Samenstelling
Depo-Medrol (acetaat) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof, suspensie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, 5 ml
Methylprednisolon capsule Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 100 mg
Solu-Medrol (als Na-succinaat) Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg
- Verpakkingsvorm
- solvens 1 ml ('Act-O-Vial')
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 125 mg
- Verpakkingsvorm
- solvens 2 ml ('Act-O-Vial')
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kenacort-A '10' Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
Kenacort-A '40' Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, flacon 5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de lokatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Methylprednisolon komt bij reumatoïde artritis in aanmerking als overbruggingstherapie bij starten of wijzigen van een ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD). Het kan ook worden overwogen bij starten of wijzigen van een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD).
Zie voor de behandeling van systemische lupus erythematodes (SLE) de richtlijnmodule 'Medicamenteuze behandeling – basis SLE' via richtlijnendatabase.nl.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.
Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Zie voor de standaardbehandeling van psoriasis: psoriasis.
Bij tuberculose komen corticosteroïden in aanmerking als adjuvante therapie bij behandeling van pericarditis tuberculosa en meningitis tuberculosa bij een normaal gevoelige M. tuberculosis. Bij alle andere vormen van tuberculose is er geen of onvoldoende bewijs voor effectiviteit van toevoegen van corticosteroïden.
Zie voor de standaardprofylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven.
Advies
Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de locatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Bij reumatoïde artritis gaat bij een overbruggingstherapie met systemische glucocorticoïden de voorkeur uit naar predniso(lo)n in lage tot intermediaire dosis, een hogere dosis met ‘step-down’-strategie of een intramusculaire injectie met methylprednisolon.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.
Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Zie voor de standaardbehandeling van psoriasis: psoriasis.
Zie voor de standaardprofylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Indicaties
Systemische therapie
- Reumatologische aandoeningen en collageenziekten: als adjuvans voor kortstondig gebruik bij reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis. Tijdens een exacerbatie of als onderhoudstherapie in bepaalde gevallen van acute reumatische carditis, syndroom van Goodpasture (in combinatie met cytostatica), systemische lupus erythematodes (en lupus nefritis), polyarteriitis nodosa, arteriitis temporalis, systemische dermatomyositis (polymyositis).
- Longaandoeningen zoals longaanval van astma of COPD, sarcoïdose, berylliose, fulminerende of gedissemineerde longtuberculose bij gelijktijdige toediening van tuberculosemiddelen, allergische longaandoeningen, Löffler-syndroom, longaandoeningen ten gevolge van aspiratie.
- Maag-darmaandoeningen: colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, bij een acute aanval van de ziekte; bij meer distaal gelokaliseerde vormen neemt ook rectale toediening een belangrijke plaats in.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, aplastische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen (uitsluitend i.v.).
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, zonder uremie, van het idiopathische type of veroorzaakt door lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals primaire of secundaire bijnierschorsinsufficiëntie, congenitale bijnierschorshyperplasie, niet-etterende thyroïditis.
- Palliatieve behandeling van oncologische aandoeningen zoals leukemie en maligne lymfoom bij volwassenen, acute leukemie bij kinderen, ziekte van Kahler. Hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multiple sclerose, hersenoedeem ten gevolge van primaire of gemetastaseerde tumoren.
- Ernstige oogaandoeningen van allergische en inflammatoire aard, zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, diffuse uveïtis posterior, neuritis optica.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, dermatitis exfoliativa, bulleuze dermatitis herpetiformis, ernstige dermatitis seborrhoica, ernstige psoriasis.
- Diversen:
- Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties.
- Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie.
- Tuberculeuze meningitis met dreigend of reeds ingetreden subarachnoïdaal blok in combinatie met tuberculosemiddelen.
- Trichinose met neurologische of myocardiale implicatie.
- Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
Lokale therapie
- bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis.
- intralaesionaal bij huidaandoeningen zoals keloïd, gelokaliseerde hypertrofische, geïnfiltreerde laesies van lichen planus, psoriasis, granuloma annulare en gelichenificeerd eczeem (inclusief neurodermitis), discoïde lupus erythematodes, huidafwijkingen aan de benen ten gevolge van diabetes mellitus (necrobiosis lipoidica) en alopecia areata.
GON-injectie (offlabel)
- 'Greater Occipital Nerve' (GON)-injectie voor profylaxe van clusterhoofdpijn: ter overbrugging bij opbouwen profylactische onderhoudsbehandeling, 'verapamil drug holiday' of bij exacerbatie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals astma-longaanval of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multiple sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Lokale behandeling: bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis. Intralaesionaal bij huidaandoeningen zoals keloïd, gelokaliseerde hypertrofische, geïnfiltreerde laesies van lichen planus, psoriasis, granuloma annulare en gelichenificeerd eczeem (inclusief neurodermitis), lupus erythematodes discoides, huidafwijkingen aan de benen ten gevolge van diabetes mellitus (necrobiosis lipoidica) en alopecia areata.
Gerelateerde informatie
Doseringen
In het algemeen
Volwassenen
De laagst mogelijke dosis gebruiken en de dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.
Intraveneus als injectie of infusie of intramusculair (als Na-succinaat): begindosering 10–500 mg per dag, afhankelijk van de indicatie, soms meer. Begindoses tot 250 mg i.v. toedienen in ten minste 5 min, hogere doses in ten minste 30 min. De daarop volgende doses kunnen i.v. of i.m. worden gegeven. I.v.-injectie heeft de voorkeur voor het inzetten van de therapie bij spoedgevallen. Overweeg na de eerste noodperiode een langer werkend injecteerbaar preparaat of een oraal preparaat.
Intramusculair (acetaat) (= depotpreparaat): wanneer een langdurig effect wordt beoogd, de dagelijkse dosis met 7 vermenigvuldigen en in 1 wekelijkse injectie toedienen.
Kinderen
Intramusculair of intraveneus (als Na-succinaat): op geleide van de ernst van de toestand en de respons van de patiënt; niet lager dan 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur. Raadpleeg het Kinderformularium van het NKFK voor doseringen bij specifieke indicaties.
Als adjuvans bij levensbedreigende toestand
Volwassenen
Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 30 mg/kg lichaamsgewicht, zo nodig elke 4–6 uur, gedurende 48 uur.
Stoottherapie bij exacerbatie van reumatologische aandoeningen, systemische lupus erythematodes en aandoeningen met oedeem zoals glomerulonefritis en lupus nefritis
Volwassenen
Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 250 mg/dag of meer gedurende enkele dagen (gewoonlijk max. 5 dagen).
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Volgens de fabrikant: intramusculair (acetaat): onderhoudsdosering 40–120 mg 1×/week.
Volgens de NVR-richtlijn Reumatoïde Artritis (RA), module Glucocorticoïden bij reumatoïde artritis (2019): bij het starten of wijzigen van een DMARD: intramusculair (acetaat): een enkele dosis van 80-120 mg als overbruggingstherapie.
Astma-longaanval
Volwassenen
Intramusculair (acetaat): 80–120 mg. Effect treedt op binnen 6–48 uur en kan enkele dagen tot 2 weken aanhouden.
Acute respiratory distress syndrome
Volwassenen
Volgens de NVIC-richtlijn Acute Respiratory Distress Syndrome, module Corticosteroïden (2024): bij PaO 2/FiO 2 < 200 mmHg, binnen 24-72 uur starten met:
intraveneus (als Na-succinaat): 1 mg/kg ideaal lichaamsgewicht per dag op dag 1-14. Vervolgens afbouwen: 0,5 mg/kg/dag op dag 15-21; 0,25 mg/kg/dag op dag 22-25; 0,125 mg/kg/dag op dag 26-28. Ideaal lichaamsgewicht is voor mannen 50 + [0,91 × (lengte in cm – 154,4)] en voor vrouwen 45,5 + [0,91 × (lengte in cm – 152,4)].
Allergische rinitis
Volwassenen
Intramusculair (acetaat): 80–120 mg. Symptoomverbetering treedt op binnen 6 uur en kan enkele dagen tot 3 weken aanhouden.
Adrenogenitaal syndroom
Volwassenen
Intramusculair (acetaat): 40 mg 1× per 2 weken.
Stoottherapie bij relaps van multiple sclerose
Volwassenen
Volgens de fabrikant: intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 500 mg/dag of 1000 mg/dag gedurende 3 of 5 dagen.
Volgens de NICE-guideline 'Multiple sclerosis in adults: management' (2022), module ' 1.7 Relapse and exacerbation': oraal: 500 mg/dag gedurende 5 dagen. Of als alternatief intraveneus (als Na-succinaat): 1000 mg/dag gedurende 3 tot 5 dagen.
Dermatitis
Volwassenen
Intramusculair (acetaat): Bij acute ernstige dermatitis veroorzaakt door bepaalde planten (zoals Rhus toxicodendron): 80–120 mg eenmalig; veelal treedt binnen 8–12 uur verlichting op. Bij chronische contacteczeem de injectie zo nodig na 5 of 10 dagen herhalen. Bij dermatitis seborrhoicum: 80 mg 1×/week.
Huidaandoeningen
Volwassenen
Intramusculair (acetaat): 40–120 mg 1×/week, gedurende 1–4 weken.
Orgaantransplantatie (preventie of behandeling van afstoting)
Volwassenen
Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 30 min: 250–2000 mg elke 24–48 uur totdat de toestand zich stabiliseert, meestal niet langer dan 48–72 uur.
Als adjuvans ter preventie van misselijkheid en braken bij cytostaticagebruik
Volwassenen
Intraveneus (als Na-succinaat) in ten minste 5 min: 250 mg 1 uur voorafgaand aan chemotherapie, vervolgens 250 mg aan het begin van of 1 uur na chemotherapie, gevolgd door 250 mg 3–6 uur na chemotherapie. Raadpleeg voor een overzicht welke anti-emetische middelen per emetogene risicocategorie worden gegeven: Misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Lokale therapie bij (peri-)articulaire aandoeningen
Volwassenen
Intra-articulair, intrabursaal (acetaat): per keer 4–10 mg in een klein gewricht, 10–40 mg in een middelgroot gewricht en 20–80 mg in een groot gewricht. In chronische gevallen: 1–5 injecties per week.
In peesschede, ganglia (acetaat): 4–30 mg per keer, zo nodig herhalen.
Lokale behandeling bij hand- en polsklachten
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Hand- en polsklachten (aanpassing jan 2024):
In peesschede (acetaat): bij carpale-tunnelsyndroom en tendovaginitis van De Quervain 20 mg per keer en bij triggervinger 10 mg per keer. Herhaal de injectie eventueel eenmalig bij geen effect na 4–6 weken. Indien de klachten recidiveren, herhaal de injectie dan alleen als het effect duidelijk aanwezig en langdurig was, en niet eerder dan 3–6 maanden na de laatste injectie.
In peesschede (acetaat): bij CMC-I-handartrose, incidenteel bij acute exacerbatie van lokale klachten die onvoldoende reageren op pijnstilling: 20 mg per keer. Controleer het effect na 4–6 weken.
Lokale therapie bij huidaandoeningen
Volwassenen
Intralaesionaal (acetaat): 1–4 injecties à 20–60 mg.
Offlabel: GON-injectie voor profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
Volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn (2023): subcutaan (acetaat): 80 mg nabij de nervus occipitalis major (GON) als eenmalige injectie; zo nodig na minimaal 3 maanden de injectie herhalen.
Een stoottherapie kan zo nodig worden herhaald (niet eerder dan na een week) als effect uitblijft of de status dit noodzakelijk maakt.
Depo-Medrol injectievloeistof (suspensie) schudden voor gebruik.
Doseringen
Systemische behandeling bij diverse aandoeningen
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Injectievloeistof 40 mg/ml: diep intramusculair (bij voorkeur in de m. gluteus maximus): begindosis 40–80 mg, soms is een dosering van 20 mg al voldoende. Vervolgens aanpassen afhankelijk van de reactie.
Kinderen 6–12 jaar
Injectievloeistof 40 mg/ml: diep intramusculair: begindosis 40 mg. De dosering is meer afhankelijk van de ernst van de aandoening dan van de leeftijd of het lichaamsgewicht.
Lokale behandeling bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen
Volwassenen en kinderen > 6 jaar
Intra-articulair, intrabursaal, in de peesschede: 2,5–5 mg voor kleinere gewrichten en 5–15 mg voor grotere gewrichten. Enkelvoudige injecties in meerdere gewrichten op meerdere plaatsen tot een totale hoeveelheid van 80 mg zijn zonder problemen toegediend.
Volgens de NHG-Standaard Niet-traumatische knieklachten (2016) bij knieartrose: intra-articulair: 20–40 mg. Max. 4× per jaar met een interval van ten minste 6 weken.
Volgens de NHG-Standaard Schouderklachten (2019) bij (ernstige) schouderpijn: subacromiaal of glenohumeraal (intra-articulair): 40 mg, eventueel in combinatie met 1–10 ml lidocaïne 1%. Zo nodig na 2–4 weken herhalen. Het is niet te verwachten dat meer dan 2 injecties bij één episode van schouderklachten effectief zijn.
Lokale behandeling bij hand- en polsklachten
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Hand- en polsklachten (aanpassing jan 2024):
Injectievloeistof 10 mg/ml: bij carpale-tunnelsyndroom en tendovaginitis van De Quervain 10 mg in de peesschede en bij triggervinger 5 mg in de peesschede. Herhaal de injectie eventueel eenmalig bij geen effect na 4–6 weken. Indien de klachten recidiveren, herhaal de injectie dan alleen als het effect duidelijk aanwezig en langdurig was, en niet eerder dan 3–6 maanden na de laatste injectie.
Injectievloeistof 10 mg/ml: bij CMC-I-handartrose, incidenteel bij acute exacerbatie van lokale klachten die onvoldoende reageren op pijnstilling: 10 mg in de peesschede. Controleer het effect na 4–6 weken.
Lokale behandeling bij huidaandoeningen
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Intradermaal: begindosering: in verband met risico van cutane atrofie max. 1 mg (= 0,1 ml van de injectievloeistof 10 mg/ml) per injectieplaats, zo nodig 1×/w. of minder vaak herhalen. Bij gelijktijdige behandeling van verscheidene laesies een minimale injectieafstand van 1 cm aanhouden.
De dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.
Toediening
- De injectiesuspensie 10 mg/ml is voor intradermaal, intra-articulair en intrabursaal gebruik. De injectiesuspensie 40 mg/ml is voor intramusculair, intra-articulair en intrabursaal gebruik.
- Een strikt aseptische handelwijze is noodzakelijk.
- De injectieflacon vóór gebruik schudden, om een uniforme suspensie te verkrijgen.
- Controleer vóór het optrekken van de suspensie op klonteren of korrelig beeld (agglomeratie). Een geagglomereerd product niet gebruiken.
- Na het optrekken direct toedienen, om bezinking in de spuit te voorkomen.
Bijwerkingen
Voeding en stofwisseling: natrium- en vochtretentie, hypokaliëmische alkalose, metabole acidose, dyslipidemie, toegenomen eetlust (wat kan leiden tot gewichtstoename), lipomatose, verlaagde glucosetolerantie (waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden).
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, neuropathische artropathie, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de achillespees), pijnaanvallen na injectie (na intra-articulaire, peri-articulaire en peesschede-injecties).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, darmperforatie, peritonitis, acute pancreatitis (bij hoge doses), oesofagitis, misselijkheid, braken, onaangename smaak in de mond, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik en diarree. Herhaalde puls-therapie met i.v.-methylprednisolon kan (meestal bij een aanvangsdosis van ≥ 1 gram per dag) hepatotoxiciteit, zoals acute hepatitis, veroorzaken.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, jeuk, hyper- of hypopigmentatie, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals angio-oedeem en urticaria, versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel).
Hart: hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten. Na snelle i.v.-toediening van hoge doses (> 0,5 g methylprednisolonnatriumsuccinaat in < 10 min) zijn hartaritmieën, circulatoire collaps en hartstilstand gemeld. Tevens kan bradycardie optreden, onafhankelijk van de infusiesnelheid of -duur.
Bloed en bloedvaten: leukocytose, trombotische voorvallen, longembolie, hypertensie, hypotensie, blozen.
Zenuwstelsel: epidurale lipomatose, intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen bij snel afbouwen van de behandeling, convulsies, amnesie, duizeligheid, vertigo, hoofdpijn.
Endocrien: menstruatiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte).
Oog: chorioretinopathie, cataract, glaucoom, exoftalmie, wazig zien. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.
Psychisch: verwardheid, prikkelbaarheid, depressie, euforie, slapeloosheid, angst, gedragsstoornissen, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen, psychose, zelfmoordgedachten. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren.
Onderzoeken: verlaagde glucosetolerantie, daling kalium in bloed, stijging calcium in urine, stijging van ASAT, ALAT, AF en ureum in bloed.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Geneesmiddelenovergevoeligheid, anafylactische en anafylactoïde reactie. Hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces, perifeer oedeem, vermoeidheid, malaise. Feochromocytoomcrisis.
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een abstinentiesyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Bijwerkingen
Na intramusculaire, intra-articulaire en intrabursale toediening: Vaak (1–10%): (opportunistische) infectie. Hoofdpijn. Cataract.
Soms (0,1–1%): maskering van infectie. Anafylactoïde reactie. Menstruatiestoornissen, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen. Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte). Natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, (inadequate controle van) diabetes mellitus. Verergering van reeds bestaande psychiatrische aandoeningen en stemmingsveranderingen, euforie, depressie, slapeloosheid, psychotische stoornissen. Benigne intracraniële hypertensie (vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking), convulsies, vertigo. Verhoogde oogdruk, glaucoom, exophthalmus, corneaperforatie. Trombo-embolie, tromboflebitis, necrotiserende vasculitis. Ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid, opgezette buik. Vertraagde wondgenezing, huidatrofie, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, hyperhidrose, verminderde respons bij huidtesten, hirsutisme, acne, cutane lupus erythematodes, allergische reacties zoals urticaria. Spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, vertraagd herstel van botfracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen). Syncope, vermoeidheid. Hyperglykemie, glucosurie, afgenomen koolhydraattolerantie, negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak.
Verder zijn gemeld: sepsis. Leukocytose, verlaagde eosinofielen-, lymfocyten- en monocytentelling. Steroïd-geïnduceerde diabetes mellitus. Angst. Peesbreuk. Centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien, verminderd gezichtsvermogen.
Na intra-articulaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): irritatie op de injectieplaats, pijn, paresthesie, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, Charcot-achtige artropathie, toename van de klachten van het gewricht.
Na intradermale toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): blindheid, samengaand met intralaesionale behandeling rond het gezicht en hoofd, voorbijgaande lokale klachten, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie.
Na intramusculaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): pijn, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie, Charcot-achtige artropathie.
Interacties
- Toediening van levende of verzwakt levende vaccins bij gebruik van een immunosuppressieve dosering in de voorgaande drie maanden is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief;
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïd-dosering zo nodig bijstellen;
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, HIV-proteaseremmers, claritromycine, erytromycine, itraconazol, ketoconazol, grapefruit-/pompelmoessap), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden;
- Wees voorzichtig bij combinatie met cyclofosfamide en tacrolimus;
- (Fos)aprepitant kan de blootstelling aan methylprednisolon verhogen;
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken;
- Hoge doses methylprednisolon en ciclosporine kunnen elkaars plasmaconcentratie verhogen; gelijktijdige toediening heeft geleid tot convulsies;
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren;
- Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica), amfotericine B, xanthinederivaten of β2-agonisten is er meer kans op hypokaliëmie;
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect;
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen;
- De respons op somatropine kan verminderen;
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen;
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe;
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Interacties
- Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, ritonavir, atazanavir, saquinavir, claritromycine, itraconazol, ketoconazol), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
- De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
Zwangerschap
Methylprednisolon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Kan worden gebruikt, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Zwangerschap
Triamcinolonacetonide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate (bij een orale dosis van max. 80 mg/dag).
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Bij intraveneus gebruik van 1 g/dag bij MS gedurende enkele dagen, de moedermelk tot 2–4 uur na het infuus afkolven en afvoeren. Bij gebruik van een hogere dosis corticosteroïd gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.
Overig: Door een injectie van een hoge dosering kan de borstvoeding afnemen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Kortdurend gebruik van een normale dosis is waarschijnlijk veilig. Vermijd langdurig gebruik vanwege het ontbreken van ervaring, de sterke werking en de hogere biologische beschikbaarheid.
Overig: Er zijn twee meldingen van een sterke afname van de borstvoeding na een hoge dosis triamcinolon in depotvorm.
Contra-indicaties
Systemische therapie
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
Lokale therapie
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Verder intrathecaal gebruik (Depo-Medrol en Solu-Medrol) en intraveneus gebruik (Depo-Medrol).
Contra-indicaties
Systemische therapie
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
I.m.-toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Lokale therapie
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles: verricht regelmatig oogheelkundig onderzoek bij langdurig gebruik, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Verricht ook routine laboratoriumtesten (zoals urineonderzoek, bloedglucose, bloeddruk, lichaamsgewicht en radiografie van de thorax). Controleer patiënten met bestaande cardiovasculaire risicofactoren extra op het ontstaan van bijwerkingen zoals dyslipidemie en hypertensie (vooral bij hoge doses en bij langdurig gebruik). Complicaties van de behandeling met glucocorticoïden zijn afhankelijk van de dosis en de behandelduur.
Het risico op fracturen neemt toe, vooral bij langdurig gebruik van hogere doseringen. Besteed aandacht aan leefstijladviezen en inname van voldoende calcium en vitamine D3. Medicatie ter preventie van fracturen is geïndiceerd bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis en de leeftijd. Zie de aanbevelingen in de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, module Medicatie voor fractuurpreventie bij glucocorticoïden (2022).
Onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie) kan optreden bij langdurige behandeling. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging van een snelwerkend corticosteroïd; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Tijdens gebruik bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Bij een bacteriële infectie zo mogelijk eerst de verwekker bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: gastro-intestinaal ulcuslijden in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), recente darmanastomosen, feochromocytoom, eerder door glucocorticoïd veroorzaakte myopathie, gestoorde leverfunctie, nierinsufficiëntie, hypothyroïdie, diabetes mellitus, hartfalen, trombo-embolische aandoeningen, osteoporose, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Glucocorticoïdbehandeling kan verschijnselen gerelateerd aan maag-darmaandoeningen, zoals een (peptisch) ulcus, perforatie, obstructie, pancreatitis of peritonitis, maskeren. Bij multiple sclerose is niet aangetoond dat corticosteroïden invloed hebben op de progressie van de ziekte. Wees voorzichtig bij systemische sclerose, omdat een verhoogde incidentie van sclerodermale niercrisis is waargenomen.
Thyrotoxische periodieke paralyse (TPP) kan optreden bij patiënten met hyperthyroïdie en met door methylprednisolon geïnduceerde hypokaliëmie. Bij verschijnselen van spierzwakte, vooral bij patiënten met hyperthyroïdie, kan sprake zijn van TPP. Als dit wordt vermoed, het kaliumgehalte in bloed onmiddellijk controleren en adequaat behandelen.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraparese, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Bij behandeling van hematologische maligniteiten (met of zonder andere chemotherapeutica) is tumorlysissyndroom (TLS) gemeld. Patiënten met veel kans op TLS nauwlettend controleren en passende voorzorgsmaatregelen nemen.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik, in verband met de groeiremmende werking van corticosteroïden.
Bij ouderen kunnen de gebruikelijke bijwerkingen van systemische corticosteroïden gepaard gaan met ernstiger gevolgen.
Systemische corticosteroïden zijn niet geïndiceerd voor behandeling van traumatisch hersenletsel. In meerdere onderzoekscentra is een toegenomen mortaliteit twee weken na toediening waargenomen, een causaal verband is echter niet vastgesteld.
Routinematige toepassing bij septische shock wordt niet aanbevolen, wegens een mogelijk verhoogde mortaliteit in bepaalde subgroepen van patiënten (met een verhoogd serumcreatininegehalte (> 2,0 mg/dl) of met een secundaire infectie). In geval van een gelijktijdige bijnierinsufficiëntie geldt een uitzondering; dan dient een adequate aanvullende dosis corticosteroïd te worden gegeven.
Bij lokale therapie kan een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken.
Waarschuwingen en voorzorgen
Onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie) kan optreden bij langdurige behandeling. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens of gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling, kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Glucocorticoïden in hoge doses kunnen de gevoeligheid voor infecties verhogen en kunnen bepaalde symptomen van een infectie maskeren; tevens kan lokalisatie van een infectie moeilijk zijn. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling.
Comorbiditeit: vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met kans op perforatie of pyogene infectie, recente darmanastomose, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, trombo-embolische aandoening, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, epilepsie, psychische stoornis in de voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose kan het glucocorticoïde effect versterkt zijn.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij visuele veranderingen, zoals wazig zien, een oogarts raadplegen. Cataract, glaucoom en centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na gebruik van corticosteroïden.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: vermijd te sterke opzwelling van het gewrichtskapsel en afzetting van het steroïd langs het naaldspoor, aangezien dit kan leiden tot subcutane atrofie. Na herhaalde injecties kan in sommige gevallen beschadiging van het gewrichtsweefsel en instabiliteit van het gewricht optreden; na-controle door middel van röntgenfoto's wordt aanbevolen. Waarschuw de patiënt om het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie, omdat anders verslechtering van het gewricht kan ontstaan. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Vermijd herhaalde injecties in ontstoken pezen in verband met de kans op peesruptuur.
Afgeraden toedieningsroutes: ernstige bijwerkingen aan het oog zijn gemeld bij intravitreale toediening. Meerdere gevallen van blindheid zijn gemeld na injectie in de neusholte en na intralaesionale toediening op het hoofd. Toediening via één van deze routes wordt afgeraden.
De intra-articulaire en intramusculaire injectie niet toepassen bij kinderen jonger dan 6 jaar, de intradermale injectie niet bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Hulpstoffen: benzylalcohol, in de suspensie voor injectie, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Corticosteroïd met sterk glucocorticoïde eigenschappen; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. De natriumsuccinaatverbinding (Solu-Medrol) wordt toegepast indien snel hoge bloedspiegels van methylprednisolon zijn vereist. De injectievloeistof met de slecht oplosbare acetaatverbinding (Depo-Medrol) heeft een vertraagde afgifte en daardoor een langdurige werking.
Kinetische gegevens
F | (oraal) ca. 82%. |
T max | 0,8 en 1 uur (na intraveneuze en intramusculaire toediening van Solu-Medrol), 4–8 uur (na intramusculaire en intra-articulaire toediening van Depo-Medrol). |
V d | 1,4 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door vnl. CYP3A4 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine (75% binnen 96 uur na i.v.-toediening). |
T 1/2el | 1,8–5,2 uur. |
Overig | biologische halfwaardetijd = 12–36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Heeft sterke aspecifieke anti–inflammatoire effecten. Het onderliggende werkingsmechanisme bij diverse aandoeningen is niet volledig bekend. Werkingsduur (analgesie en anti-inflammatoir): intra-articulair 2–4 weken.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam en compleet (i.m./lokaal). Na intra-articulaire toediening is na circa 6 dagen > 80% geabsorbeerd. |
T max | ca. 68 uur (i.m.) |
Metabolisering | uitgebreid, vnl. in de lever (hydroxylering). |
Eliminatie | met de urine, < 1% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 7 dagen (i.m.), ca. 5 dagen na intra-articulaire toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
methylprednisolon hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
triamcinolonacetonide (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- COPD, aanvalsbehandeling
- Reumatoïde artritis
- Tuberculose
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- clusterhoofdpijn
- colitis ulcerosa
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- psoriasis
- ziekte van Crohn
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- COPD, aanvalsbehandeling
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- psoriasis
- reumatoïde artritis
- ziekte van Crohn