Samenstelling
Imodium
(hydrochloride)
OTC
Bijlage 2
Johnson & Johnson Consumer bv
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 2 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 0,2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Smelttablet
- Sterkte
- 2 mg
Loperamide
(hydrochloride)
OTC
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 2 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dropizol (watervrij) XGVS Pharmanovia Benelux BV
- Toedieningsvorm
- druppels voor oraal gebruik
- Sterkte
- 10 mg/ml
1 druppel opiumtinctuur (uit Papaver somniferum) komt overeen met 0,5 mg morfine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij acute diarree is in veel gevallen medicatie niet geïndiceerd. Bij dehydratie of een groter risico hierop wordt rehydratievloeistof (ORS) gebruikt. Als diarree om praktische redenen als hinderlijk wordt ervaren, kan loperamide worden toegepast. Bij ernstige infectieuze diarree, diarree bij immuungecompromitteerde patiënten of een Clostridioides difficile-infectie (CDI) is antibiotische behandeling aangewezen.
De behandeling van het prikkelbaredarmsyndroom (PDS) is vooral niet-medicamenteus. Alle behandelingen zijn slechts bij een deel van de patiënten effectief. Bij PDS waarbij obstipatie op de voorgrond staat (PDS-C), zijn de medicamenteuze opties het gebruik van laxantia en bij onvoldoende effect linaclotide. Bij PDS waarbij diarree op de voorgrond staat (PDS-D), zijn de medicamenteuze opties volumevergrotende laxantia en als symptomatische behandeling een onderhoudsdosering met loperamide. Bij PDS waarbij pijnklachten op de voorgrond staan, kunnen paracetamol en pepermuntolie worden overwogen. Bij alle vormen van PDS kan als laatste stap bij uitzondering een antidepressivum worden overwogen, naast de psychologische behandeling van een eventuele onderliggende stemmingsstoornis.
Aan de vergoeding van loperamide zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van acute of chronische diarree, wanneer causale therapie onmogelijk is, bij volwassenen en kinderen ≥ 3 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Symptomatische behandeling van ernstige diarree bij volwassenen, na onvoldoende effect van andere behandelingen.
Doseringen
Acute diarree
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanvankelijk 4 mg, vervolgens zolang de diarree aanhoudt 2 mg na elke dunne ontlasting; max. 16 mg per dag.
Kinderen ≥ 8 jaar
Aanvankelijk 2 mg, vervolgens zolang de diarree aanhoudt 2 mg na elke dunne ontlasting; max. dagdosis 6 mg per 20 kg lichaamsgewicht, nooit meer dan 16 mg per dag;
3–8 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Drank: 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dosis, zo nodig max. 3×/dag en max: 0,3 mg/kg/dag. Onderbreek of staak de behandeling als er normale ontlasting heeft plaatsgevonden of in het geval dat er geen ontlasting heeft plaatsgevonden gedurende meer dan 12 uur.
Chronische diarree
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanvankelijk 4 mg. Onderhoudsdosering 2–12 mg per dag (tot 1 of 2 vaste ontlastingen per dag worden verkregen); max. 16 mg per dag.
Kinderen ≥ 8 jaar
Aanvankelijk 2 mg. Onderhoudsdosering 2–12 mg per dag (tot 1 of 2 vaste ontlastingen per dag worden verkregen); max. dagdosis 6 mg per 20 kg lichaamsgewicht, nooit meer dan 16 mg per dag;
3–8 jaar
Volgens het NKFK: Drank: 0,1 mg/kg lichaamsgewicht/dosis, zo nodig max. 3×/dag en max: 0,3 mg/kg/dag. Onderbreek of staak de behandeling als er normale ontlasting heeft plaatsgevonden of in het geval dat er geen ontlasting heeft plaatsgevonden gedurende meer dan 12 uur.
Niet langer dan 14 dagen innemen zonder een arts te raadplegen. Ga regelmatig na of bij chronische diarree de dosis kan worden verlaagd of de behandeling gestaakt.
Onderbreek de behandeling als bij acute diarree binnen 48 uur geen klinische verbetering wordt waargenomen, en raadpleeg een arts.
Staak de behandeling zodra de ontlasting vaster wordt of zodra langer dan 12 uur geen ontlasting meer heeft plaatsgevonden.
Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij een verminderde leverfunctie loperamide voorzichtig toepassen, omdat er geen farmacokinetische gegevens zijn bij een verminderde leverfunctie.
Doseringen
De dosering individualiseren; gebruik de laagst effectieve dosis en zo kortdurend als mogelijk, met inachtneming van de algehele conditie, leeftijd, gewicht en de medische voorgeschiedenis van de patiënt.
Ernstige diarree
Volwassenen
Startdosis: 5–10 druppels (2,5–5 mg) 2–3×/dag. Max. 1 ml per keer en max. 6 ml per dag.
Bij ouderen: met een lagere dosis starten en voorzichtig ophogen.
Bij verminderde leverfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren. Gebruik kan tot coma leiden.
Bij verminderde nierfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren.
Bij verminderde schildklierfunctie: een dosisaanpassing kan nodig zijn.
Interacties: Bij gelijktijdig gebruik met andere narcotica, sedativa, tricyclische antidepressiva of MAO-remmers: dosis verlagen en uiterst voorzichtig gebruiken.
Toediening: Onvermengd toedienen op een lepel of verdunnen in een glas water. Na verdunning direct innemen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, obstipatie, winderigheid.
Soms (0,1-1%): slaperigheid. Droge mond, braken, dyspepsie, (boven)buikpijn. Huiduitslag.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, anafylactische reacties (inclusief anafylactische shock), anafylactoïde reacties. Bewustzijnsverlies, stupor, hypertonie, coördinatieafwijkingen. Miose. Opgezette buik, (paralytische) ileus, (toxisch) megacolon, glossodynie, smaakstoornis. Jeuk, bulleuze eruptie (zoals Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse (Lyell-syndroom), erythema multiforme), angio–oedeem, urticaria. Urineretentie. Vermoeidheid.
Verder is gemeld: acute pancreatitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sufheid. Obstipatie, droge mond.
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Miose. Bronchospasme, verminderde hoestprikkel. Dysgeusie, misselijkheid, braken, verlies van eetlust, dyspepsie. Urticaria, zweten. Urineretentie. Asthenie.
Soms (0,1-1%): tachycardie, bradycardie, palpitaties, blozen van het gelaat. Ademhalingsdepressie. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk. Urethraal spasme.
Zelden (0,01-0,1%): orthostatische hypotensie. Verhoogde pancreasenzymen en pancreatitis. Galsteenkoliek, niersteenkoliek. Onthoudingssymptomen.
Zeer zelden (< 0,01%): syndroom van inadequate ADH-secretie (SIADH), amenorroe. Spierkrampen, convulsies, allodynie en hyperalgesie. Wazig zien, diplopie, nystagmus. Dyspneu. Ileus, buikpijn. Exantheem, perifeer oedeem. Onwel voelen, rillen.
Verder zijn gemeld: bijnierinsufficiëntie. Verslaving, dysforie, euforie, hallucinaties, rusteloosheid, verminderd libido of potentie. Draaiduizeligheid. Hyperthermie.
Interacties
Loperamide is een substraat van P-glycoproteïne, CYP3A4 en CYP2C8.
Remmers van CYP3A4 en P-glycoproteïne, zoals itraconazol en ketoconazol, en remmers van CYP2C8 zoals gemfibrozil kunnen de plasmaconcentratie van loperamide verhogen.
Combinatie met oraal desmopressine kan de desmopressine-plasmaconcentratie verhogen, waarschijnlijk door een tragere gastro-intestinale motiliteit.
Interacties
De kans op sedatie, ademhalingsdepressie, coma of overlijden neemt toe bij gelijktijdig gebruik van centraal onderdrukkende middelen, zoals alcohol, hypnotica , algehele anesthetica (zoals barbituraten), MAO-remmers, tricyclische antidepressiva en psychotrope middelen met een sederende werking (zoals fenothiazinederivaten), gabapentine, anti-emetica (zoals bromopride, meclozine, metoclopramide), antihistaminica en andere opioïden. De dosis en duur van gelijktijdig gebruik dienen beperkt te zijn (zie ook de rubriek Doseringen).
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Amfetamine en analogen kunnen het sederende effect van opioïden verminderden.
Niet gelijktijdig gebruiken met morfine-agonisten (zoals buprenorfine, nalbufine, nalmefeen) of -antagonisten (zoals nalmefeen, naltrexon) omdat het therapeutisch effect kan verminderen en onthoudingssymptomen kunnen toenemen.
Gelijktijdig gebruik met rifampicine (een sterke CYP3A4-inductor) remt het effect van opioïden.
De werkingsduur van opium kan verminderd zijn na gebruik van fluoxetine.
Opioïden kunnen de plasmaconcentraties van desmopressine en sertraline verhogen.
Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva kan het hypotensieve effect versterken.
Een verminderde werkzaamheid van orale P2Y12-trombocytenaggregatieremmers is waargenomen bij patiënten met acuut coronair syndroom die behandeld werden met morfine. Deze interactie kan gerelateerd zijn aan verminderde gastro-intestinale motiliteit en geldt dan ook voor opium. Overweeg een parenterale P2Y12-remmer als bij een acuut coronair syndroom een snelle remming cruciaal is.
Opium remt de glucuronidering van zidovudine in vitro.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van MAO-remmers (incl. moclobemide) of binnen 2 weken na staken hiervan.
Wees voorzichtig met gelijktijdige toediening van anticholinergica, antihypertensiva en middelen die ook diarree of peristaltiek tegengaan.
Hulpstoffen: Ethanol, druppelvloeistof, niet gelijktijdig gebruiken met disulfiram of metronidazol, vanwege disulfiram-achtige reacties (zoals roodheid van het gelaat, snelle ademhaling, tachycardie).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, beperkte gegevens.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk, vanwege geringe systemische beschikbaarheid na orale inname.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig kortdurend worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is teratogeniteit en reproductietoxiciteit aangetoond.
Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan opioïdverslaving en neonataal abstinentiesyndroom (NAS) veroorzaken (rusteloosheid, braken, toegenomen eetlust, irritatie, hyperactiviteit, trillen, verstopte neus, convulsies, met hoge tonen huilen).
Advies: Op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Chromosoomschade in kiemcellen en verminderde vruchtbaarheid kunnen optreden (zoals vastgesteld in dieronderzoek), vruchtbare mannen en vrouwen dienen effectieve anticonceptie toe te passen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (de relatieve kinddosis is 0,03%).
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk, vanwege geringe systemische opname na orale inname. Nadelige effecten bij de zuigeling zijn nooit beschreven.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: Bij ultra-rapid metabolizers van CYP2D6 kunnen er hogere spiegels van morfine in de moedermelk voorkomen welke zeer zelden symptomen van opioïdentoxiciteit veroorzaken bij de zuigeling, wat dodelijk kan zijn.
Advies: Het gebruik van dit middel is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- als remming van de peristaltiek beslist vermeden moet worden, zoals bij subileus, (toxisch) megacolon en bij bepaalde vergiftigingen;
- acute dysenterie, gekenmerkt door bloed in de ontlasting en hoge koorts;
- bacteriële enterocolitis door invasieve organismen;
- acute ulceratieve colitis;
- pseudomembraneuze colitis geassocieerd met breed-spectrum antibiotica;
- Volgens het Kinderformularium van het NKFK: gebruik bij kinderen < 3 jaar, vanwege het risico op ernstige bijwerkingen, waaronder centrale bijwerkingen en paralytische ileus.
Contra-indicaties
- afhankelijkheid van opioïden;
- glaucoom;
- ernstige lever- of nierfunctiestoornis;
- delirium tremens;
- ernstig hoofdtrauma;
- (kans op) paralytische ileus;
- chronische obstructieve longziekte;
- acuut astma;
- ernstige ademhalingsdepressie met hypoxie en/of hypercapnie;
- hartfalen secundair aan longziekte (cor pulmonale).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Raadpleeg een arts om na te gaan of er een onderliggende oorzaak is van de diarree. De behandeling met loperamide is slechts symptomatisch.
Het risico op een ileus neemt toe bij overschrijden van de aanbevolen dosering.
Onderbreek of staak direct de behandeling bij optreden van obstipatie, abdominale distensie of subileus.
Wees voorzichtig bij een verminderde leverfunctie, omdat (ernstige) centrale bijwerkingen kunnen optreden door een mogelijk afgenomen 'first pass'-metabolisme.
Bij optreden van water- en elektrolytendepletie (vooral bij kinderen en ouderen) is adequate vocht- en elektrolytentoediening (ORS) de belangrijkste maatregel.
Bij AIDS-patiënten met infectieuze colitis zijn na gebruik van loperamide enkele gevallen gemeld van obstipatie met meer kans op een toxisch megacolon. Staak de behandeling bij de eerste tekenen van abdominale distensie.
Onderzoeksgegevens: Er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over het gebruik bij kinderen < 12 jaar.
Hulpstoffen
- Aspartaam, in smelttablet, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
- Sulfiet, in smelttablet, kan ìn zeldzame gevallen bronchospasmen geven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Opium alleen gebruiken bij onvoldoende effect van eerstelijnsbehandeling.
Verslaving: Herhaalde toediening kan leiden tot afhankelijkheid en tolerantie. Wees extra voorzichtig bij neiging tot verslaving aan verdovende middelen en alcohol.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij: ouderen, chronische nier- of leverziekte, alcoholisme, galkoliek, cholelithiase, galgangziekte, hoofdletsel of verhoogde intracraniële druk, verminderd bewustzijn, cardiorespiratoire shock, bijnierschorsinsufficiëntie, hypothyroïdie, lage bloeddruk met hypovolemie, pancreatitis, prostaathyperplasie en andere aandoeningen die kunnen leiden tot urineretentie, convulsieve aandoening of gastro-intestinale bloeding.
Valrisico: vermijd gebruik bij ouderen met een voorgeschiedenis van vallen of fracturen, omdat ataxie, verstoorde psychomotorische functie en syncope kan optreden. Als gebruik noodzakelijk is, overweeg dan het gebruik van andere CZS-actieve middelen te reduceren en strategieën te implementeren om het valrisico te verlagen.
Gastro-intestinale effecten: Wees voorzichtig bij infectie of inflammatoire darmziekte, vanwege meer kans op absorptie van toxinen, toxisch megacolon of darmperforatie. Niet gebruiken vóór, of 24 uur na een operatieve ingreep, vanwege de kans op een paralytische ileus. Staak direct de behandeling bij het vermoeden van een paralytische ileus.
Bijnierinsufficiëntie: Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor controle en eventueel vervangingstherapie met glucocorticoïden nodig zijn. Symptomen zijn misselijkheid, braken, verlies van eetlust, vermoeidheid, zwakte, duizeligheid en lage bloeddruk.
Onderzoeksgegevens: Om veiligheidsredenen niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Symptomen
Gastro-intestinale symptomen zoals misselijkheid, braken, buikpijn, droge mond. Depressie van het centraal zenuwstelsel (stupor, coördinatieafwijkingen, slaperigheid, miose, musculaire hypertonie, ademhalingsdepressie), urineretentie, ileus. Cardiale complicaties, zoals verlenging van het QT-interval en QRS-complex of 'torsade de pointes', hartstilstand, syncope. Een bestaand Brugada-syndroom kan tot uiting komen.
Therapie
Bij symptomen van het centrale zenuwstelsel kan de opioïdreceptor-antagonist naloxon gegeven worden.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Miose, ademhalingsdepressie, slaperigheid, verlaagde skeletspiertonus en daling van de bloeddruk. In ernstige gevallen kunnen circulatoire collaps, stupor, coma, bradycardie en non-cardiogeen longoedeem, hypotensie en overlijden voorkomen.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Loperamide bindt zich aan de opioïdreceptor in de darmwand en vertraagt de darmmotiliteit. De verblijftijd van de darminhoud wordt verlengd, waardoor het fecale volume afneemt en de consistentie toeneemt. Bovendien vermindert loperamide het verlies aan lichaamswater en elektrolyten door een toegenomen absorptie, vooral in het ileum.
Kinetische gegevens
Resorptie | ≥ 65%. |
Overig | F < 1% door groot 'first pass'-effect. |
Eiwitbinding | 95%. |
Metabolisering | Uitgebreid in de lever, vooral door CYP3A4 en CYP2C8. Conjugatie en uitscheiding via gal. |
Eliminatie | vnl. met de feces. |
T 1/2el | 11 (9–14) uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Opiumalkaloïde met agonistische activiteit op met name de μ-opioïdreceptor en daarnaast de κ en δ-receptor. De μ-opioïdreceptoragonisten remmen maaglediging, verhogen de pylorische spiertonus, induceren pylorische en duodeno-jejunale fasische druk-activiteit, verstoren het migrerend motorisch complex, vertragen de transitietijd door de dunne en dikke darm en verhogen de anale sfincterdruk in rust. Daarnaast verzwakken de opioïden de interne secretie van elektrolyten en water en faciliteren ze daarmee de netto absorptie van vloeistof. Bovendien dragen de μ, κ en δ-opioïdreceptoren bij aan de remming van spieractiviteit door opioïden in de darmen. Al deze effecten leiden tot obstipatie. Dit geneesmiddel valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. Zie hier voor meer eigenschappen van morfine.
Kinetische gegevens
T max | 2–4 uur (morfine). |
Metabolisering | uitgebreide metabolisering naar morfine-3-glucuronide en -6-glucuronide die een enterohepatische cyclus ondergaan. Morfine-6-glucuronide is een actieve metaboliet van morfine; die is ca. 50× actiever dan de moederstof. |
Eliminatie | via de urine: 90% van de totale morfine in 24 uur. Fecaal: < 10%. |
T 1/2el | ca. 2 uur (morfine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
loperamide hoort bij de groep motiliteitsremmende middelen.
Groepsinformatie
opium hoort bij de groep motiliteitsremmende middelen.