eplerenon

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Eplerenon Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg

Inspra Viatris Netherlands bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 50 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

eplerenon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve β-blokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.

De voorkeur gaat volgens het NHG uit naar spironolacton boven eplerenon, vanwege minder kans op interacties en het verschil in kosten.

Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.

Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.

Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.

Indicaties

Reductie van het risico van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij:

  • Stabiele patiënten met linker-ventrikeldisfunctie (LVEF ≤ 40%) en klinisch bewijs van hartfalen na een recent myocardinfarct als adjuvans aan de standaardtherapie (waaronder β-blokkers);
  • Volwassen patiënten met chronisch hartfalen NYHA-klasse II en systolische linkerventrikeldisfunctie (LVEF ≤ 30%) als adjuvans aan de standaardtherapie.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Behandeling niet beginnen bij een kaliumspiegel > 5,0 mmol/l.

Klap alles open Klap alles dicht

Hartfalen na een myocardinfarct of chronisch hartfalen

Volwassenen (incl. ouderen)

Begindosering 25 mg 1×/dag, vervolgens bij voorkeur binnen 4 weken titreren tot de maximale onderhoudsdosering van 50 mg 1×/dag, hierbij rekening houden met de kaliumspiegel. Bij een kaliumspiegel van < 5,0 mmol/l de dosering verhogen van 25 mg om de dag naar 25 mg 1×/dag of van 25 mg 1×/dag naar 50 mg 1×/dag; bij een kaliumspiegel van 5,0–5,4 mmol/l de dosering niet veranderen; bij een kaliumspiegel van 5,5–5,9 mmol/l de dosering verlagen van 50 mg 1×/dag naar 25 mg 1×/dag of van 25 mg 1×/dag naar 25 mg om de dag of bij 25 mg om de dag de toediening staken; bij een kaliumspiegel van ≥ 6,0 de toediening staken. Indien een te hoge kaliumspiegel is gedaald naar < 5,0 mmol/l, kan de behandeling met eplerenon worden hervat met een dosering van 25 mg om de dag. Bij de behandeling van hartfalen na een acuut myocardinfarct starten binnen 3–14 dagen na het acuut myocardinfarct.

Bij een lichte nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig; wel het kaliumgehalte extra controleren. Bij matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–60 ml/min): begindosering 25 mg om de dag. De dosering aanpassen op basis van de kaliumspiegel. Er zijn geen gegevens bij een creatinineklaring < 50 ml/min met hartfalen na een myocardinfarct en bij doseringen > 25 mg/dag bij een creatinineklaring < 50 ml/min.

Bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig; wel het kaliumgehalte extra controleren.

Bij comedicatie met zwakke tot matige CYP3A4-remmers zoals amiodaron, diltiazem en verapamil, is de maximale dosering 25 mg 1×/dag.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Hypotensie, duizeligheid, syncope, hoofdpijn. Nierfunctiestoornis, hyperkaliëmie, hypercholesterolemie. Slapeloosheid. Huiduitslag, jeuk. Atriumfibrilleren, linkerventrikelfalen. Hoest. Spierspasmen, rugpijn. Asthenie. Verhoogde ureumwaarde –, verhoogde creatininewaarde in het bloed.

Soms (0,1-1%): hypo–esthesie, toegenomen transpiratie, dehydratie, hyponatriëmie, orthostatische hypotensie, hypertriglyceridemie, eosinofilie. Angio-oedeem. Spierpijn. Flatulentie. Arteriële trombose in het been. Tachycardie. Algehele malaise, infectie, faryngitis, pyelonefritis. Hypothyroïdie. Cholecystitis. Gynaecomastie. Verhoogde bloedwaarden van glucose, verminderde epidermale groeifactorreceptor.

Interacties

In verband met een sterke verhoging van de plasmaspiegel van eplerenon en daarmee meer kans op hyperkaliëmie is comedicatie met sterke CYP3A4-remmers zoals ketoconazol, itraconazol, claritromycine en enkele antidepressiva en HIV-proteaseremmers, gecontra-indiceerd.

Vanwege de kans op hyperkaliëmie is comedicatie met andere kaliumsparende diuretica of ACE–remmers in combinatie met angiotensine–II–receptorblokkers eveneens gecontra-indiceerd.

Bij gelijktijdig gebruik met matig sterke CYP3A4-remmers (zoals erytromycine, fluconazol, verapamil, diltiazem, amiodaron) is de maximale dosering van eplerenon 25 mg per dag.

CYP3A4-inductoren zoals rifampicine en sint-janskruid kunnen de plasmaspiegel van eplerenon verlagen; combinatie met sterke CYP3A4-inductoren bij voorkeur vermijden.

Comedicatie met NSAID's kan bij risicopatiënten (ouderen en/of gedehydrateerde patiënten die diuretica gebruiken en nierinsufficiëntie hebben) leiden tot acuut nierfalen door een verminderde glomerulaire filtratie; dit is meestal reversibel. Hydrateer de patiënt en controleer bij het begin en regelmatig tijdens de behandeling de nierfunctie. Tevens kan een vermindering van het antihypertensieve effect optreden.

Comedicatie met ciclosporine, tacrolimus, trimethoprim en ACE-remmers of AT1-antagonisten kan aanleiding geven tot hyperkaliëmie en een gestoorde nierfunctiestoornis.

Diuretica kunnen de lithiumexcretie verminderen, hetgeen kan leiden tot een verhoogde (toxische) lithiumspiegel; indien de combinatie noodzakelijk is, lithiumspiegels nauwkeurig controleren.

De digoxinespiegel kan tot 30% toenemen; wees voorzichtig bij een dosis van digoxine bovenin het bereik van de therapeutische breedte.

Er is meer kans op (orthostatische) hypotensie bij combinatie met α1-blokkers, tricyclische antidepressiva, antipsychotica en baclofen.

Combinatie met tetracosactide of glucocorticoïden kan het antihypertensief effect verlagen door natrium-en vochtretentie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • serumkaliumspiegel > 5,0 mmol/l bij start van de behandeling;
  • ernstige nierinsufficiëntie (< 30 ml/min);
  • ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15).

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer de kaliumspiegel vóór de start van de behandeling, in de eerste week van de behandeling, een maand na de start en bij aanpassing van de dosering; daarna de kaliumspiegel periodiek controleren. Extra controle van de kaliumspiegel is geïndiceerd bij verminderde nierfunctie, bij ouderen (in verband met afname van de nierfunctie), bij diabetes mellitus, bij verhoogde systemische blootstelling aan eplerenon door een milde tot matige leverfunctiestoorniss (in het bijzonder bij ouderen) en door comedicatie met zwakke tot matige CYP3A4-remmers.

Onderzoeksgegevens: Er zijn onvoldoende gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 jaar. Tevens zijn er geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid bij een creatinineklaring < 50 ml/min en hartfalen na een myocardinfarct en bij doseringen > 25 mg/dag bij een creatinineklaring < 50 ml/min.

Overdosering

Symptomen

Meest waarschijnlijk zijn hypotensie en hyperkaliëmie.

Therapie

Eplerenon bindt goed aan actieve kool. Neem voor informatie over een vergiftiging met eplerenon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Competitieve aldosteron-receptorantagonist. In de nieren remt eplerenon de uitwisseling van natriumionen in de tubulusvloeistof tegen kaliumionen uit de distale tubuluscellen. Verder wordt ervan uitgegaan dat het positieve effect op cardiovasculaire eindpunten voortkomt uit het tegengaan van de negatieve effecten van aldosteron op het vaatsysteem.

Kinetische gegevens

Resorptie goed.
F 69%.
T max 1,5–2 uur.
V d 0,6–1,3 l/kg.
Metabolisering in de lever tot inactieve metabolieten, voornamelijk via CYP3A4.
Eliminatie voornamelijk als metaboliet, 67% met de urine en 32% met de feces. Eplerenon is niet met behulp van hemodialyse te verwijderen.
T 1/2el 3–6 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

eplerenon hoort bij de groep diuretica, kaliumsparende.

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

Indicaties

Externe links