Samenstelling
Celestone (als 3 mg di-Na-fosfaat + 2,7 mg acetaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie 'Chronodose'
- Sterkte
- 5,7 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Trispan XGVS EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Bij reumatoïde artritis gaat bij een overbruggingstherapie met systemische glucocorticoïden de voorkeur uit naar predniso(lo)n in lage tot intermediaire dosis, een hogere dosis met ‘step-down’-strategie of een intramusculaire injectie met methylprednisolon.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.
Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Zie voor een advies bij de profylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals verergering van een bestaande astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn, bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische aandoeningen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Profylaxe voor zwangere tegen ademhalingsmoeilijkheden bij haar kind dat prematuur geboren dreigt te worden (voor de 32e week), ook in geval van een lage lecithine/sfingomyeline-ratio (diagnostiek longrijpheid) bij de foetus.
Lokale therapie
- bursitis en ontstekingsaandoeningen van pezen (zoals tendosynovitis), ontstekingsaandoeningen van spieren (zoals fibrositis en myositis), reumatoïde artritis en osteoartritis, bepaalde ontstekingsaandoeningen van de voet.
- Intralaesionaal bij diverse dermatologische aandoeningen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Lokale symptomatische behandeling van subacute en chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen, waaronder:
- reumatoïde artritis;
- juveniele idiopathische artritis (JIA);
- osteoartritis en posttraumatische artritis;
- synovitis, tendinitis, bursitis en epicondylitis.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De benodigde dosering is variabel; bepaal de individuele dosis op basis van de specifieke aandoening, de ernst en de respons.
In het algemeen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intramusculair: starten met een injectie van 1–2 ml, zo nodig wekelijks herhalen of vaker indien nodig. Bij minder ernstige aandoeningen eventueel lagere doses.
Bij een goede respons de initiële dosis in kleine stappen verlagen, totdat de laagste dosis is bereikt om een adequate klinische respons te onderhouden.
Dreigende vroeggeboorte of lage lecithine-sfingomyelineratio
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': 2 ml intramusculair, ten minste 24 uur (bij voorkeur 48–72 uur) vóór het verwachte tijdstip van de bevalling. Na 24 uur kan een tweede dosis van 2 ml worden toegediend, tenzij patiënte al bevallen is.
Bursitis
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intrabursaal 1 ml per keer, zo nodig met intervallen van 1–2 weken herhalen.
Tendinitis, myositis, fibrositis, tendosynovitis, peritendinitis en peri-articulaire ontstekingsaandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': 3–4 lokale injecties van 1 ml, toegediend met een interval van 1–2 weken; bij voorkeur in de peesschede toedienen, bij peri-articulaire aandoeningen het pijnlijke gebied infiltreren; bij ganglia van bewegingskapsels 0,5 ml direct in de cysteuze gewrichtszwelling injecteren.
Reumatoïde artritis en osteoartritis
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intra-articulair 0,25–0,5 ml in kleine gewrichten (hand en borstkas); 0,5–1 ml in middelgrote gewrichten (elleboog en pols), 1 ml in grote gewrichten (knie, enkel, schouder), 1–2 ml in zeer grote gewrichten (heup).
Diverse dermatologische aandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': intralaesionaal 0,2 ml/cm². In totaal max. 1 ml per week.
Inflammatoire voetaandoeningen
Volwassenen
Injectievloeistof 'Chronodose': bij bursitis onder eksteroog 2 opeenvolgende lokale injecties van 0,25 ml. Bij acute gezwollen artritis kunnen doses tot 1 ml nodig zijn.
Kinderen
Injectievloeistof 'Chronodose': lokaal 0,25–0,5 ml met intervallen van 3–7 dagen.
Toediening
- Voor intramusculair of lokaal gebruik. Niet intraveneus of subcutaan toedienen.
- De suspensie voor injectie schudden voor gebruik.
- I.m.-injectie diep in een grote spiermassa geven, om lokale weefselatrofie te voorkomen.
- Bij lokale toediening kan de injectievloeistof in de spuit eventueel worden gemengd met 1% of 2% lidocaïne/procaïnehydrochloride of vergelijkbare lokale anesthetica voor zover deze geen parabenen bevatten.
Doseringen
Subacute en chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen
Volwassenen
Intra-articulair: 2–20 mg afhankelijk van de grootte van het gewricht en de hoeveelheid gewrichtsvloeistof, meestal 10–20 mg in grote gewrichten (knie, heup, schouder), 5–10 mg in gemiddeld grote gewrichten en 2–6 mg in kleinere gewrichten. Zo nodig met intervallen van ten minste 3–4 weken herhalen.
Peri-articulair: bij bursitis/epicondylitis over het algemeen 10–20 mg, afhankelijk van de grootte van de bursa en de ernst van de ziekte; meestal is eenmalige behandeling voldoende. Bij synovitis/tendinitis over het algemeen 10–20 mg, zo nodig herhalen.
Juveniele idiopathische artritis
Kinderen van 3–12 jaar
Intra-articulair: 1 mg/kg lichaamsgewicht in grote gewrichten (knie, heup, schouder), 0,5 mg/kg in kleinere gewrichten (enkel, pols, elleboog), 1–2 mg per gewricht in metacarpofalangeale (MCP/MTP-) gewrichten in hand en voet en 0,6–1 mg per gewricht in proximale interfalangeale (PIP-) gewrichten in hand en voet.
Toediening
- Intra-articulair, peri-articulair of intrasynoviaal toedienen.
- Bij elke behandelingssessie ten hoogste in twee gewrichten een injectie geven. Niet toedienen in instabiele gewrichten.
- De suspensie voorzichtig schudden voor gebruik.
Bijwerkingen
Toediening in zacht weefsel, intralesionale en intra-articulaire toediening kan zowel systemische als lokale effecten veroorzaken.
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), verergering van myasthenia gravis, osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de Achillespees). Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht gelijkend op artropathie van Charcot optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, ulceratieve oesofagitis, opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, allergische dermatitis, onderdrukte huidtest-reactie, hyper- of hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Hematologische effecten: erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie.
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornissen, hirsutisme, Cushing-syndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnierschorsas, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: posterieur subcapsulair cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.
Psychische reacties: stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, toegenomen prikkelbaarheid, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Overige: overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem, urticaria en anafylaxie), hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces.
Bijwerkingen
Bijwerkingen zijn afhankelijk van de dosis en de duur van de behandeling. Systemische bijwerkingen komen zelden voor, maar kunnen optreden als gevolg van herhaalde peri-articulaire injectie.
Vaak (1-10%): reacties op de injectieplaats zoals steriel abces, erytheem, pijn, zwelling en necrose.
Zelden (0,01-0,1%): vertigo. Subcutane atrofie (bij overmatige dosering of te frequente toediening van injecties op dezelfde plaats; herstel kan enkele maanden duren).
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie. Trombo-embolie. Hyper- of hypopigmentatie. Calcinose, peesruptuur.
Frequentie onbekend: exacerbatie of maskering van infectie. Overgevoeligheidsreactie. Onregelmatige menstruatie, amenorroe, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen, hirsutisme, Cushingsyndroom, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verminderde koolhydraattolerantie, manifestatie van latente diabetes mellitus, hyperglykemie. Hypokaliëmie, natrium- en vochtretentie. Verergering van reeds bestaande psychiatrische aandoeningen, stemmingswisselingen, euforie, depressie, slapeloosheid, psychotische symptomen. Verhoogde intracraniële druk met papiloedeem (meestal na behandeling), hoofdpijn. Verhoogde oogdruk, glaucoom, posterieure subcapsulaire cataracten, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien. Hartfalen, aritmieën. Hypertensie. Ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis. Gestoorde wondgenezing, huidatrofie, petechiën en ecchymose, purpura, striae, erytheem in het gelaat, toegenomen transpiratie, acneïforme erupties, urticaria, huiduitslag, hypertrichose. Verlies van spiermassa, osteoporose, spontane fracturen, aseptische botnecrose van de femur- en humeruskop, Charcot-achtige artropathie. Negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak. Groeisuppressie bij kinderen.
Interacties
- Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
- De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen; gelijktijdig gebruik van betamethason 0,3–0,45 mg/m² lichaamsoppervlak/dag vermijden.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Interacties
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, zoals cobicistat of ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Bij gelijktijdige toediening van amfotericine B-injectie en kaliumonttrekkende middelen (zoals lis- of thiazide-diuretica) extra controleren op additieve hypokaliëmie.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- Bij gelijktijdig gebruik van ciclosporine kan een stijging in zowel ciclosporine- als corticosteroïdenactiviteit ontstaan.
- De toxiciteit van digoxine kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen.
- Bij gebruik van hoge doses corticosteroïden kan de werking van perifeer werkende spierrelaxantia worden verminderd en de kans op myopathie toenemen.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. amiodaron, disopyramide, domperidon, kinidine, methadon, sotalol, macrolide antibiotica, chinolonen, imidazool–antimycotica, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica).
Zwangerschap
Betamethason passeert de placenta; de foetale serumconcentratie is ca. 30% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons. Na toediening van een korte kuur betamethason aan vrouwen met risico op een late vroeggeboorte, is meer kans op neonatale hypoglykemie aangetoond.
Advies: Kan worden gebruikt ter bevordering van longrijping bij de ongeborene, maar wordt voor de overige indicaties bij voorkeur vervangen door een corticosteroïd dat de placenta in mindere mate passeert. Niet toedienen aan zwangere vrouwen met (pre)eclampsie of placentaschade.
Zwangerschap
Triamcinolon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren schadelijk gebleken. Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Bij vrouwen kan corticosteroïdtherapie menstruatiestoornissen en amenorroe veroorzaken. Bij mannen kan langdurige behandeling met corticosteroïden de spermatogenese schaden (afname van de productie van zaadcellen en van de beweeglijkheid van het sperma).
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Kortdurend gebruik is waarschijnlijk veilig. Vermijd langdurig gebruik vanwege het ontbreken van ervaring, de sterke werking en de hogere biologische beschikbaarheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Kan worden gebruikt, mits in lage dosering en voor incidenteel gebruik.
Contra-indicaties
Systemische therapie
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
I.m.-toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Lokale therapie
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Contra-indicaties
- actieve tuberculose;
- keratitis veroorzaakt door Herpes simplexvirus;
- acute psychose;
- systemische mycosen en parasitosen (strongyloïde infecties);
- gebruik bij kinderen tot 3 jaar, vanwege de hoeveelheid benzylalcohol aanwezig in de suspensie voor injectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle: Bij langdurig gebruik (> 6 weken) periodiek oftalmologisch onderzoek uitvoeren, vanwege de kans op cataract en glaucoom.
Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie), welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging. Controle kan tot een jaar na staken van de langdurige therapie of behandeling met hoge doses corticosteroïden nodig zijn.
Immunosuppressieve effecten: Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Wees voorzichtig bij (vermoedelijke) feochromocytoom, omdat feochromocytoomcrisis is gemeld na toediening van systemische corticosteroïden.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto's aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er mag geen intra-articulaire injectie worden gegeven als er een actieve infectie in of rond het gewricht aanwezig is. Het preparaat mag niet worden gebruikt om gewrichtspijn te behandelen die voortkomt uit infecties zoals gonokokken- of tuberculeuze artritis.
De belasting op verrekte gewrichten moet verlicht worden nadat de injectie is gegeven om overbelasting te voorkomen. Herhaalde injecties kunnen het gewricht beschadigen. Er kan ernstige gewrichtsdestructie met botnecrose optreden als er gedurende een lange tijdsperiode herhaalde intra-articulaire injecties worden gegeven.
Bij langdurige corticosteroïdbehandeling kan steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, die nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Tijdens langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisstijging nodig zijn in geval van bijkomende aandoeningen, letsel of operaties; na staken van de behandeling kan het in deze situaties nodig zijn om tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Waterpokken, mazelen of andere overdraagbare ziekten kunnen bij niet-immune patiënten een ernstig beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij colitis ulcerosa, diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, nierinsufficiëntie, cirrose, diabetes mellitus, hypothyroïdie, glaucoom, hypertensie, hartfalen, acute coronaire ziekte, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, psychose in de anamnese en infecties die niet met antibiotica behandeld kunnen worden.
Bij kinderen die langdurig worden behandeld met corticosteroïden de groei en ontwikkeling nauwlettend volgen.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de suspensie voor injectie, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Bij overmatige dosering of te frequente toediening van injecties op dezelfde plaats: lokale ernstige gewrichtsschade en subcutane atrofie met botnecrose.
Neem voor informatie over een vergiftiging met triamcinolonhexacetonide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Corticosteroïd met vooral glucocorticoïde werking; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. In 'Chronodose' is betamethason aanwezig in de vorm van dinatriumfosfaat (een snel oplosbare ester) en acetaat (dat veel trager oplost).
'Chronodose': bij intrabursale toediening bij bursitis treedt de werking in binnen een paar uur. Bij intra-articulaire toediening bij reumatoïde artritis en osteoartritis treedt de werking binnen 2–4 uur in en houdt 1–4 weken aan.
Kinetische gegevens
T max | i.m. 60 min. |
Metabolisering | vnl. in de lever. |
Eliminatie | met de urine en feces. |
T 1/2el | > 5 uur; biologische halfwaardetijd (hypothalamus-hypofyse-bijnier-as-suppressie) = 36–54 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Plaatselijke injectie heeft een anti-inflammatoir effect.
De hexacetonide-ester is bijna onoplosbaar in water, zodat het oplossen langzaam verloopt en het effect in het weefsel van de injectieplaats langdurig aanhoudt. Veelal treedt het effect na 24 uur in en houdt dan circa 4–6 weken aan.
Groepsinformatie
betamethason (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
triamcinolonhexacetonide hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- COPD, aanvalsbehandeling
- Reumatoïde artritis
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- ziekte van Crohn