen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Als monotherapie
Volwassenen
Begindosis in week 1 en 2: 100 mg 1×/dag; week 3 en 4: 200 mg 1×/dag; week 5 en 6 en als onderhoudsdosering: 300 mg 1×/dag; indien een hogere dosis nodig is in stappen van 100 mg met tussenpozen van 2 weken verhogen tot max. 500 mg 1×/dag.
Als adjuvans
Volwassenen
Begindosis: 25 mg 2×/dag; na 1 week verhogen tot 2×/dag 50 mg en vervolgens titreren op geleide van het klinische effect in stappen van max. 100 mg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken bij nier- of leverfunctiestoornis en als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: 300 tot 500 mg per dag verdeeld over 1–2 giften; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken of bij een nier- of leverfunctiestoornis, reageren mogelijk op een lagere dosis.
Bij staken geleidelijk afbouwen. Bij volwassenen is in klinische studies de dosis verlaagd in stappen van 100 mg per 1 week.
Kinderen van 6 jaar en ouder
Begindosis: 1 mg/kg 1×/dag; na 1 week titreren op geleide van het klinische effect in stappen van 1 mg/kg met tussenpozen van 1 week (een tussenpoos van 2 weken als geen CYP3A4-induceerders worden gebruikt). Gebruikelijke onderhoudsdosering: bij een lichaamsgewicht van 20–55 kg: 6 tot 8 mg/kg 1×/dag; bij een lichaamsgewicht > 55 kg: 300–500 mg 1×/dag; maximale dosis van 500 mg/dag; sommigen, vooral degenen die geen CYP3A4 inducerende stoffen gebruiken, reageren mogelijk op een lagere dosis. Monitor het gewicht van een kind tot een gewicht van 55 kg en herzie de dosis bij gewichtsveranderingen. Wees voorzichtig bij kinderen met een lichaamsgewicht van minder dan 20 kg, omdat er relatief weinig gegevens uit klinische onderzoeken zijn.
Bij staken geleidelijk afbouwen. Bij kinderen is in klinische studies de dosis verlaagd in stappen van 2 mg/kg per week. Afbouwschema bij staken van de behandeling bij een lichaamsgewicht van 20–28 kg: in wekelijkse stappen verlagen van 25–50 mg; bij 29–41 kg in wekelijkse stappen van 50–75 mg; bij > 42 kg in wekelijkse stappen van 100 mg.
Ouderen: wees voorzichtig omdat er relatief weinig informatie is.
Verminderde nierfunctie: Wees voorzichtig; er is weinig informatie en een tragere titratie kan nodig zijn. Bij acuut nierfalen of een klinisch significante continue stijging van de serumcreatininewaarde, de behandeling staken.
Verminderde leverfunctie: Wees voorzichtig bij een lichte of matige leverfunctiestoornis; er is weinig informatie en een tragere titratie kan nodig zijn. Bij een ernstige leverfunctiestoornis wordt gebruik afgeraden.
Toediening
- Eenmaal per dag innemen vóór het naar bed gaan, al dan niet met voedsel;
- De tablet niet kauwen of breken, maar heel doorslikken;
- De suspensie voor oraal gebruik vóór gebruik ten minste 5 seconden schudden.
Doseringen
'Add-on' bij focale epilepsie
Volwassenen (incl. ouderen)
Startdosis is 12,5 mg 1×/dag (steeds hetzelfde tijdstip van de dag) gedurende week 1 en 2; 25 mg 1×/dag in week 3 en 4; vervolgens titreren naar 50 mg 1×/dag in week 5 en 6; 100 mg 1×/dag in week 7 en 8; 150 mg 1×/dag in week 9 en 10. Streefdosis: 200 mg 1×/dag vanaf week 11; indien nodig elke 2 weken verhogen in stappen van 50 mg/dag tot max. 400 mg/dag.
Bij ouderen: voorzichtig doseren bij de ondergrens van het doseringsbereik, omdat bijwerkingen vaker voorkomen.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte, matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 90 ml/min): overweeg een verlaging van de streefdosis; max. dosis is 300 mg/dag. Cenobamaat niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie of die dialyse ondergaan.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte of matige leverfunctiestoornis: max. dosis is 200 mg/dag; bij een chronische leverziekte overweeg een verdere verlaging tot 100 mg/dag. Cenobamaat niet gebruiken bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis.
Staken: bij stoppen de behandeling geleidelijk afbouwen over minimaal een periode van 2 weken, tenzij door veiligheidsproblemen een direct staken nodig is.
Vergeten doses: Bij één vergeten dosis én als er nog ten minste 12 uur is tot de volgende geplande dosis: de gebruikelijke enkele dosis gelijk innemen en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip.
Bij gewichtsveranderingen van ≥ 30%: overweeg dosisaanpassing
Toediening: de tabletten steeds op hetzelfde moment van de dag innemen, met of zonder voedsel en in hun geheel doorslikken met wat vloeistof.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, duizeligheid, verminderd geheugen, anorexie, agitatie, prikkelbaarheid, verwardheid, depressie, ataxie, verlaagd bicarbonaat, diplopie.
Vaak (1-10%): ecchymose, overgevoeligheid, emotionele instabiliteit, angst, slapeloosheid, psychose, concentratiestoornis, nystagmus, paresthesie, spraakstoornis, tremor, buikpijn, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, huiduitslag, jeuk, alopecia, nierstenen, vermoeidheid, griepachtige symptomen, koorts, perifeer oedeem, gewichtsverlies, verhoogde waarden alanineaminotransferase en aspartaataminotransferase.
Soms (0,1%-1%): longontsteking, urineweginfectie, hypokaliëmie, woede, agressie, zelfmoordgedachten, en -poging, convulsie, cholecystitis, (acute) cholelithiase, ecchymose.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, aplastische anemie, leukocytose, leukopenie, lymfadenopathie, pancytopenie, trombocytopenie, geneesmiddelgeïnduceerd overgevoeligheidssyndroom (DIHS), geneesmiddel exantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), metabole acidose, hallucinatie, amnesie, coma, tonisch-klonische aanval, myastheen syndroom, maligne antipsychotica syndroom, status epilepticus, gesloten-kamerhoekglaucoom, oogpijn, myopie, wazig zien, minder scherp zien, dyspneu, aspiratiepneumonie, ademhalingsstoornis, overgevoeligheidspneumonitis, pancreatitis, hepatocellulaire beschadiging, anhidrose, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, rhabdomyolysis, hydronefrose, nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinekinase, creatinine en ureum, abnormale leverfunctietesten, hitteberoerte. Geïsoleerde gevallen van plotseling onverklaarbaar overlijden (SUDEP= plotseling onverklaarbaar overlijden van epilepsiepatiënten).
Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten van 65 jaar en ouder, het Stevens-Johnsonsyndroom en het door geneesmiddel geïnduceerde overgevoeligheidssyndroom met een hogere frequentie optreden; ook perifeer oedeem en jeuk is bij ouderen vaker gemeld.
Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en tot een maand na de behandeling; zie ook de rubriek Zwangerschap.
Bij kinderen zijn longontsteking, dehydratie, verminderde transpiratie, abnormale uitkomst leverfunctietest, otitis media, faryngitis, sinusitis en bovensteluchtweginfectie, hoesten, epistaxis en rinitis, buikpijn, braken, uitslag en eczeem en koorts vaker gemeld dan bij volwassenen en amnesie, verhoogde waarden creatinine, lymfadenopathie en trombocytopenie minder vaak.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, coördinatie, evenwichts- en loopstoornis, duizeligheid, vertigo, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): verwardheid, prikkelbaarheid. Dysartrie, nystagmus, afasie, geheugenvermindering. Diplopie, wazig zien. Obstipatie, diarree, misselijkheid, braken, droge mond. Huiduitslag. Stijging ALAT en ASAT.
Soms (0,1-1%): Overgevoeligheid, zelfmoordgedachten.
Zelden (0,01-0,1%): Geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van een krachtige CYP3A4-inductor als rifampicine en pas de dosis van zonisamide naar behoefte omdat zonisamide deels wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-remmers en andere CYP3A4-inductoren schijnen geen klinisch relevante invloed te hebben bij gelijktijdig gebruik; alleen als de CYP3A4-inductor worden gestaakt, kan aanpassing van de dosering zonisamide nodig zijn.
Bij volwassenen is bij gelijktijdig gebruik van koolzuuranhydraseremmers zoals topiramaat of acetazolamide, voorzichtigheid geboden, omdat er onvoldoende gegevens zijn om een interactie uit te sluiten. Vanwege de kans op hitteberoerte bij kinderen, het gebruik van koolzuuranhydraseremmers of anticholinergica (clomipramine, hydroxyzine, haloperidol, imipramine, oxybutynine) vermijden.
Zonisamide is een zwakke remmer van P-glycoproteïne (Pgp); bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten (digoxine, kinidine) is voorzichtigheid geboden.
Interacties
Cenobamaat kan de blootstelling verminderen van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen die voornamelijk worden gemetaboliseerd door CYP3A4 en CYP2B6. Het kan de blootstelling verhogen van middelen die voornamelijk gemetaboliseerd worden door CYP2C19 (zoals omeprazol). Bij starten of staken van cenobamaat of bij dosiswijzigingen kan het 2 weken duren om een nieuw niveau van enzymactiviteit te bereiken. Cenobamaat geeft een dosisafhankelijke inductie van CYP3A4 waarbij in een onderzoek cenobamaat 200 mg/dag de blootstelling van midazolam (een CYP3A4-substraat) met 72% verminderde. Omdat hormonale anticonceptiemiddelen ook door CYP3A4 kunnen worden gemetaboliseerd, moeten vrouwen die zwanger kunnen worden en gelijktijdig orale anticonceptie gebruiken, aanvullende of alternatieve niet-hormonale anticonceptiemethoden gebruiken.
Omdat cenobamaat OAT3 remt, kan gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die door OAT3 getransporteerd worden (zoals baricitinib, cefaclor, empagliflozine, penicilline G en sitagliptine), de blootstelling van deze middelen verhogen.
Gelijktijdig gebruik met andere CZS-depressiva (zoals alcohol, barbituraten en benzodiazepinen) kan het risico op neurologische bijwerkingen verhogen; indien nodig op basis van de individuele respons de doses van barbituraten en benzodiazepinen verlagen.
Interacties met andere anti-epileptica
Bij gelijktijdig gebruik met fenytoïne of fenobarbital tijdens de dosistitratie van cenobamaat de fenytoïne- of fenobarbitalconcentratie controleren en indien nodig op basis van de individuele respons de dosis fenytoïne resp. fenobarbital verlagen.
Bij gelijktijdig gebruik met clobazam kan het nodig zijn de dosering clobazam te verlagen, omdat door inductie van CYP3A4 (vorming) en remming van CYP2C19 (eliminatie) er meer blootstelling aan de actieve metaboliet van clobazam (N-desmethylclobazam) kan zijn.
Bij gelijktijdig gebruik met lamotrigine zijn, afhankelijk van de individuele respons, mogelijk hogere doses (200–400 mg/dag) cenobamaat nodig, omdat cenobamaat de lamotrigineconcentratie dosisafhankelijk verlaagt (met –21%, –35% en -52% voor resp. cenobamaat 100, 200 en 400 mg/dag).
Bij gelijktijdig gebruik met carbamazepine, valproïnezuur, lacosamide, levetiracetam en oxcarbazepine zijn geen dosis aanpassingen nodig.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Bij gebruik van anti-epileptica is er 2–3× meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: meldingen van verlaagd geboortegewicht en vroegtijdige geboorte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken: bij voorkeur als monotherapie en in de laagst effectieve dosis; controleer de bloedspiegel. Tijdens de zwangerschap verandert de farmacokinetiek. Hierdoor kunnen de plasmaspiegels in de loop van de zwangerschap dalen. Dit kan leiden tot verminderde aanvalscontrole. Pas de dosering aan op geleide van de plasmaspiegel. Stel de dosering na de geboorte tijdig bij. Zorg voor foliumzuursuppletie: net als voor elke zwangere vrouw 0,4 mg/dag; alleen bij zwangeren met een bewezen foliumzuurtekort of met eerder een kind met een neuralebuisdefect (spina bifida) 5 mg/dag.
Overige: Een vrouw die zwanger kan worden moet effectieve anticonceptie gebruiken tijdens, en tot een maand ná de behandeling. Zij moet worden geïnformeerd over de risico's. Bij zwangerschapswens de medicatie heroverwegen; kies zo mogelijk voor een middel waarvan meer bekend is over de veiligheid.
Zwangerschap
Passeert de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken bij niveaus die lager zijn dan de klinische blootstelling.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij klinische toestand behandeling noodzakelijk maakt. Staken van de therapie is ongewenst voor de moeder en het ongeboren kind, door mogelijke verergering van epilepsie. Streef bij gebruik tijdens zwangerschap naar monotherapie, gebruik van een zo laag mogelijke dosering.
Overig: Een vrouw die zwanger kan worden dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 weken nadat de behandeling met cenobamaat is gestaakt; bij gebruik van orale anticonceptie zijn aanvullende of alternatieve niet-hormonale anticonceptiemethoden nodig.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja in grote hoeveelheden, terwijl de relatieve kinddosis 30–35% is en de halfwaardetijd 63 uur is.
Advies: Borstvoeding wordt ontraden gedurende en tot een maand na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij ratten).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonamiden;
- allergie voor pinda's of sojabonen (vanwege de aanwezigheid van olie van sojabonen in de capsules).
Contra-indicaties
- familiair korte QT-syndroom
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige huiduitslag (o.a. Stevens-Johnsonsyndroom) is opgetreden; bij ontwikkeling van een onverklaarbare uitslag overwegen de behandeling te staken.
Omdat de stof een sulfonamide-groep bevat, moet rekening worden gehouden met diverse allergische reacties en hematologische stoornissen, waaronder aplastische anemie, dat incidenteel fataal kan zijn.
Omdat er weinig gegevens zijn over gebruik bij patiënten met nierfunctiestoornissen is voorzichtigheid geboden; bij een klinisch significante verhoging van de serumcreatinine de behandeling staken.
Bij een mild tot matig gestoorde leverfunctie is voorzichtigheid geboden; bij een ernstig gestoorde leverfunctie wordt gebruik afgeraden.
Bij staken van de behandeling zonisamide langzaam afbouwen om de kans op rebound-aanvallen te verkleinen. Na een succesvolle instelling op zonisamide, zijn er onvoldoende gegevens over stoppen met gelijktijdig toegediende, andere anti-epileptica.
Wees voorzichtigheid bij een voorgeschiedenis van oogaandoeningen. Bij optreden van een syndroom dat bestaat uit acute myopie met secundair gesloten-kamerhoekglaucoom, de behandeling zo snel mogelijk staken en de intraoculaire druk verlagen. Symptomen (acuut minder scherp zien en/of oogpijn) kunnen binnen uren tot weken na het begin van de behandeling optreden.
Tijdens behandeling is controle op tekenen van suïcidaal gedrag aangewezen.
Vroeg in de behandeling is er een kans op hyperchloremische 'non-anion gap' metabole acidose; met name bij kinderen komt metabole acidose vaker voor en is het ernstiger. Bij kinderen en bij aanwijzingen voor metabole acidose of bij risicofactoren ervoor de bicarbonaatspiegel vervolgen. Bij aanhoudende metabole acidose vanwege de kans op osteopenie overwegen de behandeling te staken, de dosering te verlagen of te behandelen met alkali. Metabole acidose kan leiden tot hyperammoniëmie, met en zonder encefalopathie. Gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die hyperammoniëmie veroorzaken (zoals valproïnezuur), een onderliggend ureumcyclusdefect of verminderde activiteit van levermitochondriën vergroot dit risico. Hou bij onverklaarde lethargie of veranderingen in de mentale status rekening met hyperammoniëmische encefalopathie en meet het ammoniakgehalte.
Nierstenen kunnen leiden tot chronische nierbeschadiging. Met name bij risicofactoren voor nierstenen (familie-anamnese, hypercalciurie) kunnen een verhoogde vloeistofinname en urineproductie helpen het risico van steenvorming te verkleinen.
Vanwege de kans op hitteberoerte en uitdroging, dat bij kinderen kan leiden tot hersenbeschadiging en overlijden, dient men bij kinderen de volgende voorzorgen te nemen: bij zeer warm weer het kind koel houden en inspannende lichaamsbeweging vermijden; het kind veel koud water laten drinken; gebruik van koolzuuranhydraseremmers en anticholinergica vermijden. Als het kind heet aanvoelt met weinig of geen transpiratie, of het kind raakt verward of heeft spierkrampen, of als de hartslag of de ademhaling versnelt: het kind naar een koele plek brengen, de huid koelen met water en koud water te drinken geven.
Bij ontwikkeling van symptomen van pancreatitis de pancreatische lipase- en amylasespiegels controleren.
Bij onverklaarbare pancreatitis, bij aanwijzingen voor onverklaarbare spierbeschadiging, dehydratie, oligohidrose, verhoogde lichaamstemperatuur, een probleem met de lever of bij aanzienlijk, ongewenst gewichtsverlies overwegen de behandeling te staken.
Overweeg bij vrouwen die zwanger kunnen worden vóór de start van de behandeling een zwangerschapstest uit te voeren. Wijs de vrouw op de risico's van zonisamide tijdens zwangerschap en de noodzaak van effectieve anticonceptie tijdens de behandeling, zie ook de rubriek Zwangerschap. Instrueer de vrouw om bij zwangerschapswens tijdig contact op te nemen met de arts, om te overleggen over de in die situatie meest geschikte behandeling.
Niet gebruiken bij kinderen met een te laag gewicht (definitie conform de door de WHO op leeftijd aangepaste BMI-categorieën) of met minder eetlust. Het effect van gewichtsverlies bij kinderen of van een lage bicarbonaatspiegel op groei en ontwikkeling op de lange termijn is niet bekend. In een placebo-gecontroleerd onderzoek bij kinderen, was het aantal patiënten met aangetaste cognitie in de zonisamidegroep numeriek hoger vergeleken met de placebogroep. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 jaar of met een lager gewicht dan 20 kg zijn niet vastgesteld.
Wees voorzichtig bij ouderen, omdat er weinig informatie over het gebruik bij deze groep beschikbaar is.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens behandeling controleren op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag.
Geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen DRESS). Informeer patiënten over de klachten en symptomen van DRESS (zoals koorts, huiduitslag waarbij andere orgaansystemen betrokken zijn, lymfadenopathie, abnormale leverfunctietesten en eosinofilie) en controleer nauwgezet op huidreacties. Bij symptomen van DRESS, cenobamaat onmiddellijk stopzetten en een alternatieve behandeling overwegen.
QT-verkorting. Een dosisafhankelijke verkorting van het QTcF-interval is waargenomen; wees voorzichtig met cenobamaat in combinatie met andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze tot QT-verkorting leiden.
Bij staken de behandeling geleidelijk afbouwen volgens protocol. (Zie de rubriek Doseringen).
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. De klinische ervaring bij ouderen (≥ 65 j.) is beperkt.
Dit middel heeft een matige invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Overdosering
Neem voor een vergiftiging met zonisamide contact op met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cenobamaat contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
Eigenschappen
Anti-epilepticum met een zwakke koolzuuranhydrase-activiteit. Het heeft een benzisoxazoolstructuur, dat een sulfonamide groep bevat. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend; het werkt op spanningsgevoelige natrium- en calciumkanalen en op GABA-gemedieerde neuronale remming.
Kinetische gegevens
F | nagenoeg 100%. |
T max | 2–5 uur. |
V d | 1,1–1,7 l/kg. Plasmaspiegel is bijna lineair aan de dosering. |
Metabolisering | deels door CYP3A4 en ook door N-acetylering. |
Eliminatie | vnl. met de urine, 15–30% als onveranderd. |
T 1/2el | 60 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum met een dubbel werkingsmechanisme. Het is een positieve allosterische modulator van subtypes van het γ-aminoboterzuur (GABAa)-ionkanaal dat niet bindt aan de bindingsplaats van benzodiazepine. Daarnaast remt het de persistente component van de natriumstroom en verbetert het de inactivatie van natriumkanalen, waardoor de neuronale afvuring vermindert. Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | > 88% (op basis van recuperatie uit de urine). |
T max | 1–4 uur. |
V d | 0,6–0,7 l/kg. |
Metabolisering | uitgebreid via glucuronidering (UGT2B7; UGT2B4) en in mindere mate via oxidatie gemedieerd door CYP2E1, CYP2A6, CYP2B6 en in mindere mate door CYP2C19 en CYP3A4/5. |
Eliminatie | vnl. met de urine (cenobamaat en metabolieten), 5,2% in de feces; > 50% van de dosis binnen 72 uur. |
T 1/2el | 50–60 uur (schijnbare). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
zonisamide hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
Groepsinformatie
cenobamaat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk