Samenstelling
Florinef (acetaat) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,1 mg
Fludrace (acetaat) ACE Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 31,25 microg, 62,5 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Di-Adreson-F aquosum (Na-succinaat) ACE Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (voor i.m., i.v., s.c., intrathecale en intra- of peri-articulaire injectie en rectale toediening)
- Sterkte
- 25 mg
- Verpakkingsvorm
- met en zonder solvens (water voor injectie) 1 ml
De gereconstitueerde oplossing bevat: prednisolonnatriumsuccinaat 25 mg/ml, overeenkomend met prednisolon 18,7 mg/ml.
Prednisolon capsule FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg, 30 mg, 35 mg, 40 mg, 45 mg, 50 mg, 55 mg, 60 mg, 65 mg, 70 mg, 75 mg
Prednisolon drank/injectie FNA (als di-Na-fosfaat) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
(Mixtura prednisoloni FNA).
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
(Mixtura prednisoloni FNA).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof (voor i.m. of i.v. gebruik)
- Sterkte
- 12,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Bevat per ml: prednisolondinatriumfosfaat 16,8 mg, overeenkomend met prednisolon 12,5 mg. (Iniectabile prednisoloni FNA).
Prednisolon injectie (Na-succinaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (voor i.m., i.v., s.c. en intra- of peri-articulaire injectie)
- Sterkte
- 25 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
De gereconstitueerde oplossing bevat: prednisolonnatriumsuccinaat 25 mg/ml, overeenkomend met prednisolon 18,7 mg/ml.
Prednisolon tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg, 20 mg, 30 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Fludrocortison kan bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven. Zie voor meer informatie over de behandeling van primaire bijnierschorsinsufficiëntie en congenitale bijnierschorshyperplasie de ‘Clinical Practice Guidelines’ (filter op 'Adrenal') via Endocrine Society.
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole aandoeningen een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering klassieke NSAID’s oraal (diclofenac of naproxen), oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een ondanks profylaxe optredende jichtaanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine.
Prednis(ol)on wordt bij reumatoïde artritis aanbevolen als overbruggingstherapie bij het starten of wijzigen van een ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD). Het kan ook worden overwogen bij het starten of wijzigen van een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD). Overweeg prednis(ol)on als onderhoudstherapie in een zo laag mogelijke dosis i.c.m. een csDMARD. Neem patiëntkenmerken in acht, en patiëntvoorkeuren, risico’s en alternatieven.
Zie voor de behandeling van systemische lupus erythematodes (SLE) de richtlijnmodule Medicamenteuze behandeling – basis SLE via richtlijnendatabase.nl.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Geef een ABCDE-stabiele patiënt met een ernstige COPD-longaanval salbutamol; bij onvoldoende verbetering ook ipratropium. Geef bij verbetering een orale prednisolonkuur; verhoog de dosering van de luchtwegverwijders en/of pas de toedieningsvorm aan. Geef indien nodig een antibioticumkuur.
Verhoog bij een minder ernstige longaanval de dosering van de luchtwegverwijders. Geef afhankelijk van de mate van dyspneu een orale prednisolonkuur.
Onderhoudsbehandeling van COPD met orale corticosteroïden wordt in de eerstelijnszorg afgeraden; orale corticosteroïden hebben een geringe toegevoegde waarde bij de behandeling van mannen (de meeste deelnemers in klinisch onderzoek waren mannen) met stabiel COPD, maar de voordelen wegen niet op tegen de nadelen zoals de bijwerkingen verhoogde bloedglucoseconcentratie, hypertensie, bijniersuppressie en osteoporose.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemisch werkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Vermijd bij urticaria in eerste instantie uitlokkende factoren indien bekend. Start bij jeuk bij urticaria met lokale anti-jeukmiddelen. Geef vervolgens een tweedegeneratie-antihistaminicum, bij voorkeur levocetirizine of desloratadine en verdubbel de dosering bij onvoldoende effect. Overweeg bij aanhoudende, ernstige klachten van acute urticaria bij volwassenen ondanks een dubbele dosering antihistaminicum, eenmalig een kuur prednisolon. Doseer bij chronische spontane urticaria in de tweedelijnszorg tweedegeneratie-antihistaminica tot viermaal de geregistreerde dosis. Bij onvoldoende effect, overweeg als zijstap om te switchen tussen tweedegeneratie-antihistaminica, de toevoeging van montelukast en/of een korte kuur orale corticosteroïden. Vervolgens kan omalizumab en/of ciclosporine worden overwogen.
Bij de behandeling van exacerbaties van contacteczeem kunnen orale corticosteroïden worden overwogen als kortdurende acute interventietherapie in de tweedelijnszorg.
Zie voor een advies bij de profylaxe van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker: misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie.
Offlabel indicatie: zie voor de plaats van predniso(lo)n in de behandeling van Duchenne spierdystrofie (DMD) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Offlabel indicatie: Behandeling van artrose bestaat primair uit oefentherapie. Bij mensen met artrose van de knie en overgewicht is gewichtsreductie aan te bevelen. Medicamenteuze therapie begint met intermitterend gebruik van paracetamol en/of een cutane NSAID, waarbij de voorkeur afhangt van de locatie van de artrose. Bij onvoldoende effect kan intermitterend een oraal NSAID worden toegepast (diclofenac, ibuprofen of naproxen). Incidenteel is een intra-articulaire injectie met een corticosteroïd mogelijk, als bovengenoemde middelen onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd zijn. Overweeg in de tweedelijnszorg, afhankelijk van het aangedane gewricht (zie behandelplan), (offlabel) toepassing van duloxetine, predniso(lo)n, intra-articulair hyaluronzuur of eventueel tramadol.
Offlabel indicatie: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof zijn eerstekeusmiddelen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil (offlabel) is middel van eerste keus voor de onderhoudsbehandeling van clusterhoofdpijn. Bij het opbouwen van langdurige profylaxe, en bij een zogenaamde 'verapamil drug holiday', kan overwogen worden om ter overbrugging oraal een prednis(ol)onkuur (offlabel) of lokaal een GON-injectie (blokkade van de achterhoofdszenuw, 'Greater Occipital Nerve') met methylprednisolon(/lidocaïne) (offlabel) te geven.
Indicaties
- Ondersteuning van de glucocorticoïden-therapie bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie (ziekte van Addison) en bij congenitale bijnierschorshyperplasie (adrenogenitaal syndroom) met zoutverlies, als een extra mineralocorticoïd effect noodzakelijk blijkt te zijn.
Indicaties
Systemische therapie
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (zoals Felty- en Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, systemische lupus erythematodes, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals longaanval van astma of COPD, chronische astmatische bronchitis, sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), longaandoeningen ten gevolge van aspiratie, cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa (alleen rectaal) en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie in die gevallen waarbij natriumretentie optreedt, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen:
- Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties.
- Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie.
- Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Offlabel
- Duchenne-spierdystrofie.
- Handartrose met een inflammatoir beeld van de PIP- en DIP-gewrichten.
- Kortdurende profylaxe van clusterhoofdpijn: ter overbrugging bij opbouwen profylactische onderhoudsbehandeling, 'verapamil drug holiday' of bij exacerbatie.
Intrathecale therapie
- Di-Adreson-F aquosum injectie: in combinatie met andere intrathecaal toegediende geneesmiddelen (bv. methotrexaat en cytarabine), bij de behandeling van acute lymfatische leukemie in kinderen en adolescenten, met als doel preventie van recidieven in het centraal zenuwstelsel.
Gelokaliseerde injectie
- articulaire en peri-articulaire aandoeningen van inflammatoire aard.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De tabletten van 0,1 mg en 62,5 microg kunnen worden verdeeld in gelijke doses; de tablet van 31,25 microg niet.
Primaire bijnierschorsinsufficiëntie
Volwassenen
Florinef: 0,1 mg 3×/week tot 0,2 mg per dag, een gebruikelijke dosis is 0,1 mg 1×/dag. Indien transiënte hypertensie ontstaat, de dosis verlagen tot 0,05 mg/dag. Als bij de minimale dosis nog steeds sprake is van hypertensie, de behandeling staken. De behandeling combineren met een glucocorticoïd als hydrocortison (10–30 mg/dag) of cortison (10–37,5 mg/dag).
Fludrace: 62,5–187,5 microg per dag (= 1-3 tabletten van 62,5 microg). Bij transiënte hypertensie de dosering met 62,5 microg verlagen. De behandeling combineren met een glucocorticoïd als hydrocortison of cortison.
Kinderen vanaf 2 jaar
Fludrace: 62,5-125 microg per dag (= 2-4 tabletten van 31,25 microg), individueel titreren. De behandeling combineren met een glucocorticoïd als hydrocortison of cortison.
Congenitale bijnierschorshyperplasie met zoutverlies
Volwassenen
0,1–0,2 mg per dag of 62,5–187,5 microg per dag.
Kinderen
Florinef: 0,05–0,1 mg per dag. Kinderen tot 1 jaar in combinatie met 1–3 g natriumchloride per dag verdeeld over verschillende voedingen.
Fludrace: bij kinderen vanaf 2 jaar: 62,5-125 microg per dag (= 2-4 tabletten van 31,25 microg), individueel titreren.
Toediening
- De tabletten met wat water innemen.
- Kinderen die de tabletten niet kunnen doorslikken moeten worden behandeld met een andere toedieningsvorm.
Doseringen
In het algemeen
Volwassenen
Oraal: In het algemeen wordt een kortdurende stootkuur, die min of meer abrupt kan worden gestaakt, een langdurige intensieve therapie of een chronische palliatieve therapie (bv. bij reumatoïde artritis) gegeven. Bij een langdurige intensieve therapie, afhankelijk van de ernst van het ziekteproces, beginnen met 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 2–4 giften; zo nodig verhogen. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie). Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op een recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.
I.m. of s.c.-injectie (Na-succinaat): begindosering 25 mg per dag, zo nodig verhogen. Prednisoloninjectie FNA (als di-Na-fosfaat): i.m. begindosering 18,7 mg per dag, zo nodig verhogen. Indien binnen een paar dagen geen gunstige respons wordt verkregen, de toediening staken. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en indien mogelijk overschakelen op orale therapie, bij voorkeur 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie).
I.v.-injectie (Na-succinaat): tot 125 mg (in 3–5 min toedienen of via een i.v.-infuus) bij acute, levensbedreigende situaties. Prednisoloninjectie FNA (als di-Na-fosfaat): tot 93,5 mg i.v. in 3-5 min in levensbedreigende situaties.
Kinderen
Zie voor de doseergegevens het Kinderformularium van het NKFK.
Jichtartritis
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Artritis: oraal 30 mg 1×/dag, gedurende 5 dagen; verleng tot 10 dagen bij verbetering maar onvoldoende herstel.
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Volgens de NVR-Richtlijn Reumatoïde Artritis (RA): als overbruggingstherapie bij het starten of wijzigen van een DMARD: oraal 30 mg of 15 mg per dag step-down; zo snel mogelijk afbouwen, binnen 3 maanden, om de cumulatieve dosis te beperken.
Als onderhoudstherapie in combinatie met een conventionele DMARD: zo laag mogelijk doseren: ≤ 7,5 mg/dag.
Longaanval astma of COPD
Volwassenen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2024): oraal 40 mg 1×/dag gedurende 5 tot 14 dagen.
Kinderen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2024): oraal 1 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2 giften, max. 40 mg/dag, gedurende 3 dagen. Indien gift wordt uitgebraakt, opnieuw toedienen. Verleng de behandelduur naar 5 dagen bij ziekenhuisopname vanwege astma in de afgelopen 3 jaar, longaanval in de afgelopen 3 jaar en/of orale corticosteroïdkuur in de afgelopen 3 jaar, of IC-opname vanwege astma in de afgelopen 5 jaar.
Colitis ulcerosa
Volwassenen
Rectaal (Na-succinaat): 25 mg in 120 ml fysiologisch-zoutoplossing als retentieklysma.
Ernstige zonneallergie
Volwassenen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Zonneallergie: oraal 20-30 mg per dag gedurende 5-7 dagen.
Idiopathische perifere aangezichtsverlamming
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Perifere aangezichtsverlamming: oraal 25 mg 2×/dag gedurende 10 dagen, te beginnen zo snel mogelijk en uiterlijk een week na het begin van de klachten.
Acute lymfatische leukemie
Kinderen
Intrathecaal: Di-Adreson-F aquosum injectie: De dosering is gebaseerd op expert-opinie en kan worden gevonden in de behandelprotocollen van Stichting Kinder Oncologie Nederland (SKION) via skion.nl/hemato-oncologie.
Lokale behandeling bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen
Volwassenen
Intra- of peri-articulair: (Na-succinaat): 10–25 mg, afhankelijk van de grootte van het gewricht en de ernst van de symptomen, zo nodig de injectie herhalen. Maximaal vijf injecties per gewricht toedienen in het gehele leven vanwege het gevaar van aseptische botnecrose.
Offlabel: Duchenne-spierdystrofie
Kinderen vanaf ongeveer 5 jaar
Volgens de VRA-richtlijn Duchenne spierdystrofie (DMD) (2021): 0,75 mg/kg lichaamsgewicht per dag bij voorkeur in de ochtend, max. 30 mg per dag. Start met een intermitterend schema van 10 dagen wel behandelen en 10 dagen niet behandelen. Start de behandeling rond de leeftijd van 5 jaar. Evalueer jaarlijks het schema en de dosering.
Offlabel: handartrose
Volwassenen
Volgens de NVR-richtlijn Behandeling van handartrose: alleen bij handartrose met een inflammatoir beeld van de PIP- en DIP-gewrichten: oraal max. 10 mg/dag gedurende enkele weken.
Offlabel: kortdurende profylaxe van clusterhoofdpijn
Volwassenen
Volgens de NVN-richtlijn Hoofdpijn, module Clusterhoofdpijn (2023): begindosering 60 mg/dag, iedere 5 dagen afbouwen met 5 mg. Een ander schema is: begindosering 100 mg/dag gedurende 5 dagen, afbouwen met 20 mg per 3 dagen. Wees terughoudend met het gebruik (bv. maximaal 1×/jaar een kuur), vanwege cumulerende risico's van corticosteroïden, zoals osteoporose.
Toediening
- De orale preparaten bij voorkeur innemen vóór of tijdens de maaltijd, bij 1× daagse toediening 's ochtends.
- Maagirritatie kan worden voorkomen door inname tijdens of vlak na het eten.
- De tabletten innemen met een ruime hoeveelheid melk of water. De capsules heel doorslikken met een half glas water.
Bijwerkingen
In de aanbevolen lage doses vormen de bijwerkingen van fludrocortison gewoonlijk geen probleem. De meeste bijwerkingen worden veroorzaakt door de mineralocorticoïde activiteit van het middel.
Frequentie onbekend: hypokaliëmische alkalose, anorexia. Hallucinaties. Convulsies, hoofdpijn, syncope, dysgeusie. Vergroot hart, congestief hartfalen. Hypertensie. Diarree. Spieratrofie, spierzwakte. Oedeem, significante gewichtstoename. Kaliumverlies (met spierzwakte tot gevolg bij ernstig kaliumverlies). Wazig zien.
Verder kunnen optreden: psychische stoornissen zoals insomnia, depressie, euforie, wisselende gemoedstoestand, psychotische symptomen en persoonlijkheidsveranderingen. Menstruatiestoornissen. Hyperaciditeit.
Bijwerkingen
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur. Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht, gelijkend op artropathie van Charcot, optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid en opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, urticaria, allergische dermatitis, hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Bloed- en lymfestelsel: erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie.
Zenuwstelsel: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocrien: menstruatiestoornissen, hirsutisme, ontstaan van het Cushingsyndroom, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden, belemmering van de groei bij kinderen.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psyche: stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Hart en bloedvaten: hartfalen bij gepredisponeerde patiënten, bradycardie (bij hoge dosering), hypertensie, trombo-embolie.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties), malaise.
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Na intrathecale toediening in combinatie met methotrexaat en cytarabine zijn neurotoxische bijwerkingen zoals toevallen, leuko-encefalopathie en langetermijn cognitieve stoornissen, en secundaire tumoren gemeld.
Interacties
- Vaccinatie met levend-verzwakt virus bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Niet-levende vaccins zijn mogelijk minder effectief.
- Enzyminducerende stoffen zoals fenobarbital, fenytoïne, primidon, rifampicine en carbamazepine kunnen de afbraak van corticosteroïden versnellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen.
- Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
- De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's kan tot een additief ulcerogeen effect leiden.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
- Bij veranderingen in de schildklierstatus kan aanpassing van de corticosteroïddosering nodig zijn.
Interacties
- Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
- Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat en ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
- De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
- De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
- De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
- De respons op somatropine kan verminderen.
- De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
- De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
- Hoge doses corticosteroïden kunnen neuromusculair blokkerende stoffen antagoneren en de kans op myopathie verhogen.
- Bij combinatie met ACE-remmers is er meer kans op het optreden van veranderingen in bloedceltellingen.
- Huidreacties veroorzaakt door allergietesten kunnen worden onderdrukt.
Zwangerschap
Teratogenese: Substitutietherapie met fludrocortison leidt waarschijnlijk niet tot neonatale bijnierschorssuppressie of intra-uteriene groeivertraging.
Advies: Fludrocortison kan tijdens de zwangerschap worden gegeven als substitutietherapie.
Zwangerschap
Prednisolon wordt grotendeels geïnactiveerd in de placenta. De foetale serumconcentratie is ca. 10% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Kan worden gebruikt, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Vruchtbaarheid: Bij gebruik van prednisolon in hoge doses gedurende een lange periode (30 mg/dag gedurende minimaal 4 weken) zijn bij vruchtbare mannen reversibele stoornissen van spermatogenese waargenomen die een aantal maanden na staken van de behandeling aanhielden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding kan tijdens substitutietherapie met fludrocortison worden gehandhaafd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate. Bij systemisch gebruik van doseringen tot 80 mg per dag is de relatieve kinddosis 1-5%. De halfwaardetijd in de borstvoeding bedraagt ca. 2,5 uur.
Farmacologisch effect: Nadelige effecten op de zuigeling zijn niet gemeld, ook niet bij kortdurende toediening van hogere doses.
Advies: Kan worden gebruikt. Bij langer durend gebruik (zoals bij behandeling van een auto-immuunziekte) overwegen om na inname 3–4 uur te wachten met voeden. Bij gebruik van een hogere dosis gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.
Contra-indicaties
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- tropische worminfecties;
- na vaccinatie met levend-verzwakt virus;
- onbehandeld hartfalen.
Contra-indicaties
Systemische therapie
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties;
- overgevoeligheid voor glucocorticoïden;
- zie ook de rubriek Interacties.
Lokale therapie
- infectie op de plaats van aandoening, bijvoorbeeld septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht;
- overgevoeligheid voor glucocorticoïden.
Voor intrathecale therapie gelden de contra-indicaties voor systemische en lokale therapie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de mineralocorticoïde werking van fludrocortison, zowel de dosering als de zoutinname nauwlettend controleren, om ontstaan van hypertensie, oedeem of gewichtstoename te voorkomen. Bij langdurige behandeling de elektrolytspiegels controleren. Een natriumbeperkt dieet en kaliumsuppletie kunnen noodzakelijk zijn. Corticosteroïden kunnen de calciumexcretie verhogen, waardoor osteoporose kan optreden of verergeren.
Bij stress (operatie, trauma, ernstige ziekte) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar tot een jaar ná behandeling met fludrocortison, kan een ondersteunende corticosteroïddosering noodzakelijk zijn.
Corticosteroïden kunnen de gevoeligheid voor infecties verhogen en bepaalde symptomen van een infectie maskeren; tevens kan lokalisatie van een infectie moeilijk zijn. Bijvoorbeeld waterpokken, mazelen, herpes zoster of lintworm kunnen een ernstiger of zelfs fataal verloop hebben. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van corticosteroïden te beginnen.
Comorbiditeit: wees voorzichtig bij ulcuslijden in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), recente intestinale anastomosen, latente tuberculose, psychische stoornissen in de voorgeschiedenis, osteoporose, nierinsufficiëntie, hypertensie, hartfalen, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, Cushingsyndroom, diabetes mellitus, convulsies, gemetastaseerd carcinoom en ernstige spierzwakte.
Bij langdurige corticosteroïdbehandeling is een adequate eiwitinname van belang om de neiging tot gewichtsverlies of spiervermindering/-verzwakking, gepaard gaand aan een negatieve stikstofbalans, tegen te gaan.
Regelmatige oogheelkundige controle is gewenst, vanwege het risico op cataract en glaucoom.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik, in verband met de groeiremmende werking van corticosteroïden.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose of hypertensie) bij hen gepaard kunnen gaan met ernstigere gevolgen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles en profylaxe: Bij langdurig gebruik regelmatig oogheelkundig onderzoek uitvoeren, vanwege het risico op cataract en glaucoom. Tevens de bloedglucosespiegel regelmatig controleren. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Geef osteoporoseprofylaxe bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis; bij een dosis van ≥ 15 mg prednisolon/dag aan alle patiënten en bij een dosis van 7,5–15 mg prednisolon/dag aan mannen ≥ 70 jaar en postmenopauzale vrouwen. Bij mannen < 70 jaar en premenopauzale vrouwen bij een dosis van 7,5–15 mg prednisolon/dag (> 3 maanden) wordt een DXA-scan geadviseerd, en zo nodig behandeling gestart. Zie de NHG- en CBO-richtlijn m.b.t. fractuurpreventie.
Endocriene effecten: Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Immunosuppressieve effecten: Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen.
Comorbiditeit: Vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornissen in de anamnese, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea.
Bij systemische sclerose is bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig bij deze patiënten. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
Niet toepassen bij de behandeling van hoofdtrauma of beroerte, omdat het effect ervan twijfelachtig is of zelfs schadelijk zou kunnen zijn.
I.m.-injectie niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Hulpstoffen: Wees voorzichtig met propyleenglycol in drank FNA bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die propyleenglycol of alcohol bevatten.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling: vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Synthetisch adrenocorticosteroïd met krachtige mineralocorticoïde eigenschappen, ongeveer vergelijkbaar met die van aldosteron. Mineralocorticoïden hebben invloed op de water- en zouthuishouding; in lage orale doses veroorzaakt fludrocortison een duidelijke natriumretentie en verhoogt het de excretie van kalium in de urine. Het heeft ook een glucocorticoïde werking; deze is echter gering in verhouding tot het mineralocorticoïde effect. Het mineralocorticoïde effect is ca. 100 × sterker dan dat van hydrocortison en het glucocorticoïde effect is ca. 15 × sterker dan dat van hydrocortison.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en volledig. |
T max | 4–8 uur. |
Metabolisering | vnl. in de darm en lever. |
Eliminatie | 80% als polaire conjugaten met de urine, de overige 20% gedeeltelijk met de feces. |
T 1/2el | ≥ 3½ uur. |
Overig | de biologische halfwaardetijd is 18–36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Corticosteroïd met glucocorticoïde eigenschappen; de mineralocorticoïde werking is gering.
Kinetische gegevens
Overig | prednisolonnatriumsuccinaat (Di-Adreson-F aquosum) wordt na toediening snel door esterasen omgezet in prednisolon. |
Resorptie | goed. |
T max | oraal 1–2 uur. |
Eliminatie | vnl. met de urine als vrije en geconjugeerde metabolieten, en een aanzienlijke hoeveelheid onveranderd prednisolon. |
T 1/2el | 2–4 uur. Biologische halfwaardetijd = 12–36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fludrocortison hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
prednisolon (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- deflazacort (H02AB13) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- COPD, aanvalsbehandeling
- Reumatoïde artritis
- artrose
- astma, aanvalsbehandeling
- clusterhoofdpijn
- colitis ulcerosa
- contacteczeem
- jicht
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- urticaria
- ziekte van Crohn