Samenstelling
Flecaïnide (acetaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Tambocor (acetaat) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte 'CR'
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 15 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ritmoforine (als fosfaat) Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
- Sterkte
- 250 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Indicaties
- Levensbedreigende ventriculaire aritmieën, zoals symptomatische, aanhoudende ventriculaire tachycardie;
- AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding.
Alleen injectie tevens:
- Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren die korter duurt dan 24 uur mits er géén sprake is van structureel hartlijden en/of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling duidelijk noodzakelijk is. Parenterale toediening is alleen geïndiceerd, wanneer de stoornissen snel onder controle moeten worden gebracht of de behandeling een kortdurende profylactische is.
Alleen tablet tevens:
- Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren mits er geen sprake is van hartlijden of een slechte linkerkamerfunctie én behandeling vanwege de ernst van de symptomen en de frequentie van de aanvallen duidelijk noodzakelijk is;
- Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie met invaliderende symptomen, die resistent is voor andere therapieën óf indien andere therapieën niet goed worden verdragen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Ventriculaire extrasystolen.
- Profylaxe van ventriculaire aritmie na cardioversie en hartoperatie.
- Paroxismale ventriculaire en supraventriculaire tachycardie; bij supraventriculaire ritmestoornissen is disopyramide minder effectief dan bij ventriculaire ritmestoornissen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Flecaïnide van tdm-monografie.org.
De behandeling onder medisch toezicht instellen en dosisaanpassingen onder controle van ECG en plasmaspiegel doorvoeren. Benodigde plasmaspiegel voor maximaal therapeutisch effect: 0,2–1 mg/l.
Levensbedreigende ventriculaire aritmieën
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
AV-nodale re-entry tachycardie, Wolff-Parkinson-Whitesyndroom en andere stoornissen met anomale bundels en antero- of retrograde geleiding
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, zo nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
Acute aanval van paroxismaal atriumfibrilleren
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Parenteraal per i.v.-bolusinjectie: 2 mg/kg lichaamsgewicht, max. 150 mg, langzaam (in ten minste 10 min), eventueel verdund (in glucose 5%) toedienen; onder continue ECG-registratie; als de aritmie onder controle is, de injectie stoppen.
Parenteraal per i.v.-infusie: begindosis 2 mg/kg in 30 min, vervolgens gedurende het eerste uur 1,5 mg/kg per uur; daarna 0,1–0,25 mg/kg per uur. Aanbevolen wordt de infusie maximaal 24 uur voort te zetten. De maximale cumulatieve dosis gedurende de eerste 24 uur is 600 mg. Bij aanhoudende ventriculaire tachycardie, bij neiging tot hartfalen, bij nierinsufficiëntie en bij andere risicopatiënten, onder controle van plasmaspiegel en ECG: begindosering 2 mg/kg in 60 min óf 1 mg/kg in 30 min i.v.; vervolgens het eerste uur 0,75 mg/kg per uur, daarna 0,1 mg/kg per uur.
Behoud van sinusritme na conversie van acuut paroxismaal atriumfibrilleren
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 50 mg 2×/dag, indien nodig verhogen tot max. 300 mg per dag. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 100 mg 1×/dag; zo nodig na 4–5 dagen verhogen. Optimale dosering 200 mg 1×/dag, max. dosering 300 mg 1×/dag.
Invaliderende premature ventriculaire contracties en/of 'non-sustained' ventriculaire tachycardie
Volwassenen en kinderen van 13–17 jaar
Oraal gewone tablet: begindosering 100 mg 2×/dag, max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt. Oraal preparaat met gereguleerde afgifte: begindosering 200 mg 1×/dag; max. 400 mg per dag (bij groot postuur of voor snelle coupering van de aritmie); na 3–5 dagen geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke dosering waarmee nog voldoende therapeutisch effect wordt bereikt.
Bij orale toediening: Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring: tabl. < 35 ml/min/1,73m², caps mga ≤ 20 ml/min/m²): begindosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle van de plasmaspiegel; de dosering eventueel aanpassen na 4–5 dagen. Bij verminderde leverfunctie: dosering max. 100 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Bij ouderen: begindosering max. 100 mg 1× per dag of 50 mg 2× per dag; onderhoudsdosering max. 300 mg/dag. Bij aanwezigheid van een permanente pacemaker: dosering max. 200 mg per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.
Bij orale óf parenterale toediening: Bij combinatietherapie met amiodaron: flecaïnidedosering met 50% verlagen; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen. Oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle. Bij combinatie met cimetidine: oraal max. 200 mg flecaïnide per dag onder regelmatige controle; de dosering eventueel aanpassen na 6–8 dagen.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zo nodig de dosering of het middel aan, in overleg met de apotheker.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Disopyramide van tdm-monografie.org.
Ventriculaire extrasystolen, profylaxe van ventriculaire aritmie en tachycardie
Volwassenen
2×/dag 250 mg 's morgens en 's avonds; bij onvoldoende effect max. 375 mg (= 1,5 tablet) 2×/dag.
Bij leeftijd ≥ 70 jaar: 2×/dag 125 mg (=½ tablet) 's morgens en 's avonds.
Bij hartfalen de dosering vaststellen op geleide van de plasmaconcentratie.
De tabletten kunnen worden gehalveerd zonder dat de gereguleerde afgifte van disopyramide wordt beïnvloed.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, draaierigheid, licht gevoel in het hoofd (vaak van voorbijgaande aard). Visusstoornis (diplopie, wazig zien).
Vaak (1-10%): pro-aritmie (bij structurele hartaandoening). Dyspneu. Asthenie, vermoeidheid, koorts, oedeem.
Soms (0,1-1%): afname rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes. Bij atriumfibrilleren een 1:1 AV-geleiding met toename hartritme. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn, verminderde eetlust, dyspepsie, flatulentie. Allergische dermatitis (incl. huiduitslag), alopecia.
Zelden (0,01-0,1%): hallucinaties, depressie, verwardheid, angst, amnesie, slapeloosheid. Paresthesie, ataxie, hypo-esthesie, hyperhidrose, syncope, tremor, blozen, slaperigheid, hoofdpijn, perifere neuropathie, convulsie, dyskinesie. Oorsuizen, vertigo. Pneumonitis. Stijging van leverenzymwaarden (met of zonder geelzucht). Ernstige urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): toegenomen antinucleaire antistoffen met en zonder systemische ontsteking. Corneale neerslag. Fotosensibilisatie.
Verder zijn gemeld: dosisgerelateerde toename van het PQ- en QRS-interval, veranderde hartstimulatie('pacing')-drempel, tweede- en derdegraads AV-blok, hartstilstand, bradycardie, (congestief) hartfalen, pijn op de borst, hypotensie, myocardinfarct, palpitaties, sinusarrest, tachycardie, ventriculaire fibrillatie. Tot uiting komen van een reeds bestaand Brugada-syndroom. Longfibrose, interstitiële longaandoening. Leverfunctiestoornis. Artralgie, myalgie.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): (ernstige) hypoglykemie. Convulsies.
Zeer zelden (< 0,01%): hoofdpijn, duizeligheid. Psychiatrische aandoeningen. Cholestatische icterus. Huiduitslag. Myalgie. Neutropenie.
Verder zijn gemeld: hypoglykemisch coma. Ventriculaire hartritmestoornissen, intracardiale geleidingsstoornissen, bradycardie, sinusblok, ernstig hartfalen, collaps, cardiogene shock. Exantheem, anafylactische shock. Acute psychose. Cognitieve stoornissen. Diplopie, accommodatiestoornissen. Droge mond, obstipatie, misselijkheid, braken, anorexie, diarree, maagpijn. Spierzwakte. Acute urineretentie, dysurie. Impotentie.
Interacties
Combinatie met klasse I antiaritmica (bv. kinidine) is gecontra-indiceerd.
Bij combinatie met klasse II antiaritmica (bv. β-blokkers) kunnen additieve negatief inotrope effecten optreden.
Bij combinatie met amiodaron de flecaïnidedosering met 50% verlagen en zorgvuldig controleren op bijwerkingen onder controle van de plasmaspiegel.
Voorzichtig bij combinatie met calciumkanaalblokkers (bv. verapamil).
De plasmaconcentratie van digoxine kan toenemen (met 15%); de digoxineconcentratie 6 uur na toediening van digoxine bepalen, voor of na toediening van flecaïnide.
Flecaïnide wordt gemetaboliseerd door CYP2D6; CYP2D6–remmers (zoals propranolol, ritonavir, cimetidine, terbinafine, bupropion, fluoxetine, paroxetine) kunnen de flecaïnide–concentratie verhogen, CYP2D6-inductoren (zoals fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, dexamethason, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel verlagen.
Combinatie met ritonavir of lopinavir vermijden vanwege meer kans op ventriculaire aritmie door verhoging van de plasmaconcentratie.
Kinine en cobicistat verhogen eveneens de plasmaspiegel van flecaïnide.
De plasmaconcentratie kan dalen door efavirenz, etravirine, nevirapine.
Bij combinatie met antipsychotica (clozapine, haloperidol, risperidon) of antihistaminica (bv. mizolastine) is er meer kans op aritmie.
Stoffen die hypokaliëmie of intracellulaire kaliumdeficiëntie veroorzaken zoals bepaalde laxantia en diuretica, lithiumzouten en corticosteroïden kunnen het risico op cardiotoxiciteit vergroten.
Interacties
Combinatie met andere anti-aritmica of andere geneesmiddelen die ventriculaire aritmie, met name 'torsade de pointes', kunnen veroorzaken is gecontra-indiceerd, behalve β-blokkers bij angina pectoris, en digoxine, β-blokkers en verapamil bij atriumfibrilleren. Gecontra-indiceerde geneesmiddelen met risico van 'torsade de pointes' zijn tri- en tetracyclische antidepressiva, erytromycine i.v., bepaalde antipsychotica (bv. fenothiazinen), bepaalde antihistaminica.
Combinatie met pentamidine en pimozide wordt afgeraden.
Fosfodi-esterase(PDE)-5-remmers (bv. sildenafil, vardenafil) vergroten het risico op een verlengd QT-interval.
Gelijktijdig gebruik met β-blokkers of calciumantagonisten geeft additie van het negatief-inotrope en -dromotrope effect. In deze gevallen moet disopyramide niet eerder worden gegeven dan na verloop van ten minste één halfwaardetijd van deze stoffen.
Bij combinatie met anticholinerge middelen kan het parasympathicolytisch effect toenemen.
Bij gelijktijdig gebruik van diuretica en andere middelen die hypokaliëmie kunnen veroorzaken, extra alert zijn vanwege het risico van hartritmestoornissen. Gelijktijdig gebruik met triamtereen kan leiden tot ernstige hyperkaliëmie.
Het effect van vitamine K-antagonisten wordt versterkt.
Disopyramide wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. CYP3A4-inductoren, zoals fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, versnellen de afbraak van disopyramide, waardoor de plasmaspiegel van disopyramide sterk kan dalen. CYP3A-remmers zoals macroliden, HIV-proteaseremmer (ritonavir) en antimycotische azolen kunnen de spiegels van disopyramide verhogen; daarom dergelijke middelen niet gelijktijdig geven. Indien combinatie echt noodzakelijk is, de plasmaspiegel van disopyramide bepalen en evt. de dosis aanpassen.
Zwangerschap
Flecaïnide passeert de placenta (ca. 80%).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, onder controle van de plasmaspiegel.
Zwangerschap
Disopyramide passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Er zijn aanwijzingen dat disopyramide in de laatste zwangerschapsweken uteruscontracties kan induceren.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Teratogenese: Kans op nadelige effecten bij de zuigeling klein, omdat de plasmaconcentratie bij de zuigeling 5–10× lager is dan de therapeutische geneesmiddelspiegel. Stapeling kan wel optreden.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- verminderde ventriculaire functie, cardiogene shock, ernstige bradycardie (< 50 hartslagen per minuut), ernstige hypotensie;
- asymptomatische en niet ernstige symptomatische ventriculaire aritmieën;
- myocardinfarct in de voorgeschiedenis of hartfalen indien tevens asymptomatische ventriculaire extrasystolie of asymptomatische ventriculaire tachycardie aanwezig is;
- tweede en derdegraads AV-blok, bundeltak- of distaal gelegen blok, gestoorde sinusknoopfunctie of afwijkingen in de boezemgeleiding, tenzij pacingapparatuur beschikbaar is;
- langer bestaand onbehandeld atriumfibrilleren;
- hemodynamische significante hartklepziekten;
- Brugada-syndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- tweede- of derdegraads AV-blok;
- bundeltakblok geassocieerd met eerstegraads AV-blok;
- volledig bundeltakblok;
- sick-sinussyndroom;
- ernstig hartfalen, tenzij secundair aan een hartaritmie;
- verlengd QT-interval.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij structurele hartaandoening of een abnormale linkerventrikelfunctie. Bij behandeling van asymptomatische ventriculaire aritmieën na een myocardinfarct kan de mortaliteit toegenomen zijn. Bij een organische cardiomyopathie, met name bij een myocardinfarct in de voorgeschiedenis, flecaïnide alleen initiëren als andere antiaritmica die niet behoren tot klasse 1C ineffectief zijn of niet worden verdragen én als non-farmacologische therapie niet geïndiceerd is. Voorzichtig toepassen bij acuut atriumfibrilleren na hartchirurgie.
Vóór toediening de elektrolythuishouding normaliseren en ernstige hypotensie of bradycardie behandelen. ECG en plasmaspiegels nauwlettend controleren bij het instellen van de behandeling en bij dosisaanpassingen. ECG-controle één keer per maand en langetermijn-ECG elke drie maanden; bij aanvang van de behandeling of bij dosisverhoging elke 2–4 dagen een ECG maken. Bij doseringsrestricties (zie Doseringen) tevens in week 2 en 3 een ECG maken om de dosering te controleren.
Voorzichtig bij een permanente pacemaker of tijdelijke hartstimulatie-elektroden, vanwege verhoging van de endocardiale hartstimulatiedrempel. Niet gebruiken bij bestaande verminderde prikkelbaarheid of een niet-programmeerbare pacemaker tenzij er geschikte hartstimulatieapparatuur beschikbaar is. Soms kunnen problemen met defibrilleren optreden, vaak bij een reeds bestaande hartaandoening met hartvergroting, myocardinfarct in de voorgeschiedenis, arteriosclerotische hartaandoening en hartfalen. Wees voorzichtig bij een acuut begin van atriumfibrilleren na een hartoperatie.
Bij lever- en nierinsufficiëntie alleen gebruiken onder zorgvuldige controle van de plasmaspiegel (spiegels boven 0,7–1 mg/l vermeerderen de kans op bijwerkingen); bij voorkeur niet gebruiken bij ernstige leverinsufficiëntie.
Bij toepassing bij zuigelingen en kinderen is gebleken dat melkproducten (melk, babyvoeding, yoghurt) de absorptie van flecaïnide bij kinderen kunnen reduceren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten met in de voorgeschiedenis een aanhoudende ventriculaire tachycardie, cardiomyopathie, hartfalen of een recent doorgemaakt myocardinfarct klinisch instellen en de dosis titreren op geleide van plasmaspiegels en klinisch effect.
Tijdens behandeling het ECG controleren.
Disopyramide versterkt het aritmogene effect van hyperkaliëmie, waardoor een matige hyperkaliëmie levensbedreigend kan worden. Hypokaliëmie vermindert het effect van disopyramide. Controleer daarom regelmatig de kaliumspiegel.
Controleer de glucosespiegel regelmatig bij ouderen, ondervoeding en behandelde diabetes.
Voorzichtig toepassen bij bradycardie, syncope, arteriële hypotensie, afwijkend ECG en bij patiënten die eerder gedecompenseerd zijn geweest of een hartklepgebrek hebben.
Intraventriculaire geleidingsstoornissen wijzen op overdosering.
Bij een verlenging van het QT-interval, 'torsade de pointes', ontstaan van AV-blok, bundeltakblok of hypotensie, de toediening staken.
Door de parasympathicolytische werking bestaat het risico van urineretentie (m.n. bij prostaathyperplasie), verergering van de aandoening bij nauwe-kamerhoek-glaucoom of myasthenia gravis en verergering van cognitieve aandoeningen bij ouderen. Disopyramide niet gebruiken bij glaucoom.
Disopyramide wordt niet aanbevolen bij gestoorde lever- en nierfunctie.
Bij kinderen is gebruik volgens de fabrikant gecontra-indiceerd.
Overdosering
Symptomen
mogelijk levensbedreigende: hypotensie, bradycardie, geleidingsvertraging (sinoatriaal of AV-blok), verlenging van QRS- en QT-interval ventriculaire aritmie, atriumflutter.
Zie voor meer informatie over een vergiftiging met flecaïnide vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
anticholinerge verschijnselen, paralytische ileus, ernstige hartritmestoornissen en geleidingsstoornissen, verminderde contractiliteit van het myocard, hypotensie, cardiogene shock, apneu, coma.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met disopyramide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Klasse Ic antiaritmicum. Het verhoogt de prikkeldrempel van het hart, vertraagt de prikkelgeleiding en verlengt de refractaire periode.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | ca. 90% (tablet), > 75% (capsule mga). |
T max | 21–25 uur (capsule mga). |
V d | 8,3 l/kg. |
Overig | Therapeutische plasmaspiegel: 0,2–1 mg/l. |
Metabolisering | vnl. door CYP2D6 in de lever deels tot metabolieten, waarvan twee met enige effectiviteit. |
Eliminatie | vnl. via de nieren, ca. 30% onveranderd, deels als metabolieten. Ca. 5% met de feces. Flecaïnide wordt voor ca. 1% verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | ca. 20 uur. Verlengd bij nierfunctiestoornis, hartfalen en alkalische urine. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Klasse Ia-anti-aritmicum. Het vermindert de automatie, vertraagt de geleiding en verlengt de refractaire periode. Daarnaast heeft het een parasympathicolytisch effect, en een negatief-inotroop en dromotroop effect. De therapeutische breedte is gering. Werkingsduur: ca. 12 uur.
Kinetische gegevens
F | ca. 55%. |
T max | 4–6 uur. |
V d | 0,8 l/kg. |
Overig | Therapeutische spiegel: 2–4 mg/l; verhoging tot max. 6 mg/l kan bij uitzondering noodzakelijk zijn, maar de kans op bijwerkingen neemt dan sterk toe. |
Metabolisering | tot o.a. actief N-desalkylderivaat. |
Eliminatie | 75% met de urine waarvan circa 30% als metaboliet, de rest met de feces. |
T 1/2el | 4–9 uur, 12–34 uur bij hartfalen, 14–53 uur bij nierinsufficiëntie (afhankelijk van glomerulusfiltratie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
flecaïnide hoort bij de groep antiaritmica, klasse I.
Groepsinformatie
disopyramide hoort bij de groep antiaritmica, klasse I.