Samenstelling
Targocid Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg
Beide met solvens 3 ml.
Teicoplanine Aanvullende monitoring Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 200 mg, 400 mg
Beide met solvens 3 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Xydalba (als hydrochloride) XGVS Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 500 mg
Na reconstitutie bevat elke ml 20 mg dalbavancine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Teicoplanine is een 'reserve' antimicrobieel middel. Toepassing ervan dient te worden gereserveerd voor de behandeling van infecties, veroorzaakt door meticilline-resistente stafylokokken-(MRS-)stammen.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Ga bij een cystitis bij mensen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica doorgaans aangewezen. De verwekker ervan bepaalt de keuze voor een antibioticum, zie tabel 9 van de SWAB-richtlijn CAP. Bij een onbekende verwekker bepaalt de ernst van de CAP, de initiële keuze van het antibioticum:
• bij een milde pneumonie bij volwassenen en kinderen is oraal amoxicilline eerste keus;
• behandel een matig-ernstige pneumonie bij voorkeur met intraveneus benzylpenicilline of amoxicilline;
• behandel een ernstige pneumonie op een verpleegafdeling met intraveneus cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim;
• geef bij een ernstige pneumonie op de IC intraveneus ciprofloxacine gecombineerd met cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim, óf monotherapie met intraveneus moxifloxacine.
Teicoplanine (met of zonder rifampicine) is derde keus als i.v.-therapie bij CAP veroorzaakt door MRSA.
De behandeling van een infectieuze endocarditis (IE) bestaat uit langdurige behandeling met i.v.-antibiotica. Teicoplanine heeft geen plaats in de behandeling van IE. Zie voor uitgebreide (keuze-)informatie de SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis. Zie voor de adviezen van de ESC ESC Guidelines for the management of endocarditis.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van bacteriële huidinfecties.
Indicaties
Parenteraal: behandeling van:
- gecompliceerde infecties van huid en weke delen;
- infecties van botten en gewrichten;
- pneumonie:
- buiten het ziekenhuis verworven; 'community-acquired' pneumonie (CAP);
- binnen het ziekenhuis verworven; 'hospital-acquired' pneumonie (HAP);
- gecompliceerde urineweginfecties;
- infectieuze endocarditis;
- peritonitis geassocieerd met chronische ambulante peritoneale dialyse (CAPD);
- bacteriëmie in samenhang met deze bovenstaande indicaties.
Oraal: als alternatieve behandeling van:
- door Clostridioides difficile-infectie geassocieerde diarree en (entero)colitis.
Teicoplanine kan met andere antibacteriële middelen gecombineerd worden.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van acute bacteriële infecties van de huid en huidstructuren bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt bij parenterale toepassing (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Teicoplanine van tdm-monografie.org (van NVZA, november 2016).
Streefwaarden voor de dalconcentratie (bij analyse d.m.v. FPIA) voor teicoplanine in het serum zijn op dag 3–5 en tijdens de onderhoudsfase:
- bij infecties van huid en weke delen, de urinewegen of een pneumonie: ≥ 15 mg/liter;
- bij bot- en gewrichtsinfecties, intensive care en brandwondenpatiënten: ≥ 20 mg/liter;
- bij infectieuze endocarditis: ≥ 30 mg/liter.
Controleer tijdens de onderhoudsfase de dalconcentratie ten minste 1×/week.
De behandelduur is afhankelijk van de klinische respons. Bij infectieuze endocarditis ten minste 21 dagen behandelen. De maximale behandelduur is 4 maanden.
Gecompliceerde infecties van huid en weke delen, gecompliceerde urineweginfecties en pneumonie
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
I.m.-/i.v.-injectie of i.v.-infusie: Oplaaddosis: 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 12 uur voor een totaal van 3 toedieningen.
Onderhoudsdosering: 6 mg/kg 1×/dag.
Infecties van botten en gewrichten, infectieuze endocarditis
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
I.v. (injectie of infusie): Oplaaddosis: 12 mg/kg lichaamsgewicht elke 12 uur voor een totaal van 3–5 toedieningen.
Onderhoudsdosering: i.m., i.v. of i.v. als infusie 12 mg/kg 1×/dag.
Diarree en colitis door Clostridioides difficile
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
Oraal: 100–200 mg 2×/dag gedurende 7–14 dagen. Voor deze orale toediening kan men de aangewezen hoeveelheid injectievloeistof gebruiken.
Infecties bij kinderen < 12 jaar
Kinderen van 2 maanden tot 12 jaar
I.v.-infusie: Oplaaddosis: 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 12 uur, voor een totaal van 3 toedieningen.
Onderhoudsdosering: 6–10 mg/kg 1×/dag. Toedienen via een 30 minuten durende infusie.
Kinderen 0–2 mnd.
I.v.-infusie: Oplaaddosis: één enkele dosis van 16 mg/kg lichaamsgewicht op de eerste dag.
Onderhoudsdosering: 8 mg/kg 1×/dag. Toedienen via een 30 minuten durende infusie.
Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant, voor volwassenen:
- bij een creatinineklaring van 30–80 ml/min: halveer op de vierde behandeldag de onderhoudsdosis en geef deze eenmaaldaags óf dien de (gehele) onderhoudsdosis om de 2 dagen toe.
- bij een creatinineklaring < 30 ml/min en bij hemodialyse: geef op de vierde behandeldag ⅓ van de gebruikelijke dosis (passend bij de indicatie) en dien deze eenmaaldaags toe, óf dien de initiële eenheidsdosis om de 3 dagen toe. Teicoplanine wordt niet verwijderd door hemodialyse.
- Let op dat deze informatie kan verschillen van andere bronnen, zoals de SWAB-pagina over teicoplanine.
Toediening
- Als i.v.-injectie in 3–5 min toedienen; als i.v.-infusie in 30 minuten toedienen. De aan de toediening gerelateerde infusiereacties, zoals het 'red man syndrome' kunnen worden beperkt als gekozen wordt voor infusie in plaats van injectie;
- Niet intraventriculair toedienen;
- Teicoplanine en aminoglycoside-oplossingen zijn onverenigbaar, meng ze daarom niet voor injectie. Zij zijn echter wel verenigbaar in dialysevloeistof.
Doseringen
Acute bacteriële infecties van de huid en huidstructuren
Volwassenen (incl. ouderen)
Intraveneus: 1500 mg als één enkelvoudige i.v. infusie van 1500 mg óf als één i.v.-infusie van 1000 mg welke 1 week later wordt gevolgd door i.v. infusie van 500 mg.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring < 30 ml/min zónder regelmatige hemodialyse de dosis reduceren tot een enkelvoudige i.v. infusie van 1000 mg óf als één i.v. infusie van 750 mg welke 1 week later gevolgd wordt door i.v. infusie van 375 mg. Bij een lichte of matig ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 tot 79 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Ook bij patiënten die regelmatig hemodialyse ondergaan (3×/week) is geen dosisaanpassing nodig en kan dalbavancine worden toegediend zonder rekening te houden met het tijdstip van de hemodialyse.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-6) is geen dosisaanpassing nodig, bij een matig-ernstige of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7-15) voorzichtig toepassen, er zijn geen gegevens beschikbaar om de juiste dosering te bepalen; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter Onderzoeksgegevens en ervaring.
Toediening
- Het poeder reconstitueren volgens aanwijzingen van de fabrikant en verder verdunnen met 5% glucose-oplossing.
- Het infuus intraveneus toedienen gedurende 30 minuten.
- Niet mengen met andere geneesmiddelen of intraveneuze oplossingen. Mengen met natriumchloride-oplossing veroorzaakt precipitatie. Indien dezelfde intraveneuze lijn wordt gebruikt om andere geneesmiddelen toe te dienen, de lijn vóór én na infusie van dalbavancine spoelen met 5% glucose-oplossing.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): koorts, pijn. Erytheem, huiduitslag, jeuk.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie. Bronchospasme. Duizeligheid, hoofdpijn. Gehoorverlies, doofheid, tinnitus, vestibulaire aandoening. Misselijkheid, braken, diarree. Flebitis. Afwijkende bloedwaarden van transaminasen, alkalische fosfatase en creatinine. Leukopenie, trombocytopenie, eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): abces. 'Red man syndrome' (symptomencomplex met erytheem, jeuk, urticaria, angio-oedeem, hypotensie, tachycardie en dyspneu).
Verder zijn gemeld: convulsies. Anafylactische shock, angio-oedeem, urticaria, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom), exfoliatieve dermatitis, toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS). Superinfectie (overgroei van niet-gevoelige micro-organismen). (Acuut) nierfalen. Koude rillingen (rigor). Neutropenie, agranulocytose, pancytopenie. Tromboflebitis. Abces op de injectieplaats.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, diarree.
Soms (0,1-1%): hoesten. Reacties gerelateerd aan de infusie. Blozen of roodheid, flebitis. Orale candidiasis, dyspepsie, braken, obstipatie, (onder)buikpijn, colitis door Clostridioides difficile. Verminderde eetlust. Smaakstoornis, duizeligheid. Slapeloosheid. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Vulvovaginale jeuk. Schimmelinfecties zoals een vulvovaginale schimmelinfectie, urineweginfectie. Anemie, leukopenie, neutropenie, eosinofilie, trombocytose. Verhoogde waarden van: ASAT, ALAT, LDH, AF, γGT, urinezuur. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Bronchospasme.
Verder is bij andere glycopeptiden gemeld: ototoxiciteit.
Interacties
Wees voorzichtig met comedicatie die ototoxisch en/of nefrotoxisch is zoals aminoglycosiden, amfotericine B, colistine, foscarnet, ganciclovir, ciclosporine, cisplatine en furosemide; controleer hierbij regelmatig de nier- en leverfunctie en het bloedbeeld. Evalueer voor- en nadelen van de behandeling met teicoplanine als het gehoor afneemt.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met ototoxische geneesmiddelen (bv. aminoglycosiden, cisplatine, lisdiuretica), omdat bij andere glycopeptiden ototoxiciteit is gemeld.
Dalbavancine is in vitro geen substraat voor of remmer of inductor van CYP-enzymen. Het is onbekend of dalbavancine substraat is voor geneesmiddeltransporters, of dat het zelf transporters kan remmen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren alleen schadelijk gebleken bij zeer hoge doses (foetale en neonatale mortaliteit).
Farmacologisch effect: Kans op schade aan het binnenoor en de nieren bij de foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Onvoldoende gegevens. Er is één case report bekend over gebruik van dalbavancine tijdens de (late) zwangerschap. Er werd een gezond kind geboren. In dierproeven in supratherapeutische doseringen geen bewijs van misvormende effecten. Er is wel een verhoogde incidentie van embryo-sterfte, verlaging van foetaal gewicht, verminderde botontwikkeling, toegenomen neonatale sterfte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Een casus beschrijft geen nadelige effecten bij een zuigeling van ruim 7 weken oud. Teicoplanine wordt nauwelijks opgenomen vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling. Een nadelig (systemisch) effect bij de zuigeling is niet te verwachten, maar kan niet geheel worden uitgesloten. In theorie kan beïnvloeding van de darmflora van de zuigeling optreden, dit leidt hooguit tot diarree.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Dalbavancine wordt oraal niet goed geabsorbeerd, het is echter niet uitgesloten dat de mond-, maag- of darmflora van de zuigeling beïnvloed wordt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden. Na het staken van de behandeling duurt het ten minste ca. 77 dagen voordat het geneesmiddel uit het lichaam is geëlimineerd.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen absolute contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisresistentie is mogelijk tussen teicoplanine en de glycopeptide vancomycine, zie rubriek Eigenschappen. Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor vancomycine in de voorgeschiedenis, omdat ook kruisovergevoeligheid kan bestaan.
Periodiek bloedonderzoek wordt aanbevolen tijdens de behandeling, incl. het volledige bloedbeeld.
Nefrotoxiciteit en nierfalen zijn gemeld. Controleer de nierfunctie als die verminderd is, bij het hoge oplaaddosisregime, bij gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen (zie rubriek Interacties), samen of opeenvolgend. Verricht dan ook gehoortesten (zie hieronder). Pas de dosering aan bij een verminderde nierfunctie, omdat teicoplanine renaal wordt uitgescheiden, zie rubriek Doseringen.
Ototoxiciteit is gemeld. Beoordeel en controleer de patiënt bij symptomen van een gehoorstoornis (doofheid en tinnitus) of een stoornis van het binnenoor, vooral bij langdurige behandeling en bij een verminderde nierfunctie. Controleer ook bij gebruik, samen of opeenvolgend, met geneesmiddelen met nefro-/neuro-/ototoxisch potentieel (zie rubriek Interacties). Evalueer de voor- en nadelen van teicoplanine als het gehoor afneemt.
Bij optreden van de eerste tekenen van ernstige bulleuze reacties, zoals progressieve huiduitslag met blaarvorming of mucosale laesies, de behandeling onmiddellijk staken.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: voorzichtig zijn bij overgevoeligheid voor andere glycopeptiden omdat kruisovergevoeligheid mogelijk is. Indien een allergische reactie optreedt de toediening staken en een passende behandeling instellen.
‘Red man syndrome’: bij te snelle infusie van glycopeptide-antibiotica kan histamine vrijkomen, met rood worden van het gezicht, de hals en het bovenste gedeelte van de romp, een diffuus brandend gevoel, jeuk, onwel voelen, duizeligheid, agitatie, hoofdpijn, koorts, rillingen, paresthesie rond de mond, hypotensie, tachycardie, dyspneu, angio-oedeem. Bij langzamer toedienen of staken van het infuus verdwijnen deze reacties.
Bij diarree: houd rekening met antibiotica-geassocieerde colitis en pseudomembraneuze colitis als de patiënt tijdens of na de behandeling ernstige en aanhoudende diarree heeft; in dergelijke gevallen de behandeling staken (indien nog een tweede dosis staat gepland) en overweeg specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile.
Bij menginfecties is mogelijk tevens een antibioticum tegen Gram-negatieve bacteriën noodzakelijk.
Onderzoeksgegevens en ervaring: in de grootste klinische onderzoeken was het gebruik beperkt tot de indicaties cellulitis/erysipelas (wondroos), abcessen en wondinfecties. Er zijn weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij meer dan 2 doses (met 1 week ertussen). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij ernstig immuungecompromitteerde patiënten. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 jaar). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zonder hemodialyse. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een matig-ernstige of ernstig verminderde leverfunctie (Child-Pughscore 7-15); de blootstelling aan dalbavancine is 28–31% lager, het is onbekend hoe klinisch relevant dit is.
Overdosering
Therapie
Teicoplanine kan niet via hemodialyse worden verwijderd en slechts langzaam door peritoneale dialyse.
Neem voor meer informatie over een overdosering teicoplanine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Bij doseringen tot 4500 mg cumulatief is geen toxiciteit waargenomen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met dalbavancine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Teicoplanine is een glycopeptide-antibacterieel middel met een doorgaans bactericide werking. Het remt de peptidoglycaansynthese door specifieke binding aan het D-alanyl-D-alanine-uiteinde van de peptidoglycaanpolymeren. Hiermee verstoort het de biosynthese van de bacteriële celwand op een andere manier dan bv. de β-lactamantibiotica.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Aeroob Gram-positief: Corynebacterium jeikeium, Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus (ook meticilline-resistente stammen; 'MRSA'), Streptococcus agalactiae (groep B-streptokok), Streptococcus dysgalactiae (subsp. equisimilis), Groep C en G streptokokken, Streptococcus pneumoniae, Streptococcus pyogenes (groep A-streptokok), streptokokken van de Viridans-groep.
- Anaeroob Gram-positief: Clostridioides difficile en Peptostreptococcus spp.
(Verworven) resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-positief: Enterococcus faecium, sommige coagulase-negatieve stafylokokken (CNS) zoals Staphylococcus epidermidis, Staphylococcus haemolyticus en Staphylococcus hominis.
Inherent resistent zijn:
- Alle Gram-negatieve bacteriën;
- Overig: Chlamydia spp., Chlamydophila spp., Legionella pneumophila en Mycoplasma spp.
Kruisresistentie tussen teicoplanine en andere glycopeptiden komt vaak voor, het meest bij vancomycine-resistente enterokokken (VRE). Het berust op het verkrijgen van verschillende 'Van' gencomplexen, namelijk Van(=vancomycine)A, VanB tot VanE, en VanG. VRE-type VanB-stammen zijn resistent tegen vancomycine, maar nog wel gevoelig voor teicoplanine en dalbavancine. VanC-, VanE- en VanG-stammen zijn resistent tegen lage concentraties vancomycine, maar nog enigszins gevoelig voor teicoplanine. VanA-stammen zijn resistent tegen hoge concentraties van de glycopeptiden. VanD-stammen zijn soms resistent tegen teicoplanine.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal: slecht. |
F | i.m. ca. 90%. |
T max | i.m. ca. 2 uur. |
Eiwitbinding | ca. 90%, vnl. aan albumine. |
V d | ca. 0,9 (0,7–1,6) l/kg. |
Overig | De hoogste concentraties worden bereikt in longen, het myocard en in botweefsel met een verhouding weefsel/serum > 1. De verhouding weefsel/serum is 0,5–1 in blaarvocht, synoviaal - en peritoneaal vocht, en 0,2–0,5 in pleuraal vocht en (subcutaan) vetweefsel. Teicoplanine dringt slecht door in het cerebrospinale vocht. |
Metabolisering | gering (2–3% van de toegediende dosis), waarschijnlijk door hydroxylering, tot twee metabolieten. |
Eliminatie | vnl. onveranderd met de urine, door glomerulaire filtratie. Circa 2,7% via de gal. Niet door hemodialyse, slechts langzaam door peritoneale dialyse. Na orale inname ca. 45% onveranderd met de feces. |
T 1/2el | 100–170 uur bij volwassenen, verlengd bij een verminderde nierfunctie, verkort bij kinderen; ca. 58 uur bij kinderen (gem. 8 jaar oud), 40 uur bij neonaten. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bactericide lipoglycopeptide antibioticum. Dalbavancine remt de bacteriële celwandsynthese door verhindering van de crosslinking van disacharide subunits met als gevolg bacteriële celdood. Het smalle werkingsspectrum omvat Gram-positieve aerobe en anaerobe micro-organismen.
De werkzaamheid is aangetoond in klinische studies, bij de volgende pathogenen die in vitro gevoelig waren: Staphylococcus aureus (incl. methicilline-resistente stammen; 'MRSA'), Streptococcus pyogenes, Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae, Streptococcus anginosus-groep (incl. S. anginosus, S. intermedius, S. constellatus). Resistentie tegen dalbavancine in Staphylococcus en Enterococcus spp. wordt gemedieerd door VanA, een genotype dat leidt tot modificatie van het doelpeptide. Op basis van in vitro-studies wordt de activiteit van dalbavancine niet beïnvloed door andere klassen van vancomycineresistente genen.
De klinische effectiviteit is niet vastgesteld bij de volgende pathogenen, hoewel zij in vitro gevoelig kunnen zijn (als er geen sprake is van een verworven resistentiemechanisme): groep G streptokokken, Clostridium perfringens, Peptostreptococcus spp.
Inherent resistent zijn: Gram-negatieve bacteriën.
Kinetische gegevens
V d | gelijk aan volume aan extracellulaire vloeistof; ca. 0,24 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 93% (reversibel, vnl. aan albumine). |
Overig | de AUC in vochtblazen in de huid is ca. 60% van de AUCplasma op dag 7 na toediening van een dosis. |
Metabolisering | tot hydroxy-dalbavancine en mannosyl aglycon, beide hebben significant minder antibacteriële activiteit dan dalbavancine. De metabolische routes verantwoordelijk voor de vorming van deze metabolieten zijn niet geïdentifieerd. |
Eliminatie | met de urine (ca. 19-33% onveranderd, 8-12% als hydroxy-dalbavancine) en met de feces (ca. 20%). Na 3 uur hemodialyse wordt < 6% van de toegediende dosis geëlimineerd. |
T 1/2el | ca. 372 uur (= 15,5 dag; bereik 333-405 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
teicoplanine hoort bij de groep glycopeptiden.
Groepsinformatie
dalbavancine hoort bij de groep glycopeptiden.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- endocarditis
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)