ibutilide
Samenstelling
Corvert (als fumaraat) XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 87 microg/ml
- Verpakkingsvorm
- 10 ml
870 microg ibutilide komt overeen met 1 mg ibutilidefumaraat.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten ten gevolge van het atriumfibrilleren en ter verbetering van de kwaliteit van leven. Dit in aanvulling op trombo-embolie preventie, frequentiecontrole en de behandeling van cardiovasculaire risicofactoren. Middelen die gebruikt kunnen worden voor medicamenteuze cardioversie zijn o.a. amiodaron, flecaïnide, ibutilide, propafenon en vernakalant. Als onderhoudsbehandeling voor ritmecontrole komen o.a. amiodaron, flecaïnide, propafenon en sotalol in aanmerking. Zie ook de NVVC-richtlijn Atriumfibrilleren.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Indicaties
- Acute conversie van atriumfibrilleren of -flutter naar het normale sinusritme.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Conversie van atriumfibrilleren of -flutter
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht ≥ 60 kg: 870 microg i.v. gedurende ten minste 10 min. Lichaamsgewicht < 60 kg: 8,7 microg/kg (overeenkomend met 0,1 ml/kg) i.v. gedurende ten minste 10 min. Als de aritmie binnen 10 min na het einde van het eerste infuus nog aanwezig is, mag een tweede infuus worden toegediend. Ga over op elektrocardioversie bij het uitblijven van respons na 1 uur. De infusie staken na beëindiging van de aritmie of als er ventriculaire tachycardie of duidelijke verlenging van het QT c-interval optreedt.
Bij hemodynamisch stabiele patiënten met atriumfibrilleren of -flutter tussen 1 en 7 dagen na een hartoperatie: de dosering halveren met het hierboven genoemde toedieningsschema.
Verminderde nierfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening: Toedienen over een periode van ten minste 10 min. Kan geconcentreerd of verdund worden toegediend. Eén flacon van 10 ml mag worden verdund met 50 ml oplossing voor infusie (na een cardiale chirurgische ingreep kan 5 ml verdund worden met 50 ml), geschikt zijn de volgende oplossingen: glucose 5%, natriumchloride 0,9%.
Bijwerkingen
Meest frequent en ernstig: pro-aritmieën, optredend binnen 40 min na begin van de behandeling, waaronder (levensbedreigende) polymorfe ventriculaire tachycardie.
Vaak (1-10%): AV-blok, bradycardie, bundeltakblok, hypotensie, verlengd QT-interval, ventriculaire extrasystolen, (supra)ventriculaire tachycardie.
Soms (0,1-1%): angina pectoris, atriumfibrilleren, hypertensie, vasodilatatie, ventrikelfibrilleren, acuut nierfalen.
Interacties
Combinatie met klasse I– of III–anti-aritmica is gecontra-indiceerd vanwege verlenging van de refractaire periode; deze middelen pas 4 uur na het infuus toedienen als het QT-interval dan tot de uitgangswaarde is teruggekeerd. Bij deze patiënten het hartritme ten minste 24 uur controleren.
Middelen die het QT-interval verlengen, zoals sommige antipsychotica, tri- of tetracyclische antidepressiva en antibiotica (o.a. erytromycine, fluorchinolonen) vermeerderen de kans op pro-aritmie.
Voorzichtig toepassen bij patiënten met hoge digoxinespiegels of bij wie men deze vermoedt, omdat supraventriculaire tachycardie de cardiotoxiciteit van een te hoge digoxinespiegel kan maskeren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- een polymorfe ventriculaire tachycardie (zoals 'torsade de pointes') in de anamnese;
- tweede- en derdegraads AV-blok zonder pacemaker;
- sick-sinussyndroom;
- een QT-interval > 440 ms;
- symptomatisch hartfalen;
- recent myocardinfarct (< 1 mnd.);
- hypokaliëmie;
- hypomagnesiëmie;
- ernstige leverfunctiestoornissen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór de behandeling antistolling overwegen en een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie corrigeren.
Bij ontstaan van sinusritme, bij optreden van ventriculaire tachycardie of bij een duidelijke verlenging van het QTc-interval het infuus staken. Tijdens het infuus en tot ten minste 4 uur erna en zolang het QTc-interval is verlengd het hartritme controleren. Indien proaritmische activiteit wordt gesignaleerd, kan langere controle nodig zijn. Bij ventriculaire aritmieën (in de voorgeschiedenis) ten minste 24 uur onder controle houden. Bij verminderde hartfunctie of bradycardie is er meer kans op ernstige pro-aritmie. De incidentie van monomorfe ventriculaire tachycardie is hoger bij vrouwen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
Pro-aritmie.
Neem voor informatie over een vergiftiging met ibutilide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Anti-aritmicum met voornamelijk klasse III-eigenschappen. Ibutilide verlengt de effectieve refractaire periode in atriaal en ventriculair spierweefsel. De actiepotentiaal wordt verlengd door activatie van een trage natriuminstroom in plaats van remming van de kaliumuitstroom. Verder vertraagt ibutilide licht de AV-geleiding en verlengt het QT-interval. Bij patiënten met een ejectiefractie > 35% is een daling van het hartminuutvolume waargenomen.
Kinetische gegevens
V d | 7-15 l/kg. |
Metabolisering | in de lever, waarschijnlijk via CYP450, tot 7 vrijwel inactieve metabolieten en 1 actieve metaboliet, de laatste wordt echter in zeer kleine hoeveelheden gevormd (< 1% van de plasmaconcentratie van ibutilide). |
Eliminatie | 82% met de urine, 19% met de feces. |
T 1/2el | 6 uur (2–12 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
ibutilide hoort bij de groep antiaritmica, klasse III.