Samenstelling
Carboplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml, 15 ml, 45 ml, 60 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Oxaliplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Oxalisin XGVS Pharmachemie bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor carboplatine in combinatie met paclitaxel en bevacizumab staat het advies van de commissie BOM (2018) op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van ovariumcarcinoom en kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl met de plaats van carboplatine daarbij.
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn, met de plaats van oxaliplatine hierbij.
Indicaties
- Eerstelijns- of tweedelijnsbehandeling van uitgebreid en/of gemetastaseerd ovariumcarcinoom van epitheliale oorsprong.
- Kleincellig longcarcinoom (SCLC)
Indicaties
In combinatie met 5-fluoro-uracil en folinezuur (FOLFOX) voor de:
- adjuvante behandeling van stadium III (Duke's C) coloncarcinoom na volledige resectie van de primaire tumor;
- behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Zie de afzonderlijke geneesmiddelteksten voor de informatie over 5-fluoro-uracil en folinezuur (calciumzout, systemisch).
Doseringen
Overweeg premedicatie met anti-emetica.
Ovariumcarcinoom (epitheliale oorsprong), kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Richtlijn startdosering: 400 mg/m² lichaamsoppervlak via i.v.-infusie in 15–60 minuten. Een volgende toediening niet eerder dan na 4 weken herhalen en/of indien bij intermitterende kuren het bloedbeeld genormaliseerd is (aantal neutrofielen ≥ 2 × 10 9/l en trombocyten ≥ 100 × 10 9/l). Bij combinatietherapie gelden mogelijk andere doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Dosisaanpassing bij risicofactoren: zoals eerdere behandeling met myelosuppressieve therapie of een slechte algemene conditie (ECOG-Zubrod 2–4 of Karnofsky < 80): verlaag de startdosis met 20–25%.
Verminderde nierfunctie: startdosering: i.v.-infusie bij een creatinineklaring 41–59 ml/min 250 mg/m² lichaamsoppervlak en bij een creatinineklaring 16–40 ml/min 200 mg/m². Bij deze doseringen blijft doorgaans de frequentie van ernstige leukopenie, neutropenie of trombocytopenie gehandhaafd op ca. 25%. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een creatinineklaring ≤ 15 ml vanwege onvoldoende gegevens, zie ook de rubrieken Contra-indicaties en Waarschuwingen en voorzorgen/nefrotoxiciteit.
Toediening
- het concentraat eerst verdunnen met 5% glucose-oplossing of 0,9% NaCl-oplossing tot een concentratie van 0,5 mg/ml.
- i.v. toedienen als een infusie in 15–60 minuten. De incidentie en ernst van misselijkheid en braken kunnen worden verminderd door toediening via continue perfusie gedurende 24 uur óf door middel van i.v.-toediening van afzonderlijke doses gedurende 5 dagen.
- Geen naalden of intraveneuze sets gebruiken die aluminium bevatten, omdat dan neerslagvorming van carboplatine optreedt met mogelijk verlies van werkzaamheid.
Doseringen
Profylaxe met een krachtig anti–emeticum wordt aanbevolen.
Coloncarcinoom en colorectaalcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
85 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v. infuus in 2–6 uur, iedere 2 weken. Als adjuvante behandeling 12 cycli geven (= 6 maanden); als behandeling bij metastasen de behandeling geven tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig; wel controleren op toxiciteit. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (QT-verlenging, neurotoxiciteit, hematologische toxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit, overgevoeligheidsreacties, spiertoxiciteit, microangiopathische hemolytische anemie/HUS/DIS) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4). Zie voor informatie over deze toxiciteiten ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: oxaliplatine altijd voorafgaand aan 5-FU toedienen. Het concentraat verdunnen met 250–500 ml glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 0,2–0,7 mg/ml. Het i.v.-infuus toedienen via een centraal veneuze lijn of (minder gewenst) een perifere vene gedurende een periode van 2–6 uur. Waak voor extravasatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid (bij ca. 80%), braken (bij ca. 65%), buikpijn. Asthenie. Subklinisch gehoorverlies (hoogfrequentie: 4000–8000 Hz). Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie en anemie. Stijging leverenzymwaarden (ASAT, ALAT en AF) en ureum; verlaagde serumelektrolytenwaarden (Na⁺, K⁺, Ca²⁺, Mg²⁺) en verminderde creatinineklaring.
Vaak (1-10%): infecties, griepachtig syndroom. Bloedingen. Bronchospasme, interstitiële longziekte. Overgevoeligheidsreactie (urticaria, erytheem, jeuk), anafylactoïde reactie. Haaruitval. Perifere neuropathie zoals paresthesie, sensorische stoornis, vermindering van osteotendineuze reflexen, dysgeusie. Gehoorverlies, tinnitus. Voorbijgaande visusstoornis (o.a. corticale blindheid). Mucositis, diarree, obstipatie. Aandoeningen van het skeletspierstelsel. Malaise. Urogenitale aandoening. Verhoogd serumbilirubine, serumcreatinine en/of urinezuur.
Soms (0,1-1%): koorts en koude rillingen zonder aanwijzingen voor een infectie. Reactie op de toedieningsplaats (incl. necrose). Secundaire maligniteit (zoals promyelocytaire leukemie, myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie).
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie (incl. shock), angio-oedeem. Neuritis optica. Ernstige leverfunctiestoornis. Exfoliatieve dermatitis. Anorexie. Febriele neutropenie.
Zeer zelden (< 0,01%): hypertensie, hypotensie, hartfalen, CVA, embolie.
Verder zijn gemeld: tumorlysissyndroom, dehydratie, hyponatriëmie. Veno-occlusieve ziekte van de lever (soms fataal). Hemolytisch-uremisch syndroom, hemolytische anemie (soms fataal). Stomatitis. Pancreatitis. Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS = PRES), encefalopathie. Beenmergfalen. Kounis-syndroom.
Frequentie en intensiteit van bijwerkingen kan groter zijn bij patiënten die eerder zijn behandeld met cisplatine. Er is meer kans op allergische reacties, waaronder anafylaxie, indien eerder is behandeld met platinaverbindingen.
Bijwerkingen
Combinatietherapie met 5-FU en folinezuur
Zeer vaak (> 10%): allergische reacties tijdens de infusie, soms fataal verlopend (bv. anafylactische of anafylactoïde reacties; verder urticaria, conjunctivitis, rinitis). Dyspneu, hoest, bloedneus. Infecties. Stomatitis/mucositis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Anorexie. Perifere sensorische neuropathie, smaakstoornis, hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts (door infectie of door een immunologisch mechanisme), rillingen, reactie op de infusieplaats (bv. pijn, roodheid, zwelling, trombose). Huiduitslag, alopecia. Rugpijn. Gewichtstoename (bij adjuvante behandeling). Neutropenie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie, anemie. Hyperglykemie, hypernatriëmie, hypokaliëmie. Stijging ASAT, ALAT, AF, bilirubine in het bloed, LDH.
Vaak (1-10%): hypertensie, overmatig blozen, bloedingen, diep-veneuze trombose. Longembolie, hikken, bovenste-luchtweginfecties. Motorische neuritis, meningitis, duizeligheid, vallen. Depressie, slapeloosheid. Visusstoornis, conjunctivitis. Maag-darmbloeding, rectumbloeding, gastro-intestinale reflux, dyspepsie. Hand-voetsyndroom, erythemateuze huiduitslag, huidexfoliatie, hyperhidrose, nagelaandoening. Artralgie, botpijn. Hematurie, dysurie, abnormale mictiefrequentie. Gewichtsafname (bij behandeling metastase). Febriele neutropenie. Dehydratie. Hypocalciëmie. Stijging serumcreatininewaarde.
Soms (0,1-1%): ileus, darmobstructie. Sepsis. Nervositeit, ototoxiciteit. Metabole acidose.
Zelden (0,01-0,1%): diffuse intravasale stolling (DIS), soms fataal. Interstitiële longaandoening (soms fataal), longfibrose. Colitis (o.a. door Clostridioides difficile), pancreatitis. Dysartrie, posterieur reversibel encefalopathie syndroom (PRES), neuritis optica, visusstoornis (voorbijgaand na staken van de behandeling), doofheid. Hemolytische anemie, auto-immuun trombocytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): acute tubulaire necrose, acute interstitiële nefritis, acute nierinsufficiëntie. Veno-occlusieve ziekte van de lever en vergelijkbare aandoeningen (bv. peliosis hepatitis, nodulaire regeneratieve hyperplasie, perisinusoïdale fibrose).
Verder zijn gemeld: septische shock (soms fataal). Acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct, coronair arteriospasme, angina pectoris), ischemische of hemorragische beroerte, QT-verlenging, overgevoeligheidsvasculitis. Hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Convulsie, laryngospasme. Intestinale ischemie, maag-darmulcus (incl. perforatie, soms fataal), oesofagitis. (Broncho)pneumonie. Rabdomyolyse (soms fataal). Secundaire leukemie. (Auto-immuun) pancytopenie. Focale nodulaire hyperplasie.
Interacties
Vaccinatie met het gelekoortsvaccin is gecontra-indiceerd vanwege de kans op ernstige (mogelijk fataal verlopende) infectieziekte; toepassing van andere levende vaccins wordt niet aanbevolen. Bij toepassing van (levende en) geïnactiveerde vaccins kan de respons onvoldoende zijn.
Gelijktijdige behandeling met lisdiuretica, nefro- of ototoxische geneesmiddelen, zoals aminoglycosiden, vermeerdert de kans op beschadiging van de nieren of van het gehoor. Bij achteruitgang van de nierfunctie (nefrotoxische stoffen) kan vanwege de verminderde klaring van carboplatine mogelijk een ernstigere en langer durende beenmergdepressie optreden.
Gelijktijdige behandeling met myelosuppressieve therapie of nefrotoxische geneesmiddelen vermeerdert de kans op beenmergsuppressie.
Gelijktijdig gebruik met fenytoïne kan de concentratie van fenytoïne verlagen met meer kans op convulsies; een dosisverhoging van fenytoïne kan nodig zijn.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten extra de INR controleren.
Interacties
Vermijd vaccinatie met levende of verzwakte vaccins, vanwege de kans op ernstige of fatale infecties. Dode of inactieve vaccins mogen wel worden toegediend; de reactie op dergelijke vaccins kan echter verminderd zijn.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die:
- aanleiding kunnen geven tot neurotoxiciteit;
- het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron), ketoconazol;
- spiertoxiciteit kunnen veroorzaken zoals de statinen, fibraten, ciclosporine, daptomycine, abirateron.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren embryotoxisch en teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Carboplatine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken zowel bij de man als de vrouw. Raad een vruchtbare man daarom voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten met een kinderwens.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zeven maanden (vrouw) of vier maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (mutageen en clastogeen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat oxaliplatine tot (irreversibele) verminderde fertiliteit kan leiden. Adviseer patiënten die zwanger willen worden ná gebruik van oxaliplatine om genetisch advies in te winnen.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende tot ten minste 15 maanden (vrouw) of 12 maanden (man) na de therapie..
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- ernstige myelosuppressie;
- bloedende tumoren;
- bestaande ernstig verminderde nierfunctie (< 30 ml/min), tenzij de arts van mening is dat de voordelen opwegen tegen de risico's;
- overgevoeligheid voor platinabevattende substanties.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- beenmergdepressie bij begin van de eerste kuur, gedefinieerd als neutrofiele granulocyten < 2 × 109/l en/of trombocyten < 100 × 109/l;
- perifere sensorische neuropathie met functieverlies bij aanvang van de eerste kuur;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min);
- anafylactische reactie bij eerder gebruik van oxaliplatine.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beenmergsuppressie is een dosisbeperkende toxiciteit. Controleer tijdens de eerste behandeling wekelijks (om de nadir te bepalen) en daarna regelmatig het volledige bloedbeeld in verband met beenmergremming; op grond hiervan kan dosisaanpassing en/of behandeling met transfusies nodig zijn. De nadir bij de verschillende bloedcellen is 15–21 dagen. Om te zorgen dat de bloedwaarden voldoende herstellen, carboplatine-kuren over het algemeen niet vaker herhalen dan om de 4 weken. De beenmergdepressie is doorgaans ernstiger bij eerder gebruik van myelosuppressieve therapie (vooral cisplatine) of radiotherapie, bij ouderen of bij verminderde nierfunctie. Een aanpassing van de startdosering is nodig (zie ook de rubriek Dosering). Onderbreek bij intermitterende kuren de behandeling indien het aantal neutrofielen < 2 × 109/l of het aantal trombocyten < 100 × 109/l is, tot herstel zichtbaar is. Dit duurt doorgaans 5-6 weken. Transfusie of verlaging van de aanbevolen dosis voor de daaropvolgende behandeling kan nodig zijn. Secundaire hematologische maligniteiten zoals promyelocytaire leukemie, myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie komen voor bij gebruik van carboplatine, doorgaans jaren na de therapie.
Controleer de nierfunctie vóór en tijdens de behandeling nauwlettend, omdat bij afgenomen renale klaring ernstigere en langer durende beenmergremming kan optreden. De incidentie en ernst van de nefrotoxiciteit kan toenemen, indien reeds voor de behandeling een verminderde nierfunctie bestond, bij nefrotoxiciteit door eerder gebruik van cisplatine en bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen. Bij verminderde nierfunctie de dosis aanpassen (zie de rubriek Dosering). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≤ 15 ml/min).
Staak de behandeling bij eerste tekenen van het hemolytisch-uremisch syndroom (HUS), zoals een snelle hemoglobinedaling met gelijktijdige trombocytopenie, stijging van het serumbilirubine, serumcreatinine, ureum of LDL in het bloed. Nierfalen kan irreversibel zijn na beëindigen van de behandeling van HUS waardoor dialyse nodig is.
Controleer regelmatig de leverfunctie. Veno-occlusieve ziekte van de lever (sinusoïdaal-obstructiesyndroom) is gemeld. Symptomen/kenmerken zijn koorts, eosinofilie, buikpijn, vergrote lever, icterus en shock, en kan erger worden binnen uren en dagen en letaal verlopen. Wees daarom waakzaam bij afwijkende leverfunctiewaarden, begeleidende symptomen en portale hypertensie, die niet duidelijk het gevolg zijn van levermetastasen.
Verricht regelmatig neurologisch onderzoek. Meestal is de perifere neurotoxiciteit licht van aard en beperkt tot paresthesie en verminderde osteotendineuze reflexen. Hier is meer kans op bij ouderen (> 65 j.) en bij eerder gebruik van cisplatine. Vanwege de kans op gehoorstoornissen regelmatig een audiogram uitvoeren bij verdenking van of bij risicofactoren voor een gehoorstoornis. Er is meer kans op gehoorstoornissen bij eerdere behandeling met cisplatine. Ototoxiciteit kan meer uitgesproken zijn bij kinderen.. Omdat bij hen gehoorverlies ook na de behandeling op latere leeftijd kan optreden, wordt langdurige audiometrische opvolging aanbevolen. Bij (te) hoge dosis, zoals kan voorkomen bij een verminderde nierfunctie, is er kans op visusstoornissen (zoals corticale blindheid). Na staken van de hoge doses herstelt het gezichtsvermogen zich doorgaans binnen enkele weken volledig of in significante mate.
Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES), met symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid is gemeld. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Preventie of behandeling met anti-emetica kan de ernst en frequentie van misselijkheid en braken, die doorgaans 6–12 uur na toediening optreden, verminderen. De ernst en frequentie van braken kunnen ook worden verminderd door de toedieningsperiode te vergroten, zie ook de rubriek Dosering. De verschijnselen verdwijnen meestal binnen 24 uur na behandeling. Er is meer kans op braken bij eerder gebruik van cisplatine.
Kruisallergie: er is meer kans op allergische reacties, waaronder anafylaxie, indien eerder behandeld is met platinaverbindingen.
Bij ouderen (> 65 j.) kunnen bijwerkingen vaker en/of heviger optreden; een dosisaanpassing kan nodig zijn.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: bij allergische reacties op andere platinabevattende middelen in de anamnese de patiënt nauwlettend controleren, er is kans op een (soms fatale) kruisreactie. De infusie direct staken bij optreden van anafylaxie-achtige reacties; oxaliplatine mag dan nooit meer gegeven worden.
Hematologische toxiciteit: bepaal het volledig bloedbeeld (incl. leukocytendifferentiatie) vóór elke behandelcyclus. Bij aantal neutrofiele granulocyten < 1,5 × 109/l en/of trombocyten < 50 × 109/l de volgende cyclus uitstellen. Let op eerste symptomen van ernstige infecties zoals (neutropene) sepsis en septische shock.
Neurotoxiciteit is een dosisbeperkende toxiciteit. Vóór aanvang van de therapie en vóór elke toediening neurologisch onderzoek verrichten en daarna op gezette tijden. Combinatie met andere middelen met mogelijke neurotoxiciteit vergroot het risico. Indien zich tijdens of binnen enkele uren na een twee uur durend infuus een acute laryngofaryngeale dysesthesie optreedt, de volgende infusie in zes uur toedienen. Informeer patiënten over de kans op persisterende neuropathie na afloop van de behandeling. Gelokaliseerde matige paresthesieën of paresthesieën die functionele activiteiten kunnen hinderen, kunnen voortduren tot 3 jaar na stoppen van de adjuvante behandeling. Symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, en blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen.
Gastro-intestinale toxiciteit: dehydratie, paralytische ileus, intestinale obstructie, hypokaliëmie, metabole acidose en nierinsufficiëntie kunnen veroorzaakt worden door ernstige diarree en braken; profylactisch en zonodig therapeutisch toedienen van anti-emetica is aangewezen. Verder kunnen optreden ernstige vormen van mucositis/stomatitis, maag-darmulcus (incl. complicaties zoals bloedingen en perforatie) en tevens intestinale ischemie (inl. dodelijke afloop).
Spiertoxiciteit: laat de patiënt zich melden bij het optreden van spierpijn, zwelling gepaard gaande met zwakheid, koorts of donkere urine. Onderbreek de behandeling en onderzoek of sprake is van rabdomyolyse. Wees voorzichtig met de combinatie met andere spiertoxische middelen.
HUS/DIS: staak de behandeling bij eerste tekenen van microangiopathische hemolytische anemie, zoals een snel dalend hemoglobinegehalte met gelijktijdige trombocytopenie, verhoging van serumbilirubine, serumcreatinine, ureum of LDH. Nierfalen kan onomkeerbaar zijn en dialyse kan nodig zijn. Bij optreden van infecties en/of sepsis ook nagaan of er sprake is van uitgezaaide intravasculaire stolling (DIS).
Klinische tekenen van veno-occlusieve leverziekte kunnen portale hypertensie en toename van de leverfunctietestwaarden zijn.
Bij toepassing bij licht tot matig verminderde nierfunctie de nierfunctie volgen en doseren op geleide van de toxiciteit.
Interstitiële longaandoening/pneumonitis: Bij onverklaarde respiratoire symptomen (zoals niet-productieve hoest, dyspneu of longinfiltraten) de behandeling staken totdat een interstitiële longaandoening is uitgesloten.
Extravasatie kan leiden tot lokale pijn en ontsteking die ernstig kunnen zijn en aanleiding kunnen geven tot complicaties zoals weefselnecrose. De kans hierop is toegenomen bij toediening via een perifere ader. Zie voor de te nemen maatregelen de NVZA Crashkaart oncolytica versie 7.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld; er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met carboplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum .
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met oxaliplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Platina-verbinding, analogon van cisplatine. Carboplatine remt de DNA-synthese door de vorming van platinadwarsverbindingen binnenin en tussen DNA-strengen. De eiwit- en RNA-synthese worden in mindere mate geremd. Tijdens de initiële fase is het meeste van het vrije, ultrafiltreerbare platina aanwezig in de vorm van carboplatine.
Kinetische gegevens
V d | 0,24 l/kg (ultrafiltreerbaar platina). |
Overig | Penetreert in pleura, ascites en erytrocyten. |
Metabolisering | langzaam en weinig. |
Eliminatie | ca. 75% van de totale dosis platina, grotendeels als intacte verbinding met de urine binnen 6 uur. Carboplatine is gedeeltelijk dialyseerbaar en maar tot 3 uur na toediening vanwege de snelle en uitgebreide binding van platina aan plasmaproteïnen. |
T 1/2el | ca. 2 uur (ultrafiltreerbaar platina). Bij nierfunctiestoornissen nemen de totale en renale klaring af. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Platinaverbinding. Het werkingsmechanisme van oxaliplatine is nog niet geheel duidelijk; waarschijnlijk gaan gebiotransformeerde, gehydrateerde vormen van oxaliplatine een interactie aan met DNA, waarbij tussen en in de strengen dwarsverbanden worden gevormd. Dit verstoort de DNA-synthese, met als gevolg cytotoxiciteit en antitumoreffecten. Oxaliplatine vertoont ook activiteit in diverse cisplatinaresistente modellen. In combinatie met 5-fluoro-uracil (5-FU) is synergistische cytotoxische activiteit waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 6,3–8,3 l/kg; dosisafhankelijk en met grote spreiding. Snelle distributie naar de weefsels en irreversibele binding aan rode bloedcellen en serumalbumine. |
Metabolisering | uitgebreid tot o.a. cytotoxische metabolieten, als gevolg van niet-enzymatische degradatie. |
Eliminatie | vnl. met de urine, grotendeels binnen 48 uur (ongebonden platinaverbindingen). |
T 1/2el | 11–16 dagen, afhankelijk van de dosering. De lange eliminatiehalfwaardetijd benadert de natuurlijke omzet van rode bloedcellen en serumalbumine (gebonden platinaverbindingen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
carboplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.
Groepsinformatie
oxaliplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.