Samenstelling
Flunitrazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Lorazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2,5 mg
Lorazepam FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij overdosering van flunitrazepam zijn ernstige intoxicatieverschijnselen beschreven, vooral in combinatie met alcohol en psychotrope middelen, daarbij zijn er voldoende alternatieven beschikbaar; er is dan ook geen plaats voor flunitrazepam in de behandeling van slapeloosheid.
Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Slapeloosheid.
Aan de vergoeding van flunitrazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
De behandeling van slapeloosheid is vooral niet-medicamenteus. Voor een geneesmiddel is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, zoals bij acute ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren overdag, en dan alleen kortdurend gedurende enkele nachten. De voorkeur gaat uit naar een kortwerkende benzodiazepine-agonist: lormetazepam, temazepam, zolpidem of zopiclon. Met deze middelen bestaat ruime ervaring en bij gebruik in lage dosering is er weinig kans op nawerking de volgende dag.
Offlabel: (dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
Offlabel: Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken.
Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol.
Bij matig-ernstige onthoudingsverschijnselen bij ouderen of patiënten met een verminderde leverfunctie, heeft naast lorazepam ook oxazepam de voorkeur.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert.
Offlabel: Delier bij de ziekte van Parkinson/'Lewy body' dementie: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Delier, zonder parkinson of 'Lewy body'-dementie: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Tβherapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Offlabel: Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden. Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Probleemgedrag bij dementie vereist een methodische aanpak; consulteer hierbij laagdrempelig een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater.
In een crisissituatie bij dementie is het soms nodig kortdurend antipsychotica toe te dienen. Bij heftige agitatie, angst of agressie bij dementie, heeft kortdurende medicamenteuze behandeling een plaats indien de patiënt ondanks de-escalerende technieken onderzoek of behandeling weigert en hiermee zichzelf of zijn omgeving schade berokkent. In crisissituaties zonder psychotisch gedrag komt een kortwerkende benzodiazepine (lorazepam) in aanmerking. In crisissituaties met psychotisch gedrag heeft haloperidol de voorkeur (niet bij ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson).
Aan de vergoeding van lorazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
- Kortdurende behandeling van slaapstoornissen, die ernstig of invaliderend zijn of ernstig leed veroorzaken.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Kortdurende symptomatische behandeling van pathologische angst, spanning
- Kortdurende symptomatische behandeling van een slaapstoornis die ernstig is, invaliderend is of ernstig lijden veroorzaakt.
- Sommige fabrikanten: premedicatie bij operatieve ingreep.
- Offlabel: (matig-)ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen, alcoholonthoudingsdelier.
- Offlabel: delier.
- Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier of dementie in crisissituaties indien niet-farmacologische behandelingen hebben gefaald en de kans bestaat dat patiënt een gevaar voor zichzelf of een ander vormt.
Parenteraal
- Symptomatische behandeling van pathologische angst en spanning als orale medicatie niet mogelijk is.
- Premedicatie bij operatieve ingreep.
- Status epilepticus bij volwassenen en kinderen vanaf 1 maand.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Slaapstoornis
Volwassenen
0,5–1 mg net voor het slapen gaan, in uitzonderlijke gevallen 2 mg per dag.
Gebruiksduur: zo kort mogelijk; meestal enkele dagen tot 2 weken, max. (incl. afbouwen) 4 weken. In bepaalde gevallen kan na herevaluatie verlenging van de maximale gebruiksduur nodig zijn.
Bij ouderen: gebruik de helft van de aanbevolen dosering.
Leverfunctiestoornis: bij lichte tot matige leverfunctiestoornis: doseer lager. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Chronische respiratoire insufficiëntie: doseer lager, vanwege kans op ademhalingsdepressie.
Doseringen
Tijdens de behandeling moet cardiorespiratoire monitoring mogelijk zijn en een reanimatie-uitrusting beschikbaar zijn; met name bij behandeling van zuigelingen en ouderen.
Angst en spanning
Volwassenen
Oraal: begindosering 0,5 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 1 mg 2–3×/dag.
Verminderde nier- of leverfunctie; Bij een nier- of leverfunctiestoornis: halveer de dosis. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: halveer de dosis.
Kinderen 6–18 jaar
Oraal: kortdurend gebruiken en zo laag mogelijk doseren; volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 0,02–0,1 mg/kg/dag in 2–3 doses.
Bij ernstige angsttoestanden (psychiatrie)
Volwassenen
Oraal begindosering 1,25 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 2,5 mg 2–3×/dag.
Parenteraal: 0,05 mg/kg lichaamsgewicht, veelal 2–4 mg i.v. of i.m. (i.v. verdient de voorkeur); indien noodzakelijk na 2 uur herhalen.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is de startdosis 0,05 mg/kg i.v. of i.m., max. 2 mg.
Ouderen
2 mg i.v. of i.m. is gewoonlijk voldoende, tenzij een grote mate van sedatie en/of geheugenverlies gewenst is.
Slaapstoornissen
Volwassenen
Oraal: 1–2 mg vóór het slapen gaan.
Verminderde nier- of leverfunctie; Bij een nier- of leverfunctiestoornis: 0,5–1 mg voor het slapen gaan. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: 0,5–1 mg voor het slapen gaan.
Premedicatie
Volwassenen
I.v.: 0,044 mg/kg 15–20 min voor de operatieve ingreep; max. 4 mg, patiënten > 50 jaar mogen max. 2 mg.
I.m.: 0,05 mg/kg ten minste 2 uur voor de operatieve ingreep, max. 4 mg.
Oraal: 2-4 mg 1-2 uur voor de ingreep.
Bij lokale anesthesie of diagnostische procedures kan het middel gelijktijdig worden gebruikt met een analgeticum.
Bij ernstige respiratoire- of cardiovasculaire aandoeningen: verminder de dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij een nier- of leverfunctiestoornis: verminder de dosis. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: halveer de dosis.
Status epilepticus
Volwassenen
I.v.: 4 mg, zo nodig na 10-15 min 1× herhalen. De maximale infusiesnelheid is 2 mg/min.
Licht tot matig verminderde leverfunctie: Startdosis 0,05 mg/kg lichaamsgewicht. Maximaal 2 mg. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: Startdosis 0,05 mg/kg lichaamsgewicht. Maximaal 2 mg.
Ouderen (> 50 jaar) en verzwakte patiënten
De startdosis met ca. 50% verlagen en dosis aanpassen op basis van effect en tolerantie. De infusiesnelheid mag niet hoger zijn dan 2 mg/min.
Kinderen ≥ 1 maand
i.v.: 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dosis. Max: 4 mg/dosis. Bij kinderen < 5 jaar de maximale dosis niet herhalen binnen 24 uur, vanwege accumulatie van hulpstoffen. De maximale infusiesnelheid is 2 mg/min.
Offlabel: alcoholonthoudingsverschijnselen
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik (2014): oraal: lorazepam 1 mg 3×/dag, indien nodig verhogen naar 2,5 mg 3×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een leverfunctiestoornis: 1 mg 3×/dag.
Start met afbouwen bij voldoende onderdrukking van de onthoudingsverschijnselen (doorgaans na 2 dagen): verlaag de dosering elke 2 dagen met 1 tablet.
Ouderen
1 mg 3×/dag.
Offlabel: alcoholonthoudingsdelier bij ouderen
Ouderen
Volgens de NHG-Standaard Delier (2014): oraal, i.m. of i.v.: 0,5–2 mg per 2 uur op geleide van de symptomen.
Offlabel: delier
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Delier (2014): oraal, i.m. of i.v.: 0,5–2 mg per 2 uur op geleide van de symptomen, als toevoeging aan haloperidol. Lorazepam als eerste afbouwen als de patiënt weer tot rust komt.
Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier ,of bij dementie in crisissituaties
Volwassenen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): Oraal: 1-2 mg of 1,25-2,5 mg.
Kinderen > 12 jaar
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): Oraal: 0,5-1 mg (0,02-0,1 mg/kg/dag in 2-3 doses).
Afbouwen: Bij langdurig gebruik de behandeling geleidelijk staken.
Verlaag de dosering bij chronische respiratoire insufficiëntie. Gecontra-indiceerd bij ernstige respiratoire insufficiëntie.
Toediening: tabletten innemen met een ruime hoeveelheid water.
Bijwerkingen
Vooral in het begin van de behandeling slaperigheid overdag, spierzwakte, duizeligheid, hoofdpijn, ataxie, verwarring, moeheid en dubbelzien.
Verder zijn gemeld: maag-darmstoornissen, slikstoornissen, val, botbreuken, ovulatieremming, opwekking van de eetlust en gewichtstoename, verminderde libido en huidreacties, hartfalen, hartstilstand, ademhalingsdepressie. Overgevoeligheidsreacties, waaronder huiduitslag, angio-oedeem en hypotensie. Anterograde amnesie kan enkele uren na inname optreden. Manifest worden van een onopgemerkte depressie. Paradoxale reacties met acute opwinding, verwarring en verandering van de psychische toestand, agressiviteit, waanideeën, woedeaanvallen, nachtmerries, hallucinaties, psychoses, onaangepast gedrag en andere gedragsstoornissen. Gebruik van benzodiazepinen kan leiden tot fysieke afhankelijkheid; bij staken van de behandeling kunnen onthoudings- of rebound-verschijnselen optreden. Psychische afhankelijkheid kan optreden; misbruik van flunitrazepam is beschreven.
Ouderen hebben meer kans op vallen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid.
Vaak (1-10%): slaperigheid overdagsufheid, duizeligheid, ataxie. Spierzwakte. Braken.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, verminderde oplettendheid, Emotionele vervlakking, verwardheid, depressie, slaapstoornissen, libidoverandering., erectiestoornis, minder orgasmen. Visusstoornis, dubbelzien. Maag-darmstoornissen. Allergische huidreacties.
Zelden: anterograde amnesie. Hypotensie, hypertensie. Bloeddyscrasie. Abnormale leverfunctietesten.
Verder zijn gemeld: tolerantie na herhaald gebruik, fysieke en psychische afhankelijkheid, onthoudings- en rebound-verschijnselen, partiële obstructie van de luchtwegen bij zware sedatie. Trombocytopenie, agranulocytose, pancytopenie. Anafylactische/anafylactoïde reacties, angio-oedeem, SIADH, hyponatriëmie. Euforie, suïcidale gedachten en gedrag, Extrapiramidale symptomen, tremor, dysartrie, convulsies, coma. Ademhalingsdepressie (dosisafhankelijk qua ernst), apneu, verergering slaapapneu, verergering COPD. Obstipatie. Stijging bilirubine, stijging transaminasen, stijging AF. Alopecia. Hypothermie. Neiging tot vallen. Flebitis, pijn en roodheid op de injectieplaats.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals nervositeit, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, woede-aanvallen, hallucinaties, wanen, psychose, nachtmerries.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Bij gelijktijdig gebruik van stoffen met een sterke invloed op leverenzymen, zoals CYP3A4-remmers (zoals cimetidine, fluconazol, ketoconazol, itraconazol, HIV-proteaseremmers, gemfibrozil, claritromycine, erytromycine, statinen, verapamil, grapefruitsap) kan de werking van flunitrazepam versterken.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico van sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Bij gelijktijdige toediening met clozapine zijn sedatie, overmatige salivatie en ataxie gemeld. Bij gelijktijdige toediening van de injectievloeistof met haloperidol is bradycardie, apneu, coma en overlijden gemeld. Bij toediening van een injectievloeistof de dosering verminderen van eventuele andere centraal dempende middelen.
Gelijktijdig gebruik met theofylline kan het sederende effect van benzodiazepinen, waaronder lorazepam, verminderen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Hypothermie, hypotonie en onregelmatige hartslag, matige ademhalingsdepressie bij pasgeborenen, vooral na gebruik aan het eind van de zwangerschap of tijdens weeën. Bovendien kan bij de pasgeborene dan afhankelijkheid zijn opgetreden en bestaat het risico van onthoudingsverschijnselen in de postnatale periode.
Advies: langdurig gebruik ontraden in het laatste trimester van de zwangerschap. Verder alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van benzodiazepinen aan het eind van de zwangerschap kan de pasgeborene last krijgen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen ("floppy-infant-syndrome") en onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, braken, diarree, convulsies en hard huilen).
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Probeer zo kort mogelijk te behandelen met een lage dosis. Controleer de pasgeborene bij langdurig gebruik in het 3e trimester voor de zekerheid op tekenen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen en onthouding. Propyleenglycol (in injectievloeistof) bij voorkeur niet gebruiken.
Overig: Toediening van ≥ 50 mg/kg/dag propyleenglycol (in injectievloeistof) alleen op strikte indicatie. Benzylalcohol (in injectievloeistof) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja.
Advies: Tijdens gebruik geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan incidenteel worden gebruikt. Wees alert op eventuele bijwerkingen zoals sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van gewicht. Let na langdurig gebruik op het optreden van onthoudingsverschijnselen bij het staken van het middel of de borstvoeding.
Overig: Toediening van ≥ 50 mg/kg/dag propyleenglycol (in injectievloeistof) alleen op strikte indicatie.
Contra-indicaties
- myasthenia gravis;
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- gebruik bij kinderen.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen;
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- drank: neonaten < 1 maand (vanwege propyleenglycol).
Waarschuwingen en voorzorgen
Indien minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen en bij hogere doseringen is de kans op anterograde amnesie groter. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Afhankelijklheid, tolerantie en rebound: De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). In verband met kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen dient het gebruik te worden beperkt tot bij voorkeur enkele dagen tot max. 2-4 weken. Om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen dient men bij staken van de behandeling de dosering geleidelijk te verminderen.
Wees terughoudend bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staak de behandeling bij het optreden van paradoxale reacties.
Herken het optreden van paradoxale agitatie (incl. door ontwenning) en cognitieve stoornis als een bijwerking van benzodiazepinen en voorkom een voorschrijfcascade.
De kans op anterograde amnesie gedurende enige tijd, is veel groter als er minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen. De kans op anterograde amnesie is groter bij hogere doses. Amnesie kan gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de anamnese; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de anamnese. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). Beperk het gebruik als slaapmiddel in verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen tot 1–2 weken, maximaal 4 weken en als anxiolyticum tot maximaal 8–12 weken (incl. uitsluipen). Sluip lorazepam uit bij staken van langdurige behandeling en bij overschakeling van een lang- op een kortwerkend benzodiazepine, om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij acuut nauwe-kamerhoekglaucoom. Nauwlettend controleren bij gebruik bij ouderen, bij zwaar zieke of verzwakte patiënten, bij verminderde nier- of leverfunctie. chronische respiratoire insufficiëntie. Wees voorzichtig met gebruik als premedicatie bij patiënten met beperkte longreserves, vanwege de kans op apneu en hypoxische hartstilstand.
Voorzichtig toepassen bij ouderen vanwege meer kans op sedatie en spierzwakte, waardoor het risico op vallen (met ernstige gevolgen) vergroot is.
Specifiek voor injectievloeistof: Na gebruik van de injectievloeistof wordt een observatieperiode van 24 uur aanbevolen. Gebruik geen alcohol en vermijd activiteiten die aandacht vereisen (autorijden) gedurende 24–48 uur na toediening van de injectievloeistof. De injectievloeistof wordt niet aanbevolen bij een nierfunctiestoornis; patiënten met een nierfunctiestoornis zijn gevoeliger voor propyleenglycol. Bij langdurig gebruik van de injectievloeistof is regelmatig bloed- en leverfunctieonderzoek aangewezen, wees voorzichtig bij patiënten bij wie bloeddrukdaling tot cardiovasculaire of cerebrovasculaire complicaties kan leiden.
Wees terughoudend met gebruik van lorazepam bij kinderen; de injectievloeistof is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 jaar, anders dan ter coupering van een status epilepticus.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen (< 4 w.) vanwege ernstige bijwerkingen (zoals ‘gasping’-syndroom) én maximaal één week gebruiken bij jonge kinderen (< 3 j.), vanwege stapeling. Gebruik van benzylalcohol bij nier- of leverfunctiestoornis kan door ophoping leiden tot metabole acidose.
- Wees voorzichtig met propyleenglycol, in drank, bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die propyleenglycol of alcohol bevatten.
- De hoge dosis propyleenglycol, in injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken en alleen met extra medische controle; bij (langdurig) gebruik kunnen ernstige (reversibele) bijwerkingen optreden, zoals hyperosmolaliteit, melkzuuracidose, convulsies, cardiotoxiciteit, hemolytische reacties, ademhalingsdepressie, acuut nierfalen, multiorgaanfalen, coma. Niet gebruiken bij kinderen < 5 jaar.
- Er zijn meldingen geweest van toxiciteit van polyethyleenglycol (macrogol 400), in injectievloeistof, leidend tot acute tubulaire necrose.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
ernstige bewustzijnsdaling tot coma, ademhalingsdepressie.
Therapie
De benzodiazepine-antagonist flumazenil kan nuttig zijn als antidotum.
Zie voor meer symptomen en behandeling van een overdosering met flunitrazepam toxicologie.org/benzodiazepinen en vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info en toxicologie.org/benzodiazepinen.
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum. Het heeft tevens anxiolytische, anticonvulsieve, sedatieve en spierverslappende eigenschappen, vertraagt de psychomotoriek en leidt tot geheugenverlies. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. Werking: na 10–20 min.
Kinetische gegevens
F | 70–90%. |
T max | 0,4–1,9 uur. |
V d | 3–6 l/kg. |
Metabolisering | vrijwel volledig in de lever o.a. tot minder actief N-demethylflunitrazepam. |
Eliminatie | 90% met de urine, 10% met de feces. |
T 1/2el | 16–35 uur; van actieve metaboliet 23–33 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum en anxiolyticum.
Kinetische gegevens
F | (tablet) ca. 90%. |
T max | oraal 2 uur, i.m. 60–90 min. |
V d | 1–2 l/kg. |
Metabolisering | in de lever via type 2-reacties tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine hoofdzakelijk als glucuronide. |
T 1/2el | 12–16 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
flunitrazepam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Groepsinformatie
lorazepam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- (dreigende) status epilepticus
- angststoornissen
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- dementie
- problematisch alcoholgebruik
- psychose
- slapeloosheid