Samenstelling
Bramitob Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Verneveloplossing
- Sterkte
- 75 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 4 ml
Tobi Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Inhalatiepoeder in patroon 'Podhaler'
- Sterkte
- 28 mg
- Verpakkingsvorm
- Multiverpakking: capsules met voor iedere week een inhalator (podhaler)
- Toedieningsvorm
- Verneveloplossing
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Tobramycine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Verneveloplossing
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Vantobra Cresco Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Verneveloplossing
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1,7 ml
Wordt geleverd met Tolero-vernevelaar.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Amikacine (als sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 250 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met cystische fibrose (CF), ook wel taaislijmziekte of mucoviscidose genoemd, worden primair behandeld in een CF-centrum. Onderdelen van de behandeling zijn: fysiotherapie met aandacht voor speciale ademhalingstechnieken en conditietraining. Verder: calorierijke voeding met suppletie van vitaminen en zo nodig pancreatine. Behandel luchtweginfecties snel met antibiotica, geef mucolytische therapie en ‘cystic fibrosis transmembrane conductance regulator’ (CFTR)-modulatoren bij bepaalde genmutaties.
Bij luchtweginfecties bij CF is de keuze van antibiotica afhankelijk van de verwekker, mate van kolonisatie, eerdere effecten van antibiotica bij de patiënt en het resistentiepatroon.
De meeste CF-patiënten met een chronische P. aeruginosa-infectie worden behandeld met een onderhoudsbehandeling van een inhalatie antibioticum, eventueel aangevuld met azitromycine per os. Beschikbare antibiotica per inhalatie voor deze indicatie zijn: aztreonam, colistine, levofloxacine en tobramycine. De keuze voor een inhalatie antibioticum wordt in de praktijk door factoren als verdraagzaamheid, gevaar van bijwerkingen (bijvoorbeeld tobramycine en kans op oto- en nefrotoxiciteit, eerdere tendinitis bij fluorochinolonen), therapietrouw (frequentie en duur vernevelen) en de gevoeligheid in een antibiogram bepaald. Zie voor meer informatie over de behandeling van CF-patiënten met een chronische infectie met Pseudomonas aeruginosa de pagina Behandeling van chronische P. aeruginosa, onderdeel van de kwaliteitsstandaard Cystic Fibrosis (2019) op richtlijnendatabase.nl.
Advies
De toepassing van intraveneus amikacine is beperkt tot de kliniek.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Intraveneus amikacine komt pas voor behandeling van een ernstige urineweginfectie in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor urineweginfecties
Intraveneus amikacine komt niet voor in de Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van CAP. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie community acquired pneumonie (CAP).
Offlabel: Tuberculose-infectie: Intraveneus amikacine wordt aanbevolen als onderdeel van een behandelschema bij rifampicine-resistente of multidrug-resistente tuberculose bij volwassenen. Bij kinderen met een mild ziektebeeld bestaat er geen positieve balans tussen de effectiviteit en bijwerkingen en wordt amikacine daarom ontraden. Bij kinderen met additionele resistentie voor fluorochinolonen, kan i.v. amikacine wel worden toegepast. Starten van i.v. amikacine is voorbehouden aan een tuberculosedeskundige.
Indicaties
- Onderhoudsbehandeling van chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose patiënten van 6 jaar en ouder.
Indicaties
- Kortdurende behandeling (7–10 dagen) van ernstige infecties, veroorzaakt door voor amikacine gevoelige Gram-negatieve micro-organismen, vooral indien deze resistent zijn tegen andere aminoglycosiden. Zie voor voldoende spiegels in diverse weefsels de rubriek Eigenschappen onder Kinetische gegevens. (De intrathecale toediening is hierbij niet geregistreerd.)
- Offlabel: Multiresistente tuberculose (MDR-tbc).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Tobramycine van tdm-monografie.org.
Chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Inhalatie: 1 ampul verneveloplossing (= 300 mg, óf 170 mg bij Vantobra) of 4 capsules inhalatiepoeder (= 112 mg) 2×/dag gedurende 28 dagen. De tijd tussen de doses dient ca. 12 uur te zijn en moet > 6 uur bedragen. Als een dosis is gemist, kan deze tot (minimaal) 6 uur vóór de volgende geplande dosis alsnog worden geïnhaleerd. Cycli van afwisselend 28 dagen actieve therapie gevolgd door 28 dagen zonder deze therapie aanhouden. Een aanvullende behandeling tegen P. aeruginosa kan nodig zijn. Behandelduur Zo lang er klinisch voordeel van de intermitterende therapie is. Van Vantobra zijn geen veiligheidsgegevens op de lange termijn (behandeling > 1 jaar) beschikbaar.
Verminderde nierfunctie: Er zijn volgens de fabrikanten geen gegevens die een eventuele dosisaanpassing onderbouwen.
Kinderen < 6 jaar
Inhalatie: Volgens het Kinderformularium van het NKFK (tobramycine): kan de verneveloplossing offlabel in dezelfde dosering (als hierboven) worden gebruikt vanaf de leeftijd van 6 maanden. Aanvullende gegevens: na de eerste cyclus sputumkweek ter controle of de eradicatie succesvol is geweest. Zo niet, herhaal dan de cyclus.
Verminderde nierfunctie: Bij een veranderende nierfunctie de serumconcentratie van tobramycine vaker controleren en reduceer zo nodig de dosering of pas het toedieningsinterval aan. Zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Inhaleren in zittende of staande positie, terwijl normaal wordt geademd via het mondstuk van de vernevelaar of de Podhaler.
- Bij gebruik van de vernevelvloeistof inademen gedurende ca. 15 minuten via de PARI LC PLUS vernevelaar bij Tobi, Bramitop en de generieke verneveloplossing en ca. 4 minuten via de Tolero-vernevelaar bij gebruik van Vantobra.
- Bij gebruik van het inhalatiepoeder de inhoud van iedere capsule inhaleren met 2 inhalaties. Gooi na elke week de gebruikte Podhaler met bewaarkoker weg en neem een nieuwe in gebruik.
Bij meerdere respiratoire behandelingen deze in de volgende volgorde uitvoeren:
- bronchodilatator;
- mucolyticum;
- thoraxfysiotherapie;
- andere inhalatiegeneesmiddelen;
- als laatste tobramycine verneveloplossing of inhalatiepoeder.
Doseringen
De opgegeven parenterale doseringen zijn afkomstig van de werkgroep TDM-monografieën (Amikacine) van de Commissie Analyse en Toxicologie van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA, maart 2017). De dosering ná de startdosis dient te geschieden op geleide van spiegels. ’s Avonds doseren geeft meer kans op nefrotoxiciteit.
Streefwaarde bloedspiegel bij dosering 1×/dag:
- volwassenen: topspiegel 45–60 mg/l (bij tuberculose 20–25 mg/l), dalspiegel < 5 mg/liter;
- kinderen (incl. neonaten): topspiegel 15–30 mg/l (idem bij tuberculose; in geval van luchtweginfecties 20–30 mg/l), dalspiegel < 5 mg/liter.
Ongecompliceerde infecties door micro-organismen die gevoelig zijn voor amikacine behoren binnen 24–48 uur te reageren. Als binnen 3–5 dagen geen respons optreedt, staak dan de toepassing van amikacine en bepaal de gevoeligheid van het micro-organisme opnieuw.
Infecties
Volwassenen
I.v. per infuus: Startdosis: 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel. Max. 1,5 g/dag.
Offlabel-gebruik: intrathecale toediening: 12 mg 1×/dag.
Kinderen < 18 jaar
I.v. per infuus: Startdosis: 15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur (incl. bij neonaten en bij prematuren > 30 weken); bij kinderen met cystische fibrose 20–30 mg/kg lichaamsgewicht 1×/24 uur; bij prematuren < 30 weken 15–20 mg/kg lichaamsgewicht 1×/36 uur. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel. Max. 1,5 g/dag.
Offlabel-gebruik: intrathecale toediening: 3–12 mg 1×/dag.
Offlabel: Multiresistente tuberculose (MDR-tbc)
Volwassenen
I.v.: Startdosis: 7,5–15 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Daarna doseren op geleide van de bloedspiegel en de gevoeligheid van Mycobacterium tuberculosis. In de late fase van de behandeling 3–5×/week doseren in plaats van 1×/dag. Max. 1 g/dag. Omdat de behandeling van tuberculose langdurig is, neemt vooral de kans op ototoxiciteit toe.
Verminderde nierfunctie/dialyse
- Creatinineklaring < 80 ml/min: Gebruik de normale dosering en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel.
- Conventionele hemodialyse: Gebruik de normale dosering, dien toe ná de dialyse, en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel (de streefspiegel is hetzelfde als bovenin deze rubriek beschreven is).
- CAVH(D), CVVH(D), CAPD: Gebruik de normale dosering en pas het toedieningsinterval aan op geleide van de dalspiegel. Bij CAPD peritonitis (i.p., intermitterend): 25 mg/l dialysevloeistof als oplaaddosis, daarna 12 mg/l dialysevloeistof.
- Bij een te hoge dalspiegel kan het doseerinterval verlengd worden naar 36 of 48 uur. Indien een benodigd doseerinterval van langer dan 48 uur wordt berekend, heroverweeg dan de indicatie voor de toediening van een aminoglycoside.
Behandelduur: Bij infecties anders dan MDR-tbc bij voorkeur beperken tot 7–10 dagen, de veiligheid van behandeling > 14 dagen is niet voldoende vastgesteld. Nefrotoxiciteit treedt veelal 10-14 dagen na start van een eenmaaldaagse therapie op, maar is in tegenstelling tot ototoxiciteit, meestal reversibel. Zie voor meer informatie hierover rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Toediening
- De inlooptijd van de infusie moet 30–60 min bedragen, en bij zuigelingen 1–2 uur.
- Aminoglycosiden mogen in een oplossing (bv. in een infuus), niet met andere antibiotica (m.n. β-lactamantibiotica zoals penicillinen) worden vermengd, omdat inactivering van het aminoglycoside kan optreden.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (productieve) hoest, haemoptysis, dyspneu, dysfonie, orofaryngeale pijn. Koorts.
Vaak (1-10%): tinnitus. Bloedneus, neusverstopping, rhonchi, piepen, bronchospasmen, afonie, keelirritatie, smaakstoornis. Beklemmend gevoel of skeletspierpijn op de borst. Misselijkheid, braken, diarree. (Huid)uitslag.
Soms (0,1-1%): schimmelinfecties, waaronder orale candidiasis. Hoofdpijn. Draaiduizeligheid, hypoacusie, neurosensorische doofheid. Daling van FEV1. Speekselvloed, glossitis, droge slijmvliezen, faryngitis. Pijn in de (boven)buik. Asthenie. Klachten op de borst. Verhoogde transaminasewaarden.
Zelden (0,01-0,1%): rinitis, laryngitis, astma. Duizeligheid. Gehoorverlies. Mondulcera. Anorexie. Pijn op de borst.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheid, urticaria. Hypoxie, hyperventilatie, sinusitis. Lymfadenopathie. Somnolentie. Oorpijn. Malaise. Rugpijn.
Verder zijn gemeld: spierpijn. Luchtweginfectie, neuspoliepen en otitis media. Sputumverkleuring.
Bijwerkingen
Alle aminoglycosiden kunnen ototoxiciteit, vestibulaire en renale toxiciteit en neuromusculaire blokkade veroorzaken, vooral bij bestaande of doorgemaakte nierfunctiestoornis óf bij hoge doses of langdurig gebruik bij normale nierfunctie.
- De ototoxiciteit omvat door toxiciteit op nervus VIII met name gehoorschade (irreversibel) maar ook vestibulaire stoornissen. De doofheid begint met het niet horen van hoge frequenties. Ook oorsuizen kan een aanwijzing zijn.
- Nefrotoxiciteit uit zich in oligurie, verhoging van de serumcreatinine, uremie, albuminurie en het in de urine voorkomen van erytrocyten, leukocyten en sedimentcilinders. De nefrotoxiciteit is gewoonlijk reversibel na staken van de therapie.
- Neuromusculaire blokkade komt tot uiting in spierzwakte of onderdrukking van de ademhaling.
Allergische reacties op de hulpstof natriummetabisulfiet (vooral bij astmapatiënten) zijn mogelijk zoals bronchospasmen en soms anafylactische shock.
Verder zijn gemeld: hypotensie, koorts, hoofdpijn, misselijkheid en braken, paresthesie, tremor, gewrichtspijn, anemie, eosinofilie, huiduitslag.
Interacties
Nefro- en/of ototoxiciteit
- Bij een eerdere langdurige systemische behandeling met aminoglycosiden controle van de nierfunctie en het gehoor overwegen, vóórdat de behandeling wordt ingesteld.
- Vermijd combinatie met parenterale aminoglycosiden of diuretische stoffen (o.a. furosemide, ureum of intraveneus en oraal mannitol), vanwege het risico op nefro- en/of ototoxiciteit. Als dit niet mogelijk is de patiënt nauwgezet controleren en houd bij parenterale toediening van aminoglycosiden rekening met cumulatieve toxiciteit; controleer in dit geval de tobramycine serumconcentratie.
- Wees voorzichtig bij de combinatie met andere geneesmiddelen met een nefro- en/of ototoxisch effect zoals amfotericine B, polymyxinen (bv. colistine), sommige cefalosporinen, ciclosporine, tacrolimus en platinaverbindingen (bv. cisplatine).
Bij combinatie met botulinetoxine of cholinesteraseremmers is verlenging van de neuromusculaire blokkade mogelijk.
Interacties
Vermijd gelijktijdige en/of achtereenvolgende systemische, orale of lokale toediening van andere neurotoxische, nefrotoxische en ototoxische geneesmiddelen, zoals amfotericine B, sommige cefalosporinen, colistine, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, polymyxine B, vancomycine, sterk werkende diuretica (bv. furosemide), ciclosporine, cisplatine en aldesleukine.
Amikacine verlengt de neuromusculaire blokkade bij patiënten aan wie anesthetica en/of neuromusculair blokkerende stoffen (zoals suxamethonium, atracurium, rocuronium) worden toegediend en bij patiënten die ingrijpende transfusies met door citraat onstolbaar gemaakt bloed krijgen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten.
Farmacologisch effect: Hoge systemische serumconcentraties van aminoglycosiden kunnen leiden tot oto- en/of nefrotoxiciteit bij de foetus.
Advies: De systemische blootstelling na inhalatie is zeer laag, echter uit voorzorg alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Amikacine passeert de placenta. De maximale foetale serumconcentratie is ca. 16% van de maximale serumconcentratie van de moeder.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene afwijkingen.
Farmacologisch effect: Aminoglycosiden hebben in hoge doseringen oto- en nefrotoxische effecten. Er zijn meldingen van volledige, irreversibele, bilaterale congenitale doofheid bij kinderen van wie de moeder de aminoglycoside streptomycine kreeg tijdens de zwangerschap. Ook bij gebruik van de aminoglycoside kanamycine is ototoxiciteit gemeld. Bij gebruik van systemisch gentamicine is beschadiging van de foetale nieren gemeld.
Advies: Alleen op zeer dringende indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, na systemische toediening in kleine hoeveelheden. De hoeveelheid tobramycine uitgescheiden in de moedermelk na inhalatie is onbekend maar wordt zeer laag geschat, gezien de geringe biologische beschikbaarheid. De orale absorptie van aminoglycosiden is mogelijk groter bij prematuren en jonge zuigelingen, door een minder goed ontwikkelde darmwand. Daarnaast wordt het antibioticum door hen langzamer uit het lichaam verwijderd.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Het gebruik óf het geven van borstvoeding ontraden bij prematuren en jonge zuigelingen, vanwege mogelijke oto- of nefrotoxiciteit bij het kind. Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden tijdens de borstvoeding aan de wat oudere zuigeling (≥ ~2 maanden).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: De ervaring met intraveneus amikacine tijdens de borstvoeding is beperkt. Aminoglycosiden worden waarschijnlijk nauwelijks uit het maag-darmkanaal van de zuigeling opgenomen, bij jonge zuigelingen en prematuren is er mogelijk wel opname in het lichaam, doordat de darmwand minder goed ontwikkeld is. Bij prematuren en jonge zuigelingen kan daarnaast mogelijk stapeling optreden doordat het middel langzamer wordt verwijderd uit het lichaam, hierdoor kan nefro- of ototoxiciteit niet worden uitgesloten. Ook kan in theorie de darmflora worden verstoord, dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Tijdens de borstvoeding van neonaten aminoglycosiden alleen op strikte indicatie toepassen. Bij de wat oudere zuigeling (≥ ~2 maanden) is de verwachting dat de opname uit het maag-darmkanaal gering is; in dat geval kan de borstvoeding daarom waarschijnlijk veilig worden voortgezet.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor aminoglycosiden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor aminoglycosiden of voor sulfiet (cave astma-patiënten).
Waarschuwingen en voorzorgen
Ototoxiciteit (=auditieve én vestibulaire toxiciteit) en nefrotoxiciteit zijn gemeld bij parenterale toediening van aminoglycosiden; wees voorzichtig bij bestaande nier-, gehoor-, of evenwichtsstoornissen.
- Overweeg bij auditieve disfunctie of bij meer kans hierop (bv. eerdere parenterale toediening van aminoglycosiden), een audiologische beoordeling vóór aanvang van de behandeling. Bij optreden of verergering van klachten als oorsuizen of gehoorverlies eveneens auditief onderzoek laten verrichten.
- Bepaal de ureum- en creatinineconcentraties vóór de start van de therapie en na iedere 6 volledige cycli van tobramycine-inhalatietherapie. Regelmatige controle van de nierfunctie is vooral van belang bij ouderen.
- Bij bekende of vermoede gehoor- of nierdisfunctie, de tobramycinespiegel controleren via venapunctie (géén vingerprik vanwege mogelijke besmetting van het monster) na 2 of 3 toedieningen en ook om de 3–4 dagen tijdens de verdere behandeling.
- Bij een veranderende nierfunctie de serumconcentratie van tobramycine vaker controleren en reduceer zo nodig de dosering of pas het toedieningsinterval aan. Indien nodig de behandeling tijdelijk staken tot de serumconcentratie is gedaald < 2 microg/ml. Patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (serumcreatinine ≥ 177 micromol/l en ureum ≥ 14,3 mmol/l) waren niet geïncludeerd in het klinisch onderzoek.
- Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen mogelijk een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. In geval van een familiaire voorgeschiedenis aan moeders kant van aminoglycoside-geïnduceerde doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden overwegen.
De eerste dosis onder toezicht toedienen, na het gebruik van een bronchodilatator als dat onderdeel is van het huidige behandelschema van de patiënt, in verband met het risico op bronchospasmen. Meet de FEV1 vóór en na inhalatie; bij klinische achteruitgang van de longfunctie additionele of een andere anti-pseudomonas behandeling overwegen. Maak een baten/risico-analyse bij bronchospasmen die door deze behandeling zijn geïnduceerd; bij een gebleken allergische reactie de behandeling staken. Het inhalatiepoeder geeft vaker aanleiding tot hoesten dan de vernevelvloeistof, vooral bij kinderen < 13 jaar; overweeg in geval van hoesten het gebruik van de vernevelvloeistof. Bij patiënten met ernstige actieve haemoptysis de voordelen van (het continueren van) de behandeling afwegen tegen risico's van het opwekken van verdere hemorragie.
Bij neuromusculaire stoornissen (zoals Parkinsonisme, myasthenia gravis) voorzichtig zijn vanwege de kans op verergering van spierzwakte als gevolg van een mogelijk curare-achtige werking op de neuromusculaire functie.
De ontwikkeling van antibiotica-resistente Pseudomonas aeruginosa en superinfecties met andere pathogenen zijn een potentieel risico. In klinische studies werden toenamen gezien in de aminoglycoside minimale inhibitoire concentraties (MIC) voor de onderzochte P. aeruginosa-isolaten. Deze MIC-toenamen waren grotendeels reversibel ten tijde van perioden zonder behandeling.
De veiligheid en effectiviteit zijn vastgesteld voor de langetermijnbehandeling van chronische pulmonale infectie door Pseudomonas aeruginosa tot een duur van 96 weken (12 cycli). Er zijn echter geen gegevens over de effectiviteit en veiligheid bij:
- kinderen jonger dan 6 jaar;
- een FEV1 < 25% of > 75% van de voorspelde waarde (> 80% volgens de fabrikant van Tobi);
- kolonisatie met Burkholderia cepacia;
- status na orgaantransplantatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie en kruisovergevoeligheid met andere aminoglycosiden kunnen optreden.
Controleer vóór en dagelijks tijdens de therapie de nierfunctie (serumcreatinine, -ureum) en urine (op soortelijk gewicht, proteïnurie, aanwezigheid van cellen of cilinders). Wees uiterst voorzichtig bij gestoorde nierfunctie, dehydratie, hypovolemie, prematuren, neonaten, hoge leeftijd, nervus VIII-beschadiging en stoornissen van skeletspieren zoals myasthenia gravis en parkinsonisme. Let op! Bij latente nier- of nervus VIII-beschadiging door een eerdere behandeling met een nefro- of ototoxisch geneesmiddel, amikacine alleen op zeer dringende, strikte indicatie gebruiken. Om oto- en nefrotoxische bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen, de behandelduur zo kort mogelijk houden; bovendien voor voldoende vochtopname zorgen.
De ototoxiciteit kan dagen tot weken na staken manifest worden; vestibulaire stoornissen zijn minder ernstig en worden grotendeels gecompenseerd. De ototoxiciteit veroorzaakt door aminoglycosiden (zoals amikacine) is gewoonlijk irreversibel. Het verdient daarom aanbeveling vóór, tijdens en 4–6 weken ná de behandeling audiometrische controle te verrichten; indien gehoorafname van hoge frequenties wordt vastgesteld of (draai)duizeligheid, oorsuizen of subjectief gehoorverlies optreedt, de toediening staken of de dosering aanpassen. De kans op gehoorschade neemt toe bij overschrijden van maximumdoses en van aanbevolen dal- en topspiegels, bij eerder of gelijktijdig gebruik van ototoxische middelen en bij een verminderde nierfunctie. Patiënten met mitochondriale DNA-mutaties, in het bijzonder de nucleotide 1555 A>G substitutie in het 12S rRNA-gen, lopen een groter risico op ototoxiciteit, zelfs als de serumspiegels binnen het aanbevolen bereik vallen. In geval van een familiaire voorgeschiedenis van aminoglycoside-geïnduceerde doofheid of bekende mitochondriale DNA-mutaties in het 12S rRNA-gen een andere behandeling als alternatief voor aminoglycosiden overwegen.
De nefrotoxiciteit uit zich in schade aan de proximale tubuli; bij symptomen hiervan de dosering aanpassen of de toediening staken. De nierfunctie herstelt zich meestal geleidelijk na staken van de therapie (evt. ondersteunen met hemodialyse). Risicofactoren voor ernstige, eventueel acute nierinsufficiëntie zijn dehydratie, hypovolemie, hoge leeftijd, pre-existente nierinsufficiëntie, overschrijden van maximale (dag)doses en van dal- en topspiegels of behandelduur en eerder of gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen.
Aminoglycosiden worden snel en vrijwel volledig geabsorbeerd na lokale toediening tijdens operatieve ingrepen, behalve vanuit de blaas; na irrigatie (offlabel-toepassing) van zowel kleine als grote oppervlakken met oplossingen die een aminoglycoside bevatten, zijn irreversibele doofheid, nierfunctiestoornissen en overlijden door neuromusculaire blokkade gemeld. Na intravitreale toediening (offlabel-toepassing) is macula-infarcering gemeld, soms leidend tot permanent verlies van het gezichtsvermogen.
De veiligheid van een behandeling langer dan 14 dagen is, ook in relatie tot oto- en nefrotoxiciteit, niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Natriummetabisulfiet, in de injectievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven (vooral astmapatiënten zijn hiervoor gevoelig), variërend van lichte astmatische aanvallen tot soms fatale anafylactische shock. Er bestaat geen specifiek antidotum voor sulfietovergevoeligheid. Indien noodzakelijk symptomatisch behandelen, richt daarbij met name op bronchodilatatie.
Overdosering
Symptomen
Bij toediening via aerosol ernstige heesheid. Bij accidenteel inslikken is toxiciteit onwaarschijnlijk (geringe absorptie in geval van een intact maag-darmstelsel). Bij abusievelijke intraveneuze toediening zijn oto- en nefrotoxiciteit en neuromusculaire blokkade waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging na de inhalatie van tobramycine contact om met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Semisynthetisch aminoglycoside. Tobramycine verstoort de eiwitsynthese in de bacterie (door binding aan de 30S-subunit van het ribosoom) wat leidt tot een veranderde cel-permeabiliteit, progressieve disruptie van het celmembraan en uiteindelijk tot celdood. Het heeft een sterk bactericide werking.
Doorgaans gevoelig zijn: Pseudomonas aeruginosa, Haemophilus influenzae en Staphylococcus aureus.
Gedurende chronische therapie kan de gevoeligheid van Pseudomonas aeruginosa afnemen via verschillende resistentiemechanismen. Kruisresistentie voor andere aminoglycosiden kan voorkomen.
Ongevoelig zijn: Burkholderia cepacia, Stenotrophomonas maltophilia en Alcaligenes xylosoxidans.
Kinetische gegevens
Resorptie | eventueel ingeslikt tobramycine wordt nauwelijks geabsorbeerd. Tobramycine is een kationisch polair molecuul dat niet gemakkelijk de epitheelmembranen passeert. |
F | tracheaal 6–10%. |
T max | ca. 1 uur (podhaler en vernevelvloeistof). |
Overig | Na toediening per inhalatie blijft tobramycine voornamelijk geconcentreerd in de luchtwegen. De sputum Cmax blijkt sterk uiteen te lopen, maar is veel hoger dan in het serum. Tobramycine hoopt zich niet op in het sputum. Twee uur na inhalatie zijn de sputumconcentraties gedaald tot ca. 14% van het niveau 10 minuten na toediening. Ook na 20 weken behandeling is de sputumconcentratie niet significant anders dan na de eerste dosis. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | systemisch geabsorbeerd tobramycine wordt onveranderd uitgescheiden, met de urine door glomerulaire filtratie. Niet-geabsorbeerd tobramycine waarschijnlijk via opgehoest sputum. |
T 1/2el | ca. 2–3 uur (systemisch tobramycine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Amikacine is een semisynthetisch aminoglycoside met een sterk bactericide werking tegen een breed spectrum van aerobe Gram-negatieve en enige Gram-positieve micro-organismen.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Enterococcus spp. (waaronder E. faecalis), Staphylococcus aureus (incl. meticilline-resistente stammen; 'MRSA'), Streptococcus agalactiae, Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes.
- Gram-negatief: Acinetobacter spp., Citrobacter freundii, Enterobacter spp., Escherichia coli, Klebsiella pneumoniae, Proteus spp. (indool-positief en -negatief), Providencia spp., Pseudomonas spp., Serratia marcescens en Shigella spp.
- Overig: Mycobacterium tuberculosis en bepaalde atypische mycobacteriën.
Anaeroben zijn doorgaans ongevoelig.
Vele stammen van bacteriën (o.a. Proteus, Pseudomonas en Serratia) die resistent zijn geworden tegen andere aminoglycosiden, waaronder gentamicine en tobramycine, zijn (in vitro) gevoelig voor amikacine, omdat het niet wordt omgezet door de meeste enzymen die andere aminoglycosiden wél kunnen inactiveren. Bij resistentie veroorzaakt door afgenomen cellulaire opname is de kruisresistentie met andere aminoglycosiden wel volledig.
In combinatie met een β-lactamantibioticum kan synergisme optreden.
Aminoglycosiden zijn minder werkzaam in een zuur milieu (bv. aangezuurde urine, wondinfecties met veel pusvorming, intra-abdominale abcessen).
Kinetische gegevens
T max | i.m. ca. 1 uur. |
V d | ca. 0,2–0,5 l/kg. |
Overig | Therapeutische spiegels worden aangetroffen in bot, hart, galblaas, gal, longweefsel, bronchiaalsecreet, sputum, interstitiële vloeistof, pleura-, amnion- en synoviaal vocht en zeer hoge concentraties in urine. Penetratie in de liquor: gering (10–20% van de serumconcentratie) bij intacte hersenvliezen, bij ontstoken hersenvliezen tot 50% van de serumconcentratie. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | met de urine voornamelijk via glomerulaire filtratie, 94–98% onveranderd binnen 24 uur. |
T 1/2el | 2–4 uur bij normale nierfunctie, bij een verminderde nierfunctie neemt de excretie af en de halfwaardetijd toe; bij terminaal nierfalen tot 70 uur. Bij voldragen neonaten 3,7–7 uur en langer bij een laag geboortegewicht (< 3000 g). Bij prematuren 7–8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
tobramycine (inhalatie) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Groepsinformatie
amikacine (intraveneus) hoort bij de groep aminoglycosiden.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Tuberculose
- community-acquired pneumonie (CAP)
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)