Samenstelling
Fluoxetine FNA (als hydrochloride) XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 5 mg
Fluoxetine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 20 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet (dispergeerbaar)
- Sterkte
- 20 mg
Prozac (als hydrochloride) Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Tablet (dispergeerbaar)
- Sterkte
- 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Priligy (als hydrochloride) XGVS Menarini Benelux nv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 30 mg, 60 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
De plaats van fluoxetine bij de behandeling van boulimia nervosa is nog onduidelijk. Op korte termijn kan een hoge dosering fluoxetine het aantal eetaanvallen en de braakfrequentie doen afnemen. Gegevens ontbreken over effectiviteit op lange termijn (> 4 maanden); bij staken van de behandeling is er een grote terugval. Bij boulimia nervosa staat in alle gevallen niet-medicamenteuze behandeling (psycho-educatie (voorlichting en opvoeding), psychotherapie) op de voorgrond; in sommige situaties kan het kortdurend worden aangevuld met fluoxetine. Een eventueel ‘extra’ effect met fluoxetine als toevoeging aan een vorm van psychotherapie is echter niet aangetoond.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken. Antidepressiva kunnen een manie uitlokken. Voor de standaardbehandeling van een bipolaire stoornis, zie Bipolaire stoornis.
Offlabel: De behandeling van het prikkelbaredarmsyndroom (PDS) is vooral niet-medicamenteus. Alle behandelingen zijn slechts bij een deel van de patiënten effectief. Bij PDS waarbij obstipatie op de voorgrond staat (PDS-C), zijn de medicamenteuze opties het gebruik van laxantia en bij onvoldoende effect linaclotide. Bij PDS waarbij diarree op de voorgrond staat (PDS-D), zijn de medicamenteuze opties volumevergrotende laxantia en als symptomatische behandeling een onderhoudsdosering met loperamide. Bij PDS waarbij pijnklachten op de voorgrond staan, kunnen paracetamol en pepermuntolie worden overwogen. Bij alle vormen van PDS kan als laatste stap bij uitzondering een antidepressivum worden overwogen, naast de psychologische behandeling van een eventuele onderliggende stemmingsstoornis.
Advies
Voor dapoxetine is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Indicaties
Volwassenen
- Depressie, vooral met vitale kenmerken;
- Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS);
- Als adjuvans bij psychotherapie bij boulimia nervosa;
- Offlabel: Prikkelbaredarmsyndroom.
Kinderen ≥ 8 jaar
- In combinatie met psychotherapie bij een matige tot ernstige depressie, met onvoldoende effect van 4–6 sessies psychotherapie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Zo nodig behandeling van premature ejaculatie (PE) bij mannen van 18–64 jaar, die voldoen aan alle volgende criteria:
- Intravaginale ejaculatielatentietijd < 2 min;
- Voortdurend of herhaaldelijk ejaculeren bij minimale seksuele stimulatie voor, tijdens of kort na penetratie en voordat de patiënt dit wil;
- Aanzienlijk persoonlijk leed of relatieproblemen als gevolg van PE;
- Slechte beheersing van de ejaculatie;
- Voorgeschiedenis van PE bij de meerderheid van de pogingen tot geslachtsgemeenschap in de voorbije 6 maanden.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op SSRI (selectieve serotonine heropnameremmers) van tdm-monografie.org.
Depressie
Volwassenen
20 mg/dag, indien nodig na drie weken verhogen; max. 60 mg/dag. Bij een goede respons de behandeling voortzetten totdat de patiënt minstens 6 maanden symptoomvrij is.
Kinderen ≥ 8 jaar
Begindosering is 10 mg/dag, indien nodig na 1–2 weken verhogen naar 20 mg/dag. Indien de symptomen na 9 weken niet zijn verbeterd, de behandeling heroverwegen. Bij kinderen met een laag gewicht kan een lagere dosering voldoende zijn. Zie voor meer gespecialiseerde informatie het Kinderformularium van het NKFK.
Obsessieve-compulsieve stoornis
Volwassenen
20 mg/dag, indien nodig na twee weken verhogen; max. 60 mg/dag. Indien de symptomen na 10 weken niet zijn verbeterd, de behandeling heroverwegen.
Boulimie
Volwassenen
60 mg/dag.
Offlabel: Prikkelbaredarmsyndroom
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Prikkelbaredarmsyndroom (PDS) (2022): Begindosering: 10 mg 1×/dag. Max. 20 mg 1×/dag.
Bij ouderen: 20–40 mg/dag, max. 60 mg per dag; wees extra voorzichtig bij dosisverhogingen.
Verminderde leverfunctie: lager óf minder frequent doseren (bv. 20 mg om de dag).
Verminderde nierfunctie (klaring ≥ 10 ml/min): een dosisaanpassing is niet nodig.
Bij comedicatie met kans op interacties: lager óf minder frequent doseren (bv. 20 mg om de dag).
Afbouwen: Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen, het multidisciplinair document het afbouwen van SSRI's en SNRI's (2018) van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Voorbeelden van afbouwschema's zijn weergegeven in tabel 2 en 3 van het document.
Overschakelen: Zie voor informatie over overschakelen naar andere antidepressiva deswitchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening: De dosis kan in één keer of verdeeld over meerdere giften worden ingenomen; tussen de maaltijden door of tijdens. De tablet valt in water uiteen.
Doseringen
'Zo nodig' bij premature ejaculatie
Mannen 18–64 jaar
Begindosering 30 mg, 1–3 uur voor seksuele activiteit. Maximaal 1× per dag. Niet bedoeld voor continu dagelijks gebruik. Bij onvoldoende respons eventueel verhogen tot max. 60 mg 1–3 uur voor de seksuele activiteit maximaal 1× per dag, tenzij bij de startdosis orthostatische reacties optraden. Voorzichtig zijn met ophogen bij poor metabolizers van CYP2D6 of combinatie met sterke CYP2D6-remmers, max. 30 mg bij combinatie met matig sterke CYP3A4-remmers. Na 4 weken behandeling of na minimaal 6 doses beoordelen of voortzetting gewenst is en daarna elke 6 maanden.
Verminderde nierfunctie: Wees voorzichtig bij lichte tot matige nierfunctiestoornis. Niet aanbevolen bij ernstige nierfunctiestoornis.
Verminderde leverfunctie: Bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7-15): gecontra-indiceerd.
Toediening: Tablet heel innemen met een vol glas water. Vermijd het gebruik van grapefruit-/pompelmoessap ten minste 24 uur voor inname.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid. Hoofdpijn. Misselijkheid, diarree. Vermoeidheid, asthenie.
Vaak (1-10%): afgenomen eetlust, anorexie. Angst, nervositeit, rusteloosheid, spanning, afgenomen libido, slaapstoornis, abnormale dromen. Aandachtsstoornis, duizeligheid, dysgeusie, lethargie, slaperigheid, tremor. Vertroebelde visus. Palpitaties, verlengd QT-interval. Opvliegers. Geeuwen. Droge mond, dyspepsie, braken. Huiduitslag, urticaria, jeuk, hyperhidrose. Frequente mictie, pollakisurie. Gynaecologische bloedingen (zoals cervixbloeding, uteriene-, vaginale- en genitale bloeding, metrorragie, menorragie, polymenorroe, postmenopauzaal bloedverlies), erectiestoornis, ejaculatiestoornis. Koude rillingen. Gewichtsafname.
Soms (0,1-1%): depersonalisatie, euforie, abnormale gedachten, abnormaal orgasme, bruxisme, suïcidale gedachten en gedrag (tijdens behandeling en vlak na staken). Psychomotorische hyperactiviteit, dyskinesie, ataxie, evenwichtsstoornis, myoclonus, geheugenstoornis. Mydriase. Tinnitus. Hypotensie. Dyspneu, bloedneus. Slikstoornis, gastro-intestinale bloeding (zoals tandvleesbloeding, hematemese. bloedend maagulcus, melena, rectale bloeding). Alopecia, sneller blauwe plekken, koud zweet. Dysurie. Seksuele disfunctie (houdt af en toe aan na staken). Malaise, zich abnormaal voelen, het koud hebben, het warm hebben. Stijging transaminasen, stijging γGT.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie, neutropenie, leukopenie. anafylactische reactie, serumziekte. SIADH. Hyponatriëmie. Hallucinaties, (hypo)manie, agitatie, paniekaanvallen, verwardheid, spraakstoornis, agressie. Convulsies, acathisie, buccoglossaal syndroom, serotoninesyndroom. Ventriculaire aritmie incl. 'torsade de pointes'. Vasculitis, vasodilatatie. Faryngitis, longaandoening (ontstekingsprocessen van diverse histopathologie en/of fibrose, waaronder atelectase, pneumonie en interstitiële longziekte). Oesofageale pijn. Idiosyncratische hepatitis. Angio-oedeem, ecchymose, lichtgevoeligheidsreactie, purpura, erythema multiforme, Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse. Spierpijn. Urineretentie, plasproblemen. Galactorroe, hyperprolactinemie, priapisme. Slijmvliesbloeding.
Verder zijn gemeld: post-partumbloeding. Botbreuk (vooral boven een leeftijd van 50 jaar, bij gebruik van een SSRI of TCA). Abstinentiesyndroom na staken van antidepressiva.
Bij kinderen en adolescenten behandeld met antidepressiva werden, in vergelijking met placebo, suïcidaal gedrag, suïcidale gedachten, angst, prikkelbaarheid, agressie, agitatie, opwinding, (hypo)manie (zonder eerdere episoden) en epistaxis vaker waargenomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hoofdpijn. Misselijkheid.
Vaak (1-10%): angst, agitatie, rusteloosheid, slapeloosheid, slaperigheid, abnormale dromen, verminderd libido. Aandachtsstoornis, tremor, paresthesie. Troebel zicht. Tinnitus. Overmatig blozen. Sinuscongestie. Geeuwen. Droge mond, braken, (boven)buikpijn, maagongemak, dyspepsie, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, diarree. Hyperhidrose. Erectiestoornis. Vermoeidheid, prikkelbaarheid. Hypertensie.
Soms (0,1-1%): depressie, euforie, stemmingsverandering, nervositeit, onverschilligheid, apathie, verwardheid, desoriëntatie, abnormaal denken, hypervigilantie, slaapstoornis, nachtmerrie, bruxisme, libidoverlies, anorgasmie. (Vasovagale) syncope (gekenmerkt door bewustzijnsverlies met bradycardie of sinusstilstand, meestal binnen 3 uur na inname, na de eerste inname of bij procedures zoals bloedafname, orthostatische manoeuvres en bloeddrukmetingen), houdingsafhankelijke duizeligheid, acathisie, dysgeusie, hypersomnie, lethargie, sedatie. Mydriase, oogpijn, visuele stoornis. Vertigo. Tachycardie. (Orthostatische) hypotensie, opvliegers. Jeuk, koud zweet. Ejaculatiestoornis, orgasmestoornis, paresthesie van het mannelijk geslachtsorgaan. Asthenie, hyperthermie, dronken gevoel, vreemd gevoel.
Zelden (0,01-0,1%): duizeligheid bij inspanning. Plotselinge slaap. Defecatiedrang.
Bij plotseling staken met chronisch gebruik van SSRI's voor behandeling van depressie, zijn de volgende ontwenningsverschijnselen gemeld: dysforie, prikkelbaarheid, agitatie, duizeligheid, paresthesie (zoals elektrische schoksensatie), angst, verwardheid, hoofdpijn, lethargie, emotionele instabiliteit, slapeloosheid en hypomanie.
Interacties
Algemene informatie: Houd rekening met de lange eliminatiehalfwaardetijd bij beoordelingen van interacties. Fluoxetine en zijn metaboliet zijn sterke remmers van CYP2D6 en CYP2C19 en remt enigszins CYP3A4. Fluoxetine is substraat voor CYP2D6 (hoofdroute), CYP2C9 en CYP2C19.
Gecontra-indiceerd: Gelijktijdig gebruik en gebruik binnen 2 weken na staken van een irreversibele, niet-selectieve MAO-remmer (zoals tranylcypromine, fenelzine), vanwege kans op het serotoninesyndroom. Niet binnen vijf weken na staken van een behandeling met fluoxetine starten met een MAO-remmer; bij chronisch gebruik van fluoxetine of in hoge dosering dit interval eventueel verlengen.
Gebruik ontraden: Gelijktijdig gebruik met reversibele MAO-A-remmers (zoals moclobemide en linezolid); na staken van deze middelen kan een interval van 1 dag worden aangehouden. Gelijktijdig gebruik en gebruik binnen 2 weken na staken van selegiline (irreversibele MAO-B-remmer). Gelijktijdig gebruik met alcohol. Het kan de werkzaamheid van tamoxifen verminderen: een reductie tot 75% van de actieve vorm (endoxifen) is gemeld.
Overige interacties: Bij gelijktijdig gebruik of gebruik binnen vijf weken na staken van fluoxetine dienen middelen met een smalle therapeutische breedte die door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals flecaïnide, propafenon, nebivolol), maar ook atomoxetine, carbamazepine, TCA's en risperidon, lager worden gedoseerd. Bij gelijktijdig gebruik met fenytoïne kan de serumspiegel van fenytoïne stijgen, in enkele gevallen zijn toxiciteitsverschijnselen gemeld; zorgvuldige bewaking wordt aanbevolen.
Gelijktijdig gebruik met middelen die de hemostase beïnvloeden (zoals vitamine K-antagonisten, trombocytenaggregatieremmers) kan leiden tot een verhoogd bloedingsrisico; het INR-niveau dient vaker te worden bepaald. Wees voorzichtig bij combinatie met middelen die ook hyponatriëmie induceren (zoals diuretica, desmopressine, carbamazepine, oxcarbazepine) of die ook de convulsiedrempel verlagen (zoals TCA's, tramadol, bupropion, butyrofenonen, fenothiazinen, mefloquine, chloroquine). Wees voorzichtig met middelen die het QT-interval verlengen, zoals klasse Ia en III-antiaritmica, antipsychotica (fenothiazinen, pimozide, haloperidol), tricyclische antidepressiva, bepaalde antibiotica (moxifloxacine, erytromycine i.v., pentamidine) en antihistaminica (mizolastine). Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen (zoals lithium, tramadol, triptanen, tryptofaan, buprenorfine, sint-janskruid) kan leiden tot een zwak serotoninesyndroom; voorzichtig toepassen met frequentere klinische monitoring.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met de volgende middelen is gecontra-indiceerd: MAO-remmers, serotonine- of serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (SSRI's, SNRI's), TCA's, triptanen, tramadol, lithium, linezolid, sint-janskruid, krachtige CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol en ritonavir, atazanavir). Een MAO-remmer of SSRI of ander serotonerg middel zoals sint-janskruid niet gebruiken binnen 7 dagen na staken dapoxetine; dapoxetine niet gebruiken binnen 14 dagen na staken MAO-remmer of SSRI of ander serotonerg middel zoals sint-janskruid.
Remmers van CYP2D6, CYP3A4 en flavine-MO-1 verlagen de klaring van dapoxetine. Wees voorzichtig met ophogen van de dosering bij poor metabolizers van CYP2D6 of combinatie met sterke CYP2D6-remmers, max. 30 mg bij combinatie met matige CYP3A4-remmers. Bij aangetoonde normal CYP2D6-metabolizers max. 30 mg dapoxetine bij combinatie met een krachtige CYP3A4-remmer en wees voorzichtig bij 60 mg dapoxetine in combinatie met een matige CYP3A4-remmer.
Niet combineren met partydrugs of alcohol.
Niet toepassen bij mannen met erectiestoornis die PDE-5-remmers gebruiken.
Combinatie met vasodilaterende middelen kunnen orthostatische reacties geven.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met middelen die de bloedstolling beïnvloeden.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met middelen met effect op het centrale zenuwstelsel wegens onvoldoende gegevens hierover.
Zwangerschap
Teratogenese: Een licht verhoogd risico op specifieke (hart)afwijkingen is niet uitgesloten.
Farmacologisch effect: Het optreden van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN) is beschreven bij het gebruik van SSRI’s. Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudingsverschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk. Er is onvoldoende bekend over lange-termijneffecten bij het kind na gebruik van een SSRI tijdens de zwangerschap. Observationele gegevens laten een verschil zien van post-partumbloedingen, namelijk bijna tweemaal vaker na blootstelling aan een SSRI/SNRI in de maand voorafgaand aan de geboorte.
Advies: Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. Het niet behandelen van een depressie tijdens de zwangerschap kan nadelige gevolgen hebben voor moeder en kind, zoals vroeggeboorte of een te laag geboortegewicht. In verband met veranderende farmacokinetiek in de zwangerschap is het aan te raden om regelmatig plasmaspiegels te bepalen. In het 2e en met name het 3e trimester kunnen de plasmaspiegels dalen en is dosisverhoging misschien noodzakelijk. Controleer de pasgeborene op onthoudingsverschijnselen en verschijnselen van PPHN, zoals blauwe verkleuring en ademhalingsproblemen.
Vruchtbaarheid: Er zijn aanwijzingen dat sommige SSRI's bij mannen de kwaliteit van het sperma (reversibel) veranderen. Er is geen effect op de vruchtbaarheid bij de mens waargenomen.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Relatieve kinddosis is relatief hoog, namelijk > 10%.
Farmacologisch effect: De lange halfwaardetijd van fluoxetine en van de werkzame metaboliet kan leiden tot relevante spiegels bij de neonaat.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Als dit middel al tijdens de zwangerschap is gebruikt, kan het worden voortgezet tijdens de borstvoedingsperiode. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op slecht slapen, sufheid, geïrriteerdheid, veel huilen, koliek, slecht drinken en slecht groeien.
Overige: Met alle antidepressiva is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Contra-indicaties
- gelijktijdig gebruik van metoprolol bij hartfalen.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- matige en ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15);
- ernstige pathologische hartziekten, zoals hartfalen (NYHA-klasse II–IV), geleidingsstoornissen zoals AV-blok of sicksinussyndroom, ernstige ischemische hartziekte, ernstige hartklepaandoening;
- voorgeschiedenis van syncope;
- voorgeschiedenis van manie of ernstige depressie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staak de behandeling bij:
- het optreden van overgevoeligheidsverschijnselen (zoals huiduitslag);
- manifesteren of verergeren van onderliggende manie;
- het optreden of toenemen van convulsies;
- het optreden van het serotoninesyndroom (een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie);
- symptomen van een abnormaal hartritme. Maak tevens een ECG.
Acathisie: Bij acathisie kan verhoging van de dosis schadelijk zijn.
Gewicht: Controleer bij anorexie regelmatig het gewicht.
Metabole effecten: Bij diabetici kan de glykemische controle veranderen, waardoor aanpassing van de dosering insuline of oraal bloedglucoseverlagend middel nodig kan zijn.
Cardiovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij veel kans op het ontwikkelen van aritmieën zoals bij congenitaal QT-syndroom, voorgeschiedenis van QT-verlenging in de familie, bradycardie, congestief hartfalen, recent myocardinfarct, of (risicofactoren voor) hypokaliëmie of hypomagnesiëmie. Bij het optreden van aritmie de behandeling staken en een ECG maken. Bij patiënten met een stabiele hartziekte vóór de start van de behandeling het maken van een ECG overwegen.
Suïciderisico: Bij suïcidaal gedrag of suïcidale gedachten in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij epilepsie, acute hartstoornissen, verhoogde intra-oculaire druk, bij kans op nauwe-kamerhoekglaucoom, ECT, een voorgeschiedenis van bloedingsstoornissen.
Afbouwen: Vanwege onthoudingsverschijnselen een behandeling niet plotseling staken, maar de dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken, zie ook de rubriek Dosering. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis; het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis; eerdere mislukte stoppoging.
Onderzoeksgegevens: Bij kinderen en adolescenten is controle op groei en ontwikkeling nodig omdat er onvoldoende gegevens zijn over het effect op groei en op de seksuele, cognitieve en emotionele ontwikkeling. Bij vertraging van de groei en/of ontwikkeling van puberteit verwijzen naar een kinderarts. De werkzaamheid is bij OCS niet vastgesteld op de langere termijn van meer dan 24 weken, en evenmin bij boulimia nervosa op de langere termijn van meer dan drie maanden.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toepassen bij symptomen van depressie.
Orthostatische hypotensie: Niet gebruiken bij een voorgeschiedenis van orthostatische reactie, voorafgaand aan de behandeling een orthostatische test uitvoeren. De patiënt kan op elk moment tijdens de behandeling flauwvallen, met of zonder voorafgaande prodromale symptomen (vaak in de eerste 3 uur na inname of na de eerste inname).
Convulsies: Niet gebruiken bij patiënten met instabiele epilepsie. Behandeling staken bij optreden van convulsies. Patiënten met gecontroleerde epilepsie zorgvuldig volgen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij bloedings- of stollingsstoornissen in de voorgeschiedenis en bij een verhoogde intra-oculaire druk of kans op kamerhoekblok-glaucoom.
Onderzoeksgegevens: Niet toepassen bij kinderen en ouderen ≥ 65 jaar.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info en toxicologie.org.
Overdosering
Neem voor een intoxicatie met dapoxetine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het remt de heropname van serotonine in het neuron.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 6–8 uur. |
V d | 20–40 l/kg. |
Eiwitbinding | 94–95%. |
Metabolisering | door CYP2D6, deels tot even actief norfluoxetine. |
Eliminatie | ca. 60% via de nieren. |
T 1/2el | 4–6 dagen, 4–16 dagen (norfluoxetine), bij levercirrose resp. 7 en 12 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dapoxetine is een krachtige selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI). Het precieze werkingsmechanisme is niet opgehelderd. Bij de rat remt dapoxetine de uitdrijvingsreflex van de ejaculatie door een effect op de nucleus paragigantocellularis lateralis op supraspinaal niveau.
Kinetische gegevens
F | 42% (15–76%). |
T max | 1–2 uur. |
Eiwitbinding | > 99% |
V d | 2,3 l/kg |
Metabolisering | in de lever en de nieren (vnl. CYP2D6, CYP3A4 en flavinemono–oxygenase). de belangrijkste metaboliet, dapoxetine-N-oxide, is inactief. |
Eliminatie | vooral via de urine als metabolieten. |
T 1/2el | ca. 19 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fluoxetine hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, selectief.
Groepsinformatie
dapoxetine hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, selectief.