Samenstelling
Kalydeco
Bijlage 2
Vertex Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Granulaat in sachet
- Sterkte
- 13,4 mg, 25 mg, 50 mg, 75 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 75 mg, 150 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Orkambi
Bijlage 2
Vertex Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: lumacaftor 100 mg en ivacaftor 125 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: lumacaftor 200 mg en ivacaftor 125 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: lumacaftor 75 mg en ivacaftor 94 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: lumacaftor 100 mg en ivacaftor 125 mg.
- Toedieningsvorm
- Granulaat
- Verpakkingsvorm
- sachet
Bevat per sachet: lumacaftor 150 mg en ivacaftor 188 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. De standaardbehandeling bij patiënten bestaat uit een combinatie van geneesmiddelen gericht op bestrijding van longinfecties en -ontstekingen (antibiotica), klaring van taaislijm (mucolytica) en verbetering van de voedingstoestand (calorierijke voeding, vitaminen en pancreasenzymsuppletietherapie). Verder wordt fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining aangeraden. Afhankelijk van het genotype van het CFTR-gen wordt het daarnaast aanbevolen een CFTR-modulator voor te schrijven.
Voor de behandeling van CF bij patiënten ≥ 6 jaar met ten minste één F508del mutatie in het CFTR-gen heeft ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor in combinatie met ivacaftor de voorkeur ten opzichte van de andere CFTR-regulatoren én de standaard symptomatische behandeling. Voor de overige indicaties (d.w.z. CFTR-genmutaties zonder F508del-mutatie en patiënten < 6 jaar) kunnen de andere CFTR-regulatoren (lumacaftor/ivacaftor en ivacaftor monotherapie) worden voorgeschreven voor de indicaties waarvoor zij geregistreerd zijn. Zie hiervoor de bijlage 2-voorwaarden van de afzonderlijke CFTR-regulatoren.
Voor de behandeling van CF bij patiënten van ≥ 6 maanden met een specifieke 'gating'-mutatie (genoemd in bijlage 2) of een R117H mutatie in het CFTR-gen is er een therapeutische meerwaarde voor ivacaftor ten opzichte van standaard symptomatische behandeling.
Over het gebruik van CFTR-regulatoren is nog veel onzekerheid qua effectiviteit en veiligheid op lange termijn. Om doelmatig gebruik van de CFTR-regulatoren te stimuleren wordt er daarom geadviseerd om de behandeling regelmatig te evalueren aan de hand van de stopcriteria die worden gesteld in de kwaliteitsstandaard cystische fibrose.
Aan de vergoeding van ivacaftor zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. De standaardbehandeling bij patiënten bestaat uit een combinatie van geneesmiddelen gericht op bestrijding van longinfecties en -ontstekingen (antibiotica), klaring van taaislijm (mucolytica) en verbetering van de voedingstoestand (calorierijke voeding, vitaminen en pancreasenzymsuppletietherapie). Verder wordt fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining aangeraden. Afhankelijk van het genotype van het CFTR-gen wordt het daarnaast aanbevolen een CFTR-modulator voor te schrijven.
Voor de behandeling van CF bij patiënten ≥ 6 jaar met ten minste één F508del mutatie in het CFTR-gen heeft ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor in combinatie met ivacaftor de voorkeur ten opzichte van de andere CFTR-regulatoren én de standaard symptomatische behandeling. Voor de overige indicaties (d.w.z. CFTR-genmutaties zonder F508del-mutatie en patiënten < 6 jaar) kunnen de andere CFTR-regulatoren (lumacaftor/ivacaftor en ivacaftor monotherapie) worden voorgeschreven voor de indicaties waarvoor zij geregistreerd zijn. Zie hiervoor de bijlage 2-voorwaarden van de afzonderlijke CFTR-regulatoren.
Voor de behandeling van CF bij patiënten van ≥ 6 maanden met een specifieke 'gating'-mutatie (genoemd in bijlage 2) of een R117H mutatie in het CFTR-gen is er een therapeutische meerwaarde voor ivacaftor ten opzichte van standaard symptomatische behandeling.
Over het gebruik van CFTR-regulatoren is nog veel onzekerheid qua effectiviteit en veiligheid op lange termijn. Om doelmatig gebruik van de CFTR-regulatoren te stimuleren wordt er daarom geadviseerd om de behandeling regelmatig te evalueren aan de hand van de stopcriteria die worden gesteld in de kwaliteitsstandaard cystische fibrose.
Aan de vergoeding van lumacaftor/ivacaftor zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Monotherapie voor cystische fibrose bij:
- volwassenen en kinderen ≥ 1 maand (met lichaamsgewicht ≥ 3 kg) die een R117H-mutatie of één van de volgende 'gating'-(klasse-III-)mutaties in het CFTR-gen hebben: G551D, G1244E, G1349D, G178R, G551S, S1251N, S1255P, S549N of S549R.
Combinatietherapie met tezacaftor/ivacaftor voor cystische fibrose bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar die:
- homozygoot zijn voor de F508del-mutatie;
- heterozygoot zijn voor de F508del-mutatie én één van de volgende mutaties hebben in het CFTR-gen: P67L, R117C, L206W, R352Q, A455E, D579G, 711+3A→G, S945L, S977F, R1070W, D1152H, 2789+5G→A, 3272-26A→G of 3849+10kbC→T.
Combinatietherapie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor voor cystische fibrose bij volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar die ten minste één F508del-mutatie in het CFTR-gen hebben.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Cystische fibrose bij volwassenen en kinderen ≥ 1 jaar die homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Alleen bij aangetoonde aanwezigheid van een geïndiceerde mutatie in het CFTR-gen of een R117H-mutatie (zie de rubriek Indicaties) in ten minste één allel van het CFTR-gen door een gevalideerde genotyperingsmethode.
Cystische fibrose (monotherapie)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 6 jaar met een lichaamsgewicht ≥ 25 kg
Monotherapie: Tablet: 150 mg 2×/dag.
Kinderen ≥ 6 maanden met een lichaamsgewicht 5–25 kg
Monotherapie: Granulaat: Lichaamsgewicht 5–7 kg: 25 mg 2×/dag. Lichaamsgewicht 7–14 kg: 50 mg 2×/dag. Lichaamsgewicht ≥ 14–25 kg: 75 mg 2×/dag.
Kinderen 4–6 maanden met een lichaamsgewicht ≥ 5 kg
Monotherapie: Granulaat: 25 mg 2×/dag.
Kinderen 2–4 maanden met een lichaamsgewicht ≥ 3 kg
Monotherapie: Granulaat: 13,4 mg 2×/dag.
Kinderen 1–2 maanden met een lichaamsgewicht ≥ 3 kg
Monotherapie: Granulaat: 13,4 mg 1×/dag in de ochtend.
Cystische fibrose (combinatietherapie)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar
In combinatie met tezacaftor/ivacaftor: 's Ochtends tezacaftor/ivacaftor 100/150 mg en 's avonds ivacator (tablet) 150 mg.
In combinatie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor: 's Ochtends 2 tabletten van ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor 75/50/100 mg en 's avonds ivacaftor (tablet) 150 mg.
Kinderen 6–12 jaar en lichaamsgewicht ≥ 30 kg
In combinatie met tezacaftor/ivacaftor: 's Ochtends tezacaftor/ivacaftor 100/150 mg en 's avonds ivacator (tablet) 150 mg.
In combinatie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor: 's Ochtends 2 tabletten van ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor 75/50/100 mg en 's avonds ivacaftor (tablet) 150 mg.
Kinderen 6–12 jaar en lichaamsgewicht < 30 kg
In combinatie met tezacaftor/ivacaftor: 's Ochtends tezacaftor/ivacaftor 50/75 mg en 's avonds ivacator (tablet) 75 mg.
In combinatie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor: 's Ochtends 2 tabletten van ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor 37,5/25/50 mg en 's avonds ivacaftor (tablet) 75 mg.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht tot matig verminderde nierfunctie. Voorzichtig toepassen bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≤ 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Bij monotherapie: 1–6 maanden: gebruik ontraden Vanaf 6 maanden: Pas de dosis bij een matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) of ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) als volgt aan:
- lichaamsgewicht 5–7 kg: matig: 25 mg 1×/dag in de ochtend; ernstig: gebruik ontraden, anders 25 mg 1×/2 dagen (om de andere ochtend), aanpassen op geleide van de klinische respons en tolerantie.
- lichaamsgewicht 7–14 kg: matig: 50 mg 1×/dag in de ochtend; ernstig: gebruik ontraden, anders 50 mg 1×/2 dagen (om de andere ochtend), aanpassen op geleide van de klinische respons en tolerantie.
- lichaamsgewicht 14–25 kg: matig: 75 mg 1×/dag in de ochtend; ernstig: gebruik ontraden, anders 75 mg 1×/2 dagen (om de andere ochtend), aanpassen op geleide van de klinische respons en tolerantie.
- lichaamsgewicht ≥ 25 kg: matig: 150 mg 1×/dag in de ochtend; ernstig: indien strikt noodzakelijk: 150 mg 1×/2 dagen (om de andere ochtend), vervolgens aanpassen op geleide van de klinische respons en tolerantie.
Voor dosisaanpassingen per leeftijdsgroep bij een verminderde leverfunctie bij gebruik in combinatie met andere CFTR-regulatoren, zie de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.2 tabel 3), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Combinatie met een CYP3A-remmer: Bij monotherapie: 1–6 maanden: gebruik ontraden. Vanaf 6 maanden: pas de dosis bij gelijktijdig gebruik van een matige CYP3A-remmer (zoals fluconazol, erytromycine) sterke CYP3A-remmer (zoals ketoconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol, claritromycine) als volgt aan:
- lichaamsgewicht 5–7 kg: matig: 25 mg 1×/dag in de ochtend; sterk: 25 mg 2×/week in de ochtend.
- lichaamsgewicht 7–14 kg: matig: 50 mg 1×/dag in de ochtend; sterk: 50 mg 2×/week in de ochtend.
- lichaamsgewicht 14–25 kg: matig: 75 mg 1×/dag in de ochtend; sterk: 75 mg 2×/week in de ochtend.
- lichaamsgewicht ≥ 25 kg: matig: 150 mg 1×/dag in de ochtend; sterk: 150 mg 2×/week in de ochtend.
Voor dosisaanpassingen per leeftijdsgroep in combinatie met een CYP3A remmer bij gebruik in combinatie met andere CFTR-regulatoren, zie de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.2 tabel 2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Een gemiste dosis binnen 6 uur alsnog innemen; indien meer dan 6 uur is verstreken, de dosis overslaan. Bij gecombineerde therapie: maximaal één dosis per keer innemen.
Vermijd het nuttigen van grapefruit-/pompelmoessap of pomerans tijdens de behandeling.
Toediening
- De tabletten heel innemen (niet kauwen of vermalen) met vetbevattend voedsel.
- Granulaat mengen met 5 ml zacht voedsel of vloeistof en direct (of uiterlijk binnen één uur) innemen; neem korte tijd voor óf na inname, vetbevattend voedsel.
- Er moet ongeveer 12 uur tussen de ochtend- en avonddosis zitten.
Doseringen
Alleen bij aangetoonde aanwezigheid van een F508del-mutatie op beide allelen van het CFTR-gen door een gevalideerde genotyperingsmethode.
Cystische fibrose
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
2 tabletten van 200/125 mg 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Kinderen 6–12 jaar
2 tabletten van 100/125 mg 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Kinderen 2–5 jaar
Lichaamsgewicht < 14 kg: 1 sachet van 100/125 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Lichaamsgewicht ≥ 14 kg: 1 sachet van 150/188 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Kinderen 1-2 jaar
Lichaamsgewicht 7-9 kg: 1 sachet van 75/94 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Lichaamsgewicht 9-14 kg: 1 sachet van 100/125 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Lichaamsgewicht ≥ 14 kg: 1 sachet van 150/188 2×/dag (iedere 12 uur), net vóór of net na een vetbevattende maaltijd of snack.
Tot 6 uur na een gemiste dosis kan deze alsnog worden ingenomen; daarna niet meer.
Bij licht tot matig verminderde nierfunctie is een aanpassing van de dosering niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis.
leverfunctie
- Bij een lichte stoornis is een aanpassing van de dosering niet nodig.
- Bij een matig-ernstige stoornis (Child-Pughscore 7–9):
- kinderen ≥ 6 jaar en volwassenen: 2 tabletten elke ochtend en 1 tablet elke avond;
- kinderen 1–5 jaar: 1 sachet elke ochtend en 1 sachet eens in de twee avonden.
- Bij een ernstige stoornis (Child-Pughscore 10–15) voorzichtig doseren:
- kinderen ≥ 6 jaar en volwassenen: maximaal 1 tablet 2×/dag;
- kinderen 1–5 jaar: 1 sachet/dag of minder frequent.
Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers: Als met sterke CYP3A4-remmers wordt gestart tijdens behandeling met lumacaftor/ivacaftor is aanpassing van de dosering niet nodig. Bij gebruik van sterke CYP3A4-remmers (zie rubriek Interacties) op moment van starten met lumacaftor/ivacaftor de dosis aanpassen op de volgende manier:
- ≥ 12 jaar: eerste week starten met 1 tablet 200/125 per dag, daarna de aanbevolen dosering innemen;
- 6-12 jaar: eerste week starten met 1 tablet 100/125 per dag, daarna de aanbevolen dosering innemen;
- 1-5 jaar: eerste week starten met 1 sachet (zie het algemene doseervoorschrift voor de juiste sterke) op dag 1,3,5 en 7, daarna de aanbevolen dosering innemen.
Dit geldt ook indien behandeling met lumacaftor/ivacaftor > 1 week wordt onderbroken en weer wordt hervat bij gelijktijdig innemen van sterke CYP3A4-remmers.
Toediening: Tabletten in hun geheel doorslikken (niet kauwen, breken of oplossen). Granulaat vermengen met één theelepel (5 ml) zacht voedsel (zoals gepureerd fruit of yoghurt) of vloeistof (zoals melk of sap) dat op of beneden kamertemperatuur is. Binnen één uur na mengen innemen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): infecties van de bovenste luchtwegen (incl. nasofaryngitis), bacteriën in sputum. Neusverstopping, orofaryngeale pijn. Buikpijn, diarree. Huiduitslag. Hoofdpijn, duizeligheid. Verhoogde transaminasewaarden.
Vaak (1-10%): rinitis. Oorpijn, tinnitus, trommelvlieshyperemie, vestibulaire aandoening. Faryngeaal erytheem, sinuscongestie. Borstgezwel.
Soms (0,1-1%): verstopt oor. Piepen. Borstontsteking, gynaecomastie, tepelaandoening, pijn in de tepel.
Verder is gemeld: depressie. Vertroebeling van de ooglens bij kinderen.
In combinatie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor tevens:
Vaak (1-10%): griep. Hypoglykemie. Abnormale ademhaling, rinorroe. Bovenbuikpijn, flatulentie. Acne, jeuk. stijging serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): piepen. Stijging bloeddruk.
Verder zijn gemeld: leverletsel (incl. leverfalen resulterend in transplantatie), stijging totaalbilirubine.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): neusverstopping, dyspneu, productieve hoest, toename sputum. Hoofdpijn. Misselijkheid, bovenbuikpijn, diarree.
Vaak (1-10%): rinorroe, orofaryngeale pijn, afwijkende ademhaling, bronchospasmen. Bovensteluchtweginfectie, rinitis. Braken, flatulentie. Onregelmatige menstruatie, metrorragie, dysmenorroe. Huiduitslag. Verhoogde transaminasewaarden, verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): hypertensie. Menorragie, amenorroe, oligomenorroe, polymenorroe. Hepatische encefalopathie. Cholestatische hepatitis.
Verder zijn gemeld: depressie. Decompensatie van de leverfunctie, waaronder fataal leverfalen, bij CF-patiënten met vooraf bestaande cirrose met portale hypertensie. Vertroebeling van de ooglens.
Ca. 75 % van de respiratoire bijwerkingen (dyspneu, afwijkende ademhaling) traden op in de eerste week en waren meestal licht tot matig-ernstig en reversibel.
Zie voor meer bijwerkingen de rubriek bijwerkingen in de geneesmiddeltekst van ivacaftor: ivacaftor#bijwerkingen.
Interacties
Ivacaftor is een substraat voor CYP3A4 en CYP3A5. Ivacaftor is een zwakke remmer van CYP3A4 en P-glycoproteïne, en remt mogelijk CYP2C9.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol, posaconazol, voriconazol, claritromycine) en matige CYP3A-remmers (zoals fluconazol, erytromycine) de dosering ivacaftor verlagen, zie de rubriek Doseringen. Vermijd het nuttigen van grapefruit-/pompelmoessap of pomerans tijdens de behandeling. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) ontraden. Bij combinatie met een matige CYP3A4-inductor controleren op een verminderde werkzaamheid van ivacaftor.
Wees voorzichtig met en controleer op bijwerkingen bij het gelijktijdig gebruik van midazolam, alprazolam of diazepam.
Wees voorzichtig met en monitor het gelijktijdig gebruik van digoxine, ciclosporine of tacrolimus.
Controleer de INR extra bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten.
Interacties
Lumacaftor is een sterke inductor van CYP3A4 en heeft zowel een inducerend als remmend effect op P-glycoproteïne (Pgp). Ivacaftor is een substraat voor CYP3A4 en CYP3A5, en een zwakke remmer van CYP3A4 en Pgp.
Bij starten van lumacaftor/ivacaftor bij patiënten die sterke CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol, voriconazol, claritromycine) gebruiken, neemt de blootstelling aan ivacaftor toe in het begin van de behandeling; dosisaanpassing van lumacaftor/ivacaftor is nodig in de eerste week van behandeling (zie Doseringen). Vermijd gelijktijdig gebruik met posaconazol en erytromycine, vanwege verminderde werkzaamheid van deze middelen. Bij gebruik van matige of zwakke CYP3A4-remmers en indien met sterke CYP3A4-remmers wordt gestart tijdens behandeling met lumacaftor/ivacaftor is aanpassing van de dosering niet nodig. Gelijktijdig gebruik met CYP2C8-, CYP2C9-, CYP2C19 en CYP2B6-substraten, kan de blootstelling aan deze substraten verlagen en in het geval van CYP2C8 en CYP2C9 ook verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifabutine, rifampicine, sint-janskruid) neemt de blootstelling aan ivacaftor en ook de inductor zelf af; gelijktijdig gebruik wordt ontraden.
Bij gelijktijdig gebruik van door Pgp gemetaboliseerde geneesmiddelen (digoxine, fexofenadine, dabigatran), kan de blootstelling aan deze middelen veranderen; een dosisaanpassing kan nodig zijn en controleer bij gebruik van digoxine de serumspiegel. Gelijktijdig gebruik met ciclosporine, everolimus, tacrolimus en sirolimus wordt niet aanbevolen, vanwege een verminderde werkzaamheid van deze geneesmiddelen. Hormonale (orale, injecteerbare, transdermale of implanteerbare) anticonceptiva zijn geen geschikte anticonceptiemethode tijdens de behandeling, vanwege een verminderde werkzaamheid van deze middelen. Bij gelijktijdig gebruik met repaglinide, omeprazol, esomeprazol, lansoprazol, fluconazol, citalopram, escitalopram, sertraline, bupropion, midazolam, ibuprofen, montelukast, prednison en methylprednisolon kan de werkzaamheid van deze middelen verminderen, er kan een hogere dosis nodig zijn; gelijktijdig gebruik met midazolam wordt afgeraden. Controleer de INR extra bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten.
Lumacaftor is in vitro substraat voor het ‘breast cancer resistance protein’ (BCRP); combinatie met BCRP-remmers kan leiden tot een toename van de lumacaftorspiegel. Lumacaftor remt OAT1 en OAT3. Lumacaftor en ivacaftor zijn remmers van BCRP; combinatie met geneesmiddelen die substraten zijn voor OAT1/3 en BCRP-transport kan de plasmaspiegel van dergelijke geneesmiddelen verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen (relevante) contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen (relevante) contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met cystische fibrose met andere mutaties dan de geregistreerde is de werkzaamheid niet aangetoond; gebruik wordt ontraden.
Het wordt aanbevolen om de leverfunctie (incl. bilirubine) te controleren vóór de start van de behandeling, elke 3 maanden tijdens het eerste jaar van de behandeling en daarna jaarlijks. Staak de behandeling bij verhogingen van ALAT of ASAT > 5× de bovengrens van de normaalwaarde (ULN) óf bij verhogingen van ALAT of ASAT > 3× ULN in combinatie met verhoging van bilirubine > 2× ULN; controleer vervolgens nauwgezet de transaminasewaarden tot normalisatie en overweeg herstart van de behandeling. Voor de combinatie met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor geldt: Bij een patiënt met cirrose en portale hypertensie is leverfalen gemeld waarvoor transplantatie nodig was. Deze behandeling wordt niet aanbevolen bij een matige leverfunctiestoornis en bij gevorderde leverziekte (zoals cirrose, portale hypertensie), tenzij de voordelen opwegen tegen de risico's. Deze combinatie niet gebruiken bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Depressie (o.a. met suïcidale gedachten en gedrag) is gemeld en treed doorgaans binnen drie eerste maanden op en doorgaans bij patiënten met een voorgeschiedenis van psychische stoornissen. Soms werd verbetering gemeld na dosisverlaging of staken van de behandeling. Controleer op het vóórkomen van depressieve stemming, suïcidale gedachten en ongebruikelijke veranderingen in gedrag; adviseer patiënten direct een arts te raadplegen, zodra symptomen zich voordoen.
Bij kinderen is vertroebeling van de ooglens (zonder impact op het gezichtsvermogen) gemeld, daarom wordt voor deze groep een oftalmologisch onderzoek geadviseerd voorafgaand aan de behandeling.
Het is niet uitgesloten dat bij het opteden van huiduitslag hormonale anticonceptiva een rol spelen. Overweeg bij huiduitslag de behandeling én het gebruik van hormonale anticonceptiva te onderbreken Als huiduitslag niet opnieuw optreedt na het herstarten van de behandeling, overweeg dan tevens de hormonale anticonceptiva opnieuw te starten.
Wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≤ 30 ml/min).
Onderzoeksgegevens: Gebruik bij getransplanteerde patiënten wordt ontraden, vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 1 maand of bij kinderen < 6 maanden die te vroeg geboren zijn (< 37 weken). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 6 jaar in een combinatieschema met tezacaftor/ivacaftor of bij kinderen < 2 jaar in een combinatieschema met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar van kinderen < 6 jaar met een R117H-mutatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij patiënten met cystische fibrose zonder homozygote F508del-mutatie is de werkzaamheid niet aangetoond; gebruik wordt ontraden. Start de behandeling niet bij pulmonale exacerbaties.
Controleer de bloeddruk tijdens de behandeling periodiek.
Respiratoire effecten: Controleer patiënten met een ppFEV1 < 40 extra tijdens het opstarten van de behandeling, omdat de ervaring beperkt is. Respiratoire voorvallen (bv. ongemak op de borst, dyspneu, bronchospasmen en abnormale ademhaling) kwamen vaker voor tijdens het opstarten van de behandeling met lumacaftor/ivacaftor, soms ook daling in FEV1. Ernstige respiratoire voorvallen werden vaker gezien bij patiënten met een ppFEV1 < 40 en kunnen tot staken van de behandeling met lumacaftor/ivacaftor leiden.
Bij kinderen zijn vertroebeling van de ooglens (zonder impact op het gezichtsvermogen) gemeld, daarom wordt voorafgaand aan en tijdens de behandeling oogheelkundig onderzoek aanbevolen.
Het wordt aanbevolen om de leverfunctie te controleren vóór de start van de behandeling, elke 3 maanden tijdens het eerste jaar van de behandeling en daarna jaarlijks. Staak de behandeling bij verhogingen van ALAT of ASAT > 5× de bovengrens van de normaalwaarde (ULN) óf bij verhogingen van ALAT of ASAT > 3× ULN in combinatie met verhoging van bilirubine > 2× ULN; controleer vervolgens nauwgezet de transaminasewaarden tot normalisatie en overweeg herstart van de behandeling. Bij gevorderde leverziekte is achteruitgang van de leverfunctie gemeld. Decompensatie van de leverfunctie, waaronder leverfalen met de dood als gevolg, is gemeld bij CF-patiënten met vooraf bestaande cirrose met portale hypertensie die lumacaftor/ivacaftor kregen. Bij gevorderde leverziekte aan het begin van de behandeling extra controleren en starten met een lagere dosering. Verhogingen van transaminasewaarden zijn bij kinderen vaker waargenomen dan bij volwassenen, en bij kinderen van 2-5 jaar vaker dan bij kinderen van 6-12 jaar.
Depressie (o.a. met suïcidale gedachten en gedrag) is gemeld en treed doorgaans binnen drie eerste maanden op en doorgaans bij patiënten met een voorgeschiedenis van psychische stoornissen. Soms werd verbetering gemeld na dosisverlaging of staken van de behandeling. Controleer op het vóórkomen van depressieve stemming, suïcidale gedachten en ongebruikelijke veranderingen in gedrag; adviseer patiënten direct een arts te raadplegen, zodra symptomen zich voordoen.
Gebruik van dit middel kan leiden tot fout-positieve uitslag bij urineonderzoek op tetrahydrocannabinol (THC); overweeg een alternatieve bevestigingsmethode.
Onderzoeksgegevens: Lumacaftor/ivacaftor is niet onderzocht bij patiënten die een orgaantransplantatie hebben ondergaan; gebruik bij deze groep wordt daarom ontraden. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 1 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over symptomen en behandeling contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lumacaftor/ivacaftor contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Ivacaftor is een potentieerder van het cystische fibrose transmembraanconductieregulator (CFTR)-proteïne. Het verhoogt in vitro de CFTR-kanaal-'gating', waardoor het chloridetransport wordt versterkt bij gespecificeerde mutaties in het CFTR-gen (zie de rubriek Indicaties) met verminderde 'open probabiliteit' van het kanaal in vergelijking met normaal CFTR. Ivacaftor versterkt ook de ‘open probabiliteit’ van R117H-CFTR, een mutatie die zowel een lage ‘open probabiliteit’ (gating) als verminderde kanaalstroomamplitude (geleidingswaarde) heeft. De G970R-mutatie veroorzaakt een 'splicing' defect waardoor er weinig tot geen CFTR-eiwit op het celoppervlak aanwezig is. Het exacte mechanisme waarmee ivacaftor de 'gating'-activiteit van CFTR versterkt, is niet bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | vetbevattend voedsel verhoogt de absorptie met een factor 2,5–4. |
T max | ca. 4 uur. |
V d | ca. 5 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 99%. |
Metabolisering | in de lever voornamelijk door CYP3A. De belangrijkste metabolieten zijn hydroxymethyl-ivacaftor (ca. een zesde van de activiteit van ivacaftor) en ivacaftor-carboxylaat (niet farmacologisch actief). |
Eliminatie | met de feces 88%, voornamelijk als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 12 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Ivacaftor is een potentieerder van het F508del-gemuteerde cystische fibrose transmembraanconductieregulator (CFTR)-proteïne. Het verhoogt in vitro de CFTR-kanaal-'gating', waardoor het chloridetransport wordt versterkt. Lumacaftor is een CFTR-corrector die rechtstreeks inwerkt op het F508del-gemuteerde CFTR om de cellulaire verwerking en het cellulaire transport te verbeteren. Hierdoor neemt de hoeveelheid functioneel CFTR op het celoppervlak toe. Het exacte werkingsmechanisme van beide stoffen is niet bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | vetbevattend voedsel verhoogt de absorpti met ongeveer een factor 2 (lumacaftor) of 3 (ivacaftor). |
T max | ca. 4 uur. |
V d | lumacaftor: centrale compartiment: 0,34 en perifere compartiment: 0,48 l/kg; ivacaftor: centrale compartiment: 1,36 en perifere compartiment: 2,87 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 99%. |
Metabolisering | lumacaftor: hoofdzakelijk via oxidatie en glucuronidering. Ivacaftor: in de lever door voornamelijk CYP3A4; de belangrijkste metabolieten zijn hydroxymethyl-ivacaftor (ca. een zesde van de activiteit van ivacaftor) en ivacaftor-carboxylaat (niet farmacologisch actief). |
Eliminatie | lumacaftor: onveranderd met de feces (51%); ivacaftor: voornamelijk als metabolieten met de feces (88%). |
T 1/2el | lumacaftor: ca. 26 uur; ivacaftor (in combinatie met lumacaftor): ca. 9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ivacaftor hoort bij de groep CFTR-regulatoren.
Groepsinformatie
lumacaftor/ivacaftor hoort bij de groep CFTR-regulatoren.