Samenstelling
Azacitidine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor suspensie voor injectie
- Sterkte
- 100 mg, 150 mg
Bevat na reconstitutie 25 mg/ml.
Onureg XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 200 mg, 300 mg
Vidaza XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor suspensie voor injectie
- Sterkte
- 100 mg
Bevat na reconstitutie 25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Capecitabine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 300 mg, 500 mg
Ecansya KRKA Belgium NV
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Xeloda XGVS Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 150 mg, 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom, maagcarcinoom en mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor adjuvant capecitabine na neoadjuvante chemotherapie bij het mammacarcinoom staat het advies (2018) van de commissie BOM op NVMO.org.
Indicaties
Injectievloeistof
- Volwassenen die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) met:
- myelodysplastisch syndroom (MDS) met de prognostische score ‘intermediair 2’ en ‘hoog risico’ volgens het Internationaal Prognostisch Scorings Systeem (IPSS);
- chronische myelomonocytaire leukemie (CMML) met 10–29% beenmergblasten zonder myeloproliferatieve aandoening;
- acute myeloïde leukemie (AML) met 20–30% blasten en multilineaire dysplasie, volgens de indeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO);
- acute myeloïde leukemie (AML) met > 30% beenmergblasten volgens de indeling van de WHO.
Tablet
- Acute myeloïde leukemie (AML), als onderhoudstherapie bij volwassenen die complete remissie (CR) of complete remissie met onvolledig herstel van de bloedtelling (CRi) bereikten, na inductietherapie met of zonder consolidatiebehandeling, en die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT).
Indicaties
Carcinomen van het maag-darmkanaal
- Stadium III (stadium Dukes C) coloncarcinoom als adjuvante behandeling;
- Gemetastaseerd colorectaalcarcinoom;
- Gevorderd maagcarcinoom als eerstelijnsbehandeling in combinatie met een op platina gebaseerd regime.
Mammacarcinoom
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom in combinatie met docetaxel, na falen van chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd mammacarcinoom als monotherapie, na falen van taxanen en chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte óf indien verdere behandeling met antracyclinederivaten niet is aangewezen.
Doseringen
Premedicatie: anti-emetica.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, zonodig alkaliseren van de urine en/of toedienen van allopurinol. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
De tabletten zijn niet onderling uitwisselbaar met de injectievloeistof vanwege een verschil in biologische beschikbaarheid, dosis en behandelschema.
Myelodysplastisch syndroom (MDS), chronische myelomonocytaire leukemie (CMML), acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen)
Eerste behandelcyclus: s.c. 75 mg/m² lichaamsoppervlak (ongeacht de hematologische laboratoriumwaarden), dagelijks gedurende 7 dagen, gevolgd door een rustperiode van 21 dagen (behandelcyclus van 28 dagen). Daarna zonodig de dosering aanpassen. De behandeling voortzetten gedurende minimaal 6 cycli of tot aan ziekteprogressie.
Verminderde nierfunctie: een aanpassing van de dosering is niet nodig, tenzij tijdens de therapie onverklaarde dalingen van serumbicarbonaatwaarden of stijgingen van serumcreatinine of bloedureumstikstof zich voordoen.
Verminderde leverfunctie: het gebruik bij verminderde leverfunctie is niet onderzocht. De aanvangsdosering kan worden aangehouden. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (hematologische toxiciteit, nefrotoxiciteit, necrotiserende fasciitis) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Onderhoudsbehandeling van amyloïde leukemie (AML) na remissie
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 300 mg 1×/dag. Elke cyclus van 28 dagen bestaat uit een behandelperiode van 14 dagen en daaropvolgend een behandelvrije periode van 14 dagen. De behandeling voortzetten totdat er maximaal 15% blasten worden waargenomen in perifeer bloed of beenberg óf totdat onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN, of totaal bilirubine 1-1,5 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matige (totaal bilirubine > 1,5-3 × ULN) of ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 3 × ULN) de dosis verlagen en de patiënt extra nauwlettend controleren op bijwerkingen.
Ernstige bijwerkingen: Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, gastro-intestinale toxiciteit en andere niet-hematologische bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1).
Gemiste dosis (tablet): Een overgeslagen of uitgetelde dosis alsnog zo snel mogelijk innemen, en de volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip innemen. Er mogen niet twee doses op één dag worden ingenomen. Na braken niet een tweede dosis innemen.
Toediening
- Injectievloeistof: Na reconstitutie subcutaan injecteren in de bovenarm, het dijbeen of de buik op een onbeschadigde plaats; nieuwe injecties toedienen op een afstand van ten minste 2,5 cm van een vorige injectieplaats. Doses > 4 ml op twee afzonderlijke plaatsen injecteren.
- Tablet: De tabletten elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip innemen met water, met of zonder voedsel. De tablet in zijn geheel innemen, dus niet breken, kauwen, fijnmaken of oplossen.
Doseringen
Voorafgaand aan de therapie eerst eventuele dehydratie en elektrolytstoornissen behandelen en zonodig anti-emetica toedienen.
Colon-, colorectaal en mammacarcinoom, monotherapie:
Volwassenen:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken). De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Colon-, colorectaal en maagcarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen:
800–1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken) óf 625 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur continu (indien geen rustweek wordt gehanteerd). In combinatie met irinotecan (200 mg/m² op dag 1): 800 mg/m² indien tweemaal daags toegediend gedurende 14 dagen, gevolgd door een rustweek. De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.
Mammacarcinoom, combinatietherapie:
Volwassenen < 60 jaar:
1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur op de dagen 1 tot en met 14 gevolgd door 7 dagen rust (cyclusduur van 21 dagen) en op dag 1 docetaxel i.v. infusie 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1× per 3 weken in 60 minuten toedienen.
Volwassenen ≥ 60 jaar:
Bij deze ouderen komen CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen vaker voor, zowel bij monotherapie als combinatietherapie. In verband met een significant toegenomen kans op CTCAE graad 3- en 4-bijwerkingen bij de combinatie met docetaxel: aanvankelijk 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, indien geen toxiciteit wordt waargenomen trapsgewijs verhogen tot 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur.
Verminderde nierfunctie: bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) bij aanvang van de behandeling, de aanvangsdosering van 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, verlagen naar 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur (bij een aanvangsdosering van 1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur is geen dosisreductie vereist). Indien tijdens de behandeling de nierfunctie daalt tot een creatinineklaring < 30 ml/min de behandeling staken.
Verminderde leverfunctie: er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar; er kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Pas bij (bekende) DPD-deficiëntie de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker; bij (bijna) totale afwezigheid van DPD-activiteit is geen enkele dosis capecitabine veilig gebleken. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
(Ernstige) bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of stopzetting van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (diarree/dehydratie, buikpijn, misselijkheid, stomatitis, hand-voetsyndroom) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 3).
Toediening: tabletten met water innemen 's ochtends en 's avonds binnen 30 min na een maaltijd. De tabletten niet breken of vermalen.
Waarmee capecitabine gecombineerd wordt:
Bijwerkingen
Injectievloeistof
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, nasofaryngitis, dyspneu, bloedneus. (Febriele) neutropenie. Anorexie, gewichtsverlies. Duizeligheid, hoofdpijn. slapeloosheid. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Petechiën, ecchymose, jeuk (waaronder gegeneraliseerd), huiduitslag. Gewrichtspijn, rugpijn, pijn in ledematen, botpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, pijn op de borst, reactie op de injectieplaats (waaronder pijn, erytheem). Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Hypokaliëmie.
Vaak (1-10%): hypertensie, (orthostatische) hypotensie, hematoom. Pericardeffusie. (Neutropene) sepsis (soms fataal), herpes simplex infectie. Pleurale effusie, inspanningsdyspneu, bronchitis, rinitis, sinusitis, keelpijn. intracraniële bloeding, syncope, slaperigheid, lethargie. Maag-darmbloeding, hemorroïdale bloeding, tandvleesbloeding, stomatitis, dyspepsie, diverticulitis. Oogbloeding, bloeding van de conjunctiva. Urineweginfectie, hematurie, nierfalen (soms fataal). Verwardheid, angst, Spierspasmen, spierpijn. Beenmergfalen, pancytopenie. Huidinfectie, cellulitis, purpura, erytheem, urticaria, maculeuze huiduitslag, alopecia. Malaise, koude rillingen, overige reacties op de injectieplaats zoals jeuk, bloeding, hematoom, induratie, verkleuring, huiduitslag, knobbeltjes. Dehydratie. Beenmergfalen, pancytopenie. Verhoogde waarden creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): Leverfalen (soms fataal), progressief hepatisch coma. Pyoderma gangraenosa, acute febriele neutrofiele dermatose (Sweet-syndroom). Overgevoeligheidsreacties. Renale tubulaire acidose.
Zelden (0,01-0,1%): tumorlysissyndroom. Interstitiële longziekte. Necrose op de injectieplaats.
Verder is gemeld: necrotiserende fascitis. Cutane vasculitis. Differentiatiesyndroom.
Hematologische en dermatologische bijwerkingen treden vaker op tijdens de eerste 2 cycli van behandeling.
Tablet
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, luchtweginfectie. Verminderde eetlust. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, buikpijn. Artralgie, rugpijn, pijn in extremiteit. Vermoeidheid, asthenie. Neutropenie, trombocytopenie, febriele neutropenie, leukopenie.
Vaak (1-10%): griep, urineweginfectie, bronchitis, rinitis. Angst. Gewichtsverlies.
Bijwerkingen
Monotherapie: zeer vaak (> 10%): anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hand-voetsyndroom. Vermoeidheid, asthenie.
Vaak (1-10%): herpes infecties, nasofaryngitis, lage luchtweginfecties. Dehydratie, gewichtsafname. Slapeloosheid, depressie. Hoofdpijn, lethargie, duizeligheid, paresthesie, smaakstoornis. Toename traanvocht, oogirritatie, conjunctivitis. Tromboflebitis. Epistaxis, rinorroe, dyspneu, hoest. Droge mond, dyspepsie, gastro-intestinale bloeding, obstipatie, flatulentie. Alopecia, erytheem, droge huid, jeuk, huiduitslag (o.a. maculeuze huiduitslag, exfoliatieve dermatitis), pigmentatiestoornis (o.a. hyperpigmentatie van de huid), nagelaandoening. Pijn in de ledematen, rugpijn, artralgie. Koorts, lethargie, perifeer oedeem, malaise, pijn op de borst. Neutropenie, anemie. Hyperbilirubinemie, afwijkende leverfunctiewaarden.
Soms (0,1-1%): (instabiele) angina pectoris, myocardinfarct, atriumfibrilleren, aritmie, (sinus)tachycardie, palpitaties. Diepveneuze trombose, petechiën, hypertensie, hypotensie, opvliegers, perifeer koudegevoel. Pneumothorax, hemoptoë, longembolie, astma, inspanningsdyspneu. Sepsis, cellulitis, tonsillitis, gastro-enteritis, urineweginfectie, influenza, schimmelinfectie (o.a. orale candidiasis), abces aan tand of kies. Lipoom. Overgevoeligheid. Diabetes mellitus. Eetstoornis, ondervoeding. Verwardheid, paniekaanvallen, verlaagd libido. Afasie, verminderd geheugen, ataxie, syncope, evenwichtsstoornis, sensorische stoornis, perifere neuropathie. Verminderde gezichtsscherpte, dubbelzien, draaiduizeligheid, oorpijn. Slikstoornis, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, darmverstopping, ascites, colitis, bloed in ontlasting, geelzucht. Blaren, huidzweren, urticaria, fotosensibilisatie, gezwollen gezicht, purpura, 'Radiation recall'–syndroom. Gezwollen gewrichten, botpijn, aangezichtspijn, spierstijfheid, spierzwakte. Hydronefrose, hematurie, nycturie, urine incontinentie, verhoogde creatininespiegel. Vaginale bloedingen. Oedeem, rillingen. Hypertriglyceridemie, granulocytopenie, trombocytopenie, leukopenie, febriele neutropenie, hemolytische anemie, pancytopenie, verhoogde INR, verlengde protrombinetijd. Hypokaliëmie.
Zelden (0,01–0,1%): verlenging van het QT-interval, 'torsade de pointes', ventrikelfibrilleren, bradycardie, vasospasme. Leverfalen, cholestatische hepatitis. Traanbuisstenose, hoornvliesafwijkingen, hoornvliesontsteking, keratitis (incl. keratitis punctata). Cutane lupus erythematodes.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige huidreacties waaronder Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse. Toxische leuko-encefalopathie.
In combinatietherapie zijn vergelijkbare bijwerkingen gemeld als bij capecitabine monotherapie, maar een aantal in een hogere frequentie van voorkomen. Daarnaast zijn in combinatietherapie gemeld: vaak (1-10%): angst. Tremor, neuralgie. Hikken, dysfonie. Overmatig zweten. Acuut nierfalen (secundair aan dehydratie). Proteïnurie, dysurie. Slijmvliesontsteking. Hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie.
Interacties
Er zijn van azacitidine geen klinisch belangrijke interacties bekend. Klinisch significante remmende of inducerende effecten van azacitidine op cytochroom-P450-enzymen zijn onwaarschijnlijk. Zie verder ook de Kinetische gegevens onder de rubriek Eigenschappen.
Interacties
Behandeling binnen 4 weken met DPD-remmers is gecontra-indiceerd in verband met de stijging van de blootstelling aan capecitabine tot toxische concentraties. Een minimale 'wash out'-periode van 4 weken aanhouden.
Capecitabine remt het metabolisme van vitamine K-antagonisten, controleer daarom regelmatig de INR.
Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die elektrolytstoornissen kunnen veroorzaken en/of het QT-interval verlengen (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Bij combinatie met folinezuur (30 mg 2×/dag oraal) of interferon α neemt de maximaal getolereerde dosis van capecitabine af van 3000 mg/m² lichaamsoppervlak tot 2000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. De toegenomen toxiciteit door folinezuur kan relevant zijn bij het overschakelen van 5-FU/LV naar een capecitabineregime. Ook foliumzuursuppletie (5–15 mg/dag) vergroot de toxiciteit van capecitabine; de combinatie vermijden.
Metronidazol kan de toxiciteit van capecitabine versterken. Vermijd de combinatie; indien combinatie toch noodzakelijk is het bloedbeeld extra controleren.
Gecombineerd gebruik met fenytoïne kan de plasmaspiegel van fenytoïne verhogen tot een toxische waarde, om deze reden bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel van fenytoïne regelmatig controleren.
Mogelijk vermindert allopurinol de werkzaamheid van capecitabine; de combinatie vermijden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (encefalokèle, afwijkingen aan ledematen, gastroschisis, rib-afwijkingen en toegenomen embryonale mortaliteit).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Raad mannen voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én ten minste 6 maanden (vrouw) of 3 maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Gezien het werkingsmechanisme is het waarschijnlijk dat gebruik van capecitabine tijdens de zwangerschap schadelijk is voor de vrucht.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Vruchtbaarheid: Bij dieren zijn nadelige effecten op de mannelijke voortplantingsorganen (atrofische en degeneratieve veranderingen) en vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen; deze effecten waren echter reversibel na een geneesmiddelvrije periode.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren zijn capecitabine en metabolieten in aanzienlijke hoeveelheden in de moedermelk aangetroffen.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd tijdens de behandeling en gedurende 2 weken na de laatste dosis.
Contra-indicaties
- gevorderde maligne levertumoren (injectievloeistof).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- ernstige reacties op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis;
- bij een bekende totale afwezigheid van dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-activiteit;
- ernstige leukopenie, neutropenie (aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l) of trombocytopenie (aantal trombocyten < 100 × 109/l);
- ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min);
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 x ULN óf levertransaminasen > 2,5 x ULN).
Zie ook de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een voorgeschiedenis van hart- en vaataandoeningen of longziekte is er met de injectievloeistof een aanzienlijk verhoogde incidentie van cardiale bijwerkingen door azacitidine waargenomen. Weeg daarom bij deze patiënten zorgvuldig de vóór- en nadelen van een therapie met azacitidine injectievloeistof af. Overweeg bij alle patiënten vóór en regelmatig tijdens de behandeling een cardiopulmonale beoordeling.
Bloedbeeld: verricht regelmatig en in elk geval vóór het starten van een nieuwe cyclus een complete bloedtelling. Anemie, neutropenie en trombocytopenie komen vooral tijdens de eerste 2 cycli voor. Instrueer de patiënt zich direct te melden bij tekenen van koorts of bloedingen.
Gastro-intestinale toxiciteit: is de meest voorkomende toxiciteit bij toepassing van de tablet. Geef daarom patiënten die worden behandeld met de tablet gedurende de eerste 2 cycli een anti-emeticum. Behandel diarree onmiddellijk. Een dosisaanpassing, -onderbreking of staken van de therapie kan nodig zijn.
Controleer vóór het starten van iedere cyclus met de injectievloeistof de nierfunctie (creatinine, bicarbonaat, ureum) in verband met nefrotoxiciteit en geef de patiënt instructie oligurie of anurie direct te melden.
Controleer vóór het starten van iedere cyclus met de injectievloeistof ook de leverfunctie. Bij een uitgebreide tumorlast als gevolg van gemetastaseerde ziekte, is progressief hepatisch coma en overlijden gemeld, in het bijzonder bij een serumalbuminewaarde in de uitgangssituatie van < 30 g/l. De injectievloeistof is gecontra-indiceerd bij gevorderde maligne levertumoren.
Bij eerste tekenen van een necrotiserende fasciitis de behandeling staken en een gepaste (chirurgische) behandeling starten.
Bij injecteerbaar azacitidine is het differentiatiesyndroom gemeld, dat mogelijk fataal kan zijn. Symptomen zijn o.a. ademnood, koorts, perifeer oedeem, snelle gewichtstoename, hypotensie en nierdisfunctie. Overweeg tijdelijk staken van injecteerbaar azacitidine totdat de symptomen zijn verdwenen en behandel volgens protocol. Voorzichtigheid is geboden bij hervatten van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over de veiligheid van de injectievloeistof bij ouderen ≥ 85 jaar. Bij kinderen < 18 jaar zijn de veiligheid en werkzaamheid van azacitidine onvoldoende vastgesteld.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Patiënten vóór behandeling screenen op (heterozygote) DPD-deficiëntie met behulp van genotypering. Bij patiënten met een niet-herkende DPD–deficiëntie en ook bij een negatieve testuitslag op specifieke DPYD-variaties kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden met o.a. stomatitis, diarree, mucositis, beenmergdepressie, bloeding en neurotoxiciteit; de behandeling dan direct staken. Bij bepaalde heterozygote DPYD-varianten is er meer kans op ernstige toxiciteit. Gebruik bij een bekende totale afwezigheid van DPD-activiteit is gecontra-indiceerd. Wees extra voorzichtig bij gedeeltelijke DPD-deficiëntie, controleer nauwgezet op toxiciteiten en verlaag eventueel de startdosering ter voorkoming van ernstige toxiciteit. Bij afwezigheid van ernstige toxiciteit kan de dosering voorzichtig verhoogd worden, omdat de consequenties van een gereduceerde dosering voor de werkzaamheid onbekend zijn. Zie voor meer informatie over het gebruik bij de diverse mutaties in het DPYD-gen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4, p. 9–10).
Cardiotoxiciteit zoals hartaritmieën, angina pectoris, myocardinfarct, hartfalen en cardiomyopathie zijn gemeld bij gebruik van capecitabine. Bij andere fluoropyrimidinen zijn ook ECG-veranderingen en plotseling overlijden gemeld. De kans op cardiale toxiciteit is groter bij al bestaande coronaire hartaandoeningen. Wees daarom voorzichtig bij al bestaande hartaandoeningen en bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en congenitale of verworven QT-verlenging.
Wees in verband met de neurologische bijwerkingen voorzichtig bij reeds bestaande aandoeningen van het centrale of perifere zenuwstelsel (bv. neuropathie) en bij aanwezigheid van hersenmetastasen.
Bij anorexia, asthenie, misselijkheid, braken of diarree ontstaat gemakkelijk dehydratie, die kan leiden tot acuut nierfalen. De kans hierop is groter bij al bestaande verminderde nierfunctie of bij comedicatie met nefrotoxische middelen.
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij verminderde leverfunctie. Wees daarom voorzichtig bij licht tot matig verminderde leverfunctie, ongeacht de aan- of afwezigheid van levermetastasen. Gebruik bij ernstig verminderde leverfunctie is gecontra-indiceerd. Controleer bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen regelmatig de leverfunctiewaarden. Onderbreek de behandeling bij een verhoging van het bilirubinegehalte van > 3 × ULN of ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Hervat behandeling met capecitabine monotherapie bij een bilirubinegehalte ≤ 3 × ULN of ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN (bij combinatietherapie kan geen aanbeveling worden gedaan).
Hand-voetsyndroom is een dosisbeperkende bijwerking. Preventie: onder controle houden van callusweefsel en het gebruik van inlegzooltjes en handschoenen, om de drukbelasting op voetzolen en handpalmen te voorkómen. Er zijn aanwijzingen dat topicaal dexpanthenol een effectieve profylaxe kan zijn. Behandeling: keratolytische crème (bv. met ureum, salicylzuur of alfa-hydroxylzuur) dun aanbrengen uitsluitend op de aangedane plekken, en vochtinbrengende crème royaal aanbrengen ter verlichting van de symptomen. Gebruik bij optreden van hand-voetsyndroom géén vitamine B6 (pyridoxine) als ook cisplatine wordt gegeven, vanwege vermindering van de werkzaamheid van cisplatine.
Controleer regelmatig op het ontstaan van oogheelkundige complicaties, zoals hoornvliesontsteking en hoornvliesafwijkingen, met name bij pre-existente oogaandoeningen. Een oogheelkundige behandeling kan nodig zijn.
Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j).
Overdosering
Een enkele dosis van ca. 290 mg/m² van de injectievloeistof leidde in een klinische studie tot bijwerkingen als misselijkheid, braken en diarree.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met azacitidine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Azacitidine is een pyrimidine-antagonist van cytidine. De cytotoxische effecten op abnormale hematopoëtische cellen in het beenmerg zijn het gevolg van onder andere remming van de synthese van DNA, RNA en eiwit, incorporatie van azacitidine in RNA en DNA en activering van processen die leiden tot DNA-schade. Incorporatie van azacitidine in DNA leidt tot inactivering van DNA-methyltransferasen en daardoor tot hypomethylering van DNA. Niet-proliferatieve cellen zijn relatief ongevoelig voor azacitidine.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 89%. De gemiddelde biologische beschikbaarheid voor de orale tegenover s.c.-toediening is ca. 11%. |
T max | s.c. ca. ½ uur, oraal ca. 1 uur. |
V d | s.c. ca. 1,09 l/kg. Oraal ca. 12,6 l/kg. |
Metabolisering | spontane hydrolyse en desaminering gemedieerd door cytidinedesaminase. |
Eliminatie | voornamelijk via urine. |
T 1/2el | ca. 0,5 uur. |
Overig | de invloed van voedsel op de blootstelling van azacitidine is minimaal. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Capecitabine is een orale prodrug van 5-fluoro-uracil (5-FU). De actieve metabolieten van 5-FU, 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat veroorzaken niet-specifieke remming van het enzym thymidylaatsynthetase, wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn actieve metabolieten voor een deel geïncorporeerd in DNA en RNA, wat leidt tot celdood.
Kinetische gegevens
Resorptie | wordt na orale toediening snel en grotendeels geresorbeerd. |
Metabolisering | wordt in de lever omgezet in 5-deoxy-5-fluorocytidine en vervolgens in de weefsels (m.n. tumorcellen) via 5-deoxy-5-fluorouridine in 5-FU. 5-FU wordt intracellulair omgezet in de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat; daarnaast wordt 5–FU omgezet in minder toxische metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is. |
Eliminatie | vnl. met de urine uitgescheiden, 3% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 45–70 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
azacitidine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- capecitabine (L01BC06) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk
Groepsinformatie
capecitabine hoort bij de groep pyrimidine-antagonisten.
- 5-fluoro-uracil (cutaan) (L01BC02) Vergelijk
- 5-fluoro-uracil (systemisch) (L01BC02) Vergelijk
- azacitidine (L01BC07) Vergelijk
- cytarabine (L01BC01) Vergelijk
- decitabine (L01BC08) Vergelijk
- decitabine/cedazuridine (L01BC58) Vergelijk
- gemcitabine (L01BC05) Vergelijk
- tegafur/gimeracil/oteracil (L01BC53) Vergelijk
- trifluridine/tipiracil (L01BC59) Vergelijk