Samenstelling
Rybrila (als bromide) Clinigen Healthcare Ltd.
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 160 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- 150 ml
160 microg/ml glycopyrronium komt overeen met 200 microg/ml (= 0,2 mg/ml) glycopyrroniumbromide.
Sialanar (als bromide) EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 320 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml + doseerspuit, 250 ml + doseerspuit
320 microg/ml glycopyrronium komt overeen met 400 microg/ml (= 0,4 mg/ml) glycopyrroniumbromide.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Scopoderm TTS Baxter bv
- Toedieningsvorm
- Pleister met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 1,5 mg
Contactoppervlak 2,5 cm². Afgifte: ca. 1 mg scopolamine in 72 uur.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Offlabel: In de tweedelijnszorg kan bij primaire hyperhidrose en onvoldoende effect van oxybutynine (offlabel) het systemisch anticholinergicum glycopyrronium (offlabel) nog worden geprobeerd. Volgens de NVDV-richtlijn Idiopathische axillaire hyperhidrosis heeft oxybutynine de voorkeur boven glycopyrronium omdat de kwaliteit van het bewijs voor oxybutynine beter is.
Advies
Voor de preventie of behandeling van reisziekte hebben niet-medicamenteuze adviezen de voorkeur boven medicamenteuze behandeling. Als niet-medicamenteuze adviezen onvoldoende helpen kan bij relatief ernstige, aanhoudende klachten een licht-sederend antihistaminicum (zoals cyclizine, cinnarizine of meclozine) overwogen worden. Bewijs voor de effectiviteit bij reisziekte is echter zeer beperkt, om deze reden wordt gebruik bij kinderen ontraden. Transdermale scopolamine kan worden overwogen bij volwassenen, indien langdurige preventie van reisziekte (zoals tijdens een lange zeereis) gewenst is.
Indicaties
- Ernstige speekselvloed bij kinderen ≥ 3 jaar met chronische neurologische aandoeningen.
- Offlabel: ernstige speekselvloed bij volwassenen en kinderen < 3 jaar, bv. bij de ziekte van Parkinson of infantiele encefalopathie.
- Offlabel: speekselvloed bij clozapinegebruik.
- Offlabel: primaire hyperhidrose.
- Offlabel: hyperhidrose in de palliatieve fase.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Preventie van de symptomen van reisziekte zoals misselijkheid, braken en vertigo.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Let op: De producten Sialanar en Rybrila zijn NIET onderling uitwisselbaar als gevolg van een verschil in biologische beschikbaarheid. De biologische beschikbaarheid van Sialanar is 20 % hoger dan die van Rybrila. Dit heeft gevolgen voor het doseeradvies. Beide producten verschillen ook in sterkte en daarmee het toe te dienen volume per dosis wat relevant kan zijn bij kinderen met slikproblemen.
Ernstige speekselvloed bij kinderen ≥ 3 jaar met chronische neurologische aandoeningen
kinderen ≥ 3 jaar
Sialanar: Startdosis: 12,8 microg/kg lichaamsgewicht/dosis (= 16 microg/kg glycopyrroniumbromide), 3×/dag; verhoog zo nodig in een periode van maximaal 4 weken elke 7 dagen de dosis met 12,8 microg/kg 3×/dag tot max. 64 microg/kg 3×/dag, of 1,9 mg 3×/dag, als dat minder is. Als een bekende anticholinerge bijwerking optreedt bij verhoging van de dosis, moet de dosis worden verlaagd naar de vorige dosis, met monitoring. Staak de behandeling als de bijwerking niet verdwijnt. Evalueer na de instelfase elke 3 maanden de werkzaamheid en tolerantie.
Rybrila: Startdosis: 16 microg/kg lichaamsgewicht/dosis (= 20 microg/kg glycopyrroniumbromide), 3×/dag; verhoog zo nodig in een periode van maximaal 4 weken elke 5–7 dagen met 16 microg/kg 3×/dag tot max 80 microg/kg 3×/dag, of 15 ml 3×/dag, als dat minder is. Als een bekende anticholinerge bijwerking optreedt bij verhoging van de dosis, moet de dosis worden verlaagd naar de vorige dosis, met monitoring. Staak de behandeling als de bijwerking niet verdwijnt. Evalueer na de instelfase elke 3 maanden de werkzaamheid en tolerantie.
Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min): verlaag de dosis met 30%. Gecontra-indiceerd bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Zie voor specifieke dosering (in ml) van Sialanar en Rybrila per gewichtsklasse bij kinderen en jongeren met een normale of licht tot matig verminderde nierfunctie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en 2).
Voor de doseergegevens van het Kinderformulium van het NKFK, zie Glycopyrronium.
Offlabel: ernstige speekselvloed bij volwassenen
Volwassenen
Glycopyrroniumbromide (op basis van beperkte hoeveelheid gegevens): Veelal 1 mg 3×/dag (in onderzoek is ook wel tot 8 mg per dag toegepast).
Bij een verminderde nierfunctie (creatinineklaring 10–30 ml/min) is het risico op anticholinerge bijwerkingen vergroot; dosisverlaging kan noodzakelijk zijn.
Offlabel: speekselvloed bij clozapinegebruik
Volwassenen
Volgens de Clozapinepluswerkgroep Richtlijn voor het gebruik van clozapine (2013): 1 mg 1–2×/dag.
Offlabel: primaire hyperhidrose
Volwassenen
Volgens de NVDV-richtlijn Idiopathische axillaire hyperhidrosis (2021) zijn de doseergegevens: Startdosering: 1 mg/dag. De dosering kan wekelijks worden opgehoogd met 1 mg/dag naar de maximale dosering van 6 mg/dag verdeeld over 2–3 doses. Hogere doseringen leiden in het algemeen tot meer effectiviteit, maar ook tot meer kans op bijwerkingen (met name droge mond). Dit leidt vaak tot staken van de behandeling. Controleer bij een voldoende effectieve dosis, twee weken na de laatste dosisophoging, op bijwerkingen en effect. Bouw indien mogelijk na drie maanden de de behandeling af. Adviseer, indien dit niet lukt, elk half jaar een afbouw- en stoppoging.
Offlabel: hyperhidrose in de palliatieve fase
Volwassenen
Volgens de Pallialine-richtlijn Overmatig zweten in de palliatieve fase (2022) zijn de doseergegevens: Startdosering: 1 mg 2×/dag. De dosering zo nodig verhogen tot max. 2 mg 3×/dag op geleide van effectiviteit en bijwerkingen.
Toediening
- De drank ten minste 1 uur vóór of 2 uur ná de maaltijd innemen.
- Indien gelijktijdige toediening met voedsel noodzakelijk is, moet glycopyrronium zonder uitzondering worden ingenomen tijdens de maaltijd. Vermijd vetrijk voedsel. Gelijktijdig toedienen met voedsel leidt tot een duidelijke afname van de biologische beschikbaarheid.
- Bij gebruik van nasogastrische sondes/voedingssondes deze direct na gebruik spoelen met water volgens de instructie van de fabrikant.
Doseringen
Reisziekte
Volwassenen
Eén pleister 6–15 uur vóór het begin van een reis op een onbehaarde, droge plek achter het oor vastkleven. Zo nodig kan na 3 dagen opnieuw een pleister achter het andere oor worden aangebracht.
Toediening
- Na het aanbrengen en na het verwijderen van de pleister de handen grondig wassen; dit geldt ook voor de plaats achter het oor, als de pleister is verwijderd.
- Men dient de zilveren kleeflaag zo weinig mogelijk aan te raken.
- Na het vastkleven de pleister niet meer aanraken; druk kan lekkage van scopolamine veroorzaken.
- Indien een pleister loslaat, een nieuwe pleister achter hetzelfde of achter het andere oor aanbrengen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): prikkelbaarheid. Overmatig blozen. Neusverstopping, verminderde bronchiale secretie. Droge mond, braken, diarree, obstipatie. Urineretentie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie. urineweginfectie. Agitatie, suf voelen. Bloedneus. Huiduitslag. Koorts.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, nystagmus. Mydriase. Halitose, slokdarmcandidiase, gestoorde maag-darmmotiliteit, pseudo-obstructie. Dehydratie, dorst.
Verder zijn gemeld: rusteloosheid, overactief gedrag, concentratiestoornis, verlegenheid, angst, verdrietig voelen, huilen, frustratie, driftbui, woede-aanval, stemmingsveranderingen, slapeloosheid. Gesloten-kamerhoekglaucoom, fotofobie, droge ogen. Tijdelijke bradycardie. Sinusitis. Misselijkheid. Droge huid, verminderde transpiratie. Mictie-aandrang. Overgevoeligheidsreactie, angio-oedeem. Afname van neutrofielen, erytrocyten, monocyten, creatinine, kooldioxide, bicarbonaat.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10 %): slaperigheid, duizeligheid, accommodatiestoornissen.
Vaak (1-10%): irritatie van de oogleden, huidirritatie.
Zelden (0,01-0,1%): desoriëntatie, verwardheid, hallucinaties, geheugen- en concentratiestoornissen, rusteloosheid, urineretentie.
Zeer zelden (< 0,01%): toename van de aanvalsfrequentie bij epileptische patiënten, acuut nauwe-kamerhoekglaucoom, gegeneraliseerde huiduitslag.
Verder is gemeld: reacties op de toedieningsplaats, zoals erytheem, huiduitslag, jeuk, brandend gevoel.
Na het staken van de behandeling zijn gemeld: misselijkheid, braken, hoofdpijn, evenwichtsstoornissen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met andere anticholinergica is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen en een tragere absorptie van andere anticholinergica.
Gelijktijdig gebruik met kaliumchloride oraal in vaste vorm is gecontra-indiceerd, vanwege een vergroot risico op laesies in het bovenste deel van het maag-darmkanaal, door een vertraagde gastro-intestinale passage, waardoor lokaal een hoge concentratie van kaliumionen ontstaat.
Vermijd gelijktijdig gebruik met opioïden (zoals pethidine, codeïne), vanwege een toename van het risico op obstipatie, paralytische ileus en depressie van het CZS; controleer bij gelijktijdig gebruik op het vóórkomen van (langdurige) depressie van het CZS en obstipatie.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sederende antihistaminica, tricyclische antidepressiva en MAO-remmers, vanwege een additief anticholinerg effect; verlaging van de dosis van één van beide middelen kan nodig zijn.
Gelijktijdig gebruik met antipsychotica (zoals fenothiazinen, clozapine, haloperidol) kan de effecten van deze middelen versterken; verlaging van de dosis van het antipsychoticum of glycopyrronium kan nodig zijn.
Gelijktijdig gebruik met botulinetoxine kan systemische anticholinerge effecten versterken.
Glycopyrronium kan de farmacologische effecten van motiliteitsbevorderende middelen (zoals domperidon en metoclopramide) neutraliseren.
Gelijktijdig gebruik met corticosteroïden (ook dermaal of via inhalatie) kan leiden tot steroïdgeïnduceerd glaucoom, met een verhoogde oogdruk via open- of gesloten-kamerhoekglaucoom.
Gelijktijdig gebruik met topiramaat kan de effecten van oligohidrose en hyperthermie versterken, vooral bij kinderen.
Interacties
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van middelen die op het centrale zenuwstelsel werken, inclusief alcohol. Dit geldt vooral voor gelijktijdig gebruik van tricyclische antidepressiva, kinidine, amantadine, sommige antihistaminica en andere stoffen met parasympathicolytische werking.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overige: Overweeg doeltreffende anticonceptie voorafgaand aan de behandeling van vruchtbare vrouwen.
Zwangerschap
Passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Bij de mens: onbekend; bij dieren: ja.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate. Farmacologisch effect: scopolamine kan de productie van prolactine remmen en zo de aanmaak van borstvoeding verminderen.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Overig: De zuigeling controleren op anticholinerge symptomen, zoals sufheid en droge mond.
Contra-indicaties
- glaucoom;
- urineretentie;
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- voorgeschiedenis van darmobstructie, colitis ulcerosa, paralytische ileus, pylorusstenose; myasthenia gravis.
Voor meer contra-indicaties, zie de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Contra-indicaties
- glaucoom, met name nauwe-kamerhoekglaucoom.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderbreek de behandeling bij optreden van urineretentie, pneumonie, obstipatie, gedragsverandering, allergische reactie, koorts en zeer warm weer. Overweeg na evaluatie de behandeling te staken of voort te zetten met een lagere dosis.
Effecten op centraal zenuwstelsel (CZS): In klinisch onderzoek zijn grotere effecten op het CZS (zoals veranderingen in gedrag en psychische status) gemeld, voortkomend uit een beperkt vermogen om de bloed-hersenbarrière te passeren. Monitor veranderingen in gedrag. Overweeg een dosisverlaging bij optreden van effecten op CZS. Wees voorzichtig bij een verzwakte bloed-hersenbarrière, zoals bij intraventriculaire shunt, hersentumor of encefalitis.
Cardiovasculair effect: glycopyrronium heeft een bekend effect op hartslag en bloeddruk bij gebruik tijdens anesthesie, hoewel dit effect niet is gebleken bij kinderen met chronische speekselvloed. Controleer cardiovasculaire status bij evaluatie. Wees voorzichtig met gebruik bij acuut myocardinfarct, hypertensie, coronair vaatlijden, hartaritmie en aandoeningen die worden gekenmerkt door tachycardie. Adviseer om de hartslag te laten meten bij dreigende onwelwording, en een zeer snelle of trage hartslag te melden.
Bijwerkingen: Jonge kinderen zijn mogelijk gevoeliger voor ongewenste effecten, paradoxale excitatie kan voorkomen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig met gebruik van parasympathicolytica bij bestaande obstipatie, diarree en gastro-oesofageale reflux.
Gebruik bij volwassenen: Wees ook voorzichtig bij autonome neuropathie, hyperthyroïdie, ulcus ventriculi, verzwakte patiënten met chronische longaandoeningen (in verband met de mogelijke indikking van bronchiaalslijm door verminderde productie), infecties van maag-darmkanaal en ouderen.
Onderzoeksgegevens: veiligheidsinformatie op lange termijn ontbreekt, behandel daarom zo kort mogelijk. Continue of intermitterende behandeling alleen toepassen na zorgvuldige afweging en met nauwlettende monitoring. Niet aanbevolen bij kinderen < 3 jaar, vanwege het ontbreken van gegevens over veiligheid en werkzaamheid. Effecten op het voortplantingsstelsel zijn niet onderzocht. Er is geen onderzoek uitgevoerd bij verminderde leverfunctie; aangenomen wordt dat verminderde leverfunctie niet zal leiden tot een klinisch relevante toename van de systemische blootstelling, vanwege een hoofdzakelijk renale klaring.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Nooit meer dan één pleister tegelijk gebruiken. Idiosyncratische reacties kunnen optreden.
Intoxicatie: Indien verwardheid en/of hallucinaties optreden, moet de pleister direct worden verwijderd. Als toch ernstige symptomen blijven bestaan, dienen geschikte maatregelen genomen te worden, bv. toediening van fysostigmine, zie hiervoor vergiftigingen.info.
Oogheelkundige effecten: Dit middel kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken. Bij verschijnselen in de voorgeschiedenis die kunnen wijzen op een verhoogde intraoculaire druk alleen toepassen na oogheelkundig onderzoek.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij pylorusstenose, obstructie van de urinewegen (bv. bij prostaathyperplasie) of van de darm, ouderen, lever- en nierfunctiestoornissen en bij stofwisselingsstoornissen. Meer frequente aanvallen bij epilepsiepatiënten zijn gemeld. Ouderen, vooral met een milde cognitieve stoornis, zijn gevoeliger voor de centrale anticholinerge effecten, zoals verwarring.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar, de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
anticholinergisch syndroom met bv. blozen, droge huid en slijmvliezen, mydriase met accommodatieverlies, gewijzigde psychische status, koorts; en ook sinustachycardie, verminderde darmperistaltiek, functionele ileus, urineretentie, hypertensie, myoklonie.
Therapie
Voor meer symptomen en behandeling van een intoxicatie met glycopyrronium, zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Atropine-achtige centrale effecten. Eerst: rusteloosheid, excitatie, verwardheid, concentratiestoornissen. Eventueel ook: droge mond, warme huid, mydriase, tachycardie, urineretentie, hyperthermie. Bij hogere dosis: delirium, hallucinaties, convulsies. Bij zeer hoge dosis: coma en ademhalingsdepressie.
Zie voor meer symptomen en behandeling van een intoxicatie met scopolamine vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Anticholinergicum, bindt vooral aan de M3-receptor. Vermindert indirect de speekselproductie, door competitieve remming van cholinerge muscarinereceptoren in de speekselklieren. Blokkeert in het algemeen de werking van acetylcholine op muscarinereceptoren van de autonome effectorplaatsen geïnnerveerd door parasympathische (cholinerge postganglionaire) zenuwcellen. Remt ook de werking van acetylcholine op glad spierweefsel (zonder cholinerge innervatie). De perifere effecten lijken op die van atropine. Door de quaternaire ammoniumstructuur passeert het in beperkte mate de bloed-hersenbarrière, vergeleken met anticholinergica met tertiaire ammoniumstructuur. De werking houdt tot circa 7 uur aan.
Kinetische gegevens
F | ca. 3%. |
V d | kinderen: 1,31–1,83 l/kg; volwassenen: 0,35–0,93 l/kg. |
Metabolisering | via hydroxylering, hydrolyse, glucuronidering, sulfatering en oxidatie via CYP-enzymen. |
Eliminatie | circa 85% met de urine, waarvan ca. 23% onveranderd en ca. 5% via feces. |
T 1/2el | 2,5–4 uur, bij kinderen korter. |
Overig | het is mogelijk dat een trage absorptie ertoe leidt dat eliminatie sneller verloopt dan absorptie ('flip-flop'-kinetiek). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Parasympathicolyticum dat competitief het effect van acetylcholine op de muscarinereceptoren antagoneert. Werkingsduur: 3 dagen.
Kinetische gegevens
Overig | Scopolamine wordt uit de pleister gelijkmatig afgegeven en komt door de intacte huid heen in de bloedsomloop terecht. Na circa 6 uur wordt een evenwicht bereikt tussen absorptie en uitscheiding. Eén pleister geeft gedurende max. 3 dagen een therapeutische spiegel, waarbij in totaal 1 mg scopolamine wordt afgegeven. Nadat de pleister is verwijderd, daalt de plasmaspiegel langzaam doordat nog absorptie vanuit de huid blijft plaatsvinden. |
Metabolisering | waarschijnlijk in de lever. |
Eliminatie | 24 uur na verwijdering van de pleister is de spiegel gedaald tot een derde. Scopolamine wordt uitgescheiden met de urine. |
T 1/2el | circa 9,5 uur (vrij scopolamine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glycopyrronium (oraal) hoort bij de groep parasympathicolytica, overige.
Groepsinformatie
scopolamine hoort bij de groep parasympathicolytica, overige.