Samenstelling
Oxaliplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Oxalisin XGVS Pharmachemie bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml, 20 ml, 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cisplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml
Bevat tevens: natrium 3,5 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn, met de plaats van oxaliplatine hierbij.
Advies
Zie voor de behandeling van epitheliaal ovariumcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor de behandeling van blaascarcinoom staat op nvu.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van cisplatine daarbij.
Indicaties
In combinatie met 5-fluoro-uracil en folinezuur (FOLFOX) voor de:
- adjuvante behandeling van stadium III (Duke's C) coloncarcinoom na volledige resectie van de primaire tumor;
- behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Zie de afzonderlijke geneesmiddelteksten voor de informatie over 5-fluoro-uracil en folinezuur (calciumzout, systemisch).
Indicaties
Als monotherapie of in combinatietherapie bij uitgebreide of gemetastaseerde
- testiscarcinoom;
- ovariumcarcinoom;
- blaascarcinoom;
- niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC);
- kleincellig longcarcinoom (SCLC);
- plaveiselcelcarcinoom van hoofd en hals.
In combinatie met radiotherapie of andere chemotherapie:
- cervixcarcinoom.
Doseringen
Profylaxe met een krachtig anti–emeticum wordt aanbevolen.
Coloncarcinoom en colorectaalcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
85 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v. infuus in 2–6 uur, iedere 2 weken. Als adjuvante behandeling 12 cycli geven (= 6 maanden); als behandeling bij metastasen de behandeling geven tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig; wel controleren op toxiciteit. Gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (QT-verlenging, neurotoxiciteit, hematologische toxiciteit, gastro-intestinale toxiciteit, overgevoeligheidsreacties, spiertoxiciteit, microangiopathische hemolytische anemie/HUS/DIS) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4). Zie voor informatie over deze toxiciteiten ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening: oxaliplatine altijd voorafgaand aan 5-FU toedienen. Het concentraat verdunnen met 250–500 ml glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 0,2–0,7 mg/ml. Het i.v.-infuus toedienen via een centraal veneuze lijn of (minder gewenst) een perifere vene gedurende een periode van 2–6 uur. Waak voor extravasatie.
Doseringen
Zorg in verband met de kans op nefrotoxiciteit voor adequate i.v.-hydratie 6–12 uur vóór toedienen van cisplatine en 6–12 uur na de toediening. Geforceerde diurese kan noodzakelijk zijn. Bij doses cisplatine > 60 mg/m² lichaamsoppervlak is toevoeging van een diureticum (bv. mannitol) noodzakelijk. Zie ook de rubriek Interacties.
Vóór iedere toediening moeten de volgende waarden zijn bereikt: serumcreatinine ≤ 130 micromol/l, ureum < 9 mmol/l, leukocyten > 4,0 × 10⁹/l, trombocyten > 100 × 10⁹/l.
De dosering is afhankelijk van de indicatie, of er sprake is van mono- of combinatietherapie en van de algemene conditie van de patiënt.
Geregistreerde indicaties
Volwassenen en kinderen
Monotherapie: i.v. 50–120 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 1 dag om de 3–4 weken óf 15–20 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 5 dagen om de 3–4 weken.
Combinatiechemotherapie: de dosis is afhankelijk van het behandelschema; een gebruikelijke dosis cisplatine is i.v. 20 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 1 dag om de 3–4 weken.
In combinatie met radiotherapie of andere chemotherapie: bv. voor cervixcarcinoom: i.v. 40 mg/m² lichaamsoppervlak/week gedurende 6 weken.
Verminderde nierfunctie: bij licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60–90 ml/min) de toediening uitstellen en/of de dosis aanpassen. Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min) is gebruik gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: onderbreek de behandeling, pas de dosis aan of staak de behandeling volgens het behandelprotocol.
Toediening: het concentraat vóór gebruik verdunnen met ten minste 1 liter infusievloeistof (bv. NaCl 0,9% of NaCl 0,45%/glucose 2,5%). Dien intraveneus toe over een periode van 6–8 uur. In specifieke gevallen, bv. bij ovariumcarcinoom, is intraperitoneale toediening mogelijk. Cisplatine mag niet in contact komen met aluminiumbevattende materialen.
Bijwerkingen
Combinatietherapie met 5-FU en folinezuur
Zeer vaak (> 10%): allergische reacties tijdens de infusie, soms fataal verlopend (bv. anafylactische of anafylactoïde reacties; verder urticaria, conjunctivitis, rinitis). Dyspneu, hoest, bloedneus. Infecties. Stomatitis/mucositis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Anorexie. Perifere sensorische neuropathie, smaakstoornis, hoofdpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts (door infectie of door een immunologisch mechanisme), rillingen, reactie op de infusieplaats (bv. pijn, roodheid, zwelling, trombose). Huiduitslag, alopecia. Rugpijn. Gewichtstoename (bij adjuvante behandeling). Neutropenie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie, anemie. Hyperglykemie, hypernatriëmie, hypokaliëmie. Stijging ASAT, ALAT, AF, bilirubine in het bloed, LDH.
Vaak (1-10%): hypertensie, overmatig blozen, bloedingen, diep-veneuze trombose. Longembolie, hikken, bovenste-luchtweginfecties. Motorische neuritis, meningitis, duizeligheid, vallen. Depressie, slapeloosheid. Visusstoornis, conjunctivitis. Maag-darmbloeding, rectumbloeding, gastro-intestinale reflux, dyspepsie. Hand-voetsyndroom, erythemateuze huiduitslag, huidexfoliatie, hyperhidrose, nagelaandoening. Artralgie, botpijn. Hematurie, dysurie, abnormale mictiefrequentie. Gewichtsafname (bij behandeling metastase). Febriele neutropenie. Dehydratie. Hypocalciëmie. Stijging serumcreatininewaarde.
Soms (0,1-1%): ileus, darmobstructie. Sepsis. Nervositeit, ototoxiciteit. Metabole acidose.
Zelden (0,01-0,1%): diffuse intravasale stolling (DIS), soms fataal. Interstitiële longaandoening (soms fataal), longfibrose. Colitis (o.a. door Clostridioides difficile), pancreatitis. Dysartrie, posterieur reversibel encefalopathie syndroom (PRES), neuritis optica, visusstoornis (voorbijgaand na staken van de behandeling), doofheid. Hemolytische anemie, auto-immuun trombocytopenie.
Zeer zelden (< 0,01%): acute tubulaire necrose, acute interstitiële nefritis, acute nierinsufficiëntie. Veno-occlusieve ziekte van de lever en vergelijkbare aandoeningen (bv. peliosis hepatitis, nodulaire regeneratieve hyperplasie, perisinusoïdale fibrose).
Verder zijn gemeld: septische shock (soms fataal). Acuut coronair syndroom (incl. myocardinfarct, coronair arteriospasme, angina pectoris), ischemische of hemorragische beroerte, QT-verlenging, overgevoeligheidsvasculitis. Hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Convulsie, laryngospasme. Intestinale ischemie, maag-darmulcus (incl. perforatie, soms fataal), oesofagitis. (Broncho)pneumonie. Rabdomyolyse (soms fataal). Secundaire leukemie. (Auto-immuun) pancytopenie. Focale nodulaire hyperplasie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): leukopenie, trombocytopenie, anemie. Gehoorverlies, tinnitus. Niertoxiciteit. Misselijkheid, braken, diarree anorexie. Koorts. Hyponatriëmie.
Vaak (1-10%): (febriele) neutropenie, infecties, sepsis. Perifere neuropathie. Bradycardie, tachycardie, hartritmestoornissen. Doofheid, vertigo. Flebitis, extravasatie op de toedieningsplaats. Dyspneu, pneumonie. Erytheem, ulceraties. Stijging ALAT, ASAT en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1-1%): huiduitslag, urticaria, erytheem, jeuk, alopecia. azoöspermie, gynaecomastie, stoornissen in de ovulatie. Hik, asthenie, algehele malaise. Metalige neerslag in het tandvlees. Weefselfibrose, weefselnecrose. Hypomagnesiëmie.
Zelden (0,01-0,1%): acute myeloïde leukemie. Hemolytische anemie. Anafylactische reactie. Hypertensie, myocardinfarct. Cerebrale artritis, occlusie van de arterie carotis, encefalopathie, convulsies, reversibel posterieur leuko-encefalopathie syndroom. Verwardheid, onduidelijk spreken, geheugenverlies, paralyse. Smaakverlies, verlies van tastzin. Stomatitis. Hypocalciëmie, hypofosfatemie, hypokaliëmie. Hypercholesterolemie, hyperalbuminemie, hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie. Stijging amylase in het bloed.
Zeer zelden (< 0,01%): hartstilstand. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Fenomeen van Raynaud. Corticale blindheid, optische neuritis, papiloedeem. Stijging ijzerconcentratie in het bloed.
Verder zijn gemeld: cerebrovasculair accident (CVA). Longembolie. Acuut nierfalen. Teken van Lhermitte, autonome neuropathie, myelopathie van de wervelkolom. Trombotische micro-angiopathie. Wazig zien, leurenblindheid, retina pigmentatie, Spierspasmen. Dehydratie, hyperurikemie.
Interacties
Vermijd vaccinatie met levende of verzwakte vaccins, vanwege de kans op ernstige of fatale infecties. Dode of inactieve vaccins mogen wel worden toegediend; de reactie op dergelijke vaccins kan echter verminderd zijn.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die:
- aanleiding kunnen geven tot neurotoxiciteit;
- het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, azoolantimycotica, selectieve serotonine 5HT3-receptorantagonisten (granisetron, ondansetron), ketoconazol;
- spiertoxiciteit kunnen veroorzaken zoals de statinen, fibraten, ciclosporine, daptomycine, abirateron.
Interacties
Vaccinatie tegen gele koorts is streng gecontra-indiceerd, vanwege risico op fatale systemische vaccinale ziekte. Tot drie maanden na behandeling mag geen vaccinatie met levend virus worden toegepast. Dode of geïnactiveerde vaccins mogen worden toegepast, maar de respons kan verminderd zijn.
Comedicatie met anti–epileptica leidt tot lagere spiegels van het anti-epilepticum; het beginnen van een behandeling met fenytoïne als anti-epilepticum tijdens de therapie met cisplatine is gecontra–indiceerd.
Cisplatine is cumulatief ototoxisch, nefrotoxisch en neurotoxisch; wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die voor deze organen of systemen toxisch zijn, zoals aminoglycosiden, lisdiuretica, amfotericine B. Gelijktijdig gebruik met lisdiuretica voor geforceerde diurese alleen toepassen bij doses cisplatine > 60 mg/m² lichaamsoppervlak én een urineproductie van < 1000 ml/24 uur, in verband met versterking van de ototoxiciteit en nefrotoxiciteit van cisplatine. Gelijktijdig gebruik met antihypertensieve middelen die diazoxide en propranolol bevatten, verergeren nefrotoxiciteit. Combinatie met ifosfamide versterkt de ototoxiciteit van cisplatine en de nefrotoxiciteit van ifosfamide. Gelijktijdig gebruik met docetaxel leidt tot ernstigere neurotoxische effecten.
Cisplatine kan verhoging van de urinezuurserumconcentratie geven, waardoor een dosisaanpassing van allopurinol of colchicine nodig kan zijn.
Bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten wordt aanbevolen om regelmatig de INR te controleren.
Bij gelijktijdig gebruik met lithium wordt aanbevolen om regelmatig de lithiumspiegel te controleren vanwege een mogelijke verlaging van de lithiumspiegel.
Gelijktijdig gebruik met een antihistaminicum, fenothiazine-antipsychoticum (zoals levomepromazine) of een thioxantheen-antipsychoticum (zoals zuclopentixol) kan symptomen van ototoxiciteit, zoals duizeligheid en tinnitus, maskeren.
Cisplatine voorafgaand aan een behandeling met paclitaxel kan leiden tot een verminderde klaring van paclitaxel, wat de kans op neurotoxiciteit vergroot.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (mutageen en clastogeen).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat oxaliplatine tot (irreversibele) verminderde fertiliteit kan leiden. Adviseer patiënten die zwanger willen worden ná gebruik van oxaliplatine om genetisch advies in te winnen.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende tot ten minste 15 maanden (vrouw) of 12 maanden (man) na de therapie..
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, teratogeen, mutageen en transplacentair carcinogeen gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Cisplatine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken. Raad een vruchtbare man daarom voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten met een kinderwens.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- beenmergdepressie bij begin van de eerste kuur, gedefinieerd als neutrofiele granulocyten < 2 × 109/l en/of trombocyten < 100 × 109/l;
- perifere sensorische neuropathie met functieverlies bij aanvang van de eerste kuur;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min);
- anafylactische reactie bij eerder gebruik van oxaliplatine.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min);
- dehydratie;
- beenmergdepressie;
- gehoorbeschadiging;
- neuropathie bij eerder gebruik van cisplatine;
- overgevoeligheid voor platinaverbindingen.
Zie voor meer contra-indicaties ook de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: bij allergische reacties op andere platinabevattende middelen in de anamnese de patiënt nauwlettend controleren, er is kans op een (soms fatale) kruisreactie. De infusie direct staken bij optreden van anafylaxie-achtige reacties; oxaliplatine mag dan nooit meer gegeven worden.
Hematologische toxiciteit: bepaal het volledig bloedbeeld (incl. leukocytendifferentiatie) vóór elke behandelcyclus. Bij aantal neutrofiele granulocyten < 1,5 × 109/l en/of trombocyten < 50 × 109/l de volgende cyclus uitstellen. Let op eerste symptomen van ernstige infecties zoals (neutropene) sepsis en septische shock.
Neurotoxiciteit is een dosisbeperkende toxiciteit. Vóór aanvang van de therapie en vóór elke toediening neurologisch onderzoek verrichten en daarna op gezette tijden. Combinatie met andere middelen met mogelijke neurotoxiciteit vergroot het risico. Indien zich tijdens of binnen enkele uren na een twee uur durend infuus een acute laryngofaryngeale dysesthesie optreedt, de volgende infusie in zes uur toedienen. Informeer patiënten over de kans op persisterende neuropathie na afloop van de behandeling. Gelokaliseerde matige paresthesieën of paresthesieën die functionele activiteiten kunnen hinderen, kunnen voortduren tot 3 jaar na stoppen van de adjuvante behandeling. Symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, en blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging; wees extra voorzichtig bij ouderen, omdat bij hen sprake kan zijn van pro-aritmische aandoeningen.
Gastro-intestinale toxiciteit: dehydratie, paralytische ileus, intestinale obstructie, hypokaliëmie, metabole acidose en nierinsufficiëntie kunnen veroorzaakt worden door ernstige diarree en braken; profylactisch en zonodig therapeutisch toedienen van anti-emetica is aangewezen. Verder kunnen optreden ernstige vormen van mucositis/stomatitis, maag-darmulcus (incl. complicaties zoals bloedingen en perforatie) en tevens intestinale ischemie (inl. dodelijke afloop).
Spiertoxiciteit: laat de patiënt zich melden bij het optreden van spierpijn, zwelling gepaard gaande met zwakheid, koorts of donkere urine. Onderbreek de behandeling en onderzoek of sprake is van rabdomyolyse. Wees voorzichtig met de combinatie met andere spiertoxische middelen.
HUS/DIS: staak de behandeling bij eerste tekenen van microangiopathische hemolytische anemie, zoals een snel dalend hemoglobinegehalte met gelijktijdige trombocytopenie, verhoging van serumbilirubine, serumcreatinine, ureum of LDH. Nierfalen kan onomkeerbaar zijn en dialyse kan nodig zijn. Bij optreden van infecties en/of sepsis ook nagaan of er sprake is van uitgezaaide intravasculaire stolling (DIS).
Klinische tekenen van veno-occlusieve leverziekte kunnen portale hypertensie en toename van de leverfunctietestwaarden zijn.
Bij toepassing bij licht tot matig verminderde nierfunctie de nierfunctie volgen en doseren op geleide van de toxiciteit.
Interstitiële longaandoening/pneumonitis: Bij onverklaarde respiratoire symptomen (zoals niet-productieve hoest, dyspneu of longinfiltraten) de behandeling staken totdat een interstitiële longaandoening is uitgesloten.
Extravasatie kan leiden tot lokale pijn en ontsteking die ernstig kunnen zijn en aanleiding kunnen geven tot complicaties zoals weefselnecrose. De kans hierop is toegenomen bij toediening via een perifere ader. Zie voor de te nemen maatregelen de NVZA Crashkaart oncolytica versie 7.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld; er is geen relevante toepassing bij kinderen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór, tijdens en na de toediening: de nierfunctie, leverfunctie, serumelektrolyten (Na, K, Ca, Mg) en het algemeen bloedbeeld (met erytrocyten, leukocyten, trombocyten). Stel toediening van cisplatine uit bij de volgende waarden: serumcreatinine > 130 micromol/l, ureum ≥ 9 mmol/l, leukocyten ≤ 4,0 × 109/l, trombocyten ≤ 100 × 109/l. Maak vóór het begin van elke behandelcyclus tevens een audiogram.
Cumulatieve nefrotoxiciteit is de dosisbeperkende bijwerking, vanaf de tweede week na toediening. Bepaal voorafgaand aan de behandeling en elke volgende kuur de nierfunctie. Verminder de kans op nefrotoxiciteit door voldoende urineproductie (≥ 100 ml/uur); door hydratie vóór, tijdens en na de behandeling of zo nodig geforceerde diurese met een osmotisch diureticum (bv. mannitol). Hyperurikemie, hyperalbuminurie en gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen zijn risicofactoren voor cisplatinegeïnduceerde nefrotoxiciteit. Vermijd herhaalde cisplatinekuren, tenzij de serumcreatininespiegel lager is dan 1,5 mg/100 ml (130 micromol/l) of de ureumspiegel in bloed lager dan 25 mg/100 ml (9 mmol/l) is en de circulerende bloedspiegels op een aanvaardbaar niveau liggen.
Vanwege cumulatieve ototoxiciteit/vestibulaire toxiciteit: , een audiometrie uitvoeren voorafgaand aan de behandeling en indien auditieve symptomen optreden. Doorgaans treden op oorsuizen en/of gehoorverlies van hoge frequenties (4000–8000 Hz); soms is er verminderd gehoor op conversatieniveau (250–2000 Hz). Het defect is cumulatief, kan unilateraal en/of irreversibel zijn. De ototoxische effecten kunnen ernstiger zijn bij kinderen, ouderen en na craniale bestraling. Vestibulaire toxiciteit uit zich in vertigo. Bij significante auditieve symptomen kan dosisverlaging of staken van de behandeling nodig zijn.
Neurotoxiciteit is de reden om regelmatig neurologisch onderzoek te verrichten, in ieder geval voor het begin van iedere kuur, omdat die cumulatief lijkt te zijn. Dit kan zich o.a. uiten in paresthesie, areflexie, verlies van proprioceptie en een gevoel van vibraties. Verlies van motorische functies is ook voorgekomen. Ook is centrale neurologische toxiciteit mogelijk, waaronder optische retrobulbaire neuritis met ernstige visusstoornissen (zie voor meer bijwerkingen de rubriek Bijwerkingen). Als cerebrale symptomen zich voordoen, de behandeling onmiddellijk staken. Neurotoxiciteit is bij 30–50% van de patiënten irreversibel, ook na staken van de behandeling.
Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, en blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Overgevoeligheidsreacties: kruisovergevoeligheid tussen de platinaverbindingen is mogelijk en kan fataal verlopen. Op anafylaxie lijkende reacties, na eerdere blootstelling aan cisplatine, zijn gemeld. Ze traden op binnen enkele minuten na toediening. Bekende overgevoeligheid voor een andere platinaverbinding is een contra-indicatie.
Infecties: Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste symptomen van (ernstige) infecties; wees alert op het ontstaan van (neutropene) sepsis en septische shock.
Extravasatie kan leiden tot lokale pijn en ontsteking (cellulitis) die ernstig kunnen zijn en aanleiding kunnen geven tot complicaties zoals fibrose en weefselnecrose. De kans hierop is groter bij toediening via een perifere ader.
Misselijkheid: profylactisch toedienen van anti-emetica kan effectief zijn in het verlichten of voorkomen van ernstige misselijkheid en braken, dat bijna altijd optreed binnen 1 uur na toedienen. Vochtverlies veroorzaakt door braken moet gecompenseerd worden.
Voor behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met oxaliplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cisplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Platinaverbinding. Het werkingsmechanisme van oxaliplatine is nog niet geheel duidelijk; waarschijnlijk gaan gebiotransformeerde, gehydrateerde vormen van oxaliplatine een interactie aan met DNA, waarbij tussen en in de strengen dwarsverbanden worden gevormd. Dit verstoort de DNA-synthese, met als gevolg cytotoxiciteit en antitumoreffecten. Oxaliplatine vertoont ook activiteit in diverse cisplatinaresistente modellen. In combinatie met 5-fluoro-uracil (5-FU) is synergistische cytotoxische activiteit waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 6,3–8,3 l/kg; dosisafhankelijk en met grote spreiding. Snelle distributie naar de weefsels en irreversibele binding aan rode bloedcellen en serumalbumine. |
Metabolisering | uitgebreid tot o.a. cytotoxische metabolieten, als gevolg van niet-enzymatische degradatie. |
Eliminatie | vnl. met de urine, grotendeels binnen 48 uur (ongebonden platinaverbindingen). |
T 1/2el | 11–16 dagen, afhankelijk van de dosering. De lange eliminatiehalfwaardetijd benadert de natuurlijke omzet van rode bloedcellen en serumalbumine (gebonden platinaverbindingen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Platina-verbinding. Het werkingsmechanisme lijkt op dat van alkylerende stoffen. Cisplatine bindt aan alle DNA-basen, en remt daarmee de DNA-synthese door de vorming van platinadwarsverbindingen binnenin en tussen DNA-strengen. De werking lijkt niet celcyclusspecifiek te zijn. De eiwit- en RNA-synthese worden in mindere mate geremd. Kruisresistentie tussen de platinaverbindingen kan voorkomen.
Kinetische gegevens
Overig | Na i.v.-toediening snelle distributie naar de weefsels. De hoogste concentraties worden bereikt in lever, nieren, testes, blaas, prostaat, pancreas, milt, spieren en huid. Het dringt slecht door in het CZS. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Eliminatie | vnl. met de urine. 15–25% binnen 2–4 uur (onveranderd cisplatine), 20–80% binnen 24 uur. |
T 1/2el | 10–60 minuten (ongebonden cisplatine) oplopend tot ca. 5 dagen (irreversibel gebonden cisplatine-eiwitcomplexen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
oxaliplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.
Groepsinformatie
cisplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.