oxaliplatine
Samenstelling
Oxaliplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Oxalisin XGVS Pharmachemie bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn, met de plaats van oxaliplatine hierbij.
Indicaties
In combinatie met 5-fluoro-uracil en folinezuur (FOLFOX) voor de:
- adjuvante behandeling van stadium III (Duke's C) coloncarcinoom na volledige resectie van de primaire tumor;
- behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Zie de afzonderlijke geneesmiddelteksten voor de informatie over 5-fluoro-uracil en folinezuur (calciumzout, systemisch).
Doseringen
Profylaxe met een krachtig anti–emeticum wordt aanbevolen.
Coloncarcinoom en colorectaalcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
85 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v. infuus in 2–6 uur, iedere 2 weken. Als adjuvante behandeling 12 cycli geven (= 6 maanden); als behandeling bij metastasen de behandeling geven tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig; wel controleren op toxiciteit. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (QT-verlenging, neurotoxiciteit, hematologische toxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit, overgevoeligheidsreacties, spiertoxiciteit, microangiopathische hemolytische anemie/HUS/DIS) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4). Zie voor informatie over deze toxiciteiten ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: oxaliplatine altijd voorafgaand aan 5-FU toedienen. Het concentraat verdunnen met 250–500 ml glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 0,2–0,7 mg/ml. Het i.v.-infuus toedienen via een centraal veneuze lijn of (minder gewenst) een perifere vene gedurende een periode van 2–6 uur. Waak voor extravasatie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie met 5-FU en folinezuur
Zeer vaak (> 10%): allergische reacties tijdens de infusie, soms fataal verlopend (bv. anafylactische of anafylactoïde reacties; verder urticaria, conjunctivitis, rinitis). Dyspneu, hoest, bloedneus. Infecties. Stomatitis/mucositis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Anorexie. Perifere sensorische neuropathie, smaakstoornis, hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts (door infectie of door een immunologisch mechanisme), rillingen, reactie op de infusieplaats (bv. pijn, roodheid, zwelling, trombose). Huiduitslag, alopecia. Rugpijn. Gewichtstoename (bij adjuvante behandeling). Neutropenie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie, anemie. Hyperglykemie, hypernatriëmie, hypokaliëmie. Stijging ASAT, ALAT, AF, bilirubine in het bloed, LDH.
Vaak (1-10%): hypertensie, overmatig blozen, bloedingen, diep-veneuze trombose. Longembolie, hikken, bovenste-luchtweginfecties. Motorische neuritis, meningitis, duizeligheid, vallen. Depressie, slapeloosheid. Visusstoornis, conjunctivitis. Maag-darmbloeding, rectumbloeding, gastro-intestinale reflux, dyspepsie. Hand-voetsyndroom, erythemateuze huiduitslag, huidexfoliatie, hyperhidrose, nagelaandoening. Artralgie, botpijn. Hematurie, dysurie, abnormale mictiefrequentie. Gewichtsafname (bij behandeling metastase). Febriele neutropenie. Dehydratie. Hypocalciëmie. Stijging serumcreatininewaarde.
Soms (0,1-1%): ileus, darmobstructie. Sepsis. Nervositeit, ototoxiciteit. Metabole acidose.
Zelden (0,01-0,1%): diffuse intravasale stolling (DIS), soms fataal. Interstitiële longaandoening (soms fataal), longfibrose. Colitis (o.a. door Clostridioides difficile), pancreatitis. Dysartrie, posterieur reversibel encefalopathie syndroom (PRES), neuritis optica, visusstoornis (voorbijgaand na staken van de behandeling), doofheid. Hemolytische anemie, auto-immuun trombocytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): acute tubulaire necrose, acute interstitiële nefritis, acute nierinsufficiëntie. Veno-occlusieve ziekte van de lever en vergelijkbare aandoeningen (bv. peliosis hepatitis, nodulaire regeneratieve hyperplasie, perisinusoïdale fibrose).
Verder zijn gemeld: septische shock (soms fataal). Acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct, coronair arteriospasme, angina pectoris), ischemische of hemorragische beroerte, QT-verlenging, overgevoeligheidsvasculitis. Hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Convulsie, laryngospasme. Intestinale ischemie, maag-darmulcus (incl. perforatie, soms fataal), oesofagitis. (Broncho)pneumonie. Rabdomyolyse (soms fataal). Secundaire leukemie. (Auto-immuun) pancytopenie. Focale nodulaire hyperplasie.
Interacties
Vermijd vaccinatie met levende of verzwakte vaccins, vanwege de kans op ernstige of fatale infecties. Dode of inactieve vaccins mogen wel worden toegediend; de reactie op dergelijke vaccins kan echter verminderd zijn.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die:
- aanleiding kunnen geven tot neurotoxiciteit;
- het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron), ketoconazol;
- spiertoxiciteit kunnen veroorzaken zoals de statinen, fibraten, ciclosporine, daptomycine, abirateron.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (mutageen en clastogeen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat oxaliplatine tot (irreversibele) verminderde fertiliteit kan leiden. Adviseer patiënten die zwanger willen worden ná gebruik van oxaliplatine om genetisch advies in te winnen.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende tot ten minste 15 maanden (vrouw) of 12 maanden (man) na de therapie..
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- beenmergdepressie bij begin van de eerste kuur, gedefinieerd als neutrofiele granulocyten < 2 × 109/l en/of trombocyten < 100 × 109/l;
- perifere sensorische neuropathie met functieverlies bij aanvang van de eerste kuur;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min);
- anafylactische reactie bij eerder gebruik van oxaliplatine.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: bij allergische reacties op andere platinabevattende middelen in de anamnese de patiënt nauwlettend controleren, er is kans op een (soms fatale) kruisreactie. De infusie direct staken bij optreden van anafylaxie-achtige reacties; oxaliplatine mag dan nooit meer gegeven worden.
Hematologische toxiciteit: bepaal het volledig bloedbeeld (incl. leukocytendifferentiatie) vóór elke behandelcyclus. Bij aantal neutrofiele granulocyten < 1,5 × 109/l en/of trombocyten < 50 × 109/l de volgende cyclus uitstellen. Let op eerste symptomen van ernstige infecties zoals (neutropene) sepsis en septische shock.
Neurotoxiciteit is een dosisbeperkende toxiciteit. Vóór aanvang van de therapie en vóór elke toediening neurologisch onderzoek verrichten en daarna op gezette tijden. Combinatie met andere middelen met mogelijke neurotoxiciteit vergroot het risico. Indien zich tijdens of binnen enkele uren na een twee uur durend infuus een acute laryngofaryngeale dysesthesie optreedt, de volgende infusie in zes uur toedienen. Informeer patiënten over de kans op persisterende neuropathie na afloop van de behandeling. Gelokaliseerde matige paresthesieën of paresthesieën die functionele activiteiten kunnen hinderen, kunnen voortduren tot 3 jaar na stoppen van de adjuvante behandeling. Symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, en blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen.
Gastro-intestinale toxiciteit: dehydratie, paralytische ileus, intestinale obstructie, hypokaliëmie, metabole acidose en nierinsufficiëntie kunnen veroorzaakt worden door ernstige diarree en braken; profylactisch en zonodig therapeutisch toedienen van anti-emetica is aangewezen. Verder kunnen optreden ernstige vormen van mucositis/stomatitis, maag-darmulcus (incl. complicaties zoals bloedingen en perforatie) en tevens intestinale ischemie (inl. dodelijke afloop).
Spiertoxiciteit: laat de patiënt zich melden bij het optreden van spierpijn, zwelling gepaard gaande met zwakheid, koorts of donkere urine. Onderbreek de behandeling en onderzoek of sprake is van rabdomyolyse. Wees voorzichtig met de combinatie met andere spiertoxische middelen.
HUS/DIS: staak de behandeling bij eerste tekenen van microangiopathische hemolytische anemie, zoals een snel dalend hemoglobinegehalte met gelijktijdige trombocytopenie, verhoging van serumbilirubine, serumcreatinine, ureum of LDH. Nierfalen kan onomkeerbaar zijn en dialyse kan nodig zijn. Bij optreden van infecties en/of sepsis ook nagaan of er sprake is van uitgezaaide intravasculaire stolling (DIS).
Klinische tekenen van veno-occlusieve leverziekte kunnen portale hypertensie en toename van de leverfunctietestwaarden zijn.
Bij toepassing bij licht tot matig verminderde nierfunctie de nierfunctie volgen en doseren op geleide van de toxiciteit.
Interstitiële longaandoening/pneumonitis: Bij onverklaarde respiratoire symptomen (zoals niet-productieve hoest, dyspneu of longinfiltraten) de behandeling staken totdat een interstitiële longaandoening is uitgesloten.
Extravasatie kan leiden tot lokale pijn en ontsteking die ernstig kunnen zijn en aanleiding kunnen geven tot complicaties zoals weefselnecrose. De kans hierop is toegenomen bij toediening via een perifere ader. Zie voor de te nemen maatregelen de NVZA Crashkaart oncolytica versie 7.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld; er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met oxaliplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Platinaverbinding. Het werkingsmechanisme van oxaliplatine is nog niet geheel duidelijk; waarschijnlijk gaan gebiotransformeerde, gehydrateerde vormen van oxaliplatine een interactie aan met DNA, waarbij tussen en in de strengen dwarsverbanden worden gevormd. Dit verstoort de DNA-synthese, met als gevolg cytotoxiciteit en antitumoreffecten. Oxaliplatine vertoont ook activiteit in diverse cisplatinaresistente modellen. In combinatie met 5-fluoro-uracil (5-FU) is synergistische cytotoxische activiteit waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 6,3–8,3 l/kg; dosisafhankelijk en met grote spreiding. Snelle distributie naar de weefsels en irreversibele binding aan rode bloedcellen en serumalbumine. |
Metabolisering | uitgebreid tot o.a. cytotoxische metabolieten, als gevolg van niet-enzymatische degradatie. |
Eliminatie | vnl. met de urine, grotendeels binnen 48 uur (ongebonden platinaverbindingen). |
T 1/2el | 11–16 dagen, afhankelijk van de dosering. De lange eliminatiehalfwaardetijd benadert de natuurlijke omzet van rode bloedcellen en serumalbumine (gebonden platinaverbindingen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
oxaliplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.