Samenstelling
Topamax Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 100 mg, 200 mg
- Toedieningsvorm
- Capsule 'Sprinkle'
- Sterkte
- 15 mg, 25 mg, 50 mg
Topiramaat Aanvullende monitoring Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg, 50 mg, 100 mg, 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Sabril Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor drank
- Sterkte
- 500 mg
- Verpakkingsvorm
- sachet
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij focale (voorheen partiële) epilepsie heeft als onderhoudsbehandeling lamotrigine de voorkeur. Lacosamide en levetiracetam zijn geschikte alternatieven. Op basis van patiëntkenmerken kunnen carbamazepine, oxcarbazepine, topiramaat, valproïnezuur of zonisamide worden overwogen. Kies als adjuvante behandeling bij voorkeur een van de volgende middelen: brivaracetam, carbamazepine, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, oxcarbazepine, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Geef bij epileptische aanvallen met een gegeneraliseerd begin valproïnezuur (voorkeur), lamotrigine, levetiracetam of evt. topiramaat als monotherapie. Bij gegeneraliseerde aanvallen met myoklonieën geen lamotrigine geven. Kies bij falen van monotherapie als adjuvante behandeling een van de volgende middelen: brivaracetam, clobazam, lacosamide, lamotrigine, levetiracetam, perampanel, topiramaat of valproïnezuur. Geef bij voorkeur middelen met een verschillend werkingsmechanisme.
Start bij patiënten met aanvallen met een onbekend begin met lamotrigine, levetiracetam of valproïnezuur. Kies in tweede instantie voor clobazam of topiramaat. Overweeg verwijzing naar de derde lijn voor een juiste classificatie na falen van twee anti-epileptica.
Bij juveniele myoclonus epilepsie bij jongens is een lage dosis valproïnezuur het middel van eerste keus als onderhoudsbehandeling. Combineer bij onvoldoende effect valproïnezuur met levetiracetam. Bij meisjes heeft monotherapie met lamotrigine, levetiracetam of topiramaat de voorkeur. Combineer bij onvoldoende effect het middel van eerste keus met levetiracetam.
Topiramaat komt bij vruchtbare meisjes en vrouwen alleen in aanmerking, als andere behandelingen niet effectief zijn of niet worden verdragen. Schrijf topiramaat bij vruchtbare vrouwen alleen voor in combinatie met effectieve anticonceptie.
Als profylaxe van episodische migraine zijn metoprolol en candesartan (offlabel) middelen van eerste keus. Vervolgens komt amitriptyline als alternatief in aanmerking en in de tweedelijnszorg ook de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel). Bij profylaxe van chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Herevalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine, met topiramaat of valproïnezuur (in de tweedelijnszorg).
Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven. Bij onvoldoende effect van verapamil kan bij clusterhoofdpijn als onderhoudsbehandeling lithium (offlabel) of topiramaat (offlabel) gegeven worden.
Offlabel: Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken. Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol. Stap bij terugvalpreventie (bij abstinentie of minder drinken) en onvoldoende effect van de eerstekeusmiddelen over op topiramaat (offlabel).
Advies
Vigabatrine is als adjuvans bij focale (voorheen partiële) epilepsie één van de laatste therapeutische opties, omdat het minder veilig is en minder goed wordt verdragen dan andere anti-epileptica. Het gebruik is beperkt vanwege de kans op (irreversibele) gezichtsvelddefecten en de gezichtsveldcontroles die nodig zijn vóór en tijdens het gebruik. Ondanks de gezichtsvelddefecten wordt vigabatrine beschouwd als een eerstekeusmiddel bij het syndroom van West. Vigabatrine dient daarom slechts te worden voorgeschreven door, of op aanwijzing van een gespecialiseerde arts met ervaring in het betreffende indicatiegebied en onder begeleiding van een oogarts.
Indicaties
- Epilepsie:
- monotherapie bij volwassenen en kinderen > 6 jaar bij focale (voorheen partiële) aanvallen van epilepsie met of zonder secundaire gegeneraliseerde aanvallen en primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen;
- adjuvante therapie bij kinderen van 2 jaar en ouder en volwassenen met focale aanvallen met of zonder secundaire generalisatie of met primair gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen en voor de behandeling van aanvallen die samenhangen met het Lennox-Gastautsyndroom.
- Migraineprofylaxe:
- bij volwassenen na zorgvuldige evaluatie van mogelijke alternatieve behandelingsopties.
- Offlabel: Profylaxe clusterhoofdpijn.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Als adjuvans bij resistente, focale (voorheen partiële) epilepsie, met en zonder gegeneraliseerde insulten indien andere gangbare combinatiebehandelingen onvoldoende effect teweegbrengen of niet worden verdragen;
- Als monotherapie bij de behandeling van infantiele spasmen (syndroom van West).
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Topiramaat van tdm-monografie.org.
Adjuvante therapie bij epilepsie
Volwassenen
Begindosering: 25–50 mg 's avonds gedurende 1 week. Op geleide van het klinisch beeld zo nodig elke 1–2 weken de dosis met 25–50 mg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften; soms volstaat inname 1×/dag. Minimaal effectieve dosis is 200 mg/dag.
Onderhoudsdosering gewoonlijk 200–400 mg/dag in twee doses.
Kinderen > 2 jaar
1–3 mg/kg lichaamsgewicht 's avonds gedurende de eerste week. Op geleide van het klinisch beeld elke 1–2 weken de dosis met 1–3 mg/kg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen streefdosis is 5–9 mg/kg/dag verdeeld over twee giften. Doseringen tot 30 mg/kg/dag zijn onderzocht en werden doorgaans goed verdragen.
Monotherapie epilepsie
Volwassenen
Begindosering: 25 mg 's avonds gedurende 1 week, vervolgens de dosis om de 1–2 weken met 25–50 mg verhogen op geleide van het klinisch resultaat, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen dosering: 100–200 mg/dag verdeeld over twee giften, max. 500 mg per dag in twee giften. Bij refractaire vormen van epilepsie wordt soms 1000 mg/dag verdragen.
Kinderen > 6 jaar
0,5 mg/kg lichaamsgewicht 's avonds gedurende de eerste week. Op geleide van het klinisch beeld elke 1–2 weken de dosis met 0,5–1 mg/kg verhogen, waarbij de dosering wordt verdeeld over twee giften. Aanbevolen streefdosis is 100 mg/dag of 2 mg/kg/dag.
Migraineprofylaxe
Volwassenen
Begindosering: 25 mg elke avond gedurende 1 week, vervolgens de dosis elke week op geleide van het klinische effect verhogen met 25 mg/dag tot een onderhoudsdosering van 100 mg/dag verdeeld over twee giften; als de patiënt dit titratieschema niet verdraagt langere intervallen tussen de verhogingen aanhouden. Voor sommige patiënten is een onderhoudsdosering van 50 mg/dag voldoende, anderen hebben tot 200 mg/dag ontvangen.
Offlabel: Profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn: Algemene inleiding (2023): 50 mg 2×/dag; max. 200 mg/dag.
Bij staken van de therapie: de dosering geleidelijk afbouwen: bij epilepsie is bij volwassenen ervaring met vermindering van de dagdosis met 50–100 mg per week en bij gebruik als migraineprofylaxe in doseringen tot 100 mg per dag met afbouwen met 25–50 mg per week.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden: Overweeg een alternatieve behandeloptie. Evalueer ten minste 1×/jaar de noodzaak om met topiramaat te behandelen.
Verminderde nierfunctie (creatinine klaring ≤ 70 ml/min): de helft van de gebruikelijke start- en onderhoudsdosering geven.
In geval van dialyse dient de dosis te worden aangepast: topiramaat wordt door hemodialyse uit het plasma verwijderd. De aanvullende dosis is ongeveer de helft van de dagelijkse dosis; deze wordt in verdeelde doses aan het begin en na dialyse gegeven.
Verminderde leverfunctie: wees voorzichtig bij matige tot ernstige leverinsufficiëntie, vanwege een verminderde klaring.
Toediening: de tabletten niet breken. De capsules óf heel doorslikken óf openmaken en de inhoud (granulaat) met zacht voedsel doorslikken, zonder kauwen.
Doseringen
De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld om het innemen makkelijker te maken, niet voor verdeling in gelijke doses.
Als adjuvans bij focale epilepsie
Volwassenen
Begindosering 1 g/dag, op geleide van het klinisch effect wekelijks met 0,5 g verhogen tot bevredigend resultaat optreedt (2–3 g per dag in 1–2 doses); max. 3 g per dag.
Kinderen
Begindosering 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag, op geleide van klinisch effect oplopend tot 80 mg/kg per dag: lichaamsgewicht 10–15 kg: 0,5–1 g/dag; 15–30 kg: 1–1,5 g/dag; 30–50 kg: 1,5–3 g/dag; > 50 kg: 2–3 g/dag. De hoogste dosis per categorie niet overschrijden.
Monotherapie bij kinderen met het syndroom van West
Startdosis van 50 mg/kg per dag; indien nodig over een periode van 7 dagen titreren; doses tot 150 mg/kg/dag werden goed verdragen.
Bij ouderen (> 65 jaar): Wees voorzichtig; zie ook onder nierfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: Overweeg bij een creatinineklaring < 60 ml/min) verlaging van de dosering of innamefrequentie en controleer op bijwerkingen.
Toediening: De sachets opgelost in water, melk of vruchtensap vóór of na de maaltijd innemen.
Bijwerkingen
Bij snelle titratie en hoge begindosering kunnen meer bijwerkingen optreden.
Zeer vaak (> 10%): gewichtsverlies, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie, slaperigheid, misselijkheid, diarree, nasofaryngitis, depressie.
Vaak (1-10%): toegenomen gewicht, anemie, amnesie, cognitieve problemen, nystagmus, smaakveranderingen, tremor, convulsie, psychomotorische vertraging, coördinatiestoornis, sedatie, hypersensitiviteit, moeilijk op woorden kunnen komen, verwardheid, agitatie, angst, stemmingswisselingen, agressie, hoofdpijn, dubbelzien, visusstoornis, vertigo, tinnitus, oorpijn, epistaxis, dyspneu, rinorroe, hoesten, braken, obstipatie, buikpijn, gastritis, droge mond, nefrolithiase, pollakisurie, dysurie, nefrocalcinose, alopecia, jeuk, huiduitslag, spierspasmen, -pijn, gewrichtspijn, anorexie, koorts, asthenie, botpijn, allergische reactie, purpura.
Soms (0,1-1%): kristallen in urine, stijging van leverenzymwaarden, bradycardie, hartkloppingen, leukopenie, trombocytopenie, lymfadenopathie, eosinofilie, spraakstoornis, kwijlen, afasie, hypersomnie, perifere neuropathie, dystonie, droog oog, fotofobie, blefarospasme, toegenomen traanvorming, doofheid, pancreatitis, bloedend tandvlees, urine-incontinentie, anhidrose, gelaatzwelling, gewrichtszwelling, metabole acidose, hypokaliëmie, (orthostatische) hypotensie, hyperthermie, dorst, erectiestoornis, seksuele disfunctie, hallucinaties, psychotische symptomen, zelfmoordneiging, -poging, -gedachten, apathie, euforie, hypokinesie, stupor, folliculitis.
Zelden (0,01-0,1%): verlaagde serumbicarbonaatspiegel, neutropenie, hyperchloremische acidose, hyperammoniëmie, hyperammoniëmische encefalopathie, hyperesthesie, tijdelijke (nacht)blindheid, glaucoom, flikkerscotoom, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme, Raynaudfenomeen, hepatitis, leverfalen, (hypo)manie, paniekstoornis.
Verder: allergisch oedeem, gesloten-kamerhoekglaucoom, maculopathie, gestoorde oogbeweging, conjunctivaal oedeem, uveïtis, toxische epidermale necrolyse.
Bijwerkingen die bij kinderen vaker (≥ 2×) zijn gemeld dan bij volwassenen: veranderde eetlust, hyperchloremische acidose, hypokaliëmie, afwijkend gedrag, agressie, apathie, slaapstoornissen, suïcidaal gedrag, aandachtsstoornis, lethargie, toegenomen traanvorming, sinusbradycardie, gestoorde gang.
Bijwerkingen die alleen bij kinderen zijn gemeld: eosinofilie, psychomotorische hyperactiviteit, vertigo, braken, hyperthermie, koorts, moeite met leren.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, artralgie, moeheid; het sederend effect neemt af in de loop van de therapie. Opwinding en excitatie (bij kinderen). Asymptomatische gezichtsvelddefecten (een concentrische vernauwing van het gezichtsveld van beide ogen, bij ca. 33%, vaak irreversibel, kan optreden na maanden tot jaren na het begin van de behandeling).
Vaak (1-10%): anemie, opwinding, agressie, nervositeit, depressieve verschijnselen, paranoïde reacties, slapeloosheid, spraakstoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, paresthesie, concentratie- en geheugenstoornissen, verwardheid, tremoren, misselijkheid, braken, buikpijn, alopecia, wazig zien, dubbelzien, nystagmus, gewichtstoename, oedeem.
Soms (0,1-1%): ataxie, (hypo)manie, psychose, uitslag.
Zelden (0,01-0,1%): zelfmoordpoging, symptomen van encefalopathie (zoals sedatie, stupor en verwardheid, met een niet-specifieke vertraging van het EEG-ritme), retina-afwijkingen (zoals perifere retina-atrofie), angio-oedeem, urticaria.
Zeer zelden (< 0,01%): hallucinaties, neuritis optica, opticusatrofie, leverreacties (hepatitis).
Verder zijn gemeld: afwijkingen op MRI-scans van de hersenen; intramyelinisch oedeem (met name bij jonge kinderen met infantiele spasmen); bewegingsstoornissen (als dystonie, dyskinesie en hypertonie) al dan niet in verband met afwijkingen op de MRI-scan. Verminderde gezichtsscherpte. Convulsies kunnen voorkomen.
Interacties
Het veroorzaakt enzyminductie via β-oxidatie en -remming via CYP2C19. Verder is het een zwakke enzyminductor van CYP3A4.
Fenytoïne en carbamazepine kunnen de plasmaspiegel van topiramaat doen dalen; staken of toevoeging van deze middelen vraagt aanpassing van de dosering van topiramaat.
Gelijktijdig gebruik met valproïnezuur is in verband gebracht met hyperammoniëmie met of zonder encefalopathie en met hypothermie (< 35°C) met en zonder hyperammoniëmie.
In combinatie met digoxine dient de digoxineserumspiegel zorgvuldig te worden vervolgd.
In uitzonderlijke gevallen kan het de spiegel van fenytoïne verhogen.
Orale anticonceptiva: Topiramaat verhoogt dosisafhankelijk (vanaf doses van 200 mg/dag) de uitscheiding van ethinylestradiol, waardoor de betrouwbaarheid van anticonceptiva (pil, vaginale ring, anticonceptiepleister) kan afnemen; volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn (2023) is er boven de 100 mg al een interactie met orale anticonceptie. De NVN-richtlijn Epilepsie adviseert voor betrouwbare anticonceptie, bij gebruik van een CYP3A4-enzyminducerend anti-epilepticum, bij voorkeur een levonorgestrelbevattend spiraaltje of een koperhoudend spiraaltje.
Door de remming van CYP2C19 kan het theoretisch een interactie geven met bijvoorbeeld imipramine, diazepam, moclobemide, omeprazol en proguanil. Het kan de opname van pioglitazon verlagen en die van nortriptyline verhogen. Hydrochloorthiazide verhoogt de opname met 30%. Bij gelijktijdig gebruik kan het de systemische blootstelling aan risperidon en glibenclamide verminderen. Hoge doses topiramaat kunnen de systemische blootstelling van lithium verhogen; in combinatie met lithium de lithiumspiegel vervolgen. Toevoeging van diltiazem kan de AUC van topiramaat met 20% doen toenemen.
Interacties
Vigabatrine heeft geen invloed op leverenzymen. De plasmaconcentratie van fenytoïne kan afnemen met circa 20%, waarschijnlijk zonder klinische betekenis.
Toevoeging aan een bestaande therapie met anti-epileptica (als clonazepam) kan leiden tot versterking van de bijwerkingen van het centrale zenuwstelsel.
Vermijd gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die toxisch zijn voor de retina.
Zwangerschap
Topiramaat passeert de placenta; de concentratie in bloed uit de navelstreng is vergelijkbaar met die in bloed van de moeder.
Teratogenese: Topiramaat is teratogeen. Na gebruik van monotherapie in het 1e trimester is meer kans op aangeboren afwijkingen (gespleten lip/gehemelte, hypospadie en afwijkingen bij diverse lichaamsystemen); gemeld is dat het risico dosisafhankelijk is. In één register was de incidentie ernstige congenitale afwijkingen driemaal zo hoog, vergeleken met een referentiegroep die geen anti-epileptica gebruikte.
Farmacologisch effect: Bij pasgeborenen: meer kans op neurologische ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme, ADHD of een verstandelijke beperking. Een hogere prevalentie van een laag geboortegewicht (< 2500 g); een verhoogde prevalentie van een laag gewicht voor de zwangerschapsduur ('small for gestational age'). Topiramaat kan vitamine K-deficiëntie geven waardoor stollingsstoornissen bij de pasgeborene kunnen optreden.
Advies: Het gebruik tijdens de zwangerschap voor migraineprofylaxe is gecontra-indiceerd. Bij epilepsie is gebruik gecontra-indiceerd tenzij er geen geschikte alternatieve behandeling is. Indien de behandeling wordt voortgezet, bij voorkeur als monotherapie en bij toediening in het 1e trimester zorgvuldige prenatale monitoring uitvoeren. Zorg voor foliumzuursuppletie; net als voor elke zwangere vrouw 0,4 mg/dag; alleen bij zwangeren met een bewezen foliumzuurtekort of met eerder een kind met een neuralebuisdefect (spina bifida) 5 mg/dag. Er is geen overtuigend bewijs dat maternale vitamine K-profylaxe vóór de geboorte zinvol is.
Overige: Bij een vrouw die zwanger kan worden topiramaat niet gebruiken tenzij er geen geschikte alternatieve behandeling is. Vrouwen die zwanger kunnen worden moeten tijdens de behandeling zeer effectieve anticonceptie gebruiken. Bij zwangerschapswens de medicatie heroverwegen, kies zo mogelijk voor een veiliger middel; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Zwangerschapspreventieprogramma.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Bij gebruik van anti-epileptica is er 2–3× meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: bij kinderen die in utero met vigabatrine in aanraking zijn gekomen, zijn gezichtsvelddefecten en ontwenningsverschijnselen gemeld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, bij voorkeur als monotherapie en in de laagst effectieve dosis.
Overig: Bij zwangerschapswens medicatie heroverwegen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens wijzen enkele waarnemingen op uitgebreide uitscheiding.
Farmacologisch effect: Diarree, slaperigheid, prikkelbaarheid en onvoldoende gewichtstoename bij de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Afwegen of het geven van borstvoeding of het gebruik van dit geneesmiddel moet worden gestaakt.
Contra-indicaties
- gebruik door een vruchtbare vrouw die geen zeer effectieve anticonceptie gebruikt. De enige uitzondering: vrouwen met epilepsie voor wie er geen geschikte alternatieve behandeling is, maar die wel een zwangerschap plannen en volledig op de hoogte zijn van de risico’s van het gebruik van topiramaat tijdens de zwangerschap. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter zwangerschapspreventieprogramma;
- zwangerschap, behalve bij vrouwen met epilepsie voor wie er geen geschikte alternatieve behandeling is; zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zwangerschapspreventieprogramma: Schrijf bij meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden vanwege de teratogeniteit, topiramaat niet voor, behalve bij epilepsie als er geen geschikte andere behandeling is. Start niet met een behandeling zonder een negatieve zwangerschapstest die is bevestigd door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg. De noodzaak voor behandeling op zijn minst elk jaar opnieuw beoordelen. Vrouwen die zwanger kunnen worden, moeten effectieve anticonceptie gebruiken tijdens de behandeling, zonder onderbreking, ook bij amenorroe, en gedurende ten minste 4 weken na het stoppen van de behandeling. Gebruik een zeer effectieve anticonceptiemethode (bij voorkeur een gebruikersonafhankelijke, zoals een intra-uteriene methode of implantaat), of twee elkaar aanvullende methoden, waaronder een barrièremiddel. Zorg dat de patiënt uitgebreide informatie krijgt over de risico’s en relevante documentatie ontvangt. Zorg dat de patiënt de noodzaak begrijpt van het gebruik van effectieve anticonceptie, een regelmatige (ten minste jaarlijkse) evaluatie van de behandeling, de noodzaak van zwangerschapstesten en van het snel raadplegen van de arts bij mogelijke zwangerschap of zwangerschapswens. Zorg er bij voorschrijven aan jonge meisjes voor dat ouders/verzorgers de noodzaak begrijpen om contact met de voorschrijver te leggen als het meisje de menarche bereikt. Wanneer het meisje de menarche bereikt, geef dan de ouders/verzorgers voorlichting over de blootstelling aan topiramaat in utero en de noodzaak van het gebruik van zeer effectieve anticonceptie. Zie verder de rubriek Zwangerschap.
De behandeling van meisjes en vrouwen die zwanger kunnen worden moet worden gestart en begeleid door een arts met ervaring in de behandeling van epilepsie of migraine.
Controleer op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag.
Wees voorzichtig bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie of predispositie voor nierstenen, een voorgeschiedenis van oogaandoeningen en bij een leverfunctiestoornis. Voldoende vochtinname wordt aanbevolen om het risico van nierstenen te verkleinen en de kans op warmtegerelateerde bijwerkingen te verminderen.
Met name bij jonge kinderen is bij hoge temperatuur verminderd zweten en hyperthermie gemeld.
Bij optreden van secundair gesloten-kamerhoekglaucoom topiramaat zo snel mogelijk afbouwen en maatregelen treffen om de oogboldruk te verlagen. Een syndroom van acute bijziendheid met secundair gesloten-kamerhoekglaucoom is bij kinderen en volwassenen gemeld binnen 1 maand na start van de behandeling.
Bij optreden van defecten in het gezichtsveld, overwegen de behandeling te staken.
Voer bij vrouwen die zwanger kunnen worden vóór de start van de behandeling een zwangerschapstest uit. Wijs de vrouw op de risico's van topiramaat tijdens zwangerschap en de noodzaak van effectieve anticonceptie tijdens de behandeling, zie ook de rubriek Zwangerschap. Instrueer de vrouw om bij zwangerschapswens tijdig contact op te nemen met de arts, om te overleggen over de in die situatie meest geschikte behandeling.
Ernstige huidreacties. Informeer patiënten over tekenen van SJS en TEN. Bij vermoeden van SJS of TEN de behandeling stopzetten.
Controleer bij langdurig gebruik regelmatig op gewichtsverlies; overweeg bij klinisch significant gewichtsverlies, verhoogde voedselinname of dieetsupplement.
Bepaal bij symptomen van metabole acidose (Kussmaul-ademhaling, dyspneu, anorexie, misselijkheid, braken, extreme vermoeidheid, tachycardie of aritmie) en eventueel bij aandoeningen of behandelingen die vatbaar maken voor metabole acidose (als nierziekten, status epilepticus, diarree, operatie, ketogeen dieet) tijdens behandeling de serumbicarbonaatwaarden. Bij aanhouden van metabole acidose overwegen de dosering te verlagen of de behandeling te staken. Chronische onbehandelde metabole acidose verhoogt het risico op nierstenen en nefrocalcinose en leidt mogelijk tot osteopenie. Chronische metabole acidose bij kinderen kan osteomalacie veroorzaken en het groeitempo verlagen. De effecten op de groei en botgerelateerde gevolgen bij volwassenen zijn echter niet systematisch onderzocht.
Hyperammoniëmie en encefalopathie: bepaal de ammoniumspiegel bij patiënten die onverklaarbare lethargie of veranderingen in mentale status ontwikkelen en overweeg hyperammoniëmische encefalopathie; de kans op hyperammoniëmie is dosisgerelateerd en treedt vaker op bij comedicatie met valproïnezuur.
Het gebruik niet plotseling staken, maar geleidelijk afbouwen.
Achteruitgang van het cognitief functioneren is gemeld bij volwassenen, wat het nodig maakte de dosis te verlagen of te stoppen; bij kinderen zijn er nog onvoldoende gegevens op dit vlak.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gezichtsvelddefecten kunnen soms ernstig zijn en treden frequent (bij een derde) op; ze zijn waarschijnlijk niet reversibel, ook niet na staken. Een verergering van gezichtsvelddefecten nadat de behandeling is gestaakt, kan niet worden uitgesloten. De kans op gezichtsvelddefecten houdt verband met de blootstelling aan vigabatrine, mogelijk zowel wat betreft dosering als behandelduur. Vanwege het risico op gezichtsvelddefecten vigabatrine alleen gebruiken na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van andere handelingen. Bij patiënten met in de anamnese klinisch significante gezichtsvelddefecten, vigabatrine niet gebruiken.
Voer vóór het begin van de behandeling en daarna elke 6 maanden tijdens de hele duur van de behandeling, controle op gezichtsscherpte en gezichtsveldonderzoek uit (bij voorkeur middels gestandaardiseerde statische perimetrie (Humphrey of Octopus) of een kinetische perimetrie (Goldmann)). Instrueer de patiënt en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gezichtsvelddefecten en laat elk nieuw visusprobleem melden. Bij optreden van symptomen de patiënt doorverwijzen naar een oogarts. Indien gezichtsveldvernauwing wordt geconstateerd, overweeg de behandeling langzaam af te bouwen. Indien men besluit om de behandeling voor te zetten, het gezichtsveld frequenter controleren.
Bij kinderen onder de negen jaar is perimetrie zelden mogelijk; bij kinderen moeten de risico's en voordelen van een behandeling goed tegen elkaar afgewogen worden.
Bij sommige patiënten ziet men een toename van het aantal convulsies of kan een nieuw soort convulsies optreden.
Neurologische functies regelmatig controleren.
Bij optreden van intramyelinisch oedeem vigabatrine geleidelijk stoppen.
Als tijdens behandeling nieuwe bewegingsstoornissen optreden, de dosis verlagen of de behandeling geleidelijk afbouwen.
Controle op verschijnselen van zelfmoordgedachten en -gedrag is tijdens behandeling aangewezen.
Bij plotseling staken van de therapie is er kans op rebound-insulten; bij staken van de behandeling de dosis afbouwen in 2 tot 4 weken.
Levertesten zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de activiteit van ALT en in mindere mate ook van AST kan verminderen.- Sommige urinetesten (bv. op alfa-amino-adipische acidurie) zijn minder betrouwbaar omdat vigabatrine de hoeveelheid aminozuren in de urine kan verhogen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
ademhalingsdepressie, bradycardie, tremor en coma.
Zie voor verdere symptomen en behandeling op vergiftigingen.info bij vigabatrine.
Eigenschappen
Anti-epilepticum uit klasse van sulfamaatgesubstitueerde monosacchariden. Het werkingsmechanisme is nog niet geheel opgehelderd. Topiramaat blokkeert waarschijnlijk de spanningsgevoelige natriumkanalen, versterkt in hoge mate de activiteit van γ-aminoboterzuur en antagoneert in geringe mate de glutamaatactiviteit.
Kinetische gegevens
Resorptie | 81%. |
T max | 2–3 uur. |
F | 50%. |
V d | 0,55–0,8 l/kg bij vrouwen, 50% van de waarde bij mannen. |
Metabolisering | matig; ca. 20% wordt omgezet in zes metabolieten. |
Eliminatie | vnl. met de urine. |
T 1/2el | 21 uur, bij kinderen korter, bij nierfunctiestoornis: 40–80 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Anti-epilepticum. De werking berust op een selectieve en irreversibele remming van GABA-transaminase, waardoor de afbraak van de neurotransmitter γ-aminoboterzuur (GABA) wordt geremd en de GABA-concentratie in de hersenen stijgt. Er is geen direct verband tussen plasmaconcentratie en werkzaamheid. De werkingsduur is afhankelijk van de snelheid van GABA-transaminase hersynthese.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed. |
T max | ca. 1 uur bij volwassenen en kinderen; 2,5 uur bij pasgeborenen. |
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | renale uitscheiding: 70% binnen 24 uur, onveranderd met de urine. |
T 1/2el | 5–8 uur bij volwassenen; 5,5 uur bij kinderen; 5,7 uur bij zuigelingen en ca. 7,5 uur bij pasgeborenen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
topiramaat hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- vigabatrine (N03AG04) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Groepsinformatie
vigabatrine hoort bij de groep anti-epileptica.
- brivaracetam (N03AX23) Vergelijk
- cannabidiol (N03AX24) Vergelijk
- carbamazepine (N03AF01) Vergelijk
- cenobamaat (N03AX25) Vergelijk
- chloralhydraat (N05CC01) Vergelijk
- clonazepam (N03AE01) Vergelijk
- ethosuximide (N03AD01) Vergelijk
- felbamaat (N03AX10) Vergelijk
- fenfluramine (N03AX26) Vergelijk
- fenobarbital (N03AA02) Vergelijk
- fenytoïne (N03AB02) Vergelijk
- gabapentine (N02BF01) Vergelijk
- lacosamide (N03AX18) Vergelijk
- lamotrigine (N03AX09) Vergelijk
- levetiracetam (N03AX14) Vergelijk
- oxcarbazepine (N03AF02) Vergelijk
- perampanel (N03AX22) Vergelijk
- pregabaline (N02BF02) Vergelijk
- primidon (N03AA03) Vergelijk
- rufinamide (N03AF03) Vergelijk
- stiripentol (N03AX17) Vergelijk
- topiramaat (N03AX11) Vergelijk
- valproïnezuur (N03AG01) Vergelijk
- zonisamide (N03AX15) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- clusterhoofdpijn
- epilepsie, onderhoudsbehandeling
- migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen
- problematisch alcoholgebruik